Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Karolien Grosemans, Loes Vandromme, Jean-Jacques De Gucht, Koen Daniëls, Hilâl Yalçin en Kathleen Krekels tot uitvoering van maatregelen over het lerarenambt.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Collega’s, dit voorstel van decreet begon oorspronkelijk als een ontwerp van decreet en werd omgevormd tot een voorstel van decreet, zodat het nog kon worden gestemd voor het zomerreces en de scholen duidelijkheid konden krijgen over de nieuwe regelgeving. Helaas heeft dat geleid tot een langer dan verwacht traject, omdat we advies wilden inwinnen bij de Raad van State en de Gegevensbeschermingsautoriteit. Die adviezen zijn goed, want ze maken het voorstel van decreet juridisch robuuster en bieden de nodige garanties voor de gegevensbescherming. Maar het heeft wel extra tijd gekost. Het was belangrijk om alle aspecten grondig te onderzoeken. Dat is meteen ook de reden waarom het hier rechtstreeks in de plenaire vergadering komt. Is dat een ideaal parcours? Neen, wij hadden het ook liever eerst in commissie behandeld. We willen zulke zaken ook absoluut vermijden, maar het lukte helaas niet, vandaar dus dat het hier in de plenaire vergadering komt.
Het voorstel van decreet bevat een aantal maatregelen rond het lerarenambt. De twee uitgangspunten daarbij zijn: het lerarentekort verder aanpakken en de waardering voor het lerarenberoep verhogen. Het decreet voert een aantal maatregelen op middellange termijn uit die zijn opgenomen in de conceptnota ‘Herwaardering lerarenambt’ van 3 december 2021 en maatregelen die niet als zodanig in de conceptnota zijn opgenomen, maar die lesgeven aantrekkelijker moeten maken en vooral ook zo houden, dus niet alleen maatregelen voor wie de stap naar het onderwijs overweegt, maar ook voor wie al in het onderwijs aan de slag is.
Om het lerarentekort op korte termijn het hoofd te bieden, nam deze meerderheid in 2022 al een aantal maatregelen die moeten toelaten dat scholen snel bijkomende personeelsleden kunnen aanwerven om leraren in de klas maximaal te ondersteunen. Die maatregelen maakten deel uit van het decreet van 8 juli 2022 tot uitvoering van dringende maatregelen om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen. Ook de meest recente onderwijs-cao XII van 10 september 2021 bevat heel wat maatregelen om het lerarenberoep voldoende aantrekkelijk te maken en te houden, zoals de internetvergoeding, de verhoging van de fietsvergoeding, aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel en bijkomende middelen voor aanvangsbegeleiding. Voor die cao, collega’s, wordt 188 miljoen euro per jaar uitgetrokken.
Daarnaast gaf de Vlaamse Regering ook al uitvoering aan een aantal maatregelen op middellange termijn uit de conceptnota ‘Herwaardering lerarenambt’, zoals de verhoging van de anciënniteit voor zijinstromers, de proeftuinen, het omzetten van punten naar uren om andere profielen aan te trekken, en de lerarenbonus. We maken ons sterk dat al die maatregelen stilaan hun vruchten beginnen af te werpen. Er zijn gelukkig weer meer inschrijvingen in de lerarenopleidingen en een recordaantal zijinstromers kiest ervoor om voor de klas te staan.
Maar we zijn er nog niet, collega’s, en daarom nemen we met dit voorstel van decreet een reeks bijkomende maatregelen, zodat scholen nog meer instrumenten en mogelijkheden ter beschikking krijgen. De ingangsdatum is 1 september 2023. Ik deel de maatregelen op in drie categorieën. Er zijn maatregelen om het lerarentekort aan te pakken, maatregelen om het lerarenambt te herwaarderen en een reeks andere maatregelen. Ik wil hier wel benadrukken dat de maatregelen niet verplicht zijn, maar mogelijkheden zijn voor schoolbesturen.
Ik begin met de maatregelen om het lerarentekort aan te pakken. Hier hebben we twee tijdelijke maatregelen ingeschreven, tot en met het schooljaar 2024-2025, en één generieke. De twee tijdelijke maatregelen zijn de omzetting van een niet-vacante betrekking naar punten of uren, en daaraan gekoppeld het tijdelijk versoepelen van de mogelijkheid om een gastleraar in te schakelen.
Een school wordt niet enkel bij de start van het schooljaar geconfronteerd met een lerarentekort, maar ook in de loop van het schooljaar moet een school op zoek naar een leraar voor de vervanging van een afwezig personeelslid. Als de school geen leraar als vervanger vindt, betekent dat dat de betrekking tijdens de duur van de afwezigheid geheel of gedeeltelijk oningevuld blijft en dat leerlingen ofwel in de studie moeten blijven of naar huis worden gestuurd. Om dat te vermijden, willen we scholen in het basis- en secundair onderwijs tijdelijk de mogelijkheid geven om bij de afwezigheid van een leraar de vacature in te vullen of er alleszins voor te zorgen dat er extra ondersteuning wordt geboden aan de leerlingen op de klasvloer.
Hiervoor zijn er twee maatregelen. De eerste is het omzetten van niet-vacante betrekkingen in punten beleids- en ondersteunend personeel voor het basisonderwijs of ondersteunend personeel voor het secundair onderwijs of in uren voor paramedische disciplines voor het buitengewoon onderwijs. Deze maatregel bestond al voor vacante betrekkingen en wordt nu uitgebreid naar vervangingen. We zetten hier prioritair in op het leerplichtonderwijs.
Het aantrekken van een gastleraar om een vervanging in te vullen is een tweede maatregel. Deze maatregel geldt als een tijdelijke maatregel voor het leerplichtonderwijs en als een permanente in het deeltijds kunstonderwijs (dko) en het volwassenenonderwijs (cvo’s). Voor het basisonderwijs is het een nieuwe maatregel. We beperken de uren van de gastleraar tot maximum een derde van een voltijdse opdracht. In het secundair onderwijs is het een aanpassing van een bestaande tijdelijke maatregel. We beperken de omzetting van uren leraar tot maximum een derde van de lessentabel van het betrokken bestuursonderdeel, zo ook in het buitengewoon secundair onderwijs.
In het dko en het volwassenenonderwijs is het een aanpassing van een bestaande maatregel. Hier is er geen beperking op het aan te wenden voltijdsequivalent (vte) of de leraarsuren. Met deze maatregel brengen we dus expertise van buiten de school naar binnen. Denk aan iemand uit de bankensector die een onderdeel van het vak economie komt geven of een fietsenmaker die de verschillende soorten batterijen van elektrische fiets op een school voorstelt. Het ietwat oubollige voordrachtgever vervangen we door gastleraar. Een gastleraar is voor alle duidelijkheid geen statutair personeelslid, moet van onberispelijk gedrag zijn en de kennis van de Nederlandse taal voldoende machtig zijn, namelijk niveau C1.
Deze twee maatregelen gelden voor de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 en zullen daarna geëvalueerd worden. De gastleraar kan ook worden ingeschakeld via een dienstverleningsovereenkomst met een bedrijf of organisatie. Deze generieke maatregel geldt voor het basis- en secundair onderwijs en voor de cvo’s. Bij een lerarentekort kan de school/cvo een deel van de lesomkadering aanwenden om een werknemer of meerdere werknemers van een bedrijf of organisatie uit de publieke of private sector als gastleraar in te schakelen. Dit gebeurt dan op basis van een dienstverleningsovereenkomst met het bedrijf of de organisatie en voor maximum de duur van het schooljaar. De Vlaamse Regering legt hiervoor een model vast. De belangrijkste aspecten van de overeenkomst zijn de afgebakende en omschreven lesopdracht en de andere taken. De werknemer blijft onder het gezag van het bedrijf of de organisatie en behoudt daar zijn salaris en andere voordelen.
De werknemer moet ten minste drie jaar in dienst zijn bij het bedrijf of de organisatie, moet van onberispelijk gedrag zijn, het niveau C1 Nederlands kunnen voorleggen en een diploma lerarenopleiding op zak hebben. Het bedrijf of de organisatie selecteert de werknemers en stelt deze aan het school- of het centrumbestuur voor. Het is aan deze om al dan niet een opdracht toe te kennen.
Het tweede pakket zijn de maatregelen om het lerarenambt te herwaarderen. Voor dit onderdeel hebben we drie generieke maatregelen ingeschreven: het mandaat leraar-specialist in het basis- en secundair onderwijs, de statutaire inzetbaarheid tijdelijke personeelsleden in zomeraanbod cvo en de versoepeling leraar in opleiding (LIO’s). Betreffende de eerste, de leraar-specialist, krijgen scholen volgend jaar de mogelijkheid om leraar-specialisten aan te stellen. Het zijn leraren met minstens tien jaar ervaring die gedurende een bepaalde periode de ruimte krijgen om bepaalde expertise gericht in te zetten of nog verder te ontwikkelen. Deze leraar-specialisten krijgen hiervoor een loonsverhoging, de vergoeding komt neer op zo’n 250 euro netto per maand. Elke school kan voor 5 procent van de toegekende uren leraar-specialisten aanstellen. In kleinere scholen zoals basisscholen gaat het om één iemand of twee halftijdse. In grotere scholen gaat het om het equivalent van één leraar per twintig voltijdse jobs. Een school met tachtig voltijdse leraren kan zo vier leraar-specialisten aanwerven of indien gewenst acht halftijdse.
Scholen kunnen zelf klemtonen leggen op basis van hun eigen noden en prioriteiten. Wat de expertise is, wordt dus lokaal beslist. Concreet moet in schoolbesturen en via lokale afspraken met vakbonden worden vastgelegd wie in aanmerking komt. Het schoolbestuur onderhandelt in het bevoegde lokale onderhandelingscomité over specifieke taken en kan ook bijkomende criteria voor de toekenning van het mandaat onderhandelen. Het mandaat wordt voor drie jaar toegekend maar kan worden verlengd. Een school die veel anderstalige leerlingen heeft, kan een leraar-specialist de ruimte geven om sterker in te zetten op Nederlands. Een school die zich sterker wil toeleggen op STEM-richtingen (Science, Technology, Engineering and Mathematics) kan een leraar-specialist inschakelen om bijvoorbeeld nieuwe samenwerkingen met lokale bedrijven op te zetten. Een andere school met veel zijinstromers kan een leraar-specialist inzetten om de collega’s die nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben tijdelijk extra te ondersteunen.
De inspiratie voor de leraar-specialist komt van de Commissie Beter Onderwijs onder leiding van Philip Brinckman. In dit rapport werd een expert-leraar ook al gesuggereerd als een manier om de lerarenloopbaan aantrekkelijker te maken.
Er zijn drie generieke criteria: minstens tien jaar dienstanciënniteit hebben in het ambt van leraar; expertise hebben of taken verwerven in functie van de specifieke taak of taken; als laatste evaluatie geen onvoldoende hebben.
Er zijn in de loopbaan van leerkracht weliswaar al doorgroei- of differentiatiemogelijkheden, maar ze zijn beperkt. Met deze maatregel willen we dus mensen waarderen die een extra taak op zich willen nemen. De creatie van de leraar-specialist heeft zo verschillende functies. Veel oudere leerkrachten geven aan dat ze best nog wel voor de klas willen staan, maar ook dat ze hun kennis en kunde willen doorgeven. Dankzij het expert-leraarschap krijgen ze die mogelijkheid, zonder dat ze de klas helemaal moeten verlaten. Daarnaast krijgen ambitieuze leerkrachten de kans om zich te onderscheiden en worden er binnen het schoolteam specifieke competenties en expertises versterkt.
De volgende maatregel is de inzetbaarheid van personeelsleden in het zomeraanbod van de CVO’s). Niet alle CVO’s sluiten immers op 30 juni voor twee maanden hun deuren voor cursisten. In het volwassenenonderwijs bieden de CVO’s sinds enkele jaren een zogenaamd zomeraanbod aan in juli en augustus. Het gaat dan vooral over het aanbod van cursussen Nederlands als tweede taal (NT2), zodat anderstalige nieuwkomers ook tijdens de zomermaanden een cursus kunnen volgen. Een CVO kan dus ook modules aanbieden met een start- en einddatum tussen 1 juli en 31 augustus. Prestaties van een tijdelijk personeelslid in juli en augustus gelden met deze maatregel als dienstanciënniteit en worden volwaardig bezoldigd.
Een laatste maatregel in het pakket ‘Herwaardering lerarenambt’ is de versoepeling van de LIO-baan (leraar in opleiding). De huidige voorwaarde voor het vervullen van een LIO-baan stelt dat de LIO-baan op jaarbasis tenminste 500 uren leraar-lesuren, leraarsuren of lestijden moet bedragen, of ten minste 0,6 vte in een centrum voor basiseducatie. Als een leraar in opleiding er niet in slaagt deze 500 uren of 0,6 vte te presteren, kan hij dit tekort aanvullen met pre-service training. De huidige formulering zorgt regelmatig voor onduidelijkheid over wanneer er precies sprake is van een LIO-baan. Dit voorstel van decreet maakt een einde aan deze onduidelijkheid door een herformulering van de omschrijving van en de voorwaarden voor een LIO-baan. Dit zorgt voor een eenduidigere definitie en een helderdere omschrijving van de voorwaarden. Elke lesopdracht, in combinatie met het volgen van een lerarenopleiding in hetzelfde onderwijsniveau als waar de lesopdracht plaatsvindt, wordt beschouwd als een LIO-baan, ongeacht de grootte van de opdracht. Ook wie op jaarbasis niet aan 500 uren leraar-lesuren, leraarsuren of lestijden komt, of aan 0,6 vte, en aanvult met een pre-service training, wordt als een leraar in opleiding beschouwd.
Ten slotte zijn er nog vier andere maatregelen die ons voorstel van decreet vervolledigen.
Ten eerste voeren we het selectieambt adjunct-directeur in het basisonderwijs in. Deze maatregel sluit aan bij punt 3.3.4. van de cao XII, waarin werd voorzien in een nieuw ambt van beleidsondersteuner voor het basisonderwijs. Dit ambt werd met ingang van 1 januari 2022 al geïntroduceerd als een wervingsambt, maar op dat ogenblik werd met de sociale partners afgesproken dat een gesprek zou worden gevoerd om ook de mogelijkheid van een selectieambt te bekijken. Via een verhoging van de puntenenveloppe voor administratieve en beleidsondersteuning kunnen we deze maatregel nu realiseren. De betrekking kan voltijds of deeltijds worden georganiseerd.
De introductie van een selectieambt in het basisonderwijs zorgt ervoor dat een directeur een deel van zijn taken en opdrachten kan delegeren. Verdere uitwerking van deze maatregel zal gebeuren via aanpassingen van al bestaande besluiten van de Vlaamse Regering betreffende de indeling van ambten, bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen.
Ten tweede, voorzien we de mogelijkheid tot een flexibele werkregeling in functie van zorgdoeleinden. Deze maatregel geeft uitvoering aan artikel 9 van de Europese richtlijn (EU) 2019/1158 met betrekking tot de flexibele werkregelingen. Personeelsleden uit het onderwijs krijgen hiermee het recht om in specifieke omstandigheden een flexibele werkregeling aan te vragen. Er wordt echter geen recht op een flexibele werkregeling ingevoerd. Het bevoegd bestuur kan de aanvraag steeds weigeren. Belangrijk om mee te geven is dat het aanvragen van of het uitoefenen van een flexibele werkregeling, nooit aanleiding mag geven tot een negatieve evaluatie.
Ten derde, voorzien we de aanpassing aan de administratieve stand van terbeschikkingstelling in functie van de re-integratie van een personeelslid na afwezigheid wegens ziekte. Na een voltijds ziekteverlof of terbeschikkingstelling wegens ziekte, kun je aansluitend verlof voor verminderde prestaties voor ziekte aanvragen om de opdracht die je uitoefende voor het begin van je ziekteverlof geleidelijk opnieuw volledig op te nemen. Je oefent dan prestaties uit die minstens 20 procent bedragen van een voltijds ambt. Je kunt het verlof nemen op tijdelijke en op vastbenoemde uren.
De laatste maatregel uit ons voorstel van decreet, is een aanpassing van overgangsmaatregelen van het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD). Door de twee overgangsmaatregelen worden mensen die nu werkzaam zijn voorbijgestoken door mensen die nieuw instromen. Met deze artikelen wordt iedereen een gelijke speler en volstaat het voor iedereen dat men 290 dagen dienstanciënniteit verwerft, waarvan tweehonderd dagen effectief gepresteerd.
Beste collega’s, dit was een heel technische boterham, maar we zijn ervan overtuigd dat we met deze maatregelen, boven op diegene die al genomen zijn, opnieuw een grote stap kunnen zetten om het lerarentekort terug te dringen en de job van leerkracht voor starters en mensen die al in het onderwijs werkzaam zijn, aantrekkelijker te maken.
Ik zal ook nog snel en kort de dertien amendementen op het voorstel van decreet toelichten. Die zijn ingedeeld in drie categorieën. Er zijn amendementen in verband met de Europese richtlijn rond de flexibele werkregeling, de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) en de nummering van artikelen in functie van het decreet Leersteun.
Amendement nr. 1 gaat over die Europese richtlijn. We gaan artikel 7 aanpassen aan het advies van de Raad van State waardoor er drie mogelijkheden duidelijk opgenomen worden: de aanvraag kan worden aanvaard, kan gemotiveerd worden geweigerd of er kan een tegenvoorstel worden geformuleerd.
Amendement nr. 2 is een juiste opsomming van artikelen. Het is een legistieke correctie.
Amendement nr. 3 is ook een legistieke correctie. Het woord ‘wachtgeldtoelage’ wordt vervangen door het woord ‘wachtgeld’.
Amendement nr. 4 is ook een legistieke correctie, waarbij de woorden ‘de inrichtende macht of het schoolbestuur’ worden vervangen door ‘de inrichtende macht’.
Amendement nr. 5 is hetzelfde als amendement nr. 1, maar op een ander niveau.
Amendement nr. 6 is een legistieke correctie.
Amendement nr. 7 komt tegemoet aan de opmerkingen van de GBA.
Amendement nr. 8 is opnieuw een verwijzing naar de algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Amendement nr. 9 is opnieuw een verwijzing naar de GBA.
Amendement nr. 10 gaat opnieuw over de Europese richtlijn over de flexibele werkregeling. Dat is hetzelfde als amendement nr. 1 en amendement nr. 5.
Amendement nr. 11 is opnieuw een verwijzing naar de GBA.
Amendement nr. 12 is ook opnieuw een verwijzing naar de GBA.
Ten slotte gaat amendement nr. 13 over de Europese richtlijn. Het artikel wordt aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State.
Tot daar de toelichting over de amendementen, collega’s.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Na de zeer uitgebreide toelichting van collega Grosemans, ga ik niet alles herhalen. Ik wil vanuit onze fractie wel nog een klein aantal toelichtingen geven.
Het lerarentekort is hier al vaak besproken, en we weten dat te veel leerlingen in de studie zitten. Dat legt opnieuw druk op de kwaliteit van ons onderwijs. Wat onze fractie, de cd&v-fractie, betreft, is er altijd de zorg geweest voor het ambt van de leraar. Zelf heb ik een aantal voorstellen gedaan, en die zie ik ook hierin terugkomen. Ik denk dat we er allen baat bij hebben om dat ambt van leraar niet te ondergraven. Maar we moeten wel out of the box durven te denken om het lerarentekort tegemoet te treden, om er oplossingen voor te kunnen bedenken, want één wonderoplossing bestaat niet.
We hebben dat ook al proberen te doen met de proefprojecten, de proeftuinen. We hebben daarbij gezien dat op het terrein toch heel veel initiatieven genomen worden om aan de slag te gaan. Er zit op het terrein ook heel veel kennis. We willen nog eens benadrukken dat we veel waardering hebben voor wie op het terrein aan de slag gaat in toch wel zeer moeilijke, precaire tijden.
Wat voorligt zijn tijdelijke maatregelen om de afwezige leraren op te vangen, door te vervangen waar dat moeilijker, niet mogelijk was, om die uren dus makkelijker in te kunnen vullen.
Dan kom ik op een aantal zaken zoals onder andere de gastleraar. In de hoorzittingen hebben wij de voorbije tijd toch heel vaak gehoord, collega's, dat als we het hebben over bijvoorbeeld de PIRLS-resultaten (Progress in International Reading Literacy Study) en de eindtermen, het belangrijk is dat die leraar ertoe doet en het verschil maakt. Een leraar is niet zomaar iemand die de eindtermen afvinkt en een verhaaltje vertelt. Daar zit wel een heel proces achter. Vandaar zeggen wij vanuit onze fractie dat we maximaal leerkrachten moeten inzetten met een pedagogisch diploma. Ik denk dan – en dat durf ik ook vanuit onze fractie te benadrukken – dat directeurs, schoolbesturen daarvoor het maximale doen.
Ik denk dat het in dezen ook belangrijk is, zoals al toegelicht werd over wat een gastleraar kan betekenen, om die mensen ook warm te maken om effectief het pedagogisch diploma te halen. Wie proeft van het onderwijs, krijgt misschien zin in meer. Die mensen willen we dan ook warm maken om effectief aan de slag te gaan. Met wat voorligt kan dat nu ook makkelijker, via een versoepeling van het LIO-traject. Daarbij proberen we meer mensen aan te trekken, en dat kan door dat men nu ook, als men bijvoorbeeld al in het onderwijs staat, de lesopdracht kan meenemen in het praktijkgedeelte van de opleiding.
Collega's, in coronatijden hebben we het ook vaak gehad over onderwijs. Toen heb ik het pleidooi gehouden om – en zulke voorbeelden waren er wel – mensen met een pedagogisch diploma, een soort pedagogische reserve, die bijvoorbeeld in een bibliotheek, theater of andere instellingen werkten, en plotseling tijdelijk werkloos werden, gemakkelijker de weg te helpen vinden naar het onderwijs. Dit hebben we onthouden, en is ook wat nu voorligt in een dienstverleningscontract. Daar zijn er mensen die een pedagogisch diploma hebben die makkelijker de stap naar onderwijs zouden kunnen zetten.
Scholen zijn jammer genoeg vaak niet de meest lerende organisatie. We merken dat de vlakke loopbaan in het onderwijs ervoor zorgt dat heel veel jonge leerkrachten er na vijf jaar al voor kiezen andere oorden op te zoeken. Daarom hebben we het met onze fractie altijd al belangrijk gevonden om die professionaliseringskaart te trekken.
Zo komt de leraar-specialist op het podium. Collega's, ik denk dat wat ons betreft daarrond aanvankelijk toch een wat verkeerd beeld werd opgezet. Het is niet zomaar iemand die bij wijze van spreken lukraak wordt aangeduid. Collega's, wat ons betreft moet dat iemand zijn die aangeduid wordt binnen een groter verhaal.
Wij hebben ook altijd al gezegd dat het belangrijk is dat lokaal school maken iets is wat het best lokaal gebeurt. Herinner u de vraag vanuit de onderwijsvakbonden om uren vrij te maken rond samen school maken. Ik denk dat die uren goed ingevuld kunnen worden, door onder andere na te denken hoe er gewerkt kan worden aan een kwaliteitsvol verhaal. Dit past ook in het kader van de antibetutteling en het vertrouwen dat we willen geven aan de scholen om lokaal ook aan de slag te gaan.
Dat kan via lokaal overleg om kwaliteitsvolle criteria op te stellen. Dat doet men aan de hand van prioriteitenbepaling. Ik denk dat een school bij mij in de verre Westhoek andere prioriteiten zal hebben dan bijvoorbeeld een school in Anderlecht of in Antwerpen. Dan is het belangrijk dat men aan de slag kan gaan met die verschillende prioriteiten. Hoe bepaalt men die prioriteiten? Bijvoorbeeld op basis van data – die verkregen kunnen worden via de inspectie, via PIRLS-resultaten (Progress in International Reading Literacy Study), allerhande – waarbij scholen aan de slag gaan met die data en hun prioriteitenlijst opstellen.
Als we spreken over het lerarentekort, denk ik dat het belangrijk is dat we zien dat die professionalisering heel vaak wat aan de kant wordt geschoven, want het is echt wel alle hens aan dek. Het kan niet zijn dat iemand zomaar de school verlaat om zich te gaan bijscholen. Jammer genoeg is dat de realiteit. Als de prioriteit bepaald wordt dat men moet werken aan een soort taalbeleid, kan men die leerkracht daarvoor aanduiden als leraar-specialist.
School maken doet men met leraren, maar op elk schip staat er het best een goede kapitein en die directeur wordt overladen met allerlei opdrachten. Vandaar dat wij met onze fractie al langer vragen naar beleidsondersteuning. We zijn dus best tevreden dat het mogelijk wordt om een adjunct-directeur aan te stellen in het basisonderwijs.
We vragen de regering heel uitdrukkelijk om te luisteren naar het veld, naar de zorgen die er daaromtrent nog zijn, want de verdere uitwerking wordt gemaakt in een besluit van de Vlaamse Regering (BVR).
Dan misschien nog iets, collega’s, wat mij heel nauw aan het hart ligt, en dat gaat over de leraren die vanwege ziekte enige tijd niet konden gaan werken, niet voor de klas konden gaan staan. Er zijn heel wat mensen met een groot hart voor onderwijs die om een of andere reden jammer genoeg tijdelijk afscheid moeten nemen van het onderwijs. Tot voor kort was het eigenlijk niet zo evident om terug te keren, er waren daar toch wel heel wat drempels. We hebben die vereenvoudigd. Naar aanleiding van een conceptnota die ik samen met een aantal collega’s heb ingediend, hebben we daar werk van gemaakt. Wat hier voorligt, is ook een aanpassing van de verlofstelsels, waardoor het nog simpeler wordt om opnieuw aan de slag te gaan voor mensen die re-integreren na ziekte.
Als we in deze plenaire vergadering of in de commissie aangeven, collega’s, dat we het Nederlands belangrijk vinden, dat we het belangrijk vinden dat mensen die het Nederlands niet zo machtig zijn toch die lessen kunnen volgen, ook tijdens de zomervakantie, dan moeten we zorgen dat daar ook de mogelijkheid toe is. Tot voor kort was dat niet zo eenvoudig, omdat er nu eenmaal een onderwijsregelgeving is die bepaalt dat men tijdens de zomervakantie geen les kan geven. Dit passen we ook aan met wat hier voorligt.
Collega’s, wat onze fractie betreft, vragen we heel duidelijk om te monitoren wat hier voorligt. De leraar doet ertoe, heb ik al gezegd. Men kan niet zomaar leraar zijn, daar heeft men een aantal specifieke skills voor nodig. Wat de proefprojecten betreft, hebben we gezien dat daar heel wat creativiteit werd gevonden. Ik hoop dat men ook aan de slag gaat met wat hier voorligt. Ik hoor een aantal scholen die bereid zijn om toch een aantal zaken vast te pakken. Maar duidelijk is, denk ik, dat dit tijdelijke maatregelen zijn en we kunnen daar veel uit leren. Ik vermoed dat jullie verrast zullen zijn als ik aangeef dat ook het grotere verhaal moet worden geschreven. We kunnen nu monitoren en vragen om te monitoren wat de effecten zijn. En ja, collega’s, heel uitdrukkelijk vraag ik om de vinger aan de pols te houden, maar dank ik vooral de leerkrachten – of de directeurs – die vandaag misschien nog aan het volgen zijn, in de vakantieperiode, om toch aan de slag te gaan.
Zelf heb ik in het verleden ook al het pleidooi gehouden om voor de vakantie werk te maken van of te eindigen met het indienen van nieuwe voorstellen. Ik denk dat het duidelijk is dat wie in onderwijs te werk gesteld is, deze vakantie echt wel aan de slag moet om klaar te staan op 1 september. Mijn waardering voor het vele werk en ik hoop in elk geval dat wat hier voor ligt, ook positief ingevuld wordt. (Applaus bij cd&v)
De heer De Gucht heeft het woord.
Er is al heel veel gezegd, dus ik ga proberen om niet in herhaling te vallen. Ik denk dat het belangrijkste is dat we er moeten voor zorgen dat er voor elke klas een leraar staat. We weten dat we vandaag met een ernstig lerarentekort worden geconfronteerd. We proberen daar door vernieuwende manieren, maar ook door meer flexibilisering een mouw aan te passen. Ik denk dat dat belangrijk is. De realiteit leert ons dat we als samenleving alleen maar vooruit kunnen als er goed onderwijs is. Vandaag bengelen wij onderaan en daar moet verandering in komen.
Wat hier vandaag voorligt, is eigenlijk een inzet op die flexibilisering van het onderwijs, meer duaal leren, het binnenbrengen van meer expertise vanuit het veld en meer expertise vanuit de private sector, omdat die ook meer ademruimte kan geven en ervoor kan zorgen dat we sneller inspelen op nieuwe zaken die men nadien nodig heeft op het werkterrein.
We zijn heel blij met de aanpassingen die vandaag voorliggen en ik zou willen afsluiten met dezelfde woorden als collega Vandromme. Ik denk dat het nu heel belangrijk is om dit goed op te volgen en te monitoren, om ervoor te zorgen dat we kunnen bijsturen waar nodig en dat we naar een algemeen pact kunnen gaan over hoe we naar die lerarenloopbaan kijken. We weten dat dat een bijzonder moeilijke aangelegenheid is, maar ik denk dat het een aangelegenheid is waarvoor we de handschoen moeten opnemen, in het belang van alle schoolgaande kinderen en het onderwijs, dat in een regio als de onze de basis is van de welvaart. We moeten ervoor zorgen dat we weer staan waar we moeten staan, en dat is in de top 3 in Europa.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik ga een viertal elementen aanhalen, want er zijn natuurlijk veel meer maatregelen die ons zorgen baren. Eerst en vooral over de omzetting van die niet-vacante uren. U weet dat vorig jaar de mogelijkheid werd ingevoerd om vacante uren voor 20 procent om te zetten in punten om een ondersteuner te kunnen aanwerven. Toen hadden we de bedenking wat er gebeurt als je een lange vervanging moet zien in te vullen, in het begin niemand vindt, die uren dan toch omzet in punten en daarmee dan een ondersteuner aanwerft, maar er na een maand toch een beschikbare leerkracht wordt gevonden, die dan niet meer in dienst kan komen. Bij de omzetting van de vacante uren in punten, is dat pas mogelijk vanaf 1 oktober van het schooljaar. Dus in die zin heeft men ten minste de tijd om de zaken een maand te overschouwen en alsnog iemand te vinden. Maar die beperking zit er, volgens ons, bij deze maatregel inzake niet-vacante uren niet in, waardoor het risico bestaat dat er bepaalde uren, waarvoor een vervanger gezocht wordt, te snel worden omgezet in punten voor een ondersteuner, omdat men er bij de directie van uitgaat dat ze toch geen vervangleraar gaan vinden. In die zin kan zo'n maatregel ook beperkend werken qua mogelijkheden voor leraren die in een interim-carrousel zitten, want die zijn er nog altijd, ondanks het lerarentekort, vaak als ze een tijdelijke vervanging hebben van iemand die bijvoorbeeld in zwangerschapsverlof is.
Het tweede element is het gastleraarschap. De Vlaams Belangfractie staat daar nogal sceptisch tegenover. Gastdocenten zijn zeker nuttig om eenmalig enkele uren te geven ter ondersteuning van de lesinhoud die door de vakleraar wordt gegeven. Meestal gaat het in zulke lessen om het tonen van meer concrete toepassingen uit het werkveld van de al opgedane kennis en inzichten. Het structureel inzetten van een docent zonder pedagogisch diploma zet echter mogelijk de deur open voor misbruik. Die regeling zou door scholen kunnen worden misbruikt als achterpoortje om zo diplomavereisten te omzeilen, en daar is onze onderwijskwaliteit niet bij gebaat. Zeker in het secundair onderwijs riskeer je met dit stelsel dat een leerlingengroep les krijgt van meerdere van die gastleraren. Het lerarentekort is kwantitatief een erg groot probleem, dat is juist, maar dat wil nog niet zeggen dat je het daarom moet trachten op te lossen door de kwaliteitsvoorwaarden volledig te lossen.
Ook is een dergelijk statuut niet erg aantrekkelijk. Een voordrachtgever die slechts één dag op een heel jaar komt doceren, heeft daar niet al te veel voorbereiding aan, maar als hij structureel gaat lesgeven, zal hij ook evaluatie en administratie op zich moeten nemen en moeten deelnemen aan vergaderingen en overleg.
Het VUB-tijdsbestedingsonderzoek uit 2018 heeft aangetoond dat als je voltijds lesgeeft in het middelbaar onderwijs, de werklast toch meer dan veertig uren per week bedraagt. Iemand die een uur of zes komt invallen, zal ongeveer tien à twaalf uur zoet zijn. Voor veel mensen is het sop dan de kool niet waard.
Daarnaast hoor je overal van beginnende leraren dat ze het moeilijk hebben bij hun intreden in het beroep en dat hun praktijkschok erg groot is. En dat zijn dan mensen die tijdens hun opleiding drie jaar intensief werden voorbereid op de uitoefening van het beroep. Als die mensen het al moeilijk hebben met de start in het onderwijs, wat moet het dan zijn voor een gastdocent die geen enkele pedagogische vaardigheid heeft verworven in zijn opleiding?
We hebben verder een concrete vraag over het basisonderwijs. Daar is het de bedoeling dat de gastleraar wordt aangetrokken voor gastlessen in een specifiek leergebied. Het is niet de bedoeling dat die de volledige opdracht van een onderwijzer overneemt, maar wel dat de school de mogelijkheid krijgt om een gastleraar aan te trekken die voor een bepaald leergebied over de nodige deskundigheid en ervaring beschikt. Maar aangezien er in het basisonderwijs geen aparte vakken en lesuren bestaan en die invulling ter zake behoort aan de pedagogische vrijheid, is het de vraag of dat voornemen dan wel afdwingbaar is en of dat zal worden gecontroleerd door de inspectie of evaluerende instantie.
Het derde element is de introductie van de ‘uitgeleende leraar’ via een dienstverleningsovereenkomst. Dat lijkt ons een betere piste. In de toekomst zal ons onderwijs in ieder geval veel meer moeten rekenen op wat men in Nederland ‘hybride’ leraren noemt. Veel jongeren met ambitie hebben vandaag allerhande activiteiten tegelijk en willen later ook meer diversiteit in hun professionele bezigheden. Er wordt vaker van job gewisseld, en het idee dat je veertig of 45 jaar hetzelfde zou moeten doen, schrikt velen tegenwoordig af. In die zin hebben wij ons in dit Vlaams Parlement al meermaals uitgesproken voor meer vrijheid op de onderwijsarbeidsmarkt en voor het beter faciliteren van systemen van lesgeven, waarbij mensen deeltijds leraar zijn en deeltijds in een relevante private sector werken.
Ja, we weten dat er heel wat mensen zijn die een pedagogisch diploma hebben maar niet in het onderwijs werken. Het is vooral een kwestie om die mensen weer de smaak van het lerarenberoep te pakken te laten krijgen. Een dergelijk uitleningssysteem is een manier om dat waar te maken, maar dan moet naast het loon ook het statuut voldoende sterk zijn en moeten die mensen goed worden begeleid. Ook zal de regering dit aantrekkelijk moeten maken voor bedrijven, want de vraag is toch hoeveel bedrijven mensen met een pedagogisch diploma in huis hebben die ze gerust een tijdje kunnen missen. In tijden van krapte op de arbeidsmarkt lijkt dat ons zeker geen evidentie.
Zelfs indien men meer hybride leraren kan inzetten, zal dit op zich het algemene lerarentekort niet oplossen. De grootste winst die men daar kan maken en vooral moet maken, is het tegengaan van de uitstroom van beginnende leraren die in volle overtuiging voor het beroep kiezen, maar die door jobonzekerheid binnen het statuut van interimaris en door minder goede omstandigheden, bijvoorbeeld planlast, gebrek aan orde en discipline, de aanvangsbegeleiding die tekortschiet, dan binnen de vijf jaar het beroep weer verlaten.
Wat de zijinstromers betreft, zal deze meerderheid nog het liefst deze legislatuur werk moeten maken van een verdere optrekking van de maximaal meeneembare loonanciënniteit van tien jaar in de richting van twintig jaar om de loonkloof voor oudere werknemers uit de privésector te milderen.
Ja goed, het is al vaak gezegd dat de Raad van State gesteld heeft dat twintig jaar niet kan, maar tussen die tien en twintig jaar ligt nog heel wat ruime. Tot waar is het juridisch mogelijk om dat op te trekken? Het is niet de eerste keer dat we dat vragen. Hebben jullie of heeft de minister volgens jullie die opdracht intussen al gegeven, zodanig dat we daar misschien deze legislatuur nog duidelijkheid over kunnen krijgen?
Dan hebben we het nieuwe mandaat van leraar-specialist. We zijn niet te spreken over het gebrek aan eenduidige criteria. Wie dat mandaat mag uitvoeren en hoe dat moet, is nergens omschreven. Blijkbaar is tien jaar anciënniteit hebben en goed kunnen omgaan met moeilijke klassen al voldoende om leraar-specialist te zijn. Het creëren van een mandaat waar je extra mee verdient zonder duidelijke criteria, zet volgens ons de deur open voor favoritisme vanwege het schoolbestuur. Maar er is ook het risico dat bepaalde leraren in knelpuntvakken, die het hard willen spelen, dit naar hun hand gaan zetten en die functie gewoon gaan opeisen, puur als vorm van extra verloning zonder noemenswaardige extra bijdrage aan de schoolwerking. Onze fractie waarschuwt dan ook voor wrijving in de leraarskamer.
Er zijn in een schoolteam tal van leraren met een bepaalde expertise die veel meer uren kloppen dan hun eigenlijke lesopdracht. Extra loon voor de ene, maar niet voor de andere, ligt toch moeilijk. Extra loon voor hetzelfde werk wordt gewoonweg niet aanvaard binnen de dynamiek van een lerarenkorps. Uit de verschillende commentaren die we opvingen vanuit leraarskamers merken we dan ook dat er eigenlijk bijzonder weinig draagvlak voor deze maatregel is. Soms wordt er zelfs de draak mee gestoken. Vanaf het ogenblik dat een leraar iets extra’s doet voor zijn school boven op zijn lesvoorbereiding, zijn contacturen en evaluaties, wordt er al eens lachend naar een directielid gekeken en gevraagd of hij ook in aanmerking komt om leraar-specialist te worden en wat extra te verdienen.
Dat geringe draagvlak bleek bijvoorbeeld ook uit een bevraging op de app Teacher Tapp. Respondenten – leraren en directies – bleken zeker niet enthousiast over dit ballonnetje: 68 procent van de bevraagden staat er negatief tot zeer negatief tegenover. Ook de vakbond, de Christelijke Onderwijscentrale (COC) verwierp het. Ze zeggen dat er hier eerder sprake is van afwaardering van het lerarenberoep.
Mevrouw Grosemans en minister Weyts hebben gezegd dat de regering hiervoor naar het rapport van de Commissie Beter Onderwijs gekeken heeft. Advies 47 stelt inderdaad voor om expert-leraren in te voeren, al hadden die daar een veel duidelijkere taakomschrijving. Die zag er wel interessant uit, al waren er ook nog wat vragen bij de concrete operationalisering. Maar dit voorstel in verband met leraars-specialisten lijkt ons toch een slecht afkooksel daarvan. Ik citeer uit het advies: “Ervaren leerkrachten moeten de kans krijgen om tijdens de uitoefening van hun job een aangepast traject te volgen om te bevorderen tot expert-leraar. Op die manier wordt de vlakke loopbaan doorbroken en de deskundige en dagelijkse inzet op de klasvloer beloond. De expert-leraar is een uitgevende lesgever die” – en dat is belangrijk – “de gelegenheid krijgt zich bij te scholen in een op te richten kenniscentrum. Na deze bijkomende en systematische professionalisering kan hij een specifieke rol opnemen, bijvoorbeeld als vakhoofd, leerbegeleider of zorgbegeleider, leerondersteuner, coach voor startende leerkrachten, pedagogisch directeur of learenopleiding.” Ja, collega’s, daar zouden wij ons wel in kunnen vinden.
Dan is er ook nog het budgettaire plaatje daarrond. Een schoolbestuur kan dit mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer leraren, met een maximum van 5 procent van hun totaalpakket aan uren lesomkadering. Maar in dit voorstel van decreet is het voor ons onduidelijk of dit 5 procent extra is, of dat scholen moeten putten uit hun eigenlijke voorraad aan uren en punten, en er dus niets bij komt. Want in dat geval zit je natuurlijk maar gewoon met een verschuiving van middelen.
Het is ook de vraag of dit echt zal helpen in het tegengaan van een vlakke loopbaan. Het gaat immers vooral over meer loon voor deze leraar-specialist, maar er is geen wezenlijke andere taakinvulling voorzien, want die behoudt gewoon zijn lesuren. Inzetten op gerichte taakdifferentiatie, naargelang de noden op de school en de talenten van iedere leraar, zal hier meer helpen. Maar dat is in het huidige regelgevend kluwen vaak geen evidentie.
Wat zijn de conclusies voor ons? Dit is voor ons een zoveelste reeks aan losse, weinig aan elkaar hangende en tijdelijke maatregelen, die hopen het lerarentekort te verhelpen, maar die ofwel de onderwijskwaliteit zouden kunnen ondermijnen, door het aanstellen van mensen zonder decretale, inhoudelijke kwalificatievoorwaarden; ofwel de aard en de gevoeligheden van het leraarschap miskennen; of die wel kunnen helpen, maar ook niet de grote winst zullen opleveren.
In die zin zijn toch een aantal maatregelen in die laatste categorie ‘te weinig en te laat’. Het lijkt of er in dit decreet een geest zit van ‘alle hens aan dek’. Laat iedereen die maar wil naar het onderwijs gaan! Het maakt niet uit hoe of wat. Het maakt niet uit welke kwalificaties je hebt. Het maakt niet uit wat de concrete doelen of de richting zijn.
Als je stout bent, kun je het een beetje vergelijken met de educatieve variant van de operatie Volkssturm voor het Vlaamse onderwijs. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog was er in het Duitse leger een zodanig tekort aan manschappen, dat ook gepensioneerden en jonge tieners naar het leger werden gezonden, ongeacht hun fitheid, en zonder voorbereiding of training. Die mensen maakten dan ook amper kans in het veld en vielen als snel bij bosjes.
Ook hier hebben we – zeker met dat gastleraarschap – het grote risico dat we niet alleen een hoop ongekwalificeerden het veld insturen, maar dat diegenen die de sprong wagen al snel van hun avontuur zullen terugkomen, omdat echt midden in het onderwijs staan toch nog iets anders is dan er als externe waarnemer naar te kijken.
Deze maatregelen lijken dan ook opnieuw op ondoordachte uiterstenoodmaneuvers, omdat ze het bij de meerderheidspartijen ook niet meer altijd goed weten, of omdat ze onderling niet overeenkomen om grondiger te hervormen, eerder dan op weloverwogen en doorgesproken plannen.
Vandaar, collega’s, dat wij opnieuw blijven hameren op de noodzaak van een omvattende structurele aanpak van het lerarentekort, die zorgt voor een voldoende instroom, en zeker ook een snelle uitstroom van beginnende leraren tegengaat. Als Vlaams Belang zullen we dus helaas niet kunnen meegaan in dit voorstel van decreet.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega’s, na de eindtermen – waar we het straks over zullen hebben – dachten we qua procedure en het omzeilen van het parlement en de democratie zowat alles gezien te hebben. Dan kwamen de proeftuinen, waarbij we eigenlijk ook in retrospect een decretale basis moesten voorzien voor iets wat al lang lopende was. En nu komen we met een voorstel van decreet waarvan gezegd wordt dat men er alles aan gedaan heeft om het volgens de goede procedure naar het parlement te krijgen, maar helaas lukte dat niet.
Wat krijgen we dus vandaag op ons bord? Een ontwerp van decreet dat dan maar omgevormd werd tot een voorstel van decreet, waarbij er geen Vlor-advies (Vlaamse Onderwijsraad) zit, en geen protocollen van de vakbonden, terwijl we al gehoord hebben dat ze zeker niet tevreden zijn met alle maatregelen die hier in staan.
We hebben wel een advies van de Raad van State – daar zeg ik straks meer over – dat zegt dat het rammelt langs alle kanten. En dan hebben we maar liefst – en dat is wel de kers op de taart, collega’s – dertien amendementen, nu ter zitting in de plenaire vergadering. Dat is juridisch broddelwerk, dat eigenlijk te gênant is voor woorden.
Tot zover over de procedure en de manier van werken.
Nee, niet tot zover. Wat ik er ook nog moet bij vertellen – mevrouw Vandromme heeft het ook al aangehaald – is dat er nog niet eens uitvoeringsbesluiten zijn. Die moeten vrijdag nog op de regeringstafel, en ik heb begrepen dat de Raad van State daarover ook nog moet worden bevraagd. Het arme onderwijsveld, dat er eigenlijk op aandringt dat er geen nieuwe regelgeving meer komt na de paasvakantie, moet dat dan maar allemaal in orde krijgen tegen september. Ik vind dat absoluut, absoluut geen manier van werken.
We zouden de Raad van State om advies kunnen vragen over de amendementen die hier aangekondigd zijn, ware het niet dat er ook een aantal zaken in zitten die goed zijn en waar middelen voor voorzien worden. Dat is altijd het spijtige van de zaak. Wij zitten als oppositie dan een beetje met het mes op de keel. Je denkt dan ‘iets is beter dan niets’, maar eigenlijk moeten we dan ook zaken goedkeuren die totaal niet door de beugel kunnen.
Wat zijn de zaken die voor ons niet kunnen? Dat is het idee van de leraar-specialist. Daar is om te beginnen absoluut geen draagvlak voor, ook niet academisch. Hoogleraar Kelchtermans heeft daar onder andere een stuk over geschreven. ‘Hoe vergroten we het lerarentekort? Met de leraar-specialist’ is de titel van zijn stuk. Wat hij zegt is dat, als je wilt dat mensen het onderwijs nog sneller verlaten, je vooral in een omgeving waar men het moet hebben van collegiale samenwerking en intrinsieke motivatie een financiële competitie moet gaan invoeren, niet op basis van objectieve criteria, maar een stuk op basis van willekeur, want er zijn eigenlijk geen criteria. Dat moet je vooral doen als je mensen nog meer uit het onderwijs wilt jagen.
Ook de vakbond is absoluut niet te spreken over de verdeeldheid die veroorzaakt wordt door de leraar-specialist. Die mag zich specialiseren in een onderwerp waar hij voor kiest, en die daar de tijd en ruimte voor krijgt en ook nog eens de financiële middelen, terwijl we eigenlijk verwachten dat al onze leerkrachten de kans krijgen om extra opleidingen te volgen in de zaken waarin ze zich willen specialiseren, en om daarvoor de tijd en de ruimte te krijgen.
Welk signaal geef je daarmee richting de ouders? Zou niet iedereen zijn kind bij een leraar-specialist willen zien zitten? ‘Het mijne zit bij een leraar-specialist, en dat van u niet’? Op tachtig leerkrachten zullen er misschien vier zijn die leerkracht-specialist zijn, en natuurlijk wil je als ouder dan je kind bij die leerkracht-specialist zit. Ook daar is er dus een compleet verkeerde perceptie over de rol van leerkrachten, en wat we van onze leerkrachten verwachten, door dat idee van die leraar-specialist.
De Raad van State is ook zeer kritisch, dat heb ik daarnet al aangehaald. Hij zegt dat het verschil in behandeling tussen personeelsleden op deze manier onvoldoende te verantwoorden is. Men vreest dat dit niet stand zal houden. Dat is een extra argument om in dit voorstel zeker niet mee te gaan.
Ten tweede is er het idee van de gastleraren, en de uitbreiding van de gastleraren. Ik vind het mooi dat mevrouw Grosemans zei ‘we beperken het tot een derde’. Neen, we breiden het uit tot een derde, en we zorgen ervoor dat een derde van de lestijd gegeven kan worden door mensen die geen pedagogisch diploma hebben. Er wordt al wel eens lachend gezegd dat als je tegenwoordig een hond een broek aantrekt, hij voor de klas kan staan. Wel, daar begint het wel een beetje op te lijken. Mevrouw Grosemans, we zijn de lat enorm naar beneden aan het leggen. Jullie zijn de partij die zegt dat we moeten zorgen voor onderwijskwaliteit. Maar hoe zorg je voor onderwijskwaliteit, hoe ga je de lat hoger leggen in ons onderwijs? Dat is door voldoende leerkrachten, dat is één zaak, maar ook door gekwalificeerde leerkrachten, met een pedagogisch diploma.
Wat zouden wij voorstellen, wat zouden wij doen met de middelen die jullie hier nu voorzien? Wij zouden vooreerst zorgen voor beginnende, opgeleide leerkrachten, die een opleiding hebben gehad, maar die uitstromen omdat ze te weinig ondersteund worden. Dat zijn mensen die gekozen hebben voor het onderwijs en die een opleiding gehad hebben om leerkracht te worden. Versterk hen! Ondersteun hen, en zorg daar voor extra begeleiding. Dat zou een goede piste geweest zijn. Versterk ook de opleidingen. Dat zijn maatregelen die nodig zijn om op een structurele manier … Daar knelt het schoentje: we hebben nood aan een structurele aanpak, een totaalvisie aan maatregelen, geen losse maatregelen die keer op keer op het allerlaatste moment proberen om een oplossing of een schijnoplossing te voorzien voor de problemen die zich op dit moment voordoen in het onderwijs.
Hoewel er ook goede zaken in zitten – er zitten elementen in het voorstel van decreet die wij ook kunnen steunen – gaan we vanwege die twee grote knelpunten waar we niet achter kunnen staan dit voorstel van decreet niet goedkeuren. We zijn allerminst opgezet met de manier waarop dit in de plenaire vergadering wordt aangebracht. (Applaus van Meyrem Almaci)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Collega’s, indieners, het siert jullie – en dat meen ik – dat jullie de bressen proberen te dichten in het onderwijsbeleid van de minister van Onderwijs. Bressen die in de loop van de voorbije maanden en jaren steeds groter zijn geworden, want het lerarentekort hangt steeds meer boven het hoofd van het onderwijsveld als een zwaard van Damocles. Aan de andere kant vergelijk ik jullie voorstel – dat goed bedoeld is, daar ben ik van overtuigd – een beetje met een voetbalploeg die eind augustus, juist voor het stoppen van de zomermercato, merkt dat ze in de competitie nul op twaalf heeft gehaald, en dan nog snel de laatste twee dagen, met pure paniekvoetbal, op goed geluk nog een aantal spelers probeert aan te trekken. Dat is het gevoel dat ik hier heb.
Ik volg collega Meuleman, het mes wordt ons hier wat op de keel gezet, want het is een warboel. Mijn collega’s die niet in de commissie Onderwijs zitten, trekken ook heel grote ogen. Een ontwerp van decreet, met enorm veel amendementen, dat is een hoopje ongeregeld dat vandaag wordt voorgesteld. Jullie vragen dan aan het onderwijsveld om jullie serieus te nemen. Zo’n manier van werken, wat hier vandaag gebeurt, wat de reden ook is, vind ik beschamend naar het onderwijsveld toe. Ik vind het zelfs een vorm van de middelvinger opsteken naar het onderwijsveld. Mocht ik nu nog in het onderwijs werken, dan zou ik zeggen dat de mensen in het parlement ons niet serieus nemen.
Als we het dan hebben over de planlastvermindering, dan doen we met deze bespreking, en het debat dat volgt, juist het omgekeerde. Wij zadelen de mensen van het onderwijsveld op met extra planlast, waarbij de directies bijna verplicht zijn om de hele zomervakantie door te werken om het allemaal klaar te hebben. Mensen die in het onderwijsveld hebben gestaan als directeur, beleidsondersteuner, of leerkracht, weten al hoeveel werk een directeur en zijn of haar team vanaf halverwege augustus heeft. Wij gooien er dan nog rap van alles bij. Bij het onderwijsveld komt dat over als pure paniekvoetbal, of als onkunde. Of zoals collega Meuleman daarnet terecht stelt, komt het over alsof jullie het niet meer weten.
We zouden inderdaad kunnen zeggen dat we met die amendementen naar de Raad van State gaan, maar als we dat doen, en de Raad van State geeft ons gelijk, dan gaan we een aantal goede zaken blokkeren die in dat ontwerp van decreet zitten waar er middelen voor zijn voorzien. Dat gaan we niet doen. Ik wil zeker ook die goede zaken opnoemen: de artikelen over de prestaties tijdens het zomeraanbod door de CVO’s. We zijn ook niet tegen de artikelen ter uitvoering van de EU-richtlijn met betrekking tot de flexibele werkregelingen, voor meer evenwicht tussen werk- en privéleven voor ouders, en meer mogelijkheden voor mantelzorgers. Er is ook de mogelijkheid om een adjunct-directeur aan te stellen in het basisonderwijs, al vinden wij dat er vooral administratieve ondersteuning ontbreekt in het basisonderwijs. De artikelen over de re-integratie van het personeelslid na afwezigheid wegens ziekte zijn ook een goede zaak. We zijn ook positief over de artikelen over de vereenvoudiging van de overgangsmaatregelen voor de verwerving van een TADD. De artikelen over de leraar in opleiding die zijn uren voor de klas kan inbrengen als stage voor de lerarenopleiding vinden wij ook een goede zaak. Dat zijn de redenen waarom wij hier het kind niet met het badwater willen weggooien.
Maar ik mis opnieuw die voeling met het terrein. Ik heb het daarnet gezegd: minder planlast? Neen, we overrompelen de scholen met extra planlast de volgende dagen, weken, maanden en jaren.
Als ik dat op mijn boterham zou krijgen, collega’s, dan zou ik in de zomer niet veel geruste momenten hebben. Dan zou ik daar wakker van liggen, zou ik piekeren, als ik een directeur zou zijn die op 1 september mijn team klaar wil hebben, duidelijk wil communiceren naar mijn team, en vooral de dingen juist wil doen.
Wij willen wel nadenken over een mandaat van leraar-specialist, maar dat moet gebeuren binnen een beleidskader. Dat is ook wat de directies vragen, trouwens. Loondifferentiatie moet binnen een breder verhaal, samen met de vakbonden, en er moet gesproken worden over welk parcours leerkrachten moeten afleggen om dat te bereiken. Dat noemen we dan transparantie.
Het krijgen en genieten van het mandaat moet op een objectief criterium berusten, dat redelijk te verantwoorden is naar de achterban in het team. Veel directeurs hebben al aangegeven dat ze niemand van hun team zullen aanduiden. Dat hoor ik heel regelmatig. Ze willen geen onderscheid maken tussen hun leerkrachten. Ze hadden het geld veel liever gezien in extra administratieve ondersteuning in het basisonderwijs, want daar is er in veel scholen – in tegenstelling tot secundaire scholen – nog altijd een groot tekort aan.
De Raad van State vraagt zich ook af waarom het mandaat enkel in het basis- en secundair onderwijs wordt ingevoerd en niet in de basiseducatie, het volwassenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs.
Welk signaal wordt er gegeven met de gastleerkracht? Je kunt zonder opleiding leraar worden. De voordrachtgevers in het secundair onderwijs waren goed. Die brachten kennis uit het bedrijfsleven binnen in het praktijkgericht onderwijs voor een beperkt aantal uren. De centra voor volwassenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs zijn het idee voor een beperkt aantal uur voordrachtgevers ook genegen, maar met dit voorstel van decreet kunnen gastleerkrachten in het basisonderwijs tot zelfs een derde van de uren lesgeven.
Hiermee waardeer je het lerarenambt niet, maar hol je het eerder uit. Leerkracht zijn is een métier. Leerkracht zijn is een passie. Dat doe je niet zomaar. Daar word je ook voor een stuk mee geboren. Om leerkracht te worden, moet je een opleiding volgen, stage doen. Dat is niet zomaar een beetje met kinderen bezig zijn, dat is een specialisatie. Ze worden nu gewoon voor de leeuwen gegooid.
De Raad van State merkte over de gastleraren ook op – ik ga niet alles citeren, maar toch een belangrijk stuk eruit –: “Gelet hierop bestaat wel degelijk het risico dat personen met eenzelfde expertise die een zelfde opdracht uitoefenen op een verschillende manier worden behandeld, op vlak van de rechtsband met een schoolbestuur en de verloning. (…) De indieners van het voorstel doen er goed aan om tijdens de verdere parlementaire bespreking meer uitdrukkelijk te verantwoorden waarom de rechtspositieregelen niet van toepassing zijn op de gastleraren.”
Dat is een onderscheid tussen de twee groepen die daar zullen werken in het kader van de rechtspositieregeling. Het is een zeer gevoelige materie trouwens, waar er heel rap ongelukken van kunnen komen.
Hetzelfde geldt voor de bepaling die mogelijk maakt dat werknemers worden aangesteld via een dienstverleningscontract. Twee mensen die hetzelfde werk doen, in dezelfde school, bijvoorbeeld economie geven in de derde graad, maar dan aan andere loon- en arbeidsvoorwaarden – een van hen kan misschien zelfs nog met zijn salariswagen naar school komen –: kun je je dat voorstellen? Waarom zou je op je 23e nog voor het onderwijs kiezen? Het onderscheid tussen twee mensen die dezelfde job doen, is volgens mij niet redelijk te verantwoorden. Het holt het beroep en métier voor een groot stuk uit. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Ik wil namens mijn fractie ook een aantal zaken uitdiepen. Er is een reëel gevaar, zeker in tijden van lerarentekort, dat die goedbedoelde maatregelen doorslaan. In de memorie van toelichting bij het voorontwerp van decreet lezen we dat in het secundair onderwijs – ik heb het daarnet ook gezegd – tot een derde van de lessen door gastleraren zouden kunnen worden gegeven, al moet dat uiteraard wel onderhandeld worden met de vakbonden.
Voor alle duidelijkheid: gastleerkrachten zijn mensen met ongetwijfeld heel veel expertise, maar zonder pedagogische opleiding. Een bankdirecteur is niet per se een goede leraar economie. Een goede kok is daarom niet per se een goede leraar kooktechnieken.
Een goede leerkracht is meester in zijn vak – dat is heel belangrijk, en daar hameren we ook altijd op – maar is ook een meester in zijn vak als didacticus. Dat is heel belangrijk om je leerstof over te brengen.
Het idee om een vacature in een school in te vullen via een dienstverleningsovereenkomst met een bedrijf of een organisatie, doet ons erg denken aan wat nu in de zorg gebeurt, waarbij verpleegkundigen met een bedrijfswagen overal de gaten gaan opvullen en meer verdienen dan als ze tewerkgesteld zouden zijn bij het woonzorgcentrum of ziekenhuis zelf. Dat gebeurt nu trouwens al in veel woonzorgcentra en het zorgt, ook in mijn gemeente, al voor heel wat problemen. De band tussen werkgever en werknemer wordt doorgeknipt en voor een stuk in externe handen gelegd. Voor ons is dat absoluut niet wenselijk. Dit komt eigenlijk neer op een businessmodel van privaat leerkrachtenverhuur. Ook de inspecteur van Financiën waarschuwt daar trouwens voor.
Ik ga dat duiden met een concreet voorbeeld. Coca-Cola wil een deel van zijn marketingafdeling laten afvloeien. Het is goedkoper om hen via een dienstverleningsovereenkomst in te zetten als leerkracht economie dan hen te ontslaan. Het zou een win-winsituatie zijn: de werknemer behoudt zijn volledige loon, het bedrijf moet enkel het verschil bijpassen met de onderwijswedde in plaats van de volledige opzegvergoeding van oudere werknemers te moeten betalen, de scholen krijgen extra leerkrachten die ervaring hebben in het bedrijfsleven. Deze mensen komen voor de klas, verdienen meer dan hun collega’s in het onderwijs en hebben bijvoorbeeld ook nog steeds een bedrijfswagen. Kunt u zich voorstellen wat voor een tweespalt dit in de leraarskamer teweeg zal brengen? En hoe zit dat dan met de neutraliteit, als de leerkracht eigenlijk een Coca-Cola-werknemer is? Het is maar een random voorbeeld dat ik wil geven om aan te tonen tot welke toestanden dit allemaal kan leiden.
Bovendien is er weer sprake van losse maatregelen en weigert u – en dat is dan vooral aan de minister gericht, maar jullie zitten in de meerderheidspartijen – het regeerakkoord uit te voeren, waarin staat – en u legt daar ook altijd de nadruk op, collega Vandromme –: “Maak werk van een lerarenpact, een korte-, middellange- en langetermijnvisie.” Neen, ad hoc. Ik heb het al eens aan de minister gezegd: tienduizend luchtballonnen, blokken op elkaar, waar een kat haar jongen niet in terugvindt. En als er hier al parlementairen zijn die tussen dat alles hun jongen niet meer terugvinden, wat kunnen we dan verwachten van het onderwijsveld zelf? Dat is allemaal niet correct.
Er is immers één belangrijk punt dat u telkens over het hoofd ziet. Het gaat er niet alleen om om mensen voor het onderwijs te doen kiezen. Je moet ze ook kunnen houden, want dat is ook een groot probleem. Hoeveel leerkrachten stromen er niet binnen een korte periode uit? Dat laatste wordt maar niet gezien.
Het onderwijsveld is boos, terecht. Alweer komt deze meerderheid niet verder dan losse ideeën. Ze zijn goedbedoeld, dat heb ik in het begin gezegd. Jullie proberen voor een stuk jullie minister te redden, of toch de minister van Onderwijs. Dat siert jullie. Maar het is Vlaamse koterij die snel moet worden ingevoerd, die rap moet gebeuren, noem maar op.
Voor onze fractie is het duidelijk: deze meerderheid weet niet hoe ze het personeelsbeleid in het onderwijs structureel moet hervormen en klaarstomen voor de toekomst, laat staan leerkrachten aan boord houden, want met deze ad-hocmaatregelen zullen nieuwe leerkrachten snel – te snel – afhaken. Meer dan een derde van de beginnende leerkrachten gooit de handdoek in de ring binnen de vijf jaar. We raken te veel mensen kwijt die bewust voor het onderwijs kiezen en kozen. Het lerarenstatuut en de lerarenopleiding zijn gewoon dringend structureel aan vernieuwing toe, niet met ad-hocvoorstellen om hier en daar een bres te dichten in een schip dat aan het zinken is. Dat is gewoon plat paniekvoetbal.
Hoe denkt de minister dat deze maatregelen het lerarentekort kunnen aanpakken en de kwaliteit van het onderwijs hoog houden? Ik weet dat de minister niet verplicht is om vandaag te komen omdat het een voorstel van decreet is, maar dit is het grootste probleem in heel de legislatuur, dat als een zwaard van Damocles boven ons hoofd hangt. Mocht ik minister van Onderwijs zijn, dan zou ik hier toch op zijn minst komen luisteren naar hoe het debat verloopt en hoe andere mensen hem uit de miserie proberen te houden.
Een van de vele fundamentele problemen die tot het huidige grote lerarentekort hebben geleid, is de opleiding. Die blijkt te weinig voor te bereiden op de realiteit van de klas en trekt te weinig sterke profielen aan. Hervorming en herwaardering van de opleiding zijn dus absoluut cruciaal.
Door nu uit alle gaten en kieren vrijwilligers aan te trekken, geven de meerderheid en de minister het signaal dat een geschikte opleiding volgen er niet toe doet. Wij denken dat dat contraproductief is. In de beleidsnota staat dat de minister de kwaliteit van de lerarenopleiding sterk zal monitoren en indien nodig bijsturen. Hij werkt aan een inhoudelijke versterking van de lerarenopleiding, met sterke aandacht voor Nederlands en kennisverwerving. Wanneer zal daar structureel werk van worden gemaakt?
Het lerarentekort valt niet los te zien van de bredere krapte op de arbeidsmarkt. Het onderwijs is eenvoudigweg niet aantrekkelijk genoeg om voldoende talent aan te trekken en vooral bij te houden. Wat heeft het onderwijs te bieden aan een jonge aspirant-leerkracht? Dat is een belangrijke kwestie. Het plaatje oogt nog altijd niet te best. Het verschil tussen opleiding en praktijk is vaak een schok. Er is een demotiverende vaststelling dat leerkrachten het niveau in de klas onvoldoende op peil kunnen houden. Er is een grote jobonzekerheid en schaarse begeleiding voor starters. Er is het vooruitzicht van een eerder vlakke loopbaan met druk van administratie en juridisering. Ziedaar het meervoudig probleem van ons lerarentekort. Het beleid dat niet naar de wortels van het probleem grijpt – opleiding, begeleiding, personeelsbeleid – is gedoemd te falen. Misschien staat minister Weyts te machteloos om beter te doen. Dan is het beter om dat toe te geven in plaats van de schijn op te houden en jullie in het front te duwen zodat dit belangrijke debat eindelijk gevoerd kan worden met alle hoofdrolspelers, actoren en stakeholders.
In de categorie ‘tijdelijke kortetermijnmaatregelen die wat brandjes moeten blussen’ is dit prima zegt Tim Surma, onderwijsexpert en directeur van het expertisecentrum voor effectief leren aan Thomas More. Het boort een pedagogische reserve aan en probeert mensen naar het onderwijs terug te brengen. Maar hij waarschuwt dat deze goedbedoelde maatregelen de ‘serieux’ van het onderwijs kunnen ondermijnen, en dat mag niet. Een tolk is niet per se een goede lesgever. Aandacht voor kwaliteit blijft cruciaal. Om niet te dweilen met de kraan open, zijn daarnaast ook structurele maatregelen nodig, klinkt het. Daarvoor kijkt Surma in eerste instantie naar de kwaliteit van de lerarenopleiding, daarom moeten mensen het ambacht van het lesgeven aangeleerd krijgen. De lat moet hoog, zodat het imago van de job kan worden opgetrokken. Ook de ondersteuning voor de jonge leerkrachten moet gebetonneerd zijn. In het eerste jaar voor de klas leert een leerkracht 50 procent van zijn skills. Dat is enorm. Ondersteuning in die eerste jaren, structureel alweer, is daarom cruciaal.
Nog een gevaar: er zijn heel wat taken in een school, naast het lesgeven, die verdeeld worden onder de leerkrachten, bijvoorbeeld toezichten, organisatie van schoolfeesten enzovoort. Gaan die gastleerkrachten dat ook doen? Zo niet, dan zal de pool waarover die taken kunnen worden verdeeld, kleiner worden. Dus komen er bij de gewone leerkrachten alweer meer taken te liggen. Onze fractie vreest dat het omzetten van uren naar krediet en een dienstverleningsovereenkomst kan leiden tot toestanden zoals in Nederland, waar leerkrachten via interimkantoren worden uitgestuurd tegen betere loon en arbeidsvoorwaarden dan de reguliere leerkracht. Dat, collega’s, kan met alle goede bedoelingen niet de bedoeling zijn. Daarom zal mijn fractie zich straks onthouden. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik zal proberen zo weinig mogelijk te herhalen. Het debat is al uitgebreid gevoerd.
Wij zien drie positieve dingen in dit voorstel van decreet: één, de versoepeling van de mogelijkheden voor de leraar in opleidingstrajecten, twee, de aanpassing van de terbeschikkingstelling en drie, de nieuwe adjunct-directeur in het basisonderwijs. Maar wij zien ook twee negatieve punten die onzes inziens echt niet door de beugel kunnen: de invoering van het ambt van leraar-specialist en van de gastleerkrachten.
Collega Vandenberghe en collega Meuleman zijn er al uitgebreid op ingegaan: de invoering van de leraar-specialist is geen goede maatregel. De minister zegt dat hij op die manier de vlakke loopbaan doorbreekt, maar dat is slechts gedurende een korte periode, daarna zakt het loon opnieuw. Van een structurele wijziging van de vlakke loopbaan is geen sprake. Het cruciale criterium om in aanmerking te komen voor zo’n mandaat is volgens ons tamelijk vaag: aantoonbaar expertise hebben dat men de job beter zou kunnen doen als specialist. Dat zet de deur open voor willekeur, favoritisme en rivaliteit binnen de leraarskamer. Dat is voor ons geen goede evolutie en niet bevorderlijk voor de sfeer op het werk.
Tegelijkertijd hebben wij de vrees dat dit systeem zal zorgen voor hogere werkdruk bij de rest van de leerkrachten als die leraar-specialist wordt vrijgesteld voor een aantal specialistentaken.
Niet alleen wijzelf maar ook, zoals al gezegd, heel veel leerkrachten en hun vakorganisaties maken zich zorgen over dit nieuwe systeem. Ook directeurs maken zich zorgen. Ik heb het in dit parlement al vermeld: toen de minister zijn ronde van Vlaanderen deed, kwam hij uiteindelijk in Limburg terecht. Daar waren zeer veel directeurs verzameld. Een honderdtal kwamen een Kinder Surprise-eitje afgeven met de boodschap ‘Lekker van buiten, prul van binnen’. Ons inziens zit niemand te wachten op die maatregel, niet de leerkrachten, niet de vakbonden, niet de directeurs.
Ten tweede is er de gastleerkracht. Die is al meermaals toegelicht en ik zal het dus niet nog eens uitleggen. Wij hebben bezwaren tegen de gastleerkracht-voordrachtgevers, die voor een derde een volledige lesopdracht mogen geven zonder pedagogisch diploma. Bovendien zijn de werkgevers van die gastleerkrachten in staat gesteld om te onderhandelen met de scholen over hun takenpakket, waardoor die taken kunnen worden gespecificeerd, waarbij bijvoorbeeld toezichtstudie daaruit kan worden gehouden. Het gevolg is dat er opnieuw een verhoging is van de werkdruk voor de leerkrachten die niet in zo’n statuut zitten.
Als wij de zijinstroom willen verhogen, moeten wij inzetten op extra jaren. Volgens mij is dat wel mogelijk. Wij moeten niet inzetten op een nieuw statuut van personeel, dat dan de facto werkt voor andere ondernemingen, met andere verloningen, aparte contracten en aparte voordelen.
Collega’s, dat is de kern van ons bezwaar. Als we het lerarentekort willen oplossen en het ambt opnieuw aantrekkelijker willen maken, wat inderdaad noodzakelijk is, dan schiet dit voorstel van decreet zijn doel voorbij. De reacties uit het veld zijn negatief tot zeer negatief. Om die reden zullen wij het niet goedkeuren. (Applaus bij de PVDA en Groen)
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik wil hier toch op een aantal zaken een repliek geven.
Ik ben uiteraard ook met het verstrijken van de tijd bozer en bozer geworden. Dat lerarentekort werd al aangekondigd toen Vooruit de minister van Onderwijs leverde. (Opmerkingen)
Ja, maar het is zo. Het werd toen al aangekondigd. Het arbeidsmarktrapport gaf dat toen al aan. Maar het grote lerarenloopbaanpact waar Smet toen mee uitpakte, is nooit geland. Vooruit heeft sinds Onderwijs een Vlaamse bevoegdheid is de meeste ministers van Onderwijs geleverd. Dat wij nu dit voorstel van decreet moeten uitrollen, is precies omdat jullie hebben nagelaten om actie te ondernemen toen bekend werd dat we aan het afstevenen waren op een lerarentekort. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Ik hoor altijd kritiek van Vooruit, maar nooit tegenargumenten. Ik hoor niks, behalve het verhogen van de anciënniteit voor de zijinstromers. Maar zelf hebben jullie die anciënniteit met nul jaren verhoogd.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Excuseer, mevrouw Grosemans, maar dit gaat er natuurlijk wel een beetje over. Ik begrijp natuurlijk wel dat de aanval altijd de beste verdediging is, maar we gaan wel een beetje serieus blijven. Allez, waar is de kracht van verandering? (Opmerkingen van Karolien Grosemans)
Tien jaar lang zonder socialisten heeft deze ploeg al de kans om dat inderdaad aangekondigde lerarentekort aan te pakken, en er ligt nog altijd geen plan. Er is geen visie. Het probleem wordt alleen maar groter. Mag ik u er nog eens aan herinneren dat dat lerarenloopbaanpact, dat hier door u wordt verguisd, in het meerderheidsakkoord van deze meerderheid staat? Wij zijn nog altijd aan het wachten. Het onderwijsveld is nog altijd aan het wachten. Dat u ons hier nog een beetje verwijten komt maken, vind ik van een schaamteloosheid die ik van u niet had verwacht. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Het lerarenloopbaanpact waar jullie het over hebben, is jullie strategie geweest. (Applaus van Hannelore Goeman)
Die hebben jullie gevolgd, daarna is er nog een minister geweest die haar tanden daarop heeft stuk gebeten. Wij volgen een andere strategie. En dat is niet de strategie van de luchtballonnen en dat is ook helemaal niet de paniekvoetbal die hier werd aangehaald. Het is de stapsgewijze aanpak. Daarom hebben we al heel wat maatregelen kunnen nemen, en zijn we hier nu opnieuw met goede maatregelen. (Applaus van Kathleen Krekels)
Ik zal nu op een aantal vragen die ik heb genoteerd proberen een antwoord te geven. Eerst over het omzetten van de uren naar punten. Dat moet altijd in het kader van het lerarentekort. Indien er toch een leraar wordt gevonden, dan kan die leraar worden aangeworven. Wij willen echt wel de voorkeur geven aan mensen die vallen onder het decreet rechtspositie. Vandaar dat we een duidelijke hiërarchie behouden. Ondanks het lerarentekort, eerst statutaire, zijinstromers, LIO’s die een lerarendiploma hebben en dan – als er echt niemand kan worden gevonden – , deze maatregel.
Ik ga het hebben over de gastleraar. (Opmerkingen)
De gastleraar, ter info, heette voordien de ‘voordrachtgever’ en was een idee van minister Frank Vandenbroucke. Hoewel het klopt dat gastleraren niet over een pedagogisch bekwaamheidsdiploma beschikken, is het toch gerechtvaardigd om hen een beperkt aantal uren les te laten geven want, collega’s, wat is het alternatief? Het alternatief is dat leerlingen geen onderwijs krijgen en achterop raken. Dat is toch absoluut een situatie die we moeten vermijden. Natuurlijk moeten we ervoor zorgen dat gastleraren aan bepaalde criteria voldoen: onberispelijk gedrag, goede kennis van het Nederlands. En hoewel ze misschien niet over pedagogische bekwaamheidsdiploma’s beschikken, hebben ze uiteraard wel heel waardevolle kennis en expertise op die specifieke vakgebieden. Ik wil hier nog eens benadrukken dat het inzetten van die gastleraren een tijdelijke maatregel is, een tijdelijke oplossing, en geen vervanging voor het aantrekken en behouden van gekwalificeerde en bevoegde leraren. Het spreekt voor zich dat we blijven investeren in de werving en de opleiding van gekwalificeerde leraren om het lerarentekort op de lange termijn aan te pakken. We blijven inzetten op die duurzame oplossing voor het lerarentekort, maar in de tussentijd moeten we ervoor zorgen dat leerlingen toegang blijven hebben tot kwalitatief onderwijs.
Ik wil het ook nog hebben over de hybride leraar via de dienstverleningsovereenkomst. Die heeft uiteraard wel een pedagogisch diploma. We leiden op die manier mensen met een pedagogisch diploma naar het onderwijs. Ze brengen die expertise mee.
Dan heb ik nog gehoord dat een gastleraar minder taken moet uitvoeren. Wel, nogmaals, als die gastleraren er niet zouden zijn, dan zouden leerkrachten alles moeten opvangen en toezicht houden in de studie. En dan denken wij dat het beter is iemand voor de klas te hebben, niet altijd met een pedagogisch diploma maar wel met expertise, dan niemand voor de klas. Van een privatisering van ons onderwijs is absoluut geen sprake. We moeten daar ook eerlijk in zijn. We verwachten geen grote toestroom. We werken samen met het bedrijfsleven, en zij vinden het onderwijs wat star. Maar lessenroosters zijn nu eenmaal wat ze zijn.
Dan heb ik nog de vraag gekregen over de leerplicht. Voor het dko en het CVO zijn er ruime mogelijkheden. Wel, in het leerplichtonderwijs – het basis- en secundair onderwijs – is de verruimde inzet van die gastleraren inderdaad tijdelijk van aard en meer beperkt in omvang. Enerzijds willen we via die verruiming schoolbesturen tijdelijk de mogelijkheid geven om die vacatures wel in te vullen, maar door te zeggen dat het beperkt is in omvang, willen we ook aangeven en beklemtonen dat een pedagogisch bekwaamheidsbewijs en de statutaire aanstelling van groter belang blijven in deze onderwijsniveaus, gezien de doelgroep.
In het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs zijn heel wat personeelsleden vandaag aangesteld voor kleinere opdrachten, en ligt de nadruk van de lesgevers vooral op de inhoudelijke expertise. Een verruimde mogelijkheid om bij een lerarentekort gastleraren aan te trekken om vacatures in te vullen, sluit hierop aan.
Dan werd er nog gevraagd waarom die gastleraren geen statutaire aanstelling hebben. Wel, die gastleraar vraagt geen statutaire aanstelling, want die heeft helemaal niet de ambitie om een duurzame loopbaan in het onderwijs aan te gaan. Hij of zij is wel bereid om tijdelijk en voor een welomschreven lesopdracht op te treden in de school of het centrum. Als die gastleraar toch voor statutaire rechten zou kiezen, dan kan hij of zij trouwens voor een statutaire aanstelling als zijinstromer gaan. En als hij of zij niet beschikt over een diploma van lerarenopleiding, kan hij of zij gebruikmaken van het principe van de LIO-baan en de lerarenbonus.
En dan was er nog een vraag van de heer Vandenberghe. Hij zei dat enkel scholen van het secundair onderwijs in het kader van een zogenaamde reguliere vervanging er tijdelijk voor kunnen kiezen om omkaderingsmiddelen, in dit geval uren leraar van een niet-vacante betrekking, om te zetten in een krediet voor het aantrekken van een gastleraar. In de overige onderwijsniveaus bestaat die mogelijkheid niet. Hij vraagt zich af waarom die maatregel enkel geldt voor het secundair onderwijs. In het secundair onderwijs wordt gewerkt met vakken, en zal een vervanging voor een specifiek vak veel gemakkelijker gaan via een gastleraar. Het kan gemakkelijker worden opgevangen. In het basisonderwijs is dat minder opportuun, in het kader van die geïntegreerde opdracht van de kleuteronderwijzer. Daarenboven hebben scholen in het basisonderwijs vandaag al meer mogelijkheden om afwezigheden, ook voor heel korte duur, op te vangen, namelijk via de tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn in het lerarenplatform, en via het systeem van de korte vervangingen, waarmee basisscholen al vervangingen vanaf één dag kunnen doorvoeren.
Ik ga over naar de vele vragen die er waren over de leraar-specialist, en de vriendjespolitiek, als ik het zo mag samenvatten. Ik begrijp die bezorgdheid over het proces van het selecteren van de leraar-specialist door de directie. Ik begrijp de bezorgheden over mogelijk favoritisme. Maar ik wil nog eens herhalen dat de uiteindelijke beslissing over die selectie van leraar-specialist wordt genomen via lokale afspraken tussen de schoolbesturen en de sociale partners, en dat biedt toch waarborgen op een eerlijk en transparant proces. Die lokale afspraken tussen schoolbesturen en sociale partners zijn bedoeld om procedures en criteria vast te leggen voor die selectie. Op die manier wordt dat selectieproces gebaseerd op ervaring, deskundigheid, geschiktheid voor een specifieke functie. Door die criteria op voorhand vast te leggen en daarover ook nog eens transparant, open en duidelijk te communiceren, lijkt het mij dat de deur voor willekeurige beslissingen gesloten wordt, en wordt de kans op favoritisme echt wel geminimaliseerd. Er zitten meerdere personen rond de tafel. Het is niet een directeur die eens even zijn schoonzoon leraar-specialist zal maken. Dat gebeurt door meerdere personen die rond tafel zitten, en dat vergroot de objectiviteit en zal ervoor zorgen dat selectie rechtvaardig gebeurt.
Dan kwam er wat kritiek op het feit dat de leraar-specialist door de scholen zelf wordt gekozen. Ik denk dat als de scholen zelf kiezen wie leraar-specialist wordt op basis van hun behoeften en noden, dat net gaat leiden tot een juiste en effectieve invulling van die functie. Want scholen hebben het beste zicht op de specifieke noden van hun school, op de sterke en zwakke punten, ze weten welke expertise ontbreekt. Net daarom is het belangrijk om die invulling van de functie niet van bovenaf op te leggen, maar de scholen net de vrijheid te geven om die keuze te maken. Ik denk dat we daar echt vertrouwen mogen hebben in de scholen.
Dan was er nog een vraag dat dit enkel was voor het leerplichtonderwijs, basis en secundair, en dat er toch ook andere onderwijsniveaus vragende partij zijn. Daar hebben we ook begrip voor, maar we zien toch dat het lerarentekort het meest prangende is in dat leerplichtonderwijs. Dan zouden we toch het liefst vooral inzetten op dat leerplichtonderwijs, als er toch keuzes moeten worden gemaakt.
Dan heb ik het nog over die leraar-specialist. De vlakke loopbaan wordt doorbroken, dat klopt inderdaad, maar dat is dan eigenlijk alleen maar voor die persoon. Die leraar-specialist gaat natuurlijk veel verder. Als een school dat verstandig aanpakt, kan die leraar-specialist nagaan wat precies het probleem is op die school. Mevrouw Vandromme heeft er daarstraks ook al naar verwezen, die leraar-specialist kan bijvoorbeeld een enquête houden, een bevraging onder die leerkrachten. Het is hier al een paar keer gevallen: stel nu dat het probleem planlast is, een overadministratie. De leraar-specialist kan specifiek op zoek gaan op die school naar waar die overadministratie zit. Waar zit die planlast? En die kan dan een visie op papier zetten met specifieke acties om die planlast, die overadministratie op die punten naar beneden te brengen. Dat gaat dan veel verder dan alleen maar het doorbreken van een vlakke loopbaan. Dan is dat het ondersteunen van die volledige school, van al die leerkrachten, en dan komt dat die school wel absoluut ten goede.
Dus men kan ze wel inzetten door ze bijvoorbeeld de moeilijkste klassen te geven, dan verliest men ook helemaal geen leerkrachten voor de klas. Maar de leraar-specialist kan ook startende leerkrachten begeleiden en ervoor zorgen dat die niet binnen vijf jaar uitstromen. Op die manier helpt zo’n leraar-specialist ook om het lerarentekort tegen te gaan, want die zorgt ervoor dat die leerkrachten op school blijven. Maar zoals ik net zei, ze kunnen ook specifieke problemen op een school in kaart brengen en actieplannen op poten zetten om dat probleem aan te pakken. Op die manier helpt zo’n leraar-specialist ook om leerkrachten aan boord te houden en dat lerarentekort tegen te gaan. Ik vind dat een zeer goede maatregel. Ik wil nog eens zeggen: het is iets wat mag en niet wat moet. Scholen zijn hier niet verplicht.
Dan wil ik het nog even hebben over iets wat hier ook een aantal keer aan bod is gekomen en dat is oneerlijke behandeling, een splijtzwam, wrijvingen in de leraarskamer, enzovoort. Daar wil ik echt zeggen dat we serieus moeten blijven. Er is nu al heel veel onderscheid in zo’n lerarenteam. Men heeft bpt-uren (bijzondere pedagogische taken), coördinatoren, vakgroepverantwoordelijkheden, leerlingenbegeleiders, men heeft er die aanvangsbegeleiding doen, men heeft leerkrachten van het basisonderwijs, en van het secundair. Men heeft leerkrachten met een bachelordiploma of met een masterdiploma. Bij een statutaire aanstelling zijn nu ook al loonverschillen, namelijk andere salarisschalen volgens het diploma en volgens het onderwijsniveau. Het schoolbestuur kan contractuele personeelsleden aanstellen via zijn werkingsmiddelen, daar gelden ook heel andere arbeidsvoorwaarden. Er zijn nu ook al heel veel verschillen, er is diversiteit binnen dat team, en die leraar-specialist komt daarbij.
Daar staan natuurlijk ook heel wat extra inspanningen tegenover. Dus waarom zou dat zo meteen een splijtzwam zijn? Ik heb zelf lesgegeven, ik weet dat als iemand zo’n extra taak op zich nam, er ook heel veel leerkrachten waren die zeiden dat ze blij waren dat die persoon dat doet. Doe maar alstublieft! Die hadden niet de behoefte om die extra taken aan te nemen. Nogmaals, het is een mogelijkheid, het moet niet.
Dan heb ik nog iets opgeschreven, het laatste denk ik, over de Vlor en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Dat was een opmerking van mevrouw Meuleman. Daar is geen advies gevraagd. Ja, zij hebben vorig jaar ook geen advies gegeven over gelijkaardige maatregelen. Vorig jaar hebben we aan beide adviesraden een voorontwerp van decreet voorgelegd, vergelijkbare maatregelen, en ze hebben toen gezegd dat ze daar geen advies over wensten te verstrekken. Ook de SERV stelde dat men geen advies geeft ten aanzien van maatregelen over de organisatie van personeel en school.
Dan werd er nog gevraagd hoe het mogelijk is dat er hier nu dertien amendementen op tafel worden gelegd. Het voorstel is niet in de commissie besproken, dus dit is gewoon de enige mogelijkheid, en we houden met die amendementen rekening met het advies van de Raad van State en van de Gegevensbeschermingsautoriteit toe, om er net voor te zorgen dat het geheel robuuster wordt en dat het sterk in elkaar zit. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De Raad van State schrijft letterlijk dat ze het beter zouden vinden dat het reguliere proces doorlopen wordt en dat er wel advies wordt gevraagd aan onder andere de Vlor en de Inspectie van Financiën, en dat het kind- en jongereneffectrapport erop wordt toegepast. Dat is allemaal niet gebeurd.
Maar het ergste van al is, en daar hebt u geen antwoord op gegeven, mevrouw Grosemans: wanneer denkt u dat uitvoeringsbesluiten klaar zullen zijn en er duidelijkheid zal zijn voor het onderwijsveld? Ik heb gehoord dat vrijdag op de ministerraad eventueel de vraag zou gesteld worden om naar de Raad van State te gaan over de uitvoeringsbesluiten. Ik weet niet of ze bij de Raad van State werken in de vakantie en of ze dat advies spoedig voor jullie zullen kunnen voorzien en wanneer dat dan bij de scholen zou kunnen zijn. Ik heb het gevoel dat dat in het beste scenario eind augustus zal zijn, om dan in september aan de slag te moeten gaan met deze nieuwe maatregelen.
Zoals de heer Vandenberghe ook al zei, denk ik dat de planlast voor directeurs een heel groot probleem is. Ze zitten met de nieuwe eindtermen, waarover straks meer, die ze moeten klaar krijgen tegen september en dan krijgen ze dit er nog bij. Vindt u dat zelf goed wetgevend werk, mevrouw Grosemans?
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Wat het BVR betreft: ik ben geen madame soleil, ik weet niet hoe snel dit zal gaan. Ik weet wel dat de scholen uiteraard al op de hoogte zijn van dit decreet. Ik heb met scholen gesproken die daar al heel positief mee aan de slag zijn gegaan en die functieprofielen hebben opgesteld voor zo’n leraar-specialist. Die mensen zijn zich aan het klaarstomen om …
Ja, maar dat is de derde keer. Ik heb dat in het begin gezegd: dat is zo met die eindtermen … Ik vraag mij af waarom wij nog een parlement hebben, voorzitter.
Ik vraag mij ook af waarom ik hier nog zit als ik u het woord niet geef.
U kunt zich afvragen waarom we nog een voorzitter hebben, maar ik vraag mij toch af waarom wij een parlement hebben. Ze zijn al aan de slag met de eindtermen, wij mogen het post factum goedkeuren. Ze zijn al aan de slag met proeftuinen, wij mogen het post factum goedkeuren. Hier krijgen ze het al en kunnen ermee aan de slag, maar het moet nog worden goedgekeurd. Wat doen wij hier eigenlijk nog? Wat voor democratie en manier van werken is dat? Zo’n minister hebben we nog nooit gehad. Er wordt altijd gevraagd om voor duidelijkheid te zorgen tegen de paasvakantie, maar dit slaat werkelijk alles. Dus: ik heb problemen met de inhoud, maar zeker ook met de procedure. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil het even hebben over die procedure. Ik heb hier voor mij het procedureverloop staan. Ik hoor mensen “vandaag” zeggen. Dat klopt niet. Op 1 juni 2023 is het parlementair document gepubliceerd op de website van het parlement. In het document ‘ingekomen stukken’ ziet u dat staan. Dus vanaf 1 juni 2023 kon iedereen dit document lezen. Vervolgens werd op 27 juni het advies van de Raad van State ontvangen, wat u in het procedureverloop ziet. Op 30 juni werden die amendementen ingediend. Die kon u ook lezen vanaf 30 juni. U zegt dat u die amendementen vandaag pas te horen kreeg. Dat klopt niet. 0p 30 juni stonden deze amendementen open en bloot en voor iedereen op de website. Vandaag is het 12 juli. Ik kan alleen maar, voor u allemaal, in het procedureverloop vaststellen dat u, omdat het vandaag op de agenda staat, pas vandaag die stukken leest. Maar alle 124 parlementsleden konden alles lezen vanaf 1 juni en de amendementen vanaf 30 juni. Kijk zelf, het procedureverloop staat hier op dit document. U kunt het zelf zien.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Collega Daniëls, dat is natuurlijk een beetje de tactiek van uw fractie. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Ik zal het duiden. Het is de tactiek van uw fractie om, wanneer wij duwen waar het pijn doet, de zaken om te keren. Uw collega deed dat ook. Pascal Smet was minister van Onderwijs van 2009 tot 2014. We zijn bijna tien jaar later. Als je dan, om je te verdedigen, nog moet refereren aan een minister die tien jaar geleden zijn mandaat heeft beëindigd, terwijl jullie ook al vele jaren zelf in de Vlaamse Regering zitten, dan vind ik dat een absoluut zwaktebod met een manifest gebrek aan inhoud.
Ik zal mevrouw Meuleman nu wel verdedigen. Zij heeft niet gezegd dat we het niet tijdig hebben kunnen inkijken en dat heb ik zelf ook niet gezegd in mijn tussenkomst. Het gaat over wanneer dat vandaag goedgekeurd geraakt. Want dat is het punt, niet hoelang het al op de website staat of hoelang we de amendementen al kunnen bekijken. Dat is allemaal wel waar, maar daar hebben de scholen geen boodschap aan. We zijn vandaag 12 juli en vandaag zal de meerderheid dat goedkeuren. Alle scholen zijn met verlof en starten weer half augustus.
Geef toe, daarin heeft collega Meuleman gelijk: dat is geen manier van werken, zo rap rap. En ja, zelfs als het al op 1 juni op de website staat, is dat nog niet de manier om aan correct wetgevend werk te doen dat nog naar de school moet. Ik blijf bij mijn standpunt, collega Daniëls, al staat het er al van 20 mei of van 1 juni of 2 juni, dat maakt voor mij niets uit. Op die manier kom je totaal niet ernstig over bij de scholen. Zoals jullie praten, praten wij ook heel veel. Het komt bij hen ook over als ad-hocwerk, paniekvoetbal, niet weten waar naartoe en alles door de strot duwen. Dát is het punt, niet hoelang het al dan niet op hun website staat. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Daniëls heeft het woord.
Aan de leden van de oppositie: als jullie dan blijkbaar toch vanaf 1 juni dat voorstel van decreet al aan het lezen zijn, wat staat er in dit voorstel van decreet dat op 1 september 2023 móét? Ik zal het u zeggen: niets. Niets, het zijn allemaal mogelijkheden. Elk onderdeel is een mogelijkheid. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe en Hannelore Goeman)
En waarom geven wij scholen die mogelijkheden? Omdat zij het zeggen. Ze zeggen dat ze een interessant profiel hebben, een voordrachthouder – nu gastleerkracht – die ze graag zouden aanwerven, maar dat ze daarbij op een aantal problemen in de regelgeving stuiten. Dat ziet hierin. Hierin staat niets dat moet. Niets. Nul. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Collega Meuleman, alstublieft.
Hierin staat niets dat moet.
Ik verwijs naar het voorbeeld van de man van Coca-Cola. Je kunt het natuurlijk heel erg op flessen trekken, maar een dienstverleningscontract is geen opeisbaar recht. Het is dus niet zo dat de man die wordt ontslagen bij Coca-Cola, door Coca-Cola aan een bepaalde school wordt toegewezen en dat Coca-Cola daarbij de inrichtende macht, de directeur verplicht om hem aan te nemen. Dat is absoluut niet het geval. Het is een mogelijkheid. En zelfs als de marketingafdeling van Coca-Cola wordt ontslagen, kan die school bepalen wie wel en wie niet. Dat is hr-beleid. U zegt dat het moet, maar dat is helemaal niet het geval.
Hetzelfde geldt voor de gastleerkracht die zich aandient.
Collega Vandenberghe wil u graag onderbreken.
Mag ik mijn zin nog afmaken?
Als een gastleerkracht zich aandient, zijn het de directie en de inrichtende macht die bepalen of die er al dan niet in komt en onder welke voorwaarden. En als we er een langer traject mee willen, komen er inderdaad nog voorwaarden bij over het pedagogische aspect. Dat spreekt voor zich.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Het lerarentekort is precair, daarover zijn we het allemaal eens. Maar als het niet moet, zou ik het verstandiger en professioneler vinden om het naar de commissie te brengen, het debat in de commissie te voeren en dan misschien iets later hier te laten goedkeuren. Want het moet allemaal niet, ze hebben tijd en de leerkrachten hebben begin september andere katjes te geselen dan daarmee bezig te zijn. Dus u spreekt uzelf wel wat tegen.
Maar goed, we zitten toch niet op dezelfde golflengte. We hebben in ieder geval ons punt gemaakt. Ik zal het daarbij houden, voorzitter.
De heer Daniëls heeft het woord.
Nu geeft u zelf gewoon toe dat het niet moet. Dank u wel, dat u nu wel de eerlijkheid hebt om dat toe te geven. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Excuseer collega’s, hier wordt door een aantal mensen gezegd dat we iets moeten doen, dat we iets moeten doen. Keer op keer als we met deze meerderheid met voorstellen komen, is het niet goed. We zouden in één keer het lerarentekort moeten oplossen. U weet intellectueel zelf dat dat niet kan en niet juist is. We gaan het ook niet redden met alleen de leerkrachten die via de lerarenopleiding komen. Collega Grosemans heeft aangegeven dat de gastleerkrachten, de dienstverleningscontracten ook maken dat we mensen die al een andere job hebben, kunnen aantrekken, dat we de zijinstroom kunnen aanzwengelen. Want collega’s, onder de voordrachthouders – ik raad u aan om de proef te doen bij de scholen die al voordrachthouders hebben want het bestaat al in het tso en het bso – zijn er heel wat die vervolgens leerkracht geworden zijn. Die zijn ingestroomd.
Wat de adjunct-directeur in het basisonderwijs betreft, zei u dat basisscholen eigenlijk iemand willen die andere taken kan doen, maar de invulling van de job van adjunct-directeur is vrij. Wij bepalen die niet. De scholen bepalen zelf wat en hoe ze die functie invullen.
Nog iets rond dat favoritisme, collega Grosemans heeft het er ook naar verwezen. We zitten met een lerarentekort. Je wilt leerkrachten houden en dan zou je een bepaald favoritismebeleid gaan voeren om leerkrachten weg te jagen. Als je leerkrachten overhebt, kun je je dat misschien permitteren, maar dat is toch absoluut niet de realiteit van vandaag. Dat is gewoon niet de realiteit van vandaag. Probeer dat toch te zien in de mogelijkheden die er zijn en draai de boel niet om. Ik vind dat echt wel zeer jammer. Ik ga het nog eens zeggen: er moet niets. Het is niet zo dat leerkrachten, directies niet op vakantie kunnen gaan omdat ze nog iets moeten regelen rond de gastleerkracht, dat dat op 1 september moet. Dat is gewoon niet juist. Dat staat er niet in. Dat is niet waar. Dat klopt niet.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Er moet niets, maar we zitten wel met iets wat eigenlijk een ontwerp van decreet was, wat snel een voorstel van decreet is moeten worden en dat rechtstreeks naar de plenaire vergadering komt met dertien amendementen waarover geen debat geweest is in de commissie. Er moet niks, maar we zitten met deze situatie. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Stel u voor, mijnheer Daniëls, dat wij dat gedaan hadden. Stel u ook voor dat we het federaal parlement zijn en dat Groen de minister van Onderwijs zou leveren. Stel u voor dat dat nog op federaal niveau was en we behandelen daar het derde decreet op rij, mijnheer Daniëls, na zoiets belangrijks als de eindtermen, na de proeftuinen. Nu is er dit waarvan er gezegd wordt dat ze eigenlijk al bezig zijn en je mag het post factum komen goedkeuren in het parlement. Stel u dat voor. Dat vindt u dus te verantwoorden in dit parlement? Wel, ik vind dat schandalig. Dit gaat over procedures, over democratie en dit is de derde keer. We laten ons hier rollen als oppositie. Ware het niet dat we ermee inzitten dat er toch een beetje middelen naar het veld terugvloeien, dan hadden we het niet goedgekeurd en zouden we op onze achterste poten staan.
Maar het is altijd onder het mom van dat het dramatisch is, dat ze nieuwe eindtermen nodig hebben, dus we moeten het wel goedkeuren want anders stort je het onderwijsveld in onzekerheid. Wij moeten hier maar decreet na decreet goedkeuren, omdat u en uw partij het onderwijsveld in onzekerheid storten. Dat is de derde keer. In plaats van kritiek te horen, zou ik graag hebben dat u, mijnheer Daniëls, de oppositie bedankt, om toch niet naar de Raad van State te gaan en de boel niet tegen te houden. Ik verwacht van u een warme dankuwel! (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
En mijnheer Daniëls, na die warme dankuwel, als u die warme dankuwel dan over uw lippen gekregen hebt, wil ik toch nog een keer zeggen waarover het hier ten gronde gaat. Dat is hier dus een bundeltje fragmentaire maatregelen. Omdat er zoveel vacatures niet ingevuld geraken, en de minister daarmee met een overschot aan middelen zit want er zijn veel vacatures en er zijn geen mensen om die in te vullen omdat hij niet structureel iets doet aan het lerarentekort, moeten wij dat hier nu rap rap en via paniekvoetbal en een hoop overhaaste maatregelen die niet gedragen zijn, die juridisch zelfs volgens de Raad van State geen stand houden, goedkeuren. Alstublieft zeg, en dan nog zo hoog van de toren blazen! (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
De heer Daniëls heeft het woord, maar heel kort alsjeblieft.
Heel kort: de amendementen, collega Meuleman, zijn er naar aanleiding van het advies van de Raad van State. Als u dan zegt dat u een advies zult vragen … U mag blij zijn dat we geen advies vragen aan de Raad van State over amendementen die er gekomen zijn naar aanleiding van de Raad van State. Maar niets belet u om dat te doen. Die mogelijkheden, die er anders sneller in het Vlaams onderwijs kunnen zijn, zoals de adjunct-directeur, zoals de gastleerkracht, zoals de LIO, zoals de terbeschikkingstelling, zoals de bijkomende maatregelen die we treffen in het kader van die gastleerkrachten …
Als u zegt dat u dat allemaal wilt vertragen met een advies van de Raad van State op amendementen die er zijn naar aanleiding van de Raad van State, dan moet u dat vooral doen. Maar dat is niet onze manier. U hebt al sinds 30 juni die amendementen kunnen lezen, dus u hebt dat ook kunnen lezen in de verantwoording.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/1)
– Artikel 1 tot en met 6 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 7. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 8 tot en met 16 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 17. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 18 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 19. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 20 tot en met 25 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 26 en 27. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
– Artikel 28 tot en met 36 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 37. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 38 tot en met 45 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 46. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 47 tot en met 52 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 53. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 54 tot en met 59 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 60. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 61 tot en met 64 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 65. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 66 tot en met 79 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 80. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 81 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 82. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 83 tot en met 90 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 91. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1733/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 92 tot en met 96 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.