Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, het is inderdaad de tweede keer op amper een week tijd dat ik u vat over een aantal gerechtelijke acties die onzes inziens toch haaks staan op een democratie en de fundamenten van journalistieke vrijheid, met name persvrijheid en het daaraan gekoppelde bronnengeheim.
Zo was er, zoals in de commissie reeds aangehaald, eerst de razzia bij het online magazine ’t Scheldt, waarbij computers, gsm’s en archiefmateriaal in beslag werden genomen, en waarbij een journalist urenlang in een cel werd gestopt, om vervolgens te worden ondervraagd over zijn bronnen. Dat waren nota bene bronnen rond een schandaal, rond beschadigende artikels over Open Vld-woordvoerster Zelfa Madhloum. Een eerste alarmsignaal gaat af.
Dan komt het tweede feit. Vorige week donderdag vallen speurders van de gerechtelijke politie binnen bij een journalist van het Limburgse nieuwsmedium Trudocs, waarbij ook hier de man wordt gevraagd naar zijn bronnen, ditmaal rond het vaccinatieschandaal van uw partijgenoot Veerle Heeren, u allemaal bekend. Een tweede alarmsignaal gaat af.
En dan het derde feit: afgelopen maandag veroordeelt de correctionele rechtbank van Brugge VRT-journalist Bart Aerts tot een gevangenisstraf van vier maanden, weliswaar met uitstel, nadat hij telefoongesprekken had gebruikt in zijn reportage. Dat waren telefoongesprekken uit een onderzoek, maar dat vonnis kwam er uiteindelijk pas nadat de man zes uur van zijn vrijheid werd beroofd, waarbij ook zijn computer en zijn iPhone in beslag werden genomen. Een derde alarmsignaal gaat af.
Minister, u zult mij hier niet horen beweren dat er een groot complot is van justitie tegenover de journalistenwereld. Maar een opeenstapeling van feiten is natuurlijk wel een teken aan de wand voor elke journalist die dag in dag uit bezig is met waarheidsbevinding, toch de essentie van zijn job.
Minister, hoe beoordeelt u vanuit uw bevoegdheid deze toch zorgwekkende feiten? Welke initiatieven neemt u, eventueel in samenspraak met uw federale collega Van Quickenborne, om de persvrijheid en het bronnengeheim maximaal te garanderen?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Slootmans, ik dank u voor uw vraag. U weet dat de persvrijheid, collega's, een van de hoekstenen is van onze democratie. De onafhankelijke journalistiek, de persvrijheid en inderdaad ook het daaraan gekoppelde bronnengeheim zijn zeer belangrijke waarden in onze samenleving. Ze zijn een kernpunt in een democratische rechtsstaat. U zult het ook niet vreemd vinden dat ik daar als minister van Media enorm veel belang aan hecht.
Anderzijds is een andere hoeksteen van die democratische rechtsstaat ook wel een onafhankelijke rechterlijke macht. U verwijst naar drie zaken die heel verschillend zijn, maar waar in elk van die gevallen op een of andere manier justitie, politie, parket, de rechtbank, tot en met de correctionele rechtbank van Brugge, bij betrokken zijn.
Het spreekt voor zich dat ik, als lid van de uitvoerende macht, mij niet kan uitspreken over die gevallen. In één geval is er al een correctionele uitspraak. In andere gevallen is dat nog niet het geval. We zullen moeten afwachten wat de rechtbanken daarover zeggen. Ik heb van de zaak in Brugge ook begrepen dat de betrokkene de intentie heeft om een beroep in te stellen bij het hof van beroep te Gent. We moeten dat afwachten.
Maar het spreekt voor zich, collega's, dat we het belang dat wij hechten aan die onafhankelijke journalistiek – overigens verankerd in artikel 25 van onze Grondwet, maar ook beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) – centraal moeten stellen. Er is inderdaad ook een vraag gekomen van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) om daarover in gesprek te treden met de federale collega van Justitie. Ik kijk ook uit naar de conclusies die de federale collega daaruit zal trekken.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, ik dank u. Ik heb goed naar u geluisterd. U zegt eigenlijk twee dingen die mijns inziens toch wat haaks staan op elkaar. Enerzijds zegt u dat u veel belang hecht aan de vrije pers en de verworvenheden die daarmee gepaard gaan. U verwijst daar naar het EVRM, een kernpunt van onze democratie. Maar anderzijds weigert u een uitspraak te doen over feiten die daar eigenlijk diametraal tegen ingaan. We zitten hier in een context waarbij journalistenverenigingen zeggen dat elke journalist in Vlaanderen zich grote zorgen moet maken, waarbij journalisten worden onderworpen aan huiszoekingen, waarbij zij van hun vrijheid worden beroofd, waarbij gsm’s en laptops in beslag worden genomen. Ik stel alleen maar vast dat, wanneer dat in Hongarije, Polen of in andere verre landen, zoals Myanmar gebeurt, de resoluties ons hier om de oren vliegen. Maar wanneer het in eigen land gebeurt, blijft men eigenlijk op de vlakte.
Minister, u zegt dat u zult samenzitten met uw federale collega Van Quickenborne. Welke maatregelen of initiatieven zullen zich daaruit kristalliseren, opdat journalisten ook morgen hun werk nog naar behoren kunnen doen?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u niet op concrete zaken wilt ingaan. Maar met wat de laatste tijd gebeurt, heb ik toch de indruk dat het spanningsveld dat toch al enige tijd bestaat tussen aan de ene kant justitie en aan de andere kant persvrijheid, alleen maar groter wordt.
Ik heb een vraag voor u die misschien meer algemeen is. Wat is uw inschatting? Staat die persvrijheid op dit moment inderdaad onder druk bij ons? Of is er geen reden tot ongerustheid?
En dan misschien meer concreet: u verwijst wat betreft de concrete zaken naar een overleg van de VVJ met uw federale collega. Mij lijkt het toch wel raadzaam dat u zelf ook een actieve rol speelt in dat overleg en dat u eventueel toch mee aan tafel schuift. Want er is natuurlijk de juridische kant van de zaak. Maar u bent de minister van Media. Het zou me goed lijken dat u vanuit uw bevoegdheid mee aan tafel schuift om te bekijken wat u vanuit die bevoegdheid kunt doen. Want de VVJ heeft haar ongerustheid in dezen over een aantal zaken toch uitgesproken.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister Dalle, u spreekt terecht over persvrijheid als een van de hoekstenen van onze maatschappij. Ik zou daar nog een hoeksteen naast willen leggen: het verhaal van rechten, maar ook van plichten. Ik vind het ook een plicht van een journalist, en ik vind ook dat dat van een journalist verwacht kan worden, dat hij respect heeft voor beroepsethiek en dat hij respect heeft voor een deontologische code. Wat nu soms een beetje gebeurt, is het verspreiden van laster. Dat wordt een beetje schering en inslag. Minister, ik hoop dan ook dat wanneer het gesprek over persvrijheid gevoerd zal worden, ook het verhaal van online laster en fake news in dit debat wordt meegenomen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik denk dat we een en ander van elkaar moeten scheiden: de concrete cases en het fundament, de essentie. Dat is namelijk dat het bronnengeheim bijzonder essentieel is voor onderzoeksjournalistiek, voor journalistiek tout court. Het is inderdaad de hoeksteen van onze democratie. We willen dat journalisten hun essentiële rol voor democratie onbelemmerd kunnen uitvoeren. Zonder bronnengeheim hebben we immers gewoon geen kwalitatieve onderzoeksjournalistiek. Dat zou betekenen dat zaken die het daglicht niet mogen zien, effectief niet mee naar boven gespit zouden worden. Los van de cases: het beschermen van het bronnengeheim is essentieel voor journalisten en dat schenden is illegaal. In de nieuwe ranking van Reporters without Borders staan wij in België nog altijd op plaats 11 in de wereld. Dat is niet slecht, maar we zakken al een tijdje.
Minister, zoals collega Rzoska ook aangeeft, zou het belangrijk zijn dat u mee aanschuift om ook te kijken op welke manier we mogelijke sancties zouden kunnen invoeren.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Gisteren nog heeft Marija Pejcinovic Buric, secretaris-generaal van de Raad van Europa, haar jaarverslag voorgesteld. Daaruit blijkt nog maar eens dat, wat de vrijheid van meningsuiting betreft, in 2020 de fysieke integriteit – fysieke weliswaar – van journalisten in Europa 118 keer is aangevallen. Je kan dus stellen dat journalisten meer en meer onder druk komen te staan. En ook via dergelijke rechtzaken gebeurt dat.
Het hele verhaal van bronnengeheim is federaal. Voor ons mag dat ook absoluut niet worden uitgehold. Het zou inderdaad misschien belangrijk zijn dat u aanschuift of toch vraagt aan uw federale collega Van Quickenborne om daar toch minstens ook mee over in gesprek te kunnen gaan.
Dat belet niet – en ik ben het dus eens met collega D’Hose – dat de journalistiek ook wel veranderd is. Je hebt niet meer alleen de traditionele kwaliteitsjournalistiek, als we het zo even mogen noemen, maar je hebt ook heel veel nieuwe zaken die opborrelen via platformen, via sociale media en internet. Het is ook aan de journalistiek zelf om daar eens naar te kijken. Zorg dat er geen anonimiteit is, dat we altijd weten wie achter wat zit.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, ik dank u al voor het antwoord. Wij delen uiteraard ook de bezorgdheid rond journalistieke onafhankelijkheid, en zeker de kwestie van het bronnengeheim. Dat is inderdaad essentieel om aan journalistiek te kunnen doen en is essentieel in een democratie. Het is inderdaad in de eerste plaats een federale bevoegdheid. We hebben daar ook vragen rond gesteld in de Kamer. Minister, ik hoop toch ook dat u als minister van Media mee opkomt voor de persvrijheid, voor het bronnengeheim en dat we ons niet te veel laten meeslepen in inperkingen op de journalistieke vrijheid. Ik denk dat dat een heel gevaarlijk paadje is.
De heer Vandaele heeft het woord.
Uiteraard blijven ook wij absoluut voorstander van persvrijheid in de meest brede zin, binnen de wettelijke grenzen uiteraard. Het bronnengeheim en het recht op nieuwsgaring blijven essentieel. Maar tegelijk – en het is ook al gezegd – moet de journalistieke deontologie toch ook wel spelen. En we zien dat die onder druk komt, omdat tegenwoordig snelheid en spektakel het blijkbaar vaak halen op kwaliteit.
Een bijzonder interessant element – vinden wij, minister – is dat deze bevoegdheid nog verdeeld zit over het Vlaamse en het federale niveau. Wat ons betreft, mag inderdaad die hele bevoegdheid naar de regio’s komen. Ik vraag me af of u die mening deelt.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Vandaele weet dat ik die discussie zeer graag aanga, niet alleen vanuit mijn huidige bevoegdheid, maar ook vanuit mijn eerdere achtergrond. We moeten inderdaad op een aantal punten stappen zetten. Het bronnengeheim is natuurlijk ook nauw verbonden met justitie en politieoptreden. In die zin moet dat wel grondig bekeken worden. Anders was het bijvoorbeeld met het recht van antwoord. We hebben daar een grondige discussie over gehad in de commissie. We moeten daar echt wel stappen zetten. We moeten vanuit Vlaanderen inderdaad meer bevoegdheden hebben.
Het politionele en justitiële aspect, dat is natuurlijk de essentie van de zaak. Er kan effectief een gespannen verhouding bestaan tussen de journalistieke vrijheid en een aantal principes die binnen politie en justitie belangrijk zijn. Het geheim van het onderzoek bijvoorbeeld, dat is een belangrijke kernwaarde van hoe justitie werkt. En soms komt dat in een soort van conflict met hoe de journalistiek werkt of moet werken. Dat is altijd al een delicate verhouding geweest. Ook in dit soort dossiers duikt dat op. Dat is niet altijd evident. Gerechtsjournalisten hebben vaak bronnen en anonieme bronnen dicht bij het dossier. En het is niet altijd evident om dat goed in te schatten.
Ik blijf natuurlijk wel benadrukken hoe belangrijk de journalistieke vrijheid is, voor mezelf als minister van Media en voor de Vlaamse Regering. Maar dit past ook in de justitiële aanpak. Men moet op het niveau van de wet op de bronnen en het bronnengeheim bekijken hoe het zit. Ik ben zeker graag ter beschikking om dat samen met collega Van Quickenborne en de VVJ te bekijken, maar de vragen die de VVJ stelt, zijn intrinsiek ook justitieel van aard. Wat vraagt de VVJ concreet van de minister van Justitie? Ze willen ten eerste een sanctiemechanisme instellen ter bescherming van het journalistieke bronnengeheim, een sanctiemechanisme op het niveau van de nietigheden in een gerechtelijke context. En ten tweede wil men ook het bronnengeheim beter bekendmaken binnen justitie. Dat zijn zaken die echt wel tot de federale bevoegdheid behoren. Als ik daar nuttig kan zijn aan tafel, ben ik daar graag toe bereid, maar ik denk dat de VVJ dat samen met de federale collega ook goed kan bekijken. Maar als ik daarin kan helpen, zeer graag.
Een aantal collega’s hebben ernaar verwezen, maar collega D’Hose heeft er de nadruk op gelegd: het verhaal van rechten en plichten. Dat is natuurlijk ook zeer pertinent. Er is een journalistieke deontologische code, die niet door de overheid wordt opgesteld, maar door de journalistiek zelf, vanuit de VVJ. Dat betekent dat men inderdaad een aantal rechten heeft – het bronnengeheim heeft daar betrekking op – maar dat men ook plichten heeft en dat men een deontologie na te leven heeft. Ook dat is een belangrijk punt om hierin aan te halen.
De VVJ heeft over twee van de drie dossiers die hier aan de orde zijn, toch wel serieuze zorgen geuit. Pol Deltour heeft verklaard, zeker over de zaak-Aerts, dat de uitspraak zeer gevaarlijk is en dat, als dat vaste rechtspraak wordt, het werk van veel gerechtsjournalisten moeilijk wordt en bedreigd wordt. Zoals gezegd, ga ik me niet uitspreken over die zaak. Dat zal ongetwijfeld ook nog op het niveau van het hof van beroep behandeld worden. Maar ik begrijp natuurlijk dat de VVJ hier zorgen over uit.
In elk geval kunt u erop rekenen, collega's, dat overal waar de persvrijheid aan de orde is, ik die stem ook luid zal laten klinken dat wij vanuit Vlaanderen bijzonder veel belang hechten aan de journalistieke vrijheid.
De heer Slootmans heeft het woord.
Bedankt, minister. Wat de nieuwe initiatieven en het sanctiemechanisme betreft: ik denk dat dat inderdaad zeer positief nieuws is. Ik reken erop dat u daar als mediaminister de druk opvoert en dat het geen vrijblijvend gegeven blijft.
Wat betreft de onafhankelijkheid en de scheiding der machten, waar een aantal collega's naar verwijzen, vind ik wel dat als een aantal fundamentele rechten in het geding zijn, zoals de persvrijheid en het bronnengeheim, zwijgen of zich onthouden van commentaar natuurlijk wel een vorm van schuldig verzuim wordt. Er is vorige week nog een Japanse journalist in Myanmar veroordeeld en achter de tralies gestopt omdat hij zogenaamd fake news naar buiten bracht. En ook daar beroepen de regeringsleiders – of beter: de militaire junta – zich op de onafhankelijkheid van het gerecht en de scheiding der machten. Ook in de zaak-Navalny zien we dat Poetin dat doet. Ik stel voor dat de collega's dan ook consequent zijn en dat, als er in het vervolg nog dergelijke zaken in het buitenland gebeuren, men zich onthoudt van commentaar.
De actuele vraag is afgehandeld.