Verslag plenaire vergadering
Motie tot instelling van een onderzoek door het Rekenhof naar de impact van de personeelsbesparingen bij de Vlaamse overheid
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn de moties van Kurt De Loor, Jeremie Vaneeckhout, Maxim Veys, An Moerenhout, Hannelore Goeman en Björn Rzoska tot instelling van een onderzoek door het Rekenhof naar de impact van de personeelsbesparingen bij de Vlaamse overheid en van Willem-Frederik Schiltz, Paul Van Miert, Brecht Warnez, Kris Van Dijck, Koen Van den Heuvel en Nadia Sminate tot instelling van een onderzoek door het Rekenhof naar de impact van de personeelsbesparingen bij de Vlaamse overheid.
De bespreking is geopend.
De heer De Loor heeft het woord.
Collega’s, zoals daarnet gezegd is de motie ingegeven vanuit de bekommernis en het streven naar een performante en slagkrachtige Vlaamse overheid die efficiënt werkt en effectief is. Dat is een streven dat we hier wel kamerbreed delen, alleen hebben we vaak andere opvattingen over de weg daarnaartoe en de invulling ervan. We hebben er al vaak over gediscussieerd, zowel hier in de plenaire als in de verschillende commissies, niet in het minst in de commissie voor Binnenlands Bestuur.
Collega’s, het Vlaams regeerakkoord bepaalt dat er deze legislatuur opnieuw een aanzienlijke besparing zal worden doorgevoerd op het aantal personeelsleden van de Vlaamse overheid. Tegen het einde van deze zittingsperiode zullen er 1440 personeelsleden minder tewerkgesteld worden. Vanuit Vooruit en Groen zijn we van oordeel dat een dergelijke afslanking van het personeelsbestand grote gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger en de ondernemingen. Dat is iets wat we te allen prijze moeten vermijden. De besparing die nu wordt opgelegd komt na een reeks andere besparingen van vorige legislaturen bij de Vlaamse overheid. Zo was de doelstelling van de vorige legislatuur om tot 1950 personeelsleden minder te komen. Uiteindelijk landde men eind 2019 op het einde van de legislatuur op 2300 personeelsleden minder bij de Vlaamse overheid.
Collega’s, recent kwamen, zowel in de media als in dit parlement, een aantal dossiers naar boven waaruit overduidelijk blijkt dat een gebrek aan personeel de oorzaak is van het onvermogen van de overheid om effectief en efficiënt in te grijpen. Ik verwijs dan naar het PFOS-dossier (perfluoroctaansulfonaat), waaruit blijkt dat de controle op milieuovertredingen te wensen overlaat. Hetzelfde geldt voor de controle op het vergunnings- en handhavingsbeleid. Ook in het kader van de Vlaamse Brede Heroverweging stelde het Departement Mobiliteit en Openbare Werken dat er meer en meer een beroep wordt gedaan op de private sector en dat daarbij ook kerntaken – dat is toch belangrijk – worden uitgevoerd door consultants. Die kerntaken zouden volgens het rapport van het departement beter door interne personeelsleden worden uitgevoerd. Dat zijn een paar voorbeelden, collega’s, van een lang lijstje dat ik zou kunnen voorleggen.
Naast de impact op de dienstverlening, en de kwaliteit van de dienstverlening, heeft het reduceren van personeelsaantallen ook een effect op de werkdruk en op het welzijn van de medewerkers. Dat leidt vaak ook tot meer burn-outs, meer werkgerelateerde stress en meer afwezigheden. Aangezien de Vlaamse overheid er ook naar streeft om niet alleen een performante, maar ook een aantrekkelijke werkgever te zijn, is het natuurlijk ook goed om de impact op die zaken in kaart te brengen en te monitoren.
Om die impact van de eerdere besparingen in kaart te brengen heeft het Rekenhof in 2016 een analyse uitgevoerd. Het onderzocht de personeelsbesparingen bij de Vlaamse overheid, die het gevolg waren van het regeerakkoord 2009-2014. Daarvoor organiseerde het een bevraging en interviews bij de entiteiten van de Vlaamse overheid. Dat rapport gaf, naast een goede analyse van de manier waarop de personeelsbesparingen werden uitgevoerd, ook een duidelijk beeld van de impact ervan. Dat werd in kaart gebracht op vier domeinen: de kwaliteit van de dienstverlening, de werkbaarheid, het diversiteitsbeleid en de uitbesteding. Na de periode 2009-2014 volgden nog meer besparingen, zoals daarnet al gezegd. Daarom zijn we van mening dat de analyse het best opnieuw wordt uitgevoerd, op basis van de nieuwe cijfers en de nieuwe evoluties sedert 2014.
Op dat vlak verschilt de motie van Vooruit en Groen van de motie die door de collega’s van de meerderheid werd ingediend. Zij starten namelijk vanaf 2019. Collega’s, we hopen op die manier een transparante benchmark te realiseren voor het debat over de impact van de besparingen op het personeelsbeleid. We stellen door middel van onze motie voor dat het Rekenhof de opdracht krijgt om een nieuw onderzoek in te stellen, dat voortbouwt op dat van 2016, naar de uitvoering en de impact van de personeelsbesparingen bij de Vlaamse overheid. We merken immers dat er nu al een monitoring gebeurt door deze Vlaamse Regering van de personeelsbesparingen. Dat gebeurt halfjaarlijks. Die cijfers worden dan ook in de media gelanceerd. Het lijkt ons dan ook logisch dat de impact ervan op de kwaliteit van de dienstverlening en het welzijn van de medewerkers wordt opgevolgd. Hopelijk zien de collega’s daar ook de meerwaarde van in, zodat er kan worden bijgestuurd.
We merken dat er ook een motie door de meerderheidspartijen werd ingediend. Collega Schiltz heeft dat daarnet toegelicht. Op een aantal lijnen spoort die met de motie van Vooruit en Groen. Er wordt in de toelichting verwezen naar het Vlaamse regeerakkoord, waarin wordt gesteld dat wordt gestreefd naar een performante, burgergerichte en toegankelijke overheid. Collega’s, er wordt ook verwezen naar de randvoorwaarden die zijn gecreëerd bij de personeelsbesparingen. De Vooruitfractie vindt het goed dat die randvoorwaarden worden meegenomen en afgetoetst om te checken of ze voldoende adequaat zijn om gaten die vallen door die personeelsbesparingen, toch voor een stukje op te vullen.
Collega’s van de meerderheid, natuurlijk hebben wij bekommernissen bij jullie motie. Jullie vragen een 360 gradenevaluatie. Jullie vragen ook om die oefening te doen sedert de besparingen vanaf 2019. We stellen daarbij de vraag waarom jullie voor 2019 kiezen. Het zou toch logischer zijn om een vervolg te bouwen op de oefening die in 2016 is gebeurd, zodat de personeelsbesparingen bij de Vlaamse overheid van de vorige legislatuur en deze legislatuur in kaart worden gebracht, en ook de impact daarvan, zodat er toch enige coherentie aanwezig is. Dat is onze eerste bekommernis.
Een tweede bekommernis betreft die 360 gradenevaluatie. Men beperkt zich niet tot de Vlaamse overheid zelf. Het gaat ook onder andere over dit Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering en ook de klanten van alle vormen van Vlaamse dienstverlening. Collega’s, we vrezen dat men hiermee voor een stuk de kar gaat overladen en dat het resultaat van die impactanalyse, van dat onderzoek van het Rekenhof naar de Griekse kalenden zou kunnen worden verwezen. Ik denk dat het nu het moment is. We zijn halverwege de legislatuur. Als er bijsturingen moeten gebeuren, dan kan dat nu nog op een vlotte manier.
Daarom hebben we twee amendementen ingediend. Met het eerste willen we ervoor zorgen dat dit niet vanaf 2019, maar wel vanaf 2014 start, de start van de vorige legislatuur. In ons tweede amendement, dat we samen met de collega’s van Groen hebben ingediend, stellen we voor om toch een deadline, een richtdatum naar voren te schuiven voor het resultaat van het rapport van het Rekenhof. In ons tweede amendement stellen we voor dat te doen tegen eind september 2022, zodat we de resultaten van het rapport van het Rekenhof over de impact van die personeelsbesparingen kunnen meenemen in de bespreking van de begroting voor 2023. Dat zal volgens ons de kwaliteit en de objectiviteit van het begrotingsdebat vergroten.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, het is gezond dat het parlement zijn taak van controle op de Vlaamse overheid ter harte neemt, zowel oppositie als meerderheid. In die zin verwelkom ik dus het initiatief van de collega’s van Vooruit en Groen. Dit parlement controleert déze regering. Ik vind het dus een beetje vreemd om enerzijds te zeggen dat we de kar niet mogen overladen, maar anderzijds wel de vorige legislatuur er nog bij te nemen. Ik denk dat het van tel is de huidige situatie goed in kaart te brengen en te monitoren of men met de besparingen waarin nu is voorzien in staat is om de huidige doelstellingen van deze regering waar te maken, of dat die ermee conflicteren.
U hebt het over ‘de kar niet overladen’. (Opmerkingen van Caroline Gennez)
U kunt straks gerust tussenkomen, mevrouw Gennez. Dat is geen probleem.
Er vinden personeelspeilingen plaats die het welbevinden van het overheidspersoneel op de werkvloer meten. Daaruit blijkt dat de meeste ambtenaren het gevoel hebben dat ze voldoende tijd hebben om hun job uit te oefenen. De vooringenomenheid dat er sowieso te weinig volk is, moet dan ook worden tegengesproken. In welke mate, dat zal het Rekenhof ons leren, of misschien ook niet helemaal zo veel als ik denk. Maar niet alles wat misloopt in een overheid is te wijten aan te weinig personeel. Het is een beetje hetzelfde als: het is niet omdat je ergens een zak geld tegenaan gooit of een leger mensen op afstuurt, dat het is opgelost.
Verwijzingen naar de PFAS-PFOS-onderzoekscommissie lijken mij een beetje voorbarig, aangezien het eindverslag nog niet is geschreven. We hebben natuurlijk wel een aantal administraties gehoord die een aantal opmerkingen hebben gemaakt. Die bezorgdheden zullen uiteraard kunnen worden meegenomen in dit onderzoek.
Collega’s, we mogen de kar niet overladen, dat klopt. Maar ik denk niet dat die kar wordt overladen wanneer je een 360 gradenperspectief vraagt.
Ik verwijs naar een taak van de Vlaamse overheid. Ik citeer nogmaals, maar ook dank aan collega De Loor om het aan te halen: “De Vlaamse Overheid moet een slanke en tegelijk performante, burgergerichte en toegankelijke overheid zijn.” Dan is het toch logisch dat we die klantgerichtheid ook in kaart willen brengen, dat we ook willen onderzoeken of de vooropgestelde besparingen invloed hebben op de manier waarop de overheid al haar taken uitvoert, al haar kerntaken uitvoert? In die zin lijkt het mij nuttig en nodig om aan het Rekenhof te vragen om het te beperken tot deze legislatuur, waar het nu over gaat, dit parlement, die deze regering controleert en anderzijds het volledige takenpakket van de Vlaamse overheid in acht te nemen.
Ten slotte, wat betreft de einddatum, collega’s, denk ik dat iets is dat niet met een amendement in een motie moet worden gegoten, maar dat er in wederzijds overleg met het Rekenhof kan worden gevraagd wat voor hen haalbaar is en daar dan een timing in kan worden afgesproken.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, het lijkt mij evident dat wij met onze fractie deze motie volmondig ondersteunen. Collega Schiltz heeft het al goed geduid. In onze commissie Binnenlands Bestuur bij minister Somers hebben wij voortdurend debatten over een slagkrachtige en moderne overheid die onze burgers, ondernemingen en instellingen moet voorzien van ondersteuning en met raad en daad moet bijstaan. Het gaat over dienstbaarheid en over het totale pakket.
Collega’s van rood en groen, ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat jullie motie is ingediend om één bepaald dossier vooral mee in de picture te zetten. Collega Schiltz heeft de woorden die jullie gebruiken ook goed herhaald: ‘overladen’ en de ‘Griekse kalenden’. Dat is het duidelijk niet. We hebben binnen deze meerderheid duidelijke afspraken gemaakt en duidelijke richtlijnen gezet in ons bestuursakkoord: een volledig takenpakket – collega Schiltz heeft het ook al vernoemd – en niet één politiek dossier hier op de agenda zetten. Daarom staat de N-VA volledig achter de motie die deze meerderheid hier vandaag voorlegt.
De heer Warnez heeft het woord.
Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde. We willen een performante en efficiënte overheid. Elke euro moet goed worden besteed. We willen dat die burgergericht en toegankelijk is. Elke Vlaming in Vlaanderen moet kunnen rekenen op Vlaanderen voor hulp, voor zorg en voor ondersteuning. We zijn het er allemaal over eens dat het goed is dat we een onderzoek instellen. Die twee doelstellingen zullen we aan elkaar toetsen. Maar het is wel aan dit Vlaams Parlement om de doelstellingen te toetsen die deze regering heeft vooropgesteld. Het is daarom logisch dat we een ‘as is’-analyse doen en de huidige situatie bekijken: waar zijn de problemen vandaag – als er problemen zijn – en waar kunnen we dat versterken? Daarom vragen we in onze motie heel uitdrukkelijk om de problemen nu, als die er zijn, te onderzoeken.
Collega De Loor, ik was echt verrast. Ik dacht oprecht dat jullie tevreden zouden zijn dat wij het onderzoek iets breder zagen, dat we niet gewoon een survey van vijftien leidinggevende ambtenaren wilden, maar dat we een 360 gradenanalyse willen, dat we niet alleen willen dat de top van de administratie wordt bevraagd, maar dat we in zo’n analyse echt in contact treden met de werknemer, de klant, de burger, met iedereen die is betrokken in de Vlaamse overheid. En dat dat dan als ‘het overladen van de kar’ wordt gepercipieerd, vind ik heel verrassend. Maar goed, dat zal dan misschien aan mijn inlevingsvermogen liggen.
Maar in die zin moeten we er toch voor zorgen dat we de kar inderdaad niet overladen, maar dat we vooral weten waar de problemen nu zijn, waar we nu iets aan kunnen doen, als daar al problemen zijn, vandaar dat wij heel graag ook deze motie zullen ondersteunen met onze fractie.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik zal proberen nog wat in te spelen op het inlevingsvermogen, om toch nog wat meer te duiden hoe wij naar een aantal zaken kijken, ook vanuit onze fractie. Eerst en vooral is het inderdaad waar dat wij de voorbije jaren al zeer veel boeiende debatten hebben gehad in de commissie Binnenlands Bestuur, en ook breder in het parlement, bij begrotingsbesprekingen, over de impact van de keuzes die gemaakt worden. En dat zijn natuurlijk keuzes die deze regering maakt, maar ze maakt die ook wel in een historische schets. Collega De Loor heeft daarnet heel goed geschetst welke keuzes ook de voorbije tien, vijftien, twintig jaar al gemaakt zijn wat betreft de Vlaamse administratie. Dus dat zomaar deconnecteren, alsof er een nulpunt was voor deze legislatuur, slaat natuurlijk ook op zeer weinig. Ik denk dat de voornaamste boodschap is dat je dat startpunt ook wel moet meenemen om die analyse te gaan maken.
We hebben sinds het aantreden van de regering eigenlijk zeer boeiende debatten. En heel vaak komt dat rapport van het Rekenhof van 2016 ter sprake, omdat dat toch een aantal pijnpunten blootlegde op dat moment. We hebben daar nog altijd discussies over. Hoe moeten we dat interpreteren? Hoe gaan we daar verder mee aan de slag? De initiatie van onze motie, samen met de collega's van Vooruit, was inderdaad een stuk het zoeken naar objectivering van grond op vandaag: waar staan we nu en hoe kunnen we dat debat in de komende jaren naar aanleiding van begrotingsbesprekingen en zo verder op een meer gefundeerde manier voeren?
Maar het is natuurlijk niet alleen het signaal van 2016 van het Rekenhof dat meespeelt. Er zijn ook wel andere signalen die ons bezorgd maken. En ik denk dat het terecht is dat die ons bezorgd maken. Wat zien we daar? Ten eerste: de rol van de Vlaamse overheid als werkgever. De strijd voor talent is ook iets waar de Vlaamse overheid mee geconfronteerd wordt, het zoeken naar hoe we een aantrekkelijke werkgever zijn en dus wat de situaties op de werkvloer zijn waarmee de potentiële werknemer geconfronteerd wordt. Het is fundamenteel om dat in kaart te hebben, om te weten hoe we daar de komende jaren op moeten antwoorden en hoe we zorgen dat we de juiste man of vrouw op de juiste plaats krijgen in onze Vlaamse administratie. Dat is toch wel een zeer belangrijk aandachtspunt.
Ten tweede: de effectiviteit. In 2016 is al voor een stuk blootgelegd dat die onder druk kwam door keuzes die de voorgaande regering gemaakt heeft. Het is toch ook interessant om te zien dat dezelfde partijen het niet zo interessant vinden om eens terug te kijken naar wat ze in diezelfde regeringsvorming, namelijk de N-VA, Open Vld en CD&V, in die periode gedaan hebben en welke keuzes ze toen gemaakt hebben en wat de impact daarvan is op vandaag. Ik zou dat interessant vinden, als ik Vlaanderen vijf jaar bestuurd zou hebben tussen 2014 en 2019. Maar blijkbaar moeten we doen alsof die voorgeschiedenis niet heeft bestaan. Dat is ook interessant om vast te stellen.
De effectiviteit is in 2016 aangekaart, maar is ook nadien opnieuw blootgelegd. Het wordt nu zo begrepen dat het enkel zou gaan over de PFAS-PFOS-commissie die een aantal zaken blootlegt. Die duikt inderdaad op in de moties, maar ik kan nog een lijstje maken: minister Beke die iedere week in de commissie Welzijn aangeeft dat cijfers rond suïcide voor twee jaar later zullen zijn, omdat zijn mensen op dit moment geen tijd hebben om dat te doen; mobiliteitsdossiers waarvan de administratie zelf zegt dat ze die fietspadendossiers eigenlijk niet kunnen afwerken, omdat ze niet de mensen hebben om dat uit te tekenen; milieuhandhaving in de brede zin die onder druk staat.
Het is een ideologisch debat en we zullen het daar niet eens over raken, maar ik wil maar zeggen dat het een zeer vals argument is om nu de schijn op te werpen dat dit enkel en alleen met de PFAS-PFOS-commissie of het PFOS-schandaal te maken zou hebben.
Drie: werkbaar werk. Er zijn inderdaad signalen dat het op een aantal plaatsen zeer goed gaat, maar er zijn ook een aantal plaatsen waar er misschien een aantal alarmsignalen zijn. Laat ons hopen dat die analyse van het Rekenhof genuanceerd genoeg is om misschien meer in de diepte te gaan kijken waar die probleempunten zitten, bij welk type functies dat is, in welke administraties het meer of minder een probleem is, zodanig dat dat ook wat geobjectiveerd wordt. We hadden ook gehoopt dat de Vlaamse Brede Heroverweging dat al een stuk zou doen. Daar zijn we een klein beetje van een kale reis thuisgekomen, wat ons betreft.
Tot slot: de impact van de keuze om heel wat taken te gaan uitbesteden en de risico's daarvan. Over de contactopsporing ga ik nog niet te veel in de diepte gaan, maar het gaat om de keuze om die zaken te doen en de risico’s die daarmee samenhangen, financieel en qua expertiseopbouw binnen onze Vlaamse administratie.
Er zijn dus toch een aantal signalen waardoor wij bezorgd zijn. We zijn blij dat we samen met de collega’s van Vooruit dit initiatief hier konden nemen. Maar ik wil ook positief zijn. Ik wil hier ook niet naar een cynische vorm gaan. Het is de eerste zitting van het nieuwe jaar. Ik ontvang ook met open armen het initiatief van de meerderheid, die gezegd heeft dat het wat moeilijk is om een motie van de oppositie hierin zomaar te steunen, maar dat ze creatief gaat nadenken over hoe ze daar een antwoord op kan formuleren als meerderheid. Ik denk dat dat een goede zaak is. Het is ten minste een goede zaak dat we die zoektocht opstarten en dat het Rekenhof daar vanuit dit parlement een opdracht toe krijgt.
Ik ben het ook in principe eens met 360 gradenaanpak. Dat heeft zijn meerwaarde. Ik deel wel de bezorgdheid, men kan dat in overleg doen, maar wij zijn er voorstander van om dat van in het begin mee te geven aan het Rekenhof, over de timing die we zien voor de begrotingsbespreking. Vandaar ons amendement. De kar overladen is een risico als het Rekenhof dit interpreteert als dat men vier jaar de tijd heeft om die oefening te maken. Dan vrees ik dat we ons van verwachtingen vergissen en dat de meerwaarde van de oefening ook deze legislatuur verdampt, want in de volgende legislatuur mogen we daar blijkbaar niet te veel meer naar verwijzen, om daarmee aan de slag te kunnen in de komende jaren. Principieel ben ik het wel eens met de 360 gradenaanpak waarbij je allerlei actoren betrekt, zowel de burgers van ons land die op de dienstverlening moeten kunnen rekenen, over de leidinggevende ambtenaren en de ambtenaren die het iedere dag waarmaken, tot de politieke overheid die een aantal keuzes maakt en daar op een bepaalde manier naar kijkt.
Ik ben het ermee eens dat bepaalde factoren zoals corona, fusies en andere organisatorische omwentelingen moeten worden meegenomen. Dat is een stuk van het kader. Vandaar dat wij het zeer logisch vinden dat een ander element van het kader dan ook meegenomen wordt, namelijk de keuzes die al gemaakt zijn voor deze legislatuur. Vandaar ons amendement om er de periode 2014-2019 aan toe te voegen. De ‘as is’-situatie, collega Warnez, waar u naar verwijst, wordt natuurlijk niet alleen bepaald door de werkzaamheden en keuzes van de voorbije twee jaar maar ook door de keuzes die daarvoor al werden gemaakt. Het lijkt me logisch dat het Rekenhof, als het de oefening ernstig wil maken, dat ook zal doen.
Wij gaan uiteraard de beste motie die is ingediend, steunen. Dat is de motie van Vooruit en mezelf. We dienen toch een aantal amendementen in op een zeer goede motie die een breder perspectief brengt, wat we wel appreciëren. Als jullie de amendementen steunen, kunnen we elkaar vinden. Dat zou pas een geslaagde start zijn van 2022, niet alleen politiek, maar ook als signaal naar onze Vlaamse ambtenaren, die elke dag het beste van zichzelf geven.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik wil de collega’s van Groen en Vooruit in de eerste plaats danken voor dit initiatief. Het is een goed initiatief om na te gaan wat al die besparingen bij onze overheidsdiensten al voor effect hebben gehad. Als hier over ambtenaren en diensten van de Vlaamse overheid wordt gesproken, is het meestal in termen van het objectief hoeveel er bespaard kan worden en hoeveel volk er weggehaald kan worden. In heel mooie woorden gaat het dan over ‘performantie’ en ‘efficiëntie’. De realiteit in cijfers: 1440 mensen minder tegen het einde van deze legislatuur. Dat is nergens op gebaseerd. Dat wordt doorgestuurd aan al die administraties en zij moeten dat dan maar omzetten. We hebben in de PFAS-PFOS-onderzoekscommissie gehoord wat dat met die administraties doet. Dat zijn wel feiten. Het leidt tot absurditeiten. Bij VDAB worden tweehonderd mensen buitengezet, om ze daarna weer exact hetzelfde werk te laten doen maar bij een onderaannemer. Dat zijn absurditeiten die voortvloeien uit dit beleid. Het leidt tot disfuncties die al ruim zijn toegelicht.
Er werd gewezen op de grote verschillen tussen de motie van Groen en Vooruit en die van de meerderheid. Het grootste verschil is uiteraard de periode die wordt onderzocht. Ik snap de redenering van de meerderheid in het geheel niet. Uiteraard kun je de besparingen van de laatste twee jaar niet analyseren als je de periode daarvoor niet meeneemt. Trouwens, als je wilt voortbouwen op het rapport van het Rekenhof, dan start je uiteraard waar het Rekenhof de vorige keer geëindigd is. Dat is logisch, dat is evident. Bovendien heeft het Rekenhof in 2016 een rapport opgeleverd over de vorige legislatuur: 2009 tot 2014. Dat is exact dezelfde situatie, alleen stellen we hier voor om ook de huidige mee te nemen.
Laat ons daar nu even niet flauw over doen, laat ons de koudwatervrees loslaten, en keur dit gewoon goed. U kunt kiezen tussen twee amendementen, dat van Groen of dat van ons, om de periode 2014-2019 mee te nemen. Dat is cruciaal als u de impact van de besparingen op de overheidsdiensten wilt kunnen analyseren.
Er is zwaar bespaard bij het personeel van de Vlaamse overheid zelf, maar ook bij een aantal verzelfstandigde agentschappen, om niet over De Lijn te spreken. Wij stellen voor om die daar ook mee in op te nemen. Ik wil wel eens horen en zien wat het Rekenhof denkt over wat er de afgelopen jaren bij een instelling als De Lijn is gebeurd.
Dus, laat de koudwatervrees varen, wees eerlijk, kijk uw eigen daden van de afgelopen jaren open in de ogen. Laat ons analyseren of dat goed is geweest of niet.
De heer De Loor heeft het woord.
Voor Vooruit is het duidelijk dat efficiëntieoefeningen zeker mogelijk moeten zijn, maar die moeten altijd hand in hand gaan met een dienstverlening waarvan de kwaliteit minstens even hoog blijft. Er moet ook oog zijn voor het welzijn van de medewerkers.
Collega Van Miert, deze motie is niet ingegeven op basis van een dossier, verre van. Ik heb er uitdrukkelijk naar verwezen dat het thema vaak aan de orde is in verschillende commissies van dit Vlaams Parlement. Collega Vaneeckhout heeft daarnet ook bij een aantal andere voorbeelden aangegeven dat er wel degelijk iets schort door die opeenvolgende personeelsbesparingen.
Collega Schiltz, u zegt dat jullie ervoor kiezen om 2019 als startbasis te nemen en dat niet doen voor de vorige legislatuur. Het rapport van het Rekenhof in 2016 ging ook over de legislatuur daarvoor, namelijk de besparingen die zijn gebeurd in 2009 tot 2014. Bovendien worden ook de personeelsbesparingen in min of in plus overgedragen naar een volgende legislatuur. U sprak ook over vooringenomenheid. Dat is absoluut niet het geval, maar zoals al vermeld, komt het rapport van 2016 nog vaak aan bod in de commissie voor Binnenlands Bestuur omdat er daaruit sprekende resultaten zijn gekomen. Het heeft heel boeiende informatie opgeleverd die geleid heeft tot boeiende en ook noodzakelijke debatten. Zo hebben de leidende ambtenaren duidelijk aangegeven dat er een daling van de kwaliteit van de dienstverlening was, dat er een negatieve invloed was op de werkbaarheid en ook op het diversiteitsbeleid.
Wat betreft de 360 graden-oefening kan een evaluatie op zich goed zijn, maar die mag alleen de zaken niet vertragen, collega’s. We zijn nu halverwege de legislatuur, dus het zou goed zijn mochten we over die informatie kunnen beschikken in het kader van de begrotingsbesprekingen 2023. Daarom hebben we bij wijze van amendement de streefdatum van september 2022 naar voren geschoven. Het is natuurlijk aan het Rekenhof om te oordelen of die al dan niet haalbaar is. Het is wel goed dat we die streefdatum meegeven zodat we dat bij de begrotingsbesprekingen 2023 op een kwalitatieve manier kunnen aanpakken met extra objectieve elementen voor het begrotingsdebat. Daarom hebben we die amendementen ingediend, collega’s.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, het zijn wel een beetje tegenstrijdige signalen. Het rapport moet er snel komen, al in september van dit jaar. We mogen de kar niet overladen, dus dan liever geen 360 graden-benadering om toch maar een soort historisch verloop in kaart te brengen en geschiedschrijving over de vorige legislatuur te doen.
Ik ben vandaag bezorgd als volksvertegenwoordiger dat ik mijn taak als parlementslid terdege kan doen. Dat wil zeggen dat ik wil controleren of de overheid de taken die ze vandaag heeft, geen vier of zes jaar geleden, naar behoren kan uitoefenen en of de besparings- en hervormingsplannen van de regering die taken al dan niet hypothekeren. Dat is mijn bezorgdheid. Als we de kar niet mogen overladen, dan verkies ik om geen historische bloemlezing te organiseren door het Rekenhof, maar wel om een volledige spectrumanalyse van alle taken te maken tegenover de verschillende stakeholders en belanghebbenden, inclusief de burger en andere entiteiten. Dat lijkt me de logica zelve.
Ik weet wel waar u naartoe wilt. U wilt een mooi lijstje maken van alle besparingen die er al zijn gebeurd en een kaalslag op de overheid laten zien. Laten we even eerlijk zijn met elkaar. Er zit hier vandaag niemand die de Vlaamse overheid wil afbreken, denk ik, tenzij er heel subversieve elementen aanwezig zijn. Ik kijk niet speciaal naar u, collega D’Haese.
Ik dacht dat u het over uzelf had. (Gelach)
Dat is een compliment.
Collega’s, hier zit niemand die de politiek wil afbreken. We hebben allemaal belang bij een overheid die haar taken naar behoren kan uitvoeren en die klantgerichter is. Dat is niet alleen met personeel, maar ook door een doorgedreven toegankelijke digitalisering, om maar een voorbeeld te noemen. Dus in die zin willen we geen historische bloemlezing, maar liever een spectrumanalyse van alle taken die de overheid vandaag heeft en of ze die naar behoren kan uitvoeren.
En er is heel veel dat onderzocht zal moeten worden. We hebben de inkanteling van een aantal bevoegdheden van de provincies. De zesde staatshervorming is gepasseerd. Het Rekenhof zal meer dan zijn handen vol hebben om die spectrumanalyse te maken binnen een aanvaardbaar tijdskader.
Collega’s, het is zeker niet zo dat dit een aantal besparingen zijn die mordicus moeten en zullen doorgevoerd worden. U hebt gemerkt dat deze meerderheid een Brede Heroverweging heeft gelanceerd. Dat getuigt toch van een zekere open blik naar wat er met de overheidsfinanciën moet gebeuren. Bekijk deze oefening en onze vraag vanuit de meerderheid van dit parlement aan het Rekenhof om met eenzelfde open geest naar het personeelsbeleid te kijken. Er zijn een aantal bijkomende aanwervingen, die ook al naar aanleiding van corona en andere zijn gebeurd. Herinner u de bijkomende aanwerving om de coronasteun bij het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) te controleren. Ook bij het Agentschap Zorg en Gezondheid zijn een aantal extra mensen aangeworven. Ik ben er dus van overtuigd dat als wij dat rapport hebben en het hier bespreken in het parlement, en het blijkt dat in een aantal specifieke departementen bijkomende mankracht nodig is, het evident is dat wij dat zullen doen. Mijn partij – en ik denk dat ik namens de hele meerderheid kan spreken – wil niets anders dan een performante, slagkrachtige en klantvriendelijke, burgergerichte overheid.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik wil op één punt wijzen, collega Schiltz. U stelt het te eenvoudig voor. We kunnen het niet helemaal eens zijn over een aantal nuances. Maar wij zijn niet op zoek naar een lijstje van besparingen die gebeurd zijn de voorbije vijftien jaar. Die lijstjes bestaan. Ze zijn duidelijk. Het is zeer duidelijk wat de keuzes zijn geweest van de voorbije Vlaamse regeringen. De impact daarvan is in 2016 al een eerste keer in kaart gebracht. Welke motie we ook goedkeuren, er zal sowieso een update van komen. Dat is sowieso een goede zaak. Het is duidelijk waar wij voor staan.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik wil nog op een punctuele opmerking van collega D’Haese antwoorden. Collega D’Haese, ik heb aangegeven dat in de lijst van de vooropgestelde besparingen, die gepubliceerd is op de website, ook al de verzelfstandigde agentschappen zijn opgenomen. De Lijn heeft een apart traject en kan apart gemonitord worden. Die vragen kunnen dus ook apart gesteld worden, als daarover iets moet worden onderzocht. Maar die vallen niet onder de scope van de besparingen die opgenomen zijn in de lijst.
U werd genoemd, mijnheer D’Haese. Ik neem dus aan dat u nog een korte repliek wilt geven. Zolang u elkaar blijft aanspreken, zijn we nog even bezig, natuurlijk. U hebt allemaal een halfuur spreektijd. U mag die van mij volledig uitputten.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, dat is nu natuurlijk net het punt. Er is de afgelopen jaren bespaard bij De Lijn en dat heeft een zeer grote impact gehad op de dienstverlening. Maar de afgelopen twee jaar niet meer. Dat wil niet zeggen dat de dienstverlening niet achteruit is gegaan. Als jullie willen achterhalen wat de impact is geweest van de besparingen die jullie hebben uitgevoerd, dan moeten jullie rekening houden met die afgelopen vijf jaar. Dat is nu net het punt! Uiteraard gaat het over de dienstverlening vandaag. Maar de vraag is wat uw vergelijkingspunt is. Ten opzichte van wat vergelijkt u? Er bestaat geen absolute dienstverlening. Is ze vooruitgegaan of achteruitgegaan, ten opzichte van wanneer?
Er wordt hier gevraagd om een open geest, maar u begint met een gigantische blinde vlek als u daar de vorige periode niet bijneemt. Dat is een evidentie. Dat is nu net heel duidelijk bij De Lijn. Bij De Lijn zult u uiteraard niets vinden als u niet kijkt naar de besparingen die er zijn gebeurd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen en over de moties houden.