Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Verheyden heeft het woord.
Minister, eind vorige week bracht het ‘Limburgse Staatsblad’ het verhaal van problemen die zich voordoen door het laattijdig uitbetalen van de leeflonen. In sommige gemeenten zou men zelfs systematisch het leefloon te laat uitbetalen, waardoor mensen die al in een zeer penibele situatie verkeren in een nog penibelere situatie terechtkomen. Het gaat dan vooral over de groep die in de een of andere schuldenregeling zit.
Het lijkt op het eerste gezicht misschien een heel banaal probleem, maar dat is het allesbehalve. Voor wie elke euro moet omdraaien, voor wie zeer weinig financiële reserves heeft, betekent een leefloon dat te laat komt voor sommigen echt wel dat ze een aantal dagen zonder basisbehoeften moeten leven, moeten kiezen tussen een maaltijd of een doktersbezoek.
Op het federale niveau hebben we zo ook al gelijkaardige problemen gekend bij het te laat uitbetalen van de werkloosheidsuitkeringen. Het OCMW is toen ook in de bres gesprongen. Ik weet zelfs niet of de problemen vandaag al zijn opgelost. Maar ook toen kwamen de financieel kwetsbare personen in de problemen.
Minister, het is absoluut niet mijn bedoeling om u vandaag de schuld te geven van al die problemen, absoluut niet. Dat zou ook niet eerlijk zijn. Ik stel u deze vraag omdat u bevoegd bent voor armoedebestrijding en u ook de coördinerende minister voor het armoedebeleid binnen de Vlaamse Regering bent. Ik schets deze problematiek omdat het toch ook wel voor een deel een probleem van bewustzijn is, bewustzijn vanwege allerhande actoren, zowel lokale, Vlaamse als federale overheidsinstanties. Op welke manier gaat u die overheidsactoren die met financieel kwetsbare personen werken sensibiliseren om incidenten zoals het laattijdig uitbetalen van leeflonen in de toekomst te voorkomen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, ik zou het inderdaad absoluut geen banaal probleem noemen. Voor sommigen klinkt het misschien banaal, maar niet als je in de betrokken situatie zit. Collega Groothedde zei gisteren nog: ‘Als je op het einde van de maand dagen te veel hebt, dan zit je met een probleem.’ Dat is het probleem dat u schetst. Ik zou het absoluut geen banaal probleem willen noemen.
Zoals u weet, is de wetgeving op de leeflonen een federale regelgeving. Ook de manier waarop die uitbetaald moeten worden is geregeld in federale koninklijke besluiten (KB’s). Die zeggen inderdaad heel duidelijk dat er tijdig en op een correcte manier uitbetaald moet worden om het probleem dat u naar voren hebt gebracht te kunnen ondervangen.
Wij hebben contact opgenomen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om van hen eens te horen of dat nu een veelvuldig probleem, een structureel probleem was. Zij hebben ons gezegd dat dit niet het geval was. Dat is wat wij zelf toch ook al vernomen hebben: dat dit geen veelvuldige, structurele problemen zijn. In het betrokken geval heb ik ook de duiding gelezen die de burgemeester gaf bij de alleenstaande casus. Tezelfdertijd benadrukte hij echter ook wel dat zorgen voor een correcte en tijdige uitbetaling van het grootste belang is. Ik denk dat hij niet alleen als burgemeester van Beringen heeft gesproken maar dat eigenlijk alle driehonderd burgemeesters dat ook vinden.
Er werd ook de link gemaakt met de integratie met de OCMW’s. Dat lijkt me eigenlijk een bijzonder vreemde link te zijn. Het is alleszins iets wat wij tot nu toe nooit gezien of ervaren hebben, integendeel. Ik denk dat de sociale reflex bij lokale besturen alleen maar groter geworden is door het sociale beleid niet meer als een apart eiland te zien maar deel te laten uitmaken van de lokale besturen.
Ik denk dat het belangrijk is – daar hebt u ook naar verwezen en dat onderschrijf ik helemaal – dat sociale werkers hier ook mee aan de kar trekken. U weet dat wij in Vlaanderen met Sterk Sociaal Werk een belangrijk project hebben opgezet waar dit soort zaken natuurlijk ook aan bod komen: ervoor zorgen en iedereen mobiliseren en sensibiliseren dat die uitbetalingen op een correcte en tijdige manier gebeuren.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben blij te horen dat u zelf stappen gezet hebt. U hebt contact opgenomen met de VVSG en met burgemeesters gebabbeld. U geeft aan: gelukkig is er geen structureel probleem bij de gemeenten, bij de lokale besturen. Maar het gebeurt helaas wel. Het gaat dan misschien over een paar dagen, maar op sommige mensen heeft dat natuurlijk een heel grote impact.
Als ik mag, wil ik ook graag de rol van de schulden in de hele armoedeproblematiek – daar heb ik het al vaker over gehad – even aanhalen, en dan specifiek de schuldaangroei. Want eind 2019 zouden 120.000 Vlamingen een afbetalingsprobleem hebben volgens de statistieken van de Nationale Bank. Schulden zijn er en zullen ook altijd bestaan. Tot op een zekere hoogte is dat ook geen probleem. Het wordt pas problematisch als die schulden niet afgelost kunnen worden, natuurlijk, en als de put groter en groter wordt en mensen daar totaal niet meer uit raken.
De regering heeft natuurlijk al, in deze COVID-crisis, heel goede maatregelen genomen. Ik ben natuurlijk wel benieuwd naar wat de impact zal zijn na die gezondheidscrisis, ondanks de goede maatregelen van de Vlaamse Regering. Zomaar geld ertegenaan gooien: we weten dat dat allemaal niets oplost. Alles staat of valt met een stabiele job, met een stabiel inkomen. Ik heb de volgende vraag over die schuldpreventie, minister. Hoe staat u tegenover het idee om nog meer in te zetten op schuldpreventie, bijvoorbeeld in het Vlaams actieplan?
Oké. Collega’s, de laatste weken loopt het echt wel de spuigaten uit. Iedereen – niet alleen u, collega Verheyen, voor alle duidelijkheid – overschrijdt zijn spreektijd. Ik weet niet of dat jullie al opgevallen is. Mij maakt dat allemaal niets uit, al zit ik hier tot 22 uur voor de actuele vragen. Maar dit heet het ‘actuele vragenuurtje’. We zitten hier minstens vier en een half uur.
Het waren toch maar een paar seconden?
Ik heb het niet alleen over u. Het is al heel de middag zo, het is al een paar weken aan een stuk bezig. U hoeft zich absoluut niet geviseerd te voelen. Maar als iedereen er een paar seconden over gaat, of tien seconden, of een minuut, dan kan het natuurlijk wel een beetje uitlopen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord, voor één minuut.
Minister, de verschillende Limburgse schuldbemiddelaars hebben inderdaad aan de bel getrokken, niet alleen omdat ze zelf te laat het geld ontvangen, maar effectief omdat ze – zoals u zei – het te laat kunnen doorgeven aan de mensen die op hen een beroep doen. Dat is voor die mensen echt een ramp, want die leven echt met een heel klein inkomentje. De Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten was daar heel duidelijk over en heeft gezegd: de wet legt strikte betalingstermijnen op en die moeten gerespecteerd worden. Laattijdige uitbetaling geeft zelfs recht op intresten.
Nu weten we wel dat de OCMW’s een heel grote werkdruk ervaren op dit moment. Dat hebben ik en andere collega’s al geregeld aangehaald, dat weet u ook. Door de pandemie is er natuurlijk veel meer werk voor hetzelfde aantal of een lager aantal mensen. Mijn vraag is de volgende, minister. Hoe gaat u dit probleem oplossen? Niet alleen het probleem van de niet-uitbetaling maar ook van de ondersteuning van de OCMW’s die die grote werklast niet meer aankunnen? En bijkomend: kunnen mensen die nu in heel grote problemen zitten door de niet-uitkering rekenen op proactieve informatie over die intresten waar zij recht op hebben als verschoning?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het spreekt voor zich dat termijnen gerespecteerd moeten worden. Mensen in schuldbemiddeling zijn zeer kwetsbaar, ze hebben geen financiële reserves. Het is de taak van een lokaal bestuur om er tijdig en zoals afgesproken voor te zorgen dat die mensen hun uitkering krijgen. Natuurlijk, er zijn een toenemend aantal dossiers door corona, er is personeelstekort, dat valt natuurlijk te betreuren. Ik hoop vooral – omdat lokale besturen erg erg wendbaar zijn –, dat zij dit snel zullen oplossen, en dat we erop kunnen vertrouwen dat dit van zeer korte duur is geweest.
De heer Anaf heeft het woord.
Voor mensen die in armoede leven en zeker mensen die in schuldbemiddeling zitten, is dat maandbudget sowieso heel krap. Dan is elke dag dat de uitbetaling vertraging oploopt voor die mensen zeer zeer moeilijk. Ik geloof dat we dat allemaal onderschrijven. Ik heb naar aanleiding van deze vraag met een aantal OCMW’s contact genomen en ze bevestigden allemaal dat het geen wijdverspreid probleem was. Gelukkig. Maar elk probleem is er één te veel.
Mevrouw Verheyden stelde een bijkomende vraag over armoede. Armoede is heel breed. Vrijdag stond een overeenkomst met het steunpunt geagendeerd op de Vlaamse Regering. Is er al zicht op de timing van het kader en de uitrol van de gezinscoaches? U weet dat we dat heel erg belangrijk vinden in het kader van het armoedebeleid. Is daar al een timing voor?
De heer Warnez heeft het woord.
Het is duidelijk dat het leefloon en de maatschappelijke dienstverlening er niet zomaar zijn, en ook dat lokale besturen die eigenlijk heel zorgvuldig toekennen aan wie het nodig heeft. Ik ben heel tevreden, minister, dat u zegt dat het probleem van de laattijdige betaling geen Vlaanderenbreed probleem is.
Het was ook mijn indruk dat de lokale besturen heel hard werken om alles rond te krijgen, dat de maatschappelijk werkers met het hart op de juiste plaats ook heel hard werken. De problemen die er dan toch zijn, moeten naar boven komen. Minister, als er problemen zijn, waar in Vlaanderen kunnen die mensen zich melden?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het is toch een probleem dat mij van verschillende kanten werd meegedeeld. Het gaat niet enkel over de mensen. Ik had een patiënt op consultatie die haar medicatie pas een week later kon gaan halen, omdat ze geen geld had omdat haar leefloon te laat gestort werd. Er was een signaal van de schuldbemiddelaars. Het is een probleem dat veel aandacht vergt. We moeten zien dat we dat oplossen. Het weinige geld dat ze hebben te laat krijgen, maakt soms het verschil tussen eten op de tafel hebben of geen eten op de tafel. Dat is belangrijk.
Het is ook gelinkt aan de hogere werkdruk bij de OCMW’s. Die is enorm gestegen. Er moeten 4 à 5 procent meer uitkeringen betaald worden. Hoe gaat u bijkomende middelen vrijmaken om extra personeel aan te werven zodat de werkdruk bij het OCMW tot een redelijk niveau kan worden teruggebracht?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Verheyden, de problematiek en thematiek van de schuldpreventie is een belangrijke problematiek. We zijn in overleg met de gerechtsdeurwaarders. We willen een protocol met hen afsluiten, ik hoop dat dat gaat lukken. Daarnaast ondersteunen wij verschillende projecten rond schuldpreventie – u hebt daar onlangs nog een schriftelijke vraag over gesteld – omdat het inderdaad een reëel issue is.
Mevrouw Groothedde, het ondersteunen en sensibiliseren is inderdaad belangrijk, daarom doen wij een beroep op verschillende partners: Ceres, Welzijnszorg, Armoede in Zicht, Bind-Kracht van de Karel De Grotehogeschool, het Netwerk tegen Armoede, de Teams advies en ondersteuning (TAO’s), om deze problematiek niet alleen op de agenda te zetten maar ook mensen te sensibiliseren en hen te ondersteunen, en om het belang van het probleem goed in te schatten en niet te onderschatten. Nogmaals, voor sommigen maakt die paar dagen geen verschil, maar voor velen is het van wezenlijk belang.
Collega Anaf, wat de gezinscoaches betreft, daarover heb ik inderdaad een dossier voorbereid. Dat is zo goed als klaar, maar ik kan daar nog niet op vooruitlopen. Daar hebben we echter inderdaad ook verder werk van gemaakt. Ik verwijs naar wat u en collega Warnez hebben gezegd. Er zijn veel algemene problemen als het over armoede gaat, maar ik denk niet dat dit een algemeen probleem is. Het is goed dat dat hier ook is gezegd. Als er gevallen zijn waar dat toch een probleem is, zoals het geval waarover we nu spreken, dan is er een klachtenprocedure bij het lokaal bestuur, bij de ombudsman. Daar kan men terecht.
Collega Saeys, collega Vandecasteele, wat het personeel van de OCMW’s en de werklast betreft, dat is federale materie. Dat betekent dat, als er extra werklast is, er daarin moet worden geïnvesteerd vanuit de federale overheid. Federaal minister Lalieux is bevoegd ter zake. Zij heeft de OCMW’s daar ook in versterkt.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, dank u. Ik zal u in de toekomst nog wel bevragen over al deze thema’s. Om af te sluiten richt ik me graag tot de collega’s schepenen en burgemeesters hier aanwezig, en ook thuis, opdat zij er zelf in hun eigen gemeente ook op zouden toezien dat die leeflonen zeker op tijd worden uitbetaald. Ik ben zelf ook schepen van Welzijn. Ik zal er ook op toezien dat dat gebeurt.
De actuele vraag is afgehandeld.