Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, maandag bracht De Standaard het nieuws uit dat op basis van gegevens van de KU Leuven ongeveer 51 procent van de studenten hun bachelordiploma binnen de vijf jaar haalt; een kwart daarvan haalt dat binnen de voorziene drie jaar. Die cijfers lagen vroeger hoger. Er is wel enige nuance nodig bij die cijfers: het gaat hier op de eerste plaats over studenten die in hun opleiding blijven zitten. Het houdt geen rekening met studenten die in de loop van de tijd heroriënteren en een ander bachelordiploma halen. Want als we die studenten mee in rekening brengen, gaat het om 75 procent van de studenten die in vijf jaar tijd hun diploma halen. Uiteraard moeten we ervoor zorgen dat ook die cijfers omhoog gaan.
In een repliek op het nieuws keek de rector van de Universiteit Antwerpen vooral naar het secundair onderwijs. Hij stelde dat de kwaliteit van de instroom in het hoger onderwijs eigenlijk verminderd is. Welke initiatieven zult u nemen om jongeren in het secundair onderwijs beter voor te bereiden op dat hoger onderwijs?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Soens, laat me misschien starten met het betere nieuws, om dan tot de actie over te gaan. De gemiddelde leeftijd waarop jongeren in Vlaanderen hun bachelordiploma behalen, is vandaag 23 jaar. Dat is lager dan het Europees perspectief, want gemiddeld zijn jongeren in Europa 25 jaar wanneer ze hun eerste bachelordiploma behalen. Het is ook lager dan het OESO-gemiddelde, dat op 26 jaar ligt. Dus wat dat betreft, zitten we eigenlijk niet zo slecht, als je het globaal bekijkt.
Maar toch zien we dat de studieduur van jongeren langer wordt. Als je alle bachelors samenneemt, zitten we aan een gemiddelde studieduur van 3,9 of bijna 4 jaar. Dat is dus 1 jaar extra, en dat wordt niet beter. Het zijn cijfers die altijd maar een klein beetje slechter worden. Dus er moet inderdaad ingegrepen worden.
Deze regering neemt een aantal maatregelen. Ik ga er een zevental aanhalen – u kent de meeste.
Ten eerste: wij staan aan de vooravond van een ingrijpende hervorming in het secundair onderwijs, die tot doel heeft om betere kwaliteit te leveren. Dat betekent dat we een getrapte studiekeuze in het leven roepen maar dat we tegelijkertijd een matrix maken waarbij we in het vijfde en zesde middelbaar willen dat als jongeren een studierichting volgen, ze goed weten waarop die voorbereidt.
Een tweede maatregel: we hebben alle studierichtingen die er bestaan, gescreend om te kijken wat de slaagkansen zijn van jongeren wat dat betreft in het hoger onderwijs.
Ten derde: wij hebben nieuwe eindtermen die nu in het parlement liggen en hopelijk zullen worden goedgekeurd. Die eindtermen zijn bedoeld om de lat hoog te leggen. Ondertussen heeft de Vlaamse Regering beslist om de commissies die de nieuwe eindtermen voor de tweede en de derde graad maken, samen te stellen. Daar zitten ook vertegenwoordigers in van het hoger onderwijs omdat we willen dat het hoger onderwijs heel goed weet wat in die nieuwe eindtermen zit en dat ze ook op elkaar afgestemd zijn en er geen onderscheiden verwachtingen zijn bij het secundair onderwijs en het hoger onderwijs.
Ten vierde: we hebben onze oriënteringsproef Columbus omdat we jongeren beter willen oriënteren. U hebt zelf gezegd dat als we jongeren die heroriënteren erbij nemen, de cijfers niet slechter worden maar beter. Dus moeten we daar extra inspanningen voor doen.
Ten vijfde: er zijn de toelatingsproeven die stap voor stap worden uitgerold. We verschillen soms van mening over het effect daarvan. U weet dat ik een warm voorstander ben van toelatingsproeven omdat die jongeren een spiegel voorhouden en bepalend kunnen zijn voor het studiesucces.
Zesde maatregel: hogeronderwijsinstellingen de kansen bieden om als de resultaten tegenvallen, sneller in te grijpen. Daarom hebben we het decreet aangepast om toe te laten aan hogeronderwijsinstellingen, als jongeren het niet zo goed doen, om zelfs bindende voorwaarden op te leggen als het gaat over het opnieuw starten van een bepaalde studierichting.
Dus alleen kijken naar het secundair, zoals de rector doet, is wat mij betreft niet aan de orde. Als we de studiesuccessen beter willen maken, is dat een werk dat zowel in het secundair als in het hoger onderwijs moet worden afgehandeld.
Ik heb nu een zevental maatregelen genomen. Het is te kort om nu het hele overzicht te geven maar ik ben ervan overtuigd dat met de stappen die we deze legislatuur zetten, de knik naar beneden als het gaat over studieduurverlenging, kan worden ingezet. Want aan uw woorden te horen, begrijp ik dat dit ook voor u een absolute betrachting is.
Minister, dank u voor uw antwoord. De rector verwees niet alleen naar het secundair onderwijs, hij gaf ook een aantal maatregelen aan die in het hoger onderwijs worden genomen. Maar uiteraard start de voorbereiding van het hoger onderwijs net in dat secundair onderwijs. U noemt de hervorming van het secundair onderwijs met de doorstroomrichtingen. De doorstroomrichtingen zijn net bedoeld om door te stromen naar het hoger onderwijs, dus net daar moet er heel sterk worden ingezet op die voorbereiding op het hoger onderwijs.
Ik ben blij dat u zegt dat bij de evaluatie van de nieuwe eindtermen in de tweede en de derde graad, het hoger onderwijs heel sterk wordt betrokken. Het zou ook mijn bijkomende vraag zijn geweest om dat absoluut mee te nemen zodat de kloof tussen de eindcompetenties van het secundair onderwijs en de startcompetenties van het hoger onderwijs niet meer zou bestaan en dat een diploma secundair onderwijs in de doorstroomrichtingen zou volstaan om aan het hoger onderwijs te kunnen beginnen. Dan hebben we ook die verplichte niet-bindende toelatingsproeven eigenlijk niet meer nodig.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, vanuit onze fractie heb ik hierover al verschillende keren het woord genomen. Het klopt dat we in Vlaanderen aan de kop staan als het gaat over de tijd waarin een diploma wordt behaald. Wij haalden het sneller dan OESO en Europa. Ik denk niet dat we er genoegen mee mogen nemen dat we vroeger heel goed waren en dat we nu goed zijn, dus dat we nog altijd goed zijn. Neen, ik denk dat we opnieuw sneller een diploma moeten halen, in het belang van de arbeidsmarkt maar ook in het belang van de ouders die die studies betalen. Een jaar langer studeren, is een jaar langer betalen. Het is ook in het belang van de student want een jaar langer studeren is een jaar langer werken voor je op pensioen kunt gaan, want die leeftijdsvoorwaarde blijft.
Ik ben ook blij dat mevrouw Soens aangeeft dat het secundair onderwijs belangrijk is en dat we uiteraard niet enkel in de derde graad kunnen werken aan een goede doorstroom maar dat we ook al starten in de eerste graad. Daar worden ook de kernen gelegd.
Minister, collega's, ik zou vanuit onze fractie willen voorstellen om het advies op het einde van het secundair onderwijs, de resultaten van het einde van het secundair onderwijs, de oriënteringsproef Columbus en intakeproeven allemaal gezamenlijk ter beschikking te stellen zodat hogescholen en universiteiten tijdig en snel kunnen heroriënteren. Dit is wat ik nu voorstel, minister, iets dat we kunnen uitwerken in regelgeving, samen met de aanpak van het leerkrediet.
De heer De Potter heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Er zijn inderdaad een hele reeks van maatregelen genomen. U hebt ze opgesomd. Van een aantal daarvan zullen we de effecten nog moeten afwachten, omdat die nog maar pas in werking getreden zijn.
Ik juich uw initiatief toe waarbij u uw administratie de opdracht hebt gegeven om een monitoringsrapport op te maken over de studievooruitgang en het studierendement. Ik denk dat dat rapport toch wel een aantal effecten zal kunnen schetsen van de genomen maatregelen en misschien ook een aantal punctuele maatregelen zal kunnen suggereren.
Nog één ding: het regelgevend kader dat we hebben geschapen, geeft ook de instellingen de nodige vrijheid om zelf een aantal maatregelen op te stellen. Maar ik denk dat het daarbij van belang is dat die instellingen ook aan kennisdeling doen om van elkaar te leren en om een aantal good practices uit te wisselen, om op die manier samen vooruit te gaan. Misschien kunt u aangeven op welke manier u dat zou kunnen stimuleren.
De heer Bogovic heeft het woord.
Minister, de cijfers zijn natuurlijk niet nieuw. Ze zijn hier al meerdere keren aan bod gekomen, in commissies en dergelijke, onder andere bij vragen van mijn voorganger. Wat ons zorgen baart, is dat er een negatieve trend is: 29 procent van de bachelorstudenten haalt zijn bachelordiploma binnen de drie jaar. In 2006-2007 was dat nog 40 procent. Hoe kunt u die dalende trend omkeren? Er zijn in het verleden al voorstellen gedaan, zoals studietrajectbegeleiding, maar ook veel meer inzetten op remediëring. Wat denkt u daarvan? Wat staat er daarvan op stapel?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Studievertraging is inderdaad voor niemand goed, allerminst voor de studenten zelf, maar ook niet voor de hogescholen, die hun aantal leerlingen zien toenemen. Zij werken met een gesloten enveloppe voor de financiering, dus voor hen is dat zeker ook niet interessant. We hebben allemaal de hogescholen op bezoek gehad, die hun memorandum voor de volgende verkiezingen aan het opmaken zijn en die nu toch al wel de onderfinanciering aanklagen en ons de vraag stellen of er in extra financiering voorzien zal worden. Indien er inderdaad geen verbetering komt in de cijfers en het aantal studenten daardoor toeneemt, zult u daar dan rekening mee houden voor de financiering? Dat is een vraag die ik me stel.
Collega’s, ik ben gestart met het geven van enkele cijfers over de leeftijd waarop jongeren bij ons een diploma halen. Dit was niet, collega Daniëls, om op mijn lauweren te rusten, maar ik wil wel de concrete cijfers meegeven. Als je beslist en maatregelen neemt, moet je namelijk het goede en het slechte durven benoemen.
Voor mij was dat een verbazing. Ik dacht een paar jaar geleden dat we het heel slecht deden. En ook mijn kinderen starten dan aan een hogeschool of universiteit, om geen details te geven, en dan wordt er gevraagd: in welk jaar zitten ze? Voor mij was dat relatief gemakkelijk, waarvoor ik mijn kinderen zeer dankbaar ben. Maar in veel gevallen wordt het aartsmoeilijk om te weten waar ze zitten, wat ze meenemen en niet meenemen, en hoelang het duurt voor ze hun diploma halen. Toch blijven we – omdat alle andere landen ook niet zoveel vooruitgaan – het hier in Vlaanderen goed doen wat afstudeer- en studeertermijn betreft.
Ten tweede: de toegang tot het hoger onderwijs is in Vlaanderen heel breed – je mag kiezen wat je studeert, behalve in de geneeskunde – en niet duur. Ik daag u uit om de prijzen bij ons te vergelijken met overal elders in de wereld. We doen dat ook goed. Ik wil dat ook zo houden. Maar als we dat zo willen houden, collega’s, dan moeten we wel een aantal maatregelen nemen en ook ingrijpen.
Collega Bogovic, u vroeg: hoe kijkt u ernaar? Ik heb u zeven maatregelen gegeven die we met deze regering al aan het nemen zijn. Maar soms, en ik mis dat een beetje in het debat, zijn ook intellectuelen niet in staat – en dat is geen opmerking gericht naar u maar naar sommige anderen, zelfs geen parlementsleden – om, als we een beslissing nemen om maatregelen te nemen, de effecten van die beslissing af te wachten vooraleer alweer een oordeel klaar te hebben. Ik heb in de voorbije dagen commentaren gelezen in de kranten: ‘Ons onderwijs gaat kapot. Het niveau gaat naar beneden.’ Dan denk ik: wie doet hier de moeite om eens te kijken wat die hervorming van ons secundair onderwijs inhoudt, wat wij aan het doen zijn met de nieuwe eindtermen, op welke manier wij, ook voor kinderen die extra uitdagingen nodig hebben, aan het werken zijn om die hun ook te bieden? Men is blijkbaar blind omdat het zo gemakkelijk is om in een tweet van 140 tekens alles kapot te praten. Ik doe daar niet meer aan mee. We hebben maatregelen nodig. We nemen die ook.
Collega Soens, ik ben heel blij dat u zegt over die eindtermen: ik wil toch wel dat het hoger onderwijs mee vertegenwoordigd is. Dat is ook voor ons van belang, omdat je natuurlijk dezelfde taal moet proberen te spreken. Als je start aan je studies hoger onderwijs, en de verwachtingen in de hogeschool of universiteit zijn helemaal anders dan waar de lat lag in het secundair onderwijs, dan heb je problemen. U hebt ook gelijk als u zegt dat elke studierichting in de doorstroom moet voorbereiden op dat hoger onderwijs; vandaar die nieuwe matrix, nieuwe inhouden, nieuwe eindtermen. Dat zijn de beslissingen die we genomen hebben.
Collega Daniëls, het is niet de eerste keer dat u dit voorstel doet; ik herinner mij nog iets in een dergelijke context. Het is zeer interessant dat we alles ter beschikking stellen van de hogeschool of de universiteit. Ik ben het met u eens. Maar we hebben wel te maken met meerderjarigen. We moeten kijken waar de grenzen van de privacy liggen: wat kunnen we geven, wat niet? We hebben daar nu ook een databank gemaakt als het gaat over leerproblemen. Er kan ook al heel veel ter beschikking gesteld worden – als studenten akkoord gaan. We zijn dus zeker bereid om verder te kijken wat de bijkomende stappen zijn die we gebeurlijk kunnen zetten.
Collega De Potter, wij doen effectief aan monitoring. U vraagt hoe het zit met de vrijheid van instellingen; moeten ze niet met elkaar aan kennisdelen doen? Zij doen dat. Niet iedereen neemt natuurlijk dezelfde maatregelen. Leuven bijvoorbeeld heeft de 30 procentregel ingevoerd: studenten die een bepaald rendement niet halen, komen bij hen niet meer binnen, althans niet in dezelfde studierichting. Gent doet het op een andere manier: zij wachten twee jaar. Maar wat wel mogelijk geworden is door het decreet, is dat het kader van de universiteit overgenomen kan worden door de andere universiteit, als de student naar een andere universiteit gaat om de maatregelen te ontlopen en dus probeert ergens anders te beginnen omdat hij aan de eerste universiteit niet meer mag starten. Dat is voorzien. Ze kunnen dat delen, en ze maken daar nu ook gebruik van. Dat is niet om jongeren te pesten, maar inderdaad om studenten te helpen, en om te vermijden dat ze onoordeelkundige beslissingen nemen omdat ze graag studeren, of graag op kot zijn. Je moet natuurlijk wel rendement halen.
Financiering is uiteraard een belangrijk item, mevrouw Meuleman. Morgen bespreken we opnieuw de begroting, de ‘clicks’ worden straks ook weer goedgekeurd. Ik weet dat er ook een groot debat komende is rond outputfinanciering. Moet je instellingen die studenten heroriënteren extra gaan belonen of niet? Ik wil die discussie graag voeren, maar je kan dat alleen maar doen als je ook extra budgetten hebt. Het is niet mijn ambitie om te gaan herverdelen met de budgetten die er nu zijn, en zo winnaars en verliezers te creëren. Het is een keuze die ik samen met de hogescholen en universiteiten gemaakt heb. Maar u hebt gelijk: diegenen die de pen vasthouden van het volgend regeerakkoord, zullen daar rekening mee moeten houden, en zullen ook moeten kijken hoe we dit probleem aanpakken.
Wat we wel voorzien hebben, is een extra mogelijkheid om hoger onderwijs te volgen, die de komende drie jaar ‘open end’ gefinancierd wordt: het hoger beroepsonderwijs. En dit kan een zeer interessante trap worden, mevrouw Soens: jongeren die geen doorstroomrichting gevolgd hebben, maar die wel graag zouden voortstuderen, krijgen de kans om via hoger beroepsonderwijs ofwel daar een specialisatie te volgen, ofwel de doorstoom te doen naar een bachelor- of masteropleiding.
We zitten dus niet stil. Ik besef zeer goed dat het echt belangrijk is dat we onze toppositie in Europa en in de wereld handhaven. Die staat onder druk, maar we hebben met deze regering al heel wat maatregelen genomen en ik hoop echt dat die effect sorteren. Het is voor mij, om die reden, ook zeker absoluut noodzakelijk dat we volgend jaar ook effectief kunnen starten met de modernisering van het secundair onderwijs.
Dank u voor uw zeer uitgebreid aanvullend antwoord.
Ik wil toch oproepen dat flexibilisering niet zomaar op de schop mag. Die flexibilisering heeft er ook net voor gezorgd dat bepaalde groepen jongeren, die het moeilijker hadden om naar het hoger onderwijs te gaan, wel de kans hebben gekregen om dat diploma hoger onderwijs te krijgen. Ook daar moeten we, denk ik, voorzichtig in zijn, om niet zomaar de flexibilisering af te schaffen.
Ik denk ten slotte dat iedereen erachter staat dat elke jongere goed voorbereid toekomt in het hoger onderwijs. Ik denk dat de sleutel daar in het secundair onderwijs ligt. Laat ons maar die nieuwe eindtermen voor de tweede en de derde graad heel goed opvolgen, en laten we zorgen dat het hoger onderwijs daar heel nauw bij betrokken is, om die samen met het secundair onderwijs op te stellen. Zo kan elke jongere goed aan het hoger onderwijs beginnen.
De actuele vraag is afgehandeld.