Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is het jaarverslag 1999-2000 van het Kinderrechtencommissariaat.
De bespreking is geopend.
Ik wil de kinderrechtencommissaris en haar ploeg feliciteren met het zeer goede verslag van de werkzaamheden van 1 oktober 1999 tot eind september 2000. Vorig jaar zei ik nog dat de kinderrechtencommissaris een braakliggend terrein moest bewerken. Ik formuleerde toen namens de CVP heel wat opmerkingen en suggesties, en ben zeer blij dat met al deze bemerkingen rekening werd gehouden.
In het verslag wordt duidelijk gemaakt dat het Kinderrechtencommissariaat haar decretale taken verder heeft uitgewerkt, en dat duidelijk werd gemaakt welke taken prioritair zijn. Het commissariaat wordt immers geconfronteerd met vragen en verwachtingen uit de meest verschillende hoeken, waaronder de kinderen zelf en het Vlaams Parlement. Het is aan het commissariaat om de manier te bepalen waarop het met deze vragen en verwachtingen omgaat. In samenspraak met de buitenwereld is nu duidelijk geworden dat de eigenlijke taak van het commissariaat het stimuleren is van een kinderbeleid in Vlaanderen.
Bij de oprichting in 1997 werd er op gewezen dat het belangrijk was om het debat over de kinderrechten te voeren. Het decreet tot oprichting van het Kinderrechtencommissariaat maakte dan ook gewag van enkele zeer belangrijke taken, zoals de opvolging van het kinderrechtenverdrag; de navolging, evaluatie en bekendmaking van de leefomstandigheden van kinderen; de vertolking van de rechten en noden van kinderen.
Het Kinderrechtencommissariaat moet een manier zoeken om kinderen aan het beleid te laten participeren. De hoofdklemtoon van de opdracht van het commissariaat ligt dan ook op een krachtig en participatief kinderbeleid. En daar ben ik zeer tevreden mee. De nood daaraan is immers zeer groot, en er is nog heel wat werk aan de winkel. Ik ben blij dat ook de pers deze boodschap heeft begrepen, en niet zoals vorig jaar al de nadruk legt op de ombudsfunctie van het Kinderrechtencommissariaat.
Bij de oprichting van het Kinderrechtencommissariaat werd gewerkt op basis van twee invalshoeken. De coördinerende minister van de Kinderrechten heeft haar taak vorig jaar echter schromelijk verwaarloosd, het ging gewoon om een verloren jaar. Door de versnipperde benadering van de problematiek en het gebrek aan coördinatie en systematisch overleg werden de doelstellingen dan ook niet bereikt.
Twee Vlaamse decreten regelen de jaarlijkse verslagen die door de regering en het Kinderrechtencommissariaat moeten worden opgemaakt. De bespreking van deze verslagen vormt natuurlijk het moment bij uitstek om opmerkingen te formuleren over de evolutie en de knelpunten op het terrein. Dit moet het mogelijk maken om onmiddellijk adequaat te reageren bij de uitwerking en opstelling van decreten. Het moet tevens de aanzet vormen tot een vruchtbaar overleg tussen het Vlaams beleid en het Kinderrechtencommissariaat om de kinderrechten in de samenleving optimaal te kunnen implementeren.
De complementariteit tussen de opdrachten van het commissariaat en de Vlaamse regering moet dan ook duidelijker worden. De verslagen zouden samen en inclusief moeten worden besproken. De periode waarop de verslagen betrekking hebben, en het moment van indiening moeten op elkaar worden afgestemd. Het jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat wordt onmiddellijk in plenaire vergadering besproken, terwijl het verslag van de Vlaamse regering in de commissie voor Welzijn werd besproken. Ik ben van mening dat het aangewezen is om voor beide verslagen heel het parlement te mobiliseren.
Vorig jaar vond men het spijtig dat we tijdens plenaire vergadering niet kunnen debateren met de Kinderrechtencommissaris. Toen we in het voorstel van decreet inzake Kinderrechten bepaalden dat jaarlijks verslag zou worden uitgebracht tijdens de plenaire vergadering, wilden we er zo voor zorgen dat alle parlementsleden zich er bewust zouden van worden dat kinderen rechten hebben. Ik vind het spijtig dat de oplossing die onlangs werd toegelicht in het uitgebreid Bureau toch niet kon worden toegepast. Daarom dring ik erop aan in de komende maanden alsnog een debat mogelijk te maken in de bevoegde commissies.
We moeten de rol van het Kinderrechtencommissariaat en zijn Commissaris ook verduidelijken. Zo zouden in een Samenwerkingsprotocol tussen Parlement en Commissariaat afspraken gemaakt moeten worden over zaken als adviesaanvraag en timing en het kindeffectenrapport. Toen we vorige week het regerinsverslag bespraken, kon de Kinderrechtencommissaris het woord niet nemen.
De waakhondfunctie van het Commissariaat mag niet gereduceerd worden tot één jaarlijks verslag dat plenair besproken wordt. Ik zal een voorstel tot wijziging van het Reglement indienen zodat we op regelmatige basis van gedachten kunnen wisselen.
In het verslag merk ik dat het Commissariaat er in de loop van dit jaar in geslaagd is expertise en competentie op te bouwen. Het Commissariaat werkt ook aan een netwerk en waardoor zijn functie niet beperkt is tot die van ombudsman. Het jaarverslag is niet langer een plakboek, maar een echte bibliografie. De verschillende thema's worden steeds beter afgelijnd. Ik betreur het evenwel dat het thema Kinderen en hun recht op gezondheid, blijkbaar geen discussiethema is.
Ik beveel iedereen aan het Kinderrechtenrapport eens grondig te lezen. De CVP-fractie bevestigt haar vertrouwen in het Commissariaat en hoopt dat we voortaan iets vaker in dialoog kunnen treden.
Eerst en vooral feliciteer ik het Kinderrechtencommissariaat met zijn werk. Zijn opdracht is inderdaad enorm en daarbij komt nog dat het commissariaat jaarlijks het parlement moet informeren. Ik zal op korte termijn onderzoeken of we het decreet moeten wijzigen om een rechtstreekse gedachtewisseling mogelijk te maken.
Ik stel vast dat het Commissariaat de Kinderrechten voluit moet verdedigen en daarvoor zijn niet alleen middelen, maar ook mensen nodig. De belangrijkste opdracht blijft informeren en sensibiliseren. Ik weet dat het informatiemateriaal weldegelijk gebruik wordt. Het is ook goed dat het Kinderrechtencommissariaat openbare activiteiten organiseert, maar misschien zou het Commissariaat vaker publiek stelling moeten nemen.
Blijkbaar kunnen kinderen en jongeren, binnen de sensibiliseringscampagne Rechten in je buurt, via een referendum hun mening geven over gewenste veranderingen in hun buurt. Ik hoop dat de nieuwe gemeentebesturen daarmee rekening houden bij ht opmaken van hun beleidsplannen voor de komende zes jaar. Ik meen wel dat de ondersteuningsstructuur die in de pilootgemeenten werd uitgeprobeerd, een blijvend aandachtspunt moet zijn. Volwassenen zullen niet automatisch de stem van kinderen inbrengen.
De geformuleerde adviezen bij het decreetgevend werk in dit parlement zijn goed onderbouwd en noodzakelijk. Het aantal adviezen is toegenomen, maar ik vraag om het werkterrein nog meer te verruimen naar de hardere materies. Ik verwijs hier naar twee debatten in het Vlaams Parlement. Inzake milieu en gezondheid moet men voor kinderen een andere maat gebruiken voor de meetpunten. Bij het decreet rond basismobiliteit moet men ook bedenken dat jonge kinderen zich in deze tijd niet zelf kunnen verplaatsen naar vriendjes of naar grootouders.
Ik vind het zeer belangrijk om het rapport van de regering over de implementatie van de kinderrechten en het rapport van het kinderrechtencommissariaat op hetzelfde moment te bespreken en er één enkele conclusie aan te verbinden. De ingekomen en de behandelde klachten in het jaarrapport moeten we meenemen in al ons parlementair werk.
Ik wil het Kinderrechtencommissariaat uitdrukkelijk danken voor het leesbare rapport dat ze heeft afgeleverd. Ik wil mijn medewerking aanbieden voor de implementatie ervan en succes toewensen voor de werking van volgend jaar.
Het jaarverslag is goed uitgewerkt en het bevat boeiende cijfergegevens. Het geeft ook een overzicht van de taken van het Kinderrechtencommissariaat, dat nu wel op kruissnelheid komt. De vraag van het Commissariaat naar de bijkomende aanwerving van een jurist en van een communicatiewetenschapper is dan ook verantwoord.
Een belangrijke taak is de toetsing aan het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. In de jeugddossiers die aan bod komen in de commissie Cultuur wordt er expliciet verwezen naar dit Internationaal Verdrag. Ook in de welzijnsdossiers groeit die reflex, maar op andere beleidsdomeinen is dat minder het geval. Een nieuwe juridische medewerker zou daarvoor aandacht kunnen vragen.
Meer dan vroeger bellen kinderen en tieners zelf naar het Kinderrechtencommissariaat en 90 procent van deze vragen is ontvankelijk. De media-aandacht voor het Kinderrechtencommissariaat naar aanleiding van het Kinderrechtenfeest of van de viering van 10 jaar Kinderrechten speelt daarbij een belangrijke rol. De aanwerving van een communicatiewetenschapper zou ertoe kunnen bijdragen dat ook de tieners beter bereikt worden.
We hebben ook een aantal bedenkingen bij het jaarverslag.
We betreuren de manier waarop het werd gecommuniceerd. Het zou beter zijn het eerst te bespreken in het parlement, eventueel in een commissie ad hoc, die toch toegankelijk is voor de pers.
Bij het overlopen van de adviezen krijgen we de indruk dat het Commissariaat zijn beleidswerk te veel laat bepalen door de agenda van de regering in plaats van zelf op de politieke agenda te wegen.
Vorig jaar hebben we bijkomende gegevens gevraagd over de sociale achtergrond van de kinderen en over de betrokkenheid van allochtone kinderen en jongeren. De kinderen worden nog steeds alleen naar leeftijd ingedeeld, terwijl het toch niet zo moeilijk is om navraag te doen naar het beroep van de ouders. Voor volwassenen wordt immers ook naar het beroep gevraagd. Deze informatie is belangrijk voor het uitwerken van een geschikte communicatiestrategie.
Tot nu toe werd er slechts één kindeffectenrapport opgemaakt. Nochtans vraagt het decreet geen uitgebreid rapport, wel dat de reflex zou groeien om stil te staan bij de mogelijke gevolgen voor kinderen. Daarom vragen we dat er volgend jaar een overzicht zou gegeven worden van de gemaakte kindeffectenrapporten.
Tijdens de vorige legislatuur werd een interministeriële conferentie voor de Rechten van het Kind opgericht, die echter niet legislatuuroverschrijdend was. Daarom hopen we dat minister Anciaux snel werk maakt van de oprichting van deze conferentie.
De aanleiding voor mijn tussenkomst is het verslag van het Kinderrechtencommissariaat en de bespreking van het verzoekschrift van Forum dat meer ruimte vraagt voor het kind.
Op basis van de bespreking in de commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening wil ik drie aanbevelingen doen.
Er is geen advies geweest van het Kinderrechtencommissariaat bij het decreet Ruimtelijke Ordening en het decreet Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ik vraag dat deze twee decreten alsnog zouden getoetst worden aan het Kinderrechtenverdrag, zodat de ruimte voor kinderen kan gewaarborgd worden bij de opmaak van de ruimtelijke plannen. De ruimtelijke ordening is een sector met heel wat inspraakprocedures. Het vinden van aangepaste procedures voor inspraak van kinderen en jongeren is een uitdaging.
Door het principe van de subsidiariteit zullen de gemeentelijke structuurplannen bepalend zijn, terwijl de provinciale structuurplannen een oplossing moeten geven voor bovenlokale jongereninfrastructuur. Een deel van de toeristische en de recreatieve infrastructuur moet zich ook richten naar kinderen en jongeren.
De campagne "Rechten in je buurt" is een stap vooruit. In het huidig verslag wordt gewag gemaakt van de samenwerking met een aantal administraties, maar het is belangrijk om deze samenwerking uit te breiden ondermeer naar ruimtelijke ordening. Ik hoop dat we er samen met dit parlement, de regering en het commissariaat in slagen meer ruimte te creëren voor kinderen en jongeren. (Applaus bij Agalev)
De bespreking is gesloten