Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het naderende zorginfarct in de ouderenzorg wegens de demografische uitdagingen
Actuele vraag over de verwachte uitdagingen van de vergrijzing
Verslag
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter.
Minister, we hebben al dikwijls aan de alarmbel getrokken als het gaat over de ouderenzorg en over de toekomst van de ouderenzorg, en we weten allemaal dat er de voorbije jaren diep is ingehakt op de ouderenzorg en de zorg algemeen. We hebben corona gehad die onze woonzorgvoorzieningen en de ouderenzorg thuis in de problemen heeft gebracht. We hebben ook de schandalige gebeurtenissen gehad in bepaalde woonzorgcentra. Er is de angst en de vrees rond de betaalbaarheid van de ouderenzorg, en er is natuurlijk ook de vraag of er nog genoeg mensen zullen zijn om de broodnodige zorg toe te dienen. Dit is een lijst met bekommernissen en zorgen die elke dag nog aangroeit.
Terwijl we de huidige problemen al moeten oplossen, moeten we natuurlijk ook oog hebben voor de toekomst, want er komt een demografische tijdbom op ons af. Ik geef enkele cijfers. Het aantal 85-plussers zal stijgen met 50 procent tegen 2036. Het aantal 65-plussers stijgt met 25 procent tegen 2040, terwijl de beroepsactieve bevolking maar met 3 procent zal toenemen. Er zullen dan een kwart meer zorgbehoevende ouderen zijn en mensen met dementie.
Dat zijn zeker alarmerende cijfers omdat ons zorgaanbod ook tekortschiet. Binnen de ouderenzorg is het besef er gelukkig wel dat we niet klaar zijn voor de uitdagingen van de toekomst. Meer zelfs, volgens experten zal deze demografische tijdbom ervoor zorgen dat de ouderenzorg crasht.
We reikten u al enkele oplossingen aan. We hebben al meermaals gevraagd of u over alle beleidsdomeinen samen een structureel overleg kunt hebben met werk, met zorg, met media, met onderwijs, om het personeelstekort gestructureerd aan te pakken. En dat moet een onderdeel zijn van een breder masterplan, een masterplan ouderenzorg voor de toekomst, een masterplan dat er spijtig genoeg niet is. Minister, onze vraag is uiteraard wat u nu zult doen om de uitdagingen van de toekomst aan te pakken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, minister, Vlaanderen wordt ouder. Dat is niet nieuw. Onder andere dankzij onze goede gezondheidszorg worden mensen steeds ouder in Vlaanderen. Dat is uiteraard een goede zaak, maar een zorgeloze oude dag vraagt uiteraard ook om een goed uitgebouwd zorgsysteem. Want als mensen ouder worden, gaan ze ook meer hulp en zorg nodig hebben op die latere leeftijd.
De uitdaging die op ons afkomt, is dus gigantisch. Ons zorgsysteem kraakt momenteel al in al zijn voegen. De sector trekt daarom opnieuw aan de alarmbel – het is niet de eerste keer dat ze dat doen – en ze waarschuwen dat er een zorginfarct op ons afkomt. Steeds minder jonge mensen moeten binnenkort zorgen voor steeds meer oude mensen. Die jonge mensen kiezen ook steeds minder vaak voor de zorg, of ze vallen uit door de werkdruk en verlaten de sector. Die werkdruk gaat dus alleen maar toenemen als we naar de toekomst kijken. Experten verwachten tot de helft meer zorgvragen dan vandaag.
Het lichtpunt in het dossier, is dat dit niet uit de lucht komt vallen. Het is niet iets dat van vandaag op morgen gebeurt. Het is geen uitzonderlijke omstandigheid zoals we met corona hebben gehad – het was moeilijk om je daarop voor te bereiden. We weten al een tijdje dat dit eraan zit te komen. We kunnen ons daarop voorbereiden, anders gaat die zorg er voor velen binnenkort niet zijn. De vraag is dan ook of de regering dat voldoende doet. Wordt onze Vlaamse zorg voldoende voorbereid op de toekomst door deze Vlaamse Regering?
Ik moet zeggen dat er toch een aantal dingen zijn waar ik mij zorgen over maak. De programmatiekalender voor nieuwe woonzorgvoorzieningen is al een tijdje bevroren. Het decretale groeipad voor het aantal uren gezinszorg wordt niet gehonoreerd: daar is er maar een halve procent groei in plaats van 3 procent. Eerlijk gezegd blijft het beleid rond mantelzorgers wat steken in een zoveelste generiek actieplan. Vlaanderen verandert dus, en de vraag is of we daar voldoende op reageren als beleidsvoerders. Reageert deze Vlaamse Regering daar voldoende op? We weten dat we, op basis van onze demografie, ongeveer een derde extra ouderenzorg nodig zullen hebben binnen vijftien jaar. Dat wil zeggen dat je een groei van 2 procent per jaar nodig hebt, en ik zie die groei momenteel niet. Ik zeg niet dat je dat van vandaag op morgen kunt veranderen, minister, maar ik vraag mij wel af wat deze Vlaamse Regering nog gaat doen om die groei opnieuw in te zetten, en om ervoor te zorgen dat we klaar zijn voor de toekomst. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, maandag verscheen er een opiniestuk van Jan Steyaert van het Vlaams Expertisecentrum Dementie op Sociaal.net. De vergrijzing klopt inderdaad steeds harder op onze deur. Er is door deze regering, en ook door de vorige, wel al heel wat gerealiseerd op het vlak van capaciteit, personeel en zelfs zorgfinanciering binnen de ouderenzorg. Maar de vraag is of het voldoende is om de komende vergrijzing, die in 2030 en 2040 volop zal spelen, ook het hoofd te bieden. Is het bijbouwen van woonzorgcentra bijvoorbeeld de enige oplossing voor de capaciteitsuitbreiding? Moet er niet ingezet worden op bijvoorbeeld kleinschalige woonvormen? Hoe houden we dit alles betaalbaar?
Dat vraagt inderdaad een globale visie op ons hele zorgsysteem, en uiteraard zijn er in dit land ook zaken waar u zelf niet verantwoordelijk voor bent, zoals – ik zeg het graag nog eens – de pensioenen, of wat het personeel kan en mag doen.
De auteur stelt ook dat sectoren elkaar beconcurreren, zodat de ouderenzorg opnieuw verliest als ziekenhuizen beter betalen. We zoeken overal personeel. Dat debat hebben we hier al vaak gehad, dat kennen we. Ook de babyboomgeneratie nadert de pensioenleeftijd, waardoor er een extra personeelsuitval op ons afkomt, maar zij ook misschien in de zorg terechtkomen.
De toekomst kent vele uitdagingen, minister, en 2030 is dichtbij, dat is eigenlijk bijna morgen. Daarom vraag ik of u snel werk zult maken van een omvattend plan om de contouren van de toekomstige Vlaamse ouderenzorg verder uit te werken.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de vragen.
U zult misschien verbaasd zijn, maar ik vond het opiniestuk dat in de krant en op Sociaal.net is verschenen, eigenlijk bijzonder goed en helder, omdat het ons confronteert met de uitdagingen waar we voor staan.
Maar dit is goed nieuws, collega’s. Ik weet niet of jullie zicht hebben op de cijfers? Ik heb ze deze week al een paar keer gebruikt. Er zijn vandaag in Vlaanderen 1400 100-jarigen, waarvan 1177 vrouwen, eind 2022 – maar die balans zal wel in evenwicht komen. Dat is spectaculair als je dat vergelijkt met zoveel jaar geleden. De gemiddelde leeftijd waarop mensen in een woonzorgcentrum terechtkomen, is 87 jaar.
Dus die eerste beleidslijn, die een van mijn voorgangers, Jo Vandeurzen, op de kaart heeft gezet en die inhoudt dat we ervoor zorgen dat mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, zijn we volop aan realiseren. Ik voel me ook wel, los van de zorgen, gezegend als minister om zulke schitterende zorgen te zien voor mensen die thuis wonen. Ik woon zelf in een kangoeroewoning en ik zie wat er mogelijk is: gezinszorg, thuisverpleging … Het is spectaculair.
Wil dat zeggen dat we al volledig voorbereid zijn op die grote toekomst of dat het vandaag allemaal voldoende is? Daar is het antwoord nee. Er is werk aan de winkel. Collega De Reuse, u vraagt me of ik bereid ben om initiatief te nemen voor dat structureel overleg: dat lukt al op een aantal punten, maar u weet ook dat dit niet de bevoegdheid is van de minister van Ouderenzorg alleen. Het gaat ook over hoe mensen aangepast kunnen wonen. Er wonen nog zoveel mensen helemaal alleen in een grote woning die niet meer op de eerste verdieping geraken.
Er zijn heel wat aangepaste mobiliteitshulpmiddelen, maar er zijn nog heel veel mogelijkheden. Wat infrastructuur betreft, er staan vandaag heel veel serviceflats gewoon leeg. Hoe kunnen we die capaciteit gaan inzetten? Hoe kunnen we daar door regeltjes weg te nemen, zorgen dat er zaken gebeuren? Er zijn dus een aantal uitdagingen, maar ook een aantal oplossingen. Margot Cloet zei een paar dagen geleden in De Afspraak dat er op dit ogenblik een lichte rem is op de vergrijzing. Dat is ook de reden waarom we op een aantal fronten – collega Anaf had het erover – gezegd hebben dat het groeipad even lager kan, maar als het nodig is, kunnen we dat automatisch weer groter maken.
Wat zijn mogelijke oplossingen? Voor mij is het echt van belang dat we kijken hoe we ook zorg anders kunnen organiseren en hoe je ervoor kunt zorgen dat zorgmedewerkers op de juiste plaats zijn op het juiste moment. Een stuk van de oplossing zit ook in anders werken en anders organiseren. Iemand zei al dat er ook een stukje concurrentie is tussen sectoren. Hoe kun je ervoor zorgen dat er goed samengewerkt wordt? Die aanzet is al door de Vlaamse Regering gegeven. Er zijn eerstelijnszones die we eigenlijk aan het stuur willen plaatsen om heel goed aan informatie-uitwisseling te doen en dus eigenlijk er mee te helpen voor zorgen dat mensen op het goede moment de goede zorg krijgen. Collega Wouter Beke heeft na de coronacrisis de zorgzame buurten in het leven geroepen. Die zorgzame buurten zorgen ervoor dat zorg dichter bij mensen komt en dat je er ook beter voor kunt zorgen dat wie bepaalde zorg nodig heeft, die ook effectief krijgt.
Een ander probleem is uiteraard – we hebben het ook gezegd – het personeelstekort. We zitten daar met een enorme uitdaging. Ik ga er niet flauw over doen, die geldt in de hele Vlaamse samenleving, maar die geldt zeker ook in de hele welzijnssector. Ik heb daar ook wel een bijzondere vraag naar mijn federale collega's. Er is eigenlijk in Vlaanderen en Wallonië een totaal andere visie op zorg. In Wallonië heb je een heel piramidale visie waarbij de arts bovenaan staat en daaronder is alles strikt geregeld wat iedereen mag doen. In Vlaanderen zijn we aan het evolueren naar teamwork: maak teams, geef vertrouwen aan teams en zorg dat er wat souplesse komt.
Daar belemmert de WUG-wet ons vandaag echt in ons handelen. Het is eigenlijk een oproep, ook van mij, om te zorgen dat daar wat zuurstof komt. Collega Saeys, er is straks een vraag over de basis verpleegkunde en ook daar zie ik hetzelfde terugkomen, namelijk vanuit een piramidale regeling het heel strikt regelen van wat iemand mag doen. Mochten we erin slagen om – het is geen verwijt, maar een vraag om daarover in overleg te gaan – die WUG-wet minder puur taakgericht te maken en meer zuurstof te geven, dan zouden we veel breder mensen kunnen gaan inzetten en zouden we mensen die bepaalde kwalificaties hebben ook meer taken kunnen laten uitvoeren, waardoor je vermijdt dat je met drie of vier mensen op één plaats moet zijn om een bepaalde zorghandeling te stellen.
De bekwame helper is in dit kader ook een goed voorbeeld. Net zoals ik hier al heb gezegd, begrijp ik niet zo goed waarom een bekwame helper in onze welzijnsvoorzieningen geen bekwame helper is en daarbuiten wel. Dat zijn zaken die moeilijk te begrijpen zijn als je weet voor hoeveel personeelsproblemen we vandaag in de globale welzijnssector staan. Dus samengevat ben ik zeker bereid om daar ook bruggen te bouwen naar de andere sectoren. Ik heb ook een aantal oplossingen, want ik hou langs de ene kant wel van artikels die zeggen dat we afstevenen op een zorginfarct, maar ik heb ook wel graag mensen die oplossingen aanbrengen en die zeggen hoe we iets kunnen doen. Ik heb een aantal aanzetten gegeven. Als het kan collega's, zou ik deze legislatuur bijzonder graag ook een doorbraak realiseren rond de bouwstop die er op dit ogenblik is. Dat betekent opnieuw perspectief geven. De sector vraagt het, maar we moeten wel kijken naar wat we willen. Collega, u had het over kleinschalige woonvormen. Ik denk dat we ook eens moeten bekijken wanneer je mensen niet meer thuis kunt laten wonen. U weet dat de leeftijd sterk aan het stijgen is, maar dat op het moment dat de mensen naar een residentiële woonvoorziening gaan, ze daar vaak met complexe zorgnoden zitten.
Ik denk dat we, naast allerlei variëteiten aan woonvormen, ook nog nood zullen hebben aan die residentiele capaciteit waar heel die gespecialiseerde zorg geboden wordt. Maar ook hier houd ik opnieuw een pleidooi om hokjes te doorbreken, bijvoorbeeld tussen mensen met een handicap of mensen die wat ouder worden. Waarom, waarom slagen we daar niet in? Waarom kunnen we geen pilootprojecten opstarten, ik zal dat ook voorstellen aan de regering, om te kijken of je geen betere kwaliteit van zorg kunt geven door ook daar wat soepelheid te bieden en muren tussen sectoren af te breken. (Applaus bij cd&v en Open Vld)
De heer De Reuse heeft het woord.
Er zijn inderdaad heel wat aspecten verbonden aan deze problematiek: personeelstekort, infrastructuurproblemen. Langs de andere kant kunnen we misschien ook eens kijken hoe we efficiënter kunnen werken. We hebben gezien dat er een productiviteitsverbetering is in de ziekenhuissector door het inzetten van meer en hogere technologie. Ik weet dat we dat niet zomaar kunnen kopiëren en plakken in de ouderenzorg, dat ligt misschien niet zo voor de hand. Maar ook hier kunnen technologie en innovatie zeker een meerwaarde bieden. Niet enkel in onze woonzorgvoorzieningen, maar ook bij onze ouderen die graag thuis wonen. We moeten kunnen zorgen dat die langer, comfortabeler en veiliger thuis kunnen blijven. En als voormalig minister van Werk en Innovatie moet u dat ongetwijfeld nauw aan het hart liggen. Ik had u daarover al eens een vraag om uitleg gesteld, en toen had u mij gezegd dat u mogelijkheden ging onderzoeken om proeftuinen op te zetten, om kleinere projecten, kleinere initiatieven, kleinere organisaties hierin mee te krijgen. Hoever staat u daar al mee? welke stappen hebt u daar al gezet? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, collega's, dit is bij uitstek een probleem dat men niet van vandaag op morgen kan oplossen, maar dat je ook niet pas mag oplossen op het moment dat het zich aandient. Dat is iets waar we ons zeer grondig gaan moeten op voorbereiden. Dat gaat extra investeringen vergen, ook in de thuiszorg, want dat groeipad is voor een stuk verlaten, we hebben nu maar 0,5 procent groei. We hebben extra middelen nodig indien we meer mensen thuis willen laten wonen, dat weten we. Als je een woonzorgcentrum wilt oprichten ben je vaak vijf à zes jaar verder voor het er effectief staat. Ook daar moet je vooruit kijken, en dan kun je je niet permitteren om daar pas binnen vijf of zes jaar werk van te maken.
Wat u zegt met betrekking tot het personeel, daarover ben ik het met u eens. Dat is trouwens ook de hele filosofie achter de hervorming van zorgberoepen die collega Frank Vandenbroucke federaal aan het uitvoeren is. Ik denk dat we daar op dezelfde lijn zitten. Uiteraard moeten we daar steeds meer mensen echt naar hun kwalificaties gaan gebruiken. We hebben alle handen in de zorg nodig, op alle mogelijke niveaus. Daar denk ik dat we medestanders zijn om oplossingen te bieden. Mijn vraag is wat u extra gaat doen, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze Vlaamse overheid voorbereid is op de grote zorgvraag die op ons afkomt? (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, u zegt zelf dat vergrijzing niet enkel en alleen als een last dient beschouwd te worden. Het kan een opportuniteit bieden inzake innovatie of jobcreatie, of inderdaad richting bijzondere woonzorgvormen, op voorwaarde dat het beleid hier ook actief en snel kan op inspelen.
Het andere beleid is transversaal, het beslaat niet alleen verschillende domeinen, maar het zit verspreid over verschillende beleidsniveaus. U hebt zelf aangehaald dat u de drang hebt om bepaalde zaken op te lossen. Hebt u een concrete timing om die stap naar de overkant van de straat te zetten, zodat die betrokken partners mee betrokken zijn om ook dat plan voor de Vlaamse ouderenzorg mee een duwtje in de rug te geven? Het is niet alleen extra geld – dat hebben ze niet, dat weten we – maar het is misschien wel een goede samenwerking die de stap vooruit kan helpen zetten.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dat we voor een zeer grote uitdaging staan, daar zijn we het allemaal over eens. Er was het voorstel om een zorgeconoom aan te stellen die alles in kaart kan brengen naar uitdagingen en oplossingen. Hoe staat u daar tegenover? Tot slot een pleidooi om out of the box te denken. We hebben mogelijkheden om kleinschalige initiatieven te stimuleren, ik denk daarbij aan cohousing. Men kan ook de kleinschalige private initiatieven, zoals nu al bij personen met een beperking, uitbreiden in de ouderenzorg.
Ik denk ook dat vooral aan de niet-zorgprofielen moet worden voortgewerkt. We hebben natuurlijk meer nood aan zorgkundigen en verpleegkundigen, maar ouder worden gaat niet enkel over zorg, maar ook over welzijn, en ik denk dat we ook daarop meer zullen moeten inzetten.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Jan Steyaert van het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen zegt dat de demografische tijdbom onze ouderenzorg zal doen crashen. Maandag zei Margot Cloet in ‘De afspraak’: “We stevenen af op een zorginfarct als er niets gebeurt.” Tegen 2040 zijn er een kwart meer ouderen dan vandaag, terwijl de beroepsbevolking amper met 3 procent zal stijgen. Om ervoor te zorgen dat iedereen waardig ouder kan worden, met de nodige zorg waar hij recht op heeft, moeten we nu in actie schieten: wat zijn de prioriteiten, waar willen we als maatschappij voor gaan? Dit zal niet lukken door het probleem op te lossen als het zich stelt. We moeten de toekomst nú voorbereiden. Groen stelt voor om binnen dit parlement een subcommissie op te richten rond dit thema. Minister, u bent minister van een partij die naar eigen zeggen ouderen centraal zet. Ik verwacht dus alvast in u en uw partijgenoten een bondgenoot te vinden om dit debat snel te voeren. (Applaus bij Groen en van Kim De Witte)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, dat mensen ouder worden, is een positieve zaak. Hoeveel ouderen zijn er niet die zorgen voor kleinkinderen? Hoeveel ouderen zijn er niet die verenigingen, buurten en zo verder draaiende houden? Ik denk dat het ook echt wel past dat we zeggen dat we daar respect voor hebben, dat we dat laten zien en dat we dus niet altijd alleen maar laten uitschijnen dat het feit dat mensen ouder worden, problematisch is. Als mensen ouder worden, is er echter inderdaad ook een groep die meer zorg nodig heeft, en dat betekent dat we ook voldoende moeten vooruitkijken: hoe kunnen we die zorg organiseren? We weten dat de meeste mensen eigenlijk het liefst thuis of zeker in de eigen buurt willen blijven wonen. Ik wil dan ook oproepen om niet alleen maar te focussen op zorgnoden. Ervoor zorgen dat mensen thuis en in hun eigen omgeving op een waardige manier ouder kunnen worden, dat betekent inderdaad inzetten op thuiszorg, maar dat betekent ook ervoor zorgen dat er nu al wordt nagedacht over hoe de woning is aangepast voor wanneer men minder mobiel is en zich minder gemakkelijk kan verplaatsen. Dat betekent een aangepaste leefomgeving. Dat betekent voldoende aangepaste woongelegenheden in een buurt. Minister, hoe kunnen we er samen voor zorgen dat onze maatschappij in het algemeen leeftijdsvriendelijk wordt georganiseerd? Hoe zult u ook uw collega’s oproepen om daar mee de schouders onder te zetten? (Applaus bij cd&v)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wilde even het uitbundige applaus laten uitdoven. (Gelach)
Collega’s, ik wil eerst inpikken op de laatste opmerking van collega Schryvers. Voor dat waardig ouder worden dragen wij als samenleving de verantwoordelijkheid. Dat start eigenlijk al met het uitgangspunt: iedereen associeert ouder worden onmiddellijk met zorg en moeilijkheden. Er is natuurlijk een risico: hoe ouder je wordt, hoe meer je toch wel zorg nodig hebt. Als we echter met zijn allen zouden starten met het ook honoreren van de capaciteiten en de wijsheid van mensen die wat ouder zijn, dan zou dat al een stap voorwaarts zijn. Ik denk uiteraard ook aan mezelf, lieve collega’s, hoewel ik hoop nog lang mee te gaan in de appreciatie voor de wijsheid.
We moeten ons inderdaad voorbereiden op die toekomst. Collega Saeys, u had het over een zorgeconoom. Ik heb mijn steunpunt, dat heel goed werk levert. Daar zijn ook zorgeconomen. Ik had er eigenlijk over gedacht om contact op te nemen met het steunpunt om te bekijken hoe we nu, vertrekkend vanuit het ouderenbeleidsplan dat we hebben en dat werd opgemaakt door een van mijn voorgangers, een octopusredenering kunnen volgen en de bruggen naar de andere sectoren nog beter kunnen maken. Ik denk dat dat het startpunt zou kunnen zijn: vertrekken van wat we hebben. Ik weet dat collega Diependaele bezig is met een onderzoek rond alternatieve woonvormen. Dat kan zeer verrijkend zijn, ook om te bekijken hoe we kunnen verbreden en muren kunnen afbreken.
Collega De Reuse, toen ik nog minister van Innovatie was, heb ik het project flanders.healthTech opgestart, waar ondertussen al veertien projecten rond innovatie en ouderen zijn geselecteerd. We zijn nog aan het bekijken hoe we dat ook in onze bouwreglementering kunnen krijgen. Ik zie immers dat er vandaag een aantal zeer innovatieve ondernemers zijn die bijvoorbeeld in woonzorgcentra met oplossingen komen, bijvoorbeeld inzake valdetectie. We hebben het daarover al gehad. Als er niemand in de buurt is, kan men via een cameraatje zien dat iemand is gevallen. Dat kan een zeer grote hulp zijn voor mensen die aan het werk zijn in een voorziening. We zijn dus nog aan het bekijken hoe we daaromtrent ook een project kunnen maken. Dat is nog niet definitief, omdat we er natuurlijk voor moeten zorgen dat het breed genoeg is gedefinieerd, maar ik hoop daar in de komende periode ook helderheid over te hebben.
Collega Anaf, ik ben zeer blij met uw tussenkomst en dat u zegt dat ook collega Vandenbroucke die openheid en die flexibiliteit wil realiseren. Maar we staan daar wel een beetje voor een muur, omdat – ik meen het echt – er een beetje een andere visie is tussen Vlaanderen en Wallonië over hoe je dat opbouwt. Als je dat federaal moet verenigen, krijg je dan ook wel wat moeilijkheden. Ons pleidooi is absoluut om toch vrijheid te geven en te kijken naar de kwalificaties die mensen hebben, en hun daarin meer vrijheid van handelen te geven, en zeker dat teamwork echt beter mogelijk te maken.
Daar passen, collega Saeys, ook andere profielen in, naast de zorgprofielen, ook logistiek medewerkers enzovoort, om ervoor te zorgen dat een team kan instaan voor de goede zorg van mensen.
Dus, collega Geerinckx, we kijken zeker naar de overkant. U had heel veel mededogen toen u zei dat er in het Federaal Parlement geen geld is en men er daar niet om hoeft te vragen, maar het kan via aangepaste regelgeving, en ook een beetje zuurstof, inderdaad een stuk beter worden.
Collega De Martelaer, u zoekt bondgenoten. Ja, ik zoek die ook. Het is een uitdaging die we met z’n allen moeten aangaan. Ik vind wel dat de basis voor de toekomst gelegd is in ons Woonzorgdecreet. Ik herinner het mij nog toen de heer Vandeurzen voor het eerst zei dat de lijn was dat mensen zo lang mogelijk thuis moeten blijven en voorstelde om dat als hoofdlijn te nemen en alles daarop te enten. Ik vind dat zeer goed en ik vind ook dat je ziet dat mensen zoekende zijn om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Kan het beter georganiseerd worden? Zeker, ook in de hulp die mensen thuis krijgen. Kunnen we die hulp nog een beetje anders organiseren? Zeker, maar daar zit de verantwoordelijkheid niet alleen bij mij, als minister, maar ook bij alle organisaties die mee zeggen dat ze afstevenen op grote problemen. Daarop zeg ik dan dat ze naar mij moeten komen met hun creatieve voorstellen. Ik vraag hun hoe ze ervoor kunnen zorgen dat er niet meer zo fel geconcurreerd wordt en dat ze beter samenwerken. Hoe kunnen we vermijden, collega’s, dat mensen om de haverklap de verplaatsing naar het ziekenhuis moeten doen? Misschien kan er ten huize meer geregeld worden. Dat zijn allemaal zaken waarvoor ik natuurlijk ook onze partners nodig heb.
Ik ben dus zeker bereid, collega’s, om hierin ook het voortouw te nemen, maar ik zal dat samen met de sector doen. Trouwens, mevrouw Cloet zat in ‘De afspraak’, maar ik had haar de dag ervoor gezien, met een aantal van haar organisaties, waarbij ze ook zelf zei dat ze met een aantal voorstellen kwamen, onder andere ook rond de wijze waarop we het wonen in de toekomst kunnen aanpakken. Ik zal op hun expertise dus ook absoluut een beroep doen. (Applaus bij cd&v)
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, de ouderenzorg staat echt wel voor een scharniermoment. De urgentie is hoog, maar het beleid is te traag en te verdeeld. Het is te verdeeld over diverse domeinen, maar ook verdeeld tussen de verschillende beleidsniveaus, die soms inderdaad wel samenwerken, maar veel te vaak niet samenwerken om tot een doel of oplossing te komen voor de Vlaamse senior, voor de Vlaamse oudere.
Ik roep u daarom op om een staten-generaal samen te roepen met als thema ‘De ouderenzorg in de toekomst’. Ga direct van start, zorg voor een nieuwe dynamiek. Enkel zo zult u kunnen voorkomen dat onze ouderenzorg nog meer in de problemen geraakt en dat we recht op die crash afstevenen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, nogmaals, het is uiteraard een heel goede zaak dat mensen ouder worden. Die mensen willen genieten van hun oude dag, met tijd voor hobby’s, tijd voor de kleinkinderen of – heel vaak – tijd voor heel veel waardevolle engagementen in het vrijwilligersleven. Maar ze moeten er ook wel op kunnen rekenen dat, als het moment komt dat ze zorg nodig hebben, die zorg er ook voor hen zal zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de sense of urgency in dit debat toch wel een beetje mis.
Deze week hebben verschillende belangrijke actoren uit de zorgsector gewaarschuwd voor het feit dat we naar een crash aan het toegaan zijn, dat we binnen x-aantal jaar een zorginfarct gaan krijgen, en ik hoor hier vandaag eigenlijk heel weinig nieuwe dingen. We hebben hier in het parlement, terecht, al vaak gezegd dat we moeten oppassen dat we de factuur niet doorschuiven naar de volgende generaties. Wel, ik maak mij heel veel zorgen dat, als we vandaag niet voldoende investeren om vooruit te kijken naar wat er op ons gaat afkomen, de factuur voor die crash in de ouderenzorg exact bij die volgende generatie terecht gaat komen. Wij hebben nu nog een kans om daarin te sturen. We mogen er echt niet voor zorgen dat die volgende generatie opgezadeld wordt met een probleem waaraan ze geen begin en einde meer zal kunnen zien. Die investeringen moeten nu gebeuren, minister.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ik denk dat het heel duidelijk is dat het zorginfarct nabij is. We moeten niet twijfelen om tempo te zetten. Ik heb dan misschien wel mededogen, minister, maar ik denk dat onze burger dat niet meer heeft, en de mensen die aan het bed werken hebben het ook niet meer. Er moeten oplossingen komen. U moet hen er aan de overzijde snel van overtuigen om bepaalde dingen te doen en herschrijven, zodat het zorgplan er kan komen, vanuit een totaalbeeld. En het Vlaams zorgplan moet niet wachten op al die niveaus. Vlaanderen moet zelf verder werken, en op tempo. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.