Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, afgelopen zondag was het Werelddag tegen Racisme. Racisme is nog altijd een groot structureel probleem in onze samenleving. Wie dat betwist, moet maar eens de kranten openslaan waarin elke dag getuigenissen staan, of moet maar eens op sociale media kijken. Ter illustratie, ook afgelopen maandag was er nog een artikel over racisme tegen Aziatische Belgen, een probleem dat wordt onderschat.
Daarnaast zien we ook de cijfers van Unia. Zij melden dat het afgelopen jaar het aantal meldingen over racisme met maar liefst 49,5 procent is gestegen naar een totaal van meer dan 3600 meldingen. Vorig jaar hebben ze 956 dossiers geopend op grond van raciale kenmerken. Als we de vergelijking maken met de vorige 5 jaar, is dat een stijging van meer dan 20 procent. Wat nog meer verontrustend is dan die cijfers alleen, is dat bij die meldingen van racisme vaak ook melding wordt gemaakt van fysiek geweld, dus slagen en verwondingen. Daarnaast is er een groei van ongelijkheid, van etnostratificatie waarbij afkomst bepaalt welke toekomst men heeft op de arbeidsmarkt, en van segregatie.
Ik weet dat u en ik dezelfde mening hebben, dat niet afkomst maar toekomst moet tellen. Vandaar mijn vraag aan u, minister: welke bijkomende maatregelen ziet u om, rekening houdend met die recente cijfers van Unia, het structureel racisme in onze samenleving aan te pakken?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van de Wauwer, het Vlaams regeerakkoord is heel helder. We verwerpen racisme in al zijn vormen en treden er consequent tegen op. De cijfers die u opsomt, bewijzen dat het een strijd is waar nog heel veel werk is. Racisme is trouwens maar een van de vormen van discriminatie waar mensen mee worden geconfronteerd. Ook discriminatie op basis van handicap, leeftijd, seksuele oriëntatie zijn vormen van discriminatie die wij verwerpen. We verzetten ons daartegen omdat we willen dat Vlaanderen gebouwd is op respect en op gelijke kansen. Die twee gaan onlosmakelijk hand in hand. Men kan geen Vlaanderen van respect hebben wanneer men niet iedereen gelijke kansen garandeert. En een samenleving zonder gelijke kansen is een samenleving zonder respect. Tot slot is racisme ook gewoon heel dom, want we gooien daarmee heel veel talent weg en we ontnemen kansen aan mensen en dus aan de hele samenleving.
Ik denk dat die strijd moet worden gevoerd op drie fronten. Ten eerste ten aanzien van de slachtoffers, die we maximaal moeten ondersteunen. We mogen racisme nooit minimaliseren. We moeten dat heel ernstig nemen en de slachtoffers helpen, ook inzake aangifte en meldpunten. Maar tegelijkertijd moeten we mensen ook empoweren, sterk maken zodat ze niet bij de eerste confrontatie met racisme of discriminatie de schouders laten hangen maar volhouden en zich mee een weg banen. Dat is niet alleen belangrijk voor henzelf maar ook voor anderen.
Ten tweede moeten we ten aanzien van de daders, waar nodig, strafrechtelijk optreden. Dat is een bevoegdheid van de federale overheid, maar wijzelf bekijken in het Gelijkekansendecreet op basis van een analyse die is gemaakt, waar we een tandje bij kunnen steken.
Tot slot zijn er de omstaanders, de bystanders, mensen die misschien iets minder snel hun kop in het zand moeten steken of weg moeten kijken. Ook zij kunnen verantwoordelijkheid opnemen. We hebben daarvoor concrete projecten, onder meer voor jeugdwerkers ‘Speak Out / Act In’. Wanneer jeugdwerkers worden geconfronteerd met een situatie van discriminatie of racisme, moeten ze handelingsbekwaam zijn en kunnen optreden en minstens kunnen corrigeren. Dat zouden we moeten uitrollen naar meer sectoren in de samenleving.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, u hebt groot gelijk wanneer u stelt dat we als samenleving allemaal het slachtoffer zijn van racisme omdat de samenleving inderdaad in haar geheel verliest wanneer kansen niet ten volle worden benut als gevolg van racisme en andere vormen van discriminatie.
Ik wilde informeren naar wat momenteel de status is van het nationaal actieplan, waar u ook mee aan zult bijdragen. In Brussel wordt er momenteel al gesproken over en gewerkt rond een regionaal actieplan tegen racisme. Ik denk dat racisme op alle mogelijke niveaus moet worden aangepakt, ook samen met de lokale besturen, samen met het middenveld. We zien bijvoorbeeld in Gent en in Brugge dat er ook al lokale actieplannen zijn. Ik wilde dus bij u informeren of u zelf plannen hebt voor een regionaal antiracismeplan. Welke stimulansen acht u eventueel mogelijk om steden en gemeenten bijkomend te sensibiliseren over het aanbod dat ook vanuit Unia reeds bestaat? Want zij kunnen ook mee een partner zijn in de aanpak van de strijd tegen racisme in onze samenleving.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, alle inspanningen ten spijt zien we inderdaad in Vlaanderen nog steeds structureel racisme. Ik wil aansluiten bij mijn collega door te verwijzen naar een studie van de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) over discriminatie in het Belgisch jeugdvoetbal. Deze studie drukt ons deze week ook met de neus op de feiten. Drie op de vier voetbalouders hebben tijdens de laatste twee seizoenen discriminatie in jeugdwedstrijden opgemerkt. 60 procent zegt meermaals per seizoen racistische opmerkingen te horen. 37 procent van de jeugdspelers is slachtoffer geweest van discriminatie, als het meisjes betreft is het 50 procent. Je zult het maar meemaken dat je je hobby uitoefent en racistische verwijten naar je hoofd krijgt. Kunt u zich voorstellen welke impact dat op iemands leven heeft? Inderdaad, als we problemen willen oplossen, dan moeten we ze ook benoemen. Racisme en discriminatie bestaan, en hebben een enorme impact op het leven van mensen. Een van de pistes die uit het onderzoek van Leuven naar voren kwam was het versterken van spelers, ouders, trainers en clubbestuurders naar hoe zij moeten reageren op zulke uitlatingen.
Mijn vraag, minister: hebt u een plan om een breed opleidingsaanbod te hebben om beter te reageren op racistische uitlatingen?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega Van de Wauwer, ik denk dat dit debat vandaag niets nieuws zal bijbrengen. Iedereen, of quasi iedereen die hier aanwezig is, zal herhalen dat in Vlaanderen geen racisme mag plaatsvinden. Maar evengoed zal ik hier vandaag herhalen dat structureel racisme – zoals u dat pretendeert – niet bestaat in Vlaanderen. Racisme zit niét in het DNA van elke Vlaming en racisme is ook niét impliciet aanwezig in elke persoon. Ik ben er ook van overtuigd – het is hier vandaag niet aangehaald, maar het wordt wel vaak gezegd – dat de Vlaming niet moeten worden gedekoloniseerd. Laat ons dus alstublieft geen al te grote woorden gebruiken, laat ons rustig verder werken aan een zelfbewust Vlaanderen, aan een divers Vlaanderen, dat vertrouwen heeft in de toekomst.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mevrouw Sminate, ik wilde eerst niet tussenkomen, maar structureel racisme wil niet zeggen dat racisme in ieders DNA zit. Net zoals een structureel probleem van verkeersonveiligheid en verkeersongevallen niet wil zeggen dat iedere Vlaming een doodrijder is. Dus u moet stoppen met dat soort boutades die het debat plat slaan. Structureel racisme, mevrouw Sminate, wil zeggen dat wanneer je test op de woningmarkt of op de arbeidsmarkt, dat 10, 20, 30 procent van de mensen gediscrimineerd wordt op basis van hun naam. Niet op basis van hun inkomen, niet op basis van hun capaciteiten, niet op basis van hoe goed ze zijn als huurder of als werknemer, maar op basis van hun naam en hun afkomst. Mijnheer Van de Wauwer, ik ben blij dat u dat wel benoemt, maar laat ons dan voor structureel racisme ook zoeken naar structurele oplossingen. U knikt, maar u hebt hier de praktijktesten weggestemd. Ik vind dat een heel spijtige zaak, dat men wel de problemen durft te benoemen, maar ze niet durft op te lossen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel. Ik was eerst ook niet van plan om tussen te komen. Niet dat het een onbelangrijk thema is, integendeel, maar ik raak echt geïrriteerd door uitspraken als ‘Laat ons rustig verder werken’. Collega’s, de cijfers spreken voor zich. Dit zijn tragische menselijke verhalen, dit is structureel onrecht dat we mensen aandoen. Het is Vlaanderen onwaardig. Minister, ik verwacht een hoger urgentiepeil in uw meerderheid om daarmee aan de slag te gaan. Ik ga hier geen politieke strijd van maken, maar dit moet hoger op de agenda, hier moet krachtdadiger aan gewerkt worden. Ik verwacht geen symbolenstrijd, door Unia af te schaffen en daar een nieuw instituut voor in de plaats te krijgen. Ik verwacht andere stappen, concrete vooruitgang op dit terrein.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank alle interveniënten voor hun tussenkomst. Laat mij eerst en vooral beginnen met te zeggen dat dit onderwerp geen banaliteit is. Ik ben niet geïnteresseerd in de semantiek rond bepaalde woorden. Ik ben geïnteresseerd in wat er op het terrein gebeurt en hoe we ervoor kunnen zorgen dat Vlaanderen een rechtvaardige samenleving is, een faire samenleving, een samenleving die gebouwd is op respect. En dit minimaliseren is natuurlijk ook dwaas. Want uit alle onderzoeken blijkt dat dat respect vandaag onvoldoende aanwezig is en dat te veel mensen, om wie ze zijn, slachtoffer zijn van discriminatie: mensen met een handicap, mensen met een bepaalde seksuele oriëntatie en mensen met een bepaalde afkomst. En dat is voor mij, als minister, en voor de Vlaamse Regering onaanvaardbaar.
We moeten dat probleem onder ogen zien, we moeten niet wegkijken, we moeten het niet minimaliseren. Maar we moeten tegelijkertijd ook begrijpen dat dat een cultuuromslag vraagt en een inspanning van iedereen. Je krijgt dat niet weg met een vingerknip.
We hebben ter zake een aantal belangrijke sporen. Eerst en vooral zijn wij volop bezig met de uitrol, heel concreet, van de correspondentietesten. Dat zijn schriftelijke testen waarmee wij discriminatie op de woning- en op de arbeidsmarkt kunnen in beeld brengen en aanpakken. Die uitrol zal klaar zijn voor de zomer. En dan gaan we daarmee naar de lokale besturen, om hen waar mogelijk daarin te ondersteunen.
Ten tweede kijken we naar hoe we een Vlaams gelijkekansencentrum – want dat is óók een hefboom – kunnen uitbouwen op een manier dat het nog beter slachtoffers ondersteund en ‘bystanders’ mobiliseert.
Ten derde bekijken we hoe we in het Gelijkekansendecreet, dat aan een update toe is, op basis van een onderzoek de gekregen adviezen en aanbevelingen om sterker aan de zijde van de slachtoffers te kunnen staan, kunnen versterken. Eergisteren heb ik in Kazerne Dossin aangekondigd dat ik als minister het wij-zij-netwerk dat bestaat uit de federale politie, het onderwijsveld, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Vlaams Vredesinstituut, dat werkt voor dit Vlaams Parlement, wil versterken. Zo kunnen mensen die op het terrein zijn en geconfronteerd worden met discriminatie, polarisatie, het tegen elkaar op zetten van mensen, daar op een efficiënte manier tegen kan optreden en op het terrein het verschil maken. Want daar moet het gebeuren. Dat netwerk zal zich verder organiseren en zal onder meer met technieken als die van de heer Brandsma proberen te de-escaleren in de praktijk van jeugdvereniging over sportclub en dergelijke meer.
Wij staan daar niet alleen in. Ik merk dat steeds meer mensen de moed vinden om op te staan en te protesteren tegen die discriminatie. De cijfers van Unia tonen dat aan. Unia zegt dat er 1,2 procent meer feiten zijn gebeurd, maar dat er 50 procent meer meldingen zijn gekomen. Dat wil dus zeggen dat veel meer mensen bereid zijn om klacht in te dienen, om het niet langer te aanvaarden, om mondig te zijn. En dat is het Vlaanderen dat we nodig hebben. Een Vlaanderen dat, wanneer iemand met een handicap wordt gediscrimineerd, niet wegkijkt, maar spreekt. Een Vlaanderen dat, wanneer iemand vanwege zijn afkomst geen kansen krijgt, rechtstaat en spreekt. Want dat is een samenleving die we niet willen.
En voor wat de Voetbalbond heeft gedaan, doe ik mijn hoed af. Want de Voetbalbond kijkt niet weg. De Voetbalbond heeft een zeer intens onderzoek gedaan en is met heel confronterende cijfers gekomen. Die durft zichzelf in de spiegel te kijken. Dat is de eerste stap om actie te ondernemen. Dat is een voorbeeld voor vele andere organisaties. En zij zullen dat ook niet van vandaag op morgen oplossen. Maar ze blijven niet bij de pakken zitten en steken de handen uit de mouwen. Ik heb daar trouwens een afspraak mee. We zullen binnenkort een aantal concrete projecten bekijken. Want dit is een belangrijk element, in dat samenleven in diversiteit en respect.
Maar ik wil graag eindigen met een aantal hoopvolle signalen, want dat vind ik belangrijk. Als ik zie dat op vijftien jaar tijd de participatie aan het hoger onderwijs van mensen met een migratieachtergrond is gestegen van 20 naar 40 procent, dan is 40 procent nog altijd veel te weinig, maar dan is dat wel een ongelooflijke vooruitgang. Als ik zie dat de voorbije tien jaar de tewerkstellingsgraad van mensen met een niet-EU-achtergrond drie keer zo snel gestegen is als bij de totaliteit van de bevolking, dan is dat een hoopvol signaal.
Als ik zie dat bij VDAB op amper drie jaar tijd het aantal mensen dat een cursus volgt, gestegen is van 15.000 naar 19.000, dan zitten we in een ommekeer in Vlaanderen. In Vlaanderen groeit het draagvlak voor respect. Er is een kleine groep die steeds meer hatelijkheden verspreidt, maar de groep mensen die dat niet aanvaardt en diversiteit omarmt als iets normaals, in al zijn betekenissen, is een groeiende groep en waarschijnlijk de ‘silent majority’ in Vlaanderen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik zie in u opnieuw een heel strijdvaardige partner wat de aanpak van alle vormen van discriminatie betreft. Dat is inderdaad breed: discriminatie op vlak van afkomst, handicap, leeftijd, gender en geaardheid. We hebben hier twee weken geleden een heel sereen debat gevoerd over discriminatie van holebi's en transgenders. Dat was voor mij iets vanuit een persoonlijke bekommernis.
Mijnheer D'Haese, als ik u mag geruststellen: u zult in mij altijd een partner vinden in de strijd tegen discriminatie. Die strijd zal niet stoppen wanneer holebi's niet meer worden gediscrimineerd, maar wanneer er niemand meer wordt gediscrimineerd, ongeacht wat de onderliggende grond of de oorzaak voor die discriminatie ook is. Dat is immers een strijd die we allemaal samen zullen moeten voeren. Wij kunnen hier allemaal zeer braaf zeggen dat we tegen racisme zijn, maar dat is niet genoeg. We moeten allemaal actief werken tegen racisme, zoals die vele mensen ook doen die zich hebben uitgesproken en die meldingen maken, zonder het bestaan van racisme te ontkennen of te minimaliseren. Mevrouw Sminate, in ons inclusieve Vlaanderen moet iedereen een plaats hebben, daarover ben ik het met u eens. Ik ben blij dat we dat uitgangspunt alvast delen.
De actuele vraag is afgehandeld.