Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, collega's, wij hebben vandaag alle reden om gelukkig te zijn, bijzonder gelukkig. Niet alleen omdat er vanmorgen een fantastisch sneeuwlandschap was, maar vooral ook vanwege de aankondiging van onze minister-president. In dit huis mogen we daar toch wel even bij stilstaan: er is een recordaantal buitenlandse investeringen in Vlaanderen.
Dat record is er op drie niveaus. Ten eerste, in euro’s. 4,24 miljard euro, nooit eerder ging zoveel geld in investeringen naar Vlaanderen. Ten tweede, in aantal investeringen. 234 investeringsprojecten, nog nooit waren er zoveel in aantal. Ten derde, in soort. Het gaat voornamelijk om greenfields: om investeringen, projecten die vanaf nul beginnen.
Collega's, dat vertaalt zich in ongeveer 5400 nieuwe jobs die in Vlaanderen zullen worden bij gecreëerd dankzij dat type nieuwe investeringen. Dat betekent dat men vanuit het buitenland, vanuit de wereld naar Vlaanderen kijkt en een regio ziet waar er toekomst zit, waar er talent is, waar er infrastructuur is, waar er goede universiteiten zijn, waar er goede spin-offs zijn.
Collega's, dat betekent dat wij hier en u, minister, in het bijzonder, de voorbije viereneenhalf jaar wel degelijk het verschil hebben gemaakt en dat het fameuze groeipad waarnaar we altijd hebben verwezen, ook effectief resulteert in een sterke groei. Ook econoom Stijn Decock geeft aan dat er een heel sterke link is met wat we hier doen.
Minister, wat zijn de succesfactoren geweest om tot zo’n magische aantal investeringen te komen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Ronse, de cijfers die de minister-president naar voren heeft gebracht voor 2018, zijn echt fantastisch. U hebt het investeringsbedrag genoemd: 4,24 miljard euro. Het vorige record wordt daarmee verpulverd. Het vorige record dateerde van 2006 en bedroeg 2,78 miljard euro. De stijging ten aanzien van het vorige record is dus enorm.
2019 is eveneens veelbelovend gestart. Ik was aanwezig bij de aankondiging van een investering van INEOS in de haven van Antwerpen. Alleen al voor die investering is er sprake van 3 miljard euro.
Als je vraagt welke de belangrijke factoren zijn, denk ik dat een eerste belangrijke factor is dat de administratie van minister-president Bourgeois, Flanders Investment & Trade (FIT) in eerste instantie, die investeringen probeert aan te trekken naar Vlaanderen, en dat die op een enorm goede manier samenwerkt met mijn administraties. Ik denk in eerste instantie aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), maar ook, als dat nodig is, aan de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). We vormen één sterk team om die investeringen aan te trekken.
Ik denk dat alle maatregelen die federaal en op Vlaams niveau genomen zijn om zo onze concurrentiekracht te verbeteren, er ook niet vreemd aan zijn. De taxshift heeft zeker een effect gehad. Doe daarbovenop het doelgroepenbeleid van Vlaanderen. En voor sterk energiegebruikende bedrijven heb je die supercap die zeker ook zijn rol heeft gespeeld. Uiteraard blijft ook het hooggewaardeerd personeel dat hier in Vlaanderen beschikbaar is, een belangrijke troef.
Maar een van de grootste stijgingen rond investeringsprojecten – dat zei de minister-president maandag ook in het interview – is onderzoek en ontwikkeling (O&O). Ik denk dat je daar een paar effecten hebt. Natuurlijk is de 500 miljoen euro extra die in de loop van deze legislatuur is gegaan naar onderzoek en ontwikkeling een goede zaak. Maar ze moet dan ook goed geïnvesteerd worden, en dat hebben we precies gedaan. Ik denk dat ik vandaag echt kan zeggen dat onze onderzoeksinstellingen of een aantal daarvan echt wereldbefaamd zijn, dat we met ons clusterbeleid, en zeker met de speerpuntclusters, naar een filosofie van open innovatie komen, en dat dat duidelijk innovatie aantrekt, dat dat een soort ecosysteem vormt waarbij bedrijven zien dat als zij in bepaalde sectoren aanwezig willen zijn, ze naar Vlaanderen kunnen komen om daarvan te profiteren.
Samengevat denk ik dat het heel goed is. We hebben het afgelopen jaar ook dossiers gemist, wat bewijst dat we ook naar de toekomst toe zullen moeten blijven inzetten, bijvoorbeeld op die versterking van onze concurrentiepositie, maar ook op de scholing, ook op infrastructuur, en zeker ook het budget van O&O verder laten stijgen.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, u hebt er zelf naar verwezen: het clusterbeleid is ook iets waar de econoom Stijn Decock recent naar verwees. Hij zei dat het enorm belangrijk is voor een economie als ze echt investeringen wil aantrekken om die poorten tussen onderwijs, overheid en ondernemen open te stellen. Dat is via dat clusterbeleid op een intelligente manier gebeurd.
Zijn er met dat clusterbeleid de komende jaren nog extra plannen? Worden er daarvoor nog extra inspanningen gedaan? Dat is nog een bijkomende vraag.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik denk dat we inderdaad tevreden mogen zijn met de resultaten, maar dat we toch ook alles in het juiste perspectief moeten plaatsen. We zien al enkele jaren een achteruitgang op de Global Competitiveness Index. Daar zijn we al drie jaar aan het zakken. En de krapte op de arbeidsmarkt en de mobiliteitsproblemen zijn wel heel reëel in Vlaanderen.
Ik denk dat het ook goed is om toch de rol van het federale beleid hierin te kaderen, dus de maatregelen rond fiscaliteit en arbeidskosten. Ik denk dat het heel belangrijk is dat Vlaanderen hier in tandem met de federale overheid zeer goed blijft op inspelen en dit blijft aanpakken. We moeten er misschien ook rekening mee houden dat, als men kijkt naar investeringen in Europa, sommige nu terugschrikken voor het Verenigd Koninkrijk en daarom een plaats in de nabijheid zoeken. De chemiesector heeft in dit geval ook heel zwaar doorgewogen. We moeten dus ook blijven inzetten op die diversifiëring van de investeringen.
Maar de vraag aan de Vlaamse Regering is inderdaad om zich samen met die Federale Regering te blijven inzetten voor een goed ‘enabling environment’ – iedereen moet daar zijn rol spelen – en ook verder in te zetten op onderzoek en ontwikkeling, zoals u aangaf, minister. Want dat zijn ongetwijfeld ook sleutelfactoren voor nieuwe investeringen.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Collega Ronse, ik was een beetje verrast, want ik dacht dat u toch nog even uw plaat van het confederalisme ging opzetten. Maar misschien komt die nog, of anders is ze al grijs genoeg gedraaid. Maar gelukkig is dat nu nog niet gebeurd.
De cijfers zijn goed, en dat is goed, maar ik denk inderdaad – en ik sluit mij aan bij collega Kennes – dat dat een samenwerking met Vlaanderen is en dat ook het federale zeker zijn werk gedaan heeft. De taxshift is gebeurd, de loonhandicap is gezakt van 15 naar 10 procent. Dat heeft samen met uw werk, minister, ook gemaakt dat die buitenlandse bedrijven naar Vlaanderen gekomen zijn.
Minister, ik weet dat u de nadruk legt op onderzoek en innovatie, en ik dank u daarvoor.
Vlaanderen is een kennisregio. We moeten dat verkopen, en dat is ook gelukt. Bij dezen mijn felicitaties dat dat effectief is gebeurd. Ik denk dat ook Flanders Investment & Trade (FIT) zijn rol heeft gespeeld. Het heeft die buitenlandse bedrijven naar Vlaanderen kunnen trekken. Maar de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) heeft recent een advies uitgebracht, in november 2018, waarin ze zeggen dat er eigenlijk nog ruimte is voor FIT om de Vlaamse bedrijven aan te zetten om meer te gaan exporteren of eventueel vestigingen te openen in het buitenland. Minister, hebt u hierover al overlegd met de minister-president, of gaat u dat doen?
Ik ben heel blij te zien dat iedereen eigenlijk hetzelfde zegt. Ik heb zelf in mijn antwoord ook gezegd dat die taxshift belangrijk was. Collega Kennes, ik heb mijn antwoord afgesloten met te zeggen dat we ook investeringen hebben gemist en dat we in de toekomst moeten blijven inzetten op vier punten. Ten eerste is dat mobiliteit en infrastructuur. Ten tweede is dat onze concurrentiepositie. Wat mij betreft mag er gerust een nieuwe taxcut of taxshift komen. Ik heb ten derde scholing genoemd. De krapte op de arbeidsmarkt is daar een belangrijk aspect in. Ten vierde is er het budget van onderzoek en ontwikkeling waar we echt naar die 3 procentnorm moeten kunnen komen. Ik denk dat we echt allemaal hetzelfde zeggen.
Collega Vanwesenbeeck, ik ben het met u 100 procent eens dat inzetten op export ook heel belangrijk is. Het is iets waar ik samen met de minister-president effectief al over gesproken heb en waarvoor we beiden inspanningen doen. De missies die georganiseerd worden en waar de minister-president bij aanwezig is – soms ikzelf als zijn vervanger –zijn voor heel wat kmo's een hart onder de riem omdat ze zien dat het vanuit de overheid mee wordt gesteund. Als ik zie wat FIT in het buitenland doet om vooral kmo's te helpen bij het vinden van de juiste contacten en het maken van de juiste afspraken, dan doen ze effectief zeer mooi werk.
Maar het is ook een uitdaging voor elke kmo zelf. Wat mij betreft, volgen we nog iets te veel een olievlekfilosofie, waarbij we starten in Vlaanderen, eerst onder de kerktoren, dan gaan we naar de rest van Vlaanderen, dan kijken we binnen België, dan naar de buurlanden en dan verder. Nu, er zijn producten waar je beter ineens een stap verder gaat. Ik was recent in een meubelbedrijf in de Kempen waar men vrij snel als belangrijkste exportland naar China gaat. Ik vroeg aan de bedrijfsleider waarom dat zo was. Zijn antwoord was: ‘Ik kan de zevende zijn in Duitsland of ik kan de tweede zijn in China. Dan weet ik wel wat ik moet kiezen.’ Collega Vanwesenbeeck, dat ondernemerschap is heel belangrijk in het geheel. Daar heeft FIT inderdaad een belangrijke rol. Zet als kmo maar eens de stap naar China of naar een land waar we de cultuur niet van kennen.
Collega Ronse, het clusterbeleid heeft een fantastische start gemaakt. Dan richt ik me vooral op de speerpuntclusters. De filosofie daar is dat we echt komen tot open innovatie. Er worden nu projecten gedetecteerd en ingediend rond onderzoek en ontwikkeling. Eerder dan het klassieke recept dat ieder op zich onderzoekt, gaat men samen onderzoeken. Bedrijven doen dat samen met onderzoeksinstellingen maar ook samen met elkaar. Er worden zelfs horizontale verbanden gesmeed tussen de verschillende clusters zodat men echt over het muurtje gaat kijken van een cluster of van een sector en men tot een multidisciplinaire samenstelling van teams komt die aan onderzoek en ontwikkeling doen. Ik ben er zelf erg van overtuigd dat dat de toekomst is. Alle instrumenten zijn klaar. We doorbreken ook de mentaliteit van ‘Pour vivre heureux, vivons cachés’ en het voor onszelf houden van alles wat we vinden. Op die manier kunnen we echt mee innovatieleider in Europa worden.
Collega Vanwesenbeeck, laat me eerst toe u te danken. Ik ben blij dat u vraagt waar mijn plaat over het confederalisme is. Ik kan u geruststellen, collega Vanwesenbeeck: ik zal ze zo vaak blijven draaien tot u ze vrolijk met ons meezingt. (Applaus bij de N-VA)
En dat zal gebeuren, collega. Het antwoord ligt trouwens bij wat collega Kennes heeft gezegd, namelijk dat we al die investeringen in hun perspectief moeten plaatsen en ook kijken naar het federale beleid. Laat nu net op dat niveau de vakbonden op een dag waarop er nog nooit zoveel geïnvesteerd is geweest in Vlaanderen vanuit het buitenland, dat blokkeren! Een loonnorm die wettelijk en democratisch werd afgesproken! Collega's, dat is problematisch! Daar moeten we gaan naar een ander soort van loonvorming, op sector- en bedrijfsniveau, met opt-outs. Laat ons nu net kijken naar dat federaal niveau waar het voorstel rond degressiviteit van de werkloosheidsuitkering compleet geblokkeerd zit!
Helaas liggen daar nog te veel hefbomen die we, als we ze hier zouden hebben in een confederale staat, collega Vanwesenbeeck, als een serieuze turbo konden gebruiken zodat we nog veel meer investeringen zouden kunnen aantrekken. Collega Vanwesenbeeck, laat ons samen gaan voor dat confederalisme. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.