Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de maatregelen voor de werkomstandigheden binnen de jeugdhulpvoorzieningen, naar aanleiding van de recente stakingsactie van de zorgsector
Actuele vraag over de door de minister aangekondigde extra personeelsinvesteringen in de integrale jeugdhulp
Actuele vraag over het beloofde extra personeel voor de jeugdhulp
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is bijna vijf uur op woensdagmiddag en de meeste kinderen zijn, als ze niet nog in de muziekschool of op de voetbalveld zijn, nu thuis, misschien in het gezelschap van een broer of een zus. Heel wat jongeren in de jeugdhulp gaan nu niet naar een thuis met één of twee broers, maar naar de leefgroep in de voorziening met tien tot twaalf andere kinderen. Daar wordt met hart en ziel gewerkt om het warm en gezellig te maken. Maar een groep van tien of twaalf jongeren is groot: het gaat vaak over kinderen met autisme, die nood hebben aan rust, aan minder prikkels.
Het gaat vaak over kinderen met gedrags- en emotionele stoornissen, waar je dicht op moet zitten, waar je structuur aan moet geven. Dan twaalf kinderen onder je hoede hebben, is een nagenoeg onmogelijke taak. Dat zeggen ook die opvoeders. Ze zeggen dat ze willen werken met jongeren, dat ze aan hun toekomst willen bouwen. Maar tien tot twaalf kinderen is te veel. Iedereen die al eens op een woensdagnamiddag tien kindjes thuis heeft gehad – ik heb het zelf al meegemaakt omdat mijn zonen vriendjes hadden uitgenodigd – weten dat dat een helse opdracht is. Als dat kinderen zijn met noden, kinderen met stekeltjes, die extra aandacht nodig hebben, dan vragen we iets dat bovenmenselijk is. Die bovenmenselijkheid wordt heel vaak gegeven, maar het wordt tijd dat we luisteren naar hun noden, dat we horen wat ze zeggen, dat we luisteren naar de reden waarom ze staken, zodat het opsplitsen van die leefgroepen een waarheid wordt.
Minister, u hebt extra personeel beloofd. Mijn vraag is dan ook heel eenvoudig: zal dat extra personeel ervoor zorgen dat we effectief kleinere leefgroepen hebben? Of anders gezegd: wat zal de impact zijn van de beloftes die we hebben? Zal dat genoeg zijn om te doen wat er gevraagd wordt, om leefbare werkomstandigheden te maken, om te zorgen dat er minder agressie is en dat er meer warmte en meer huiselijkheid is in onze jeugdhulp?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, de vraag van de opvoeders in de jeugdhulp is eigenlijk eenvoudig: zorg dat wij op een veilige manier zorg kunnen bieden aan onze kinderen, laat ons dat doen in voldoende kleine groepen en geef ons daar voldoende personeel voor.
U hebt middelen aangekondigd. Dat op zich is een goed begin, denk ik. Ik hoop dat het niet dezelfde middelen zijn die u al eens hebt aangekondigd en uitgegeven voor slachtoffers van tienerpooiers, de staking in de gemeenschapsinstellingen, het rapport crisishulp van het Rekenhof, maar dat dat echt nieuwe middelen zijn die dienen om de basiswerking te financieren en uit te breiden, en die niet voor specifieke groepen dienen. Als dat zo is, dan betekent dat dat elke instelling er gemiddeld 2,5 opvoeders bijkrijgt. Dat is een gemiddelde, u kunt dat natuurlijk ook anders verdelen. Daarom noem ik het een goed begin. Het is een begin omdat u aangeeft en voor het eerst erkent dat zij werkelijk met te weinig zijn om daar veilige zorg te bieden, maar het lijkt mij ook niet meer dan een begin. Want ook na die injectie zullen de mensen het moeten doen met 85 procent van de middelen waar ze eigenlijk recht op hebben en waar die kinderen natuurlijk ook recht op hebben.
Mijn vraag aan u is heel simpel: hoe gaat u die nieuwe middelen – als het geen nieuwe middelen zijn, corrigeer mij dan – precies inzetten om tegemoet te komen aan de noden van die instellingen waar kinderen het erg moeilijk hebben om in grote groepen te leven en waar het voor begeleiders nagenoeg onmogelijk is om incidenten en agressie tegen te gaan? Hoe gaat u die middelen verdelen?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, morgen is het Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart. Het is uiteraard ook Rerum Novarum. Mocht ik u zijn en ik ging morgen speechen, dan zou ik het niet hebben over de wederopstanding van Christus, maar hopelijk over het begin van de wederopstanding van de integrale jeugdhulp.
Minister, ik zie dat de correspondent van Belga hier niet meer is, maar ik ben heel tevreden over wat u hebt aangekondigd. Ik ben blij dat er extra investeringen komen in de omkadering van het personeel dat vaak met heel kwetsbare kinderen en kinderen met heel complexe problematieken moet werken. Ik maak me uiteraard de bedenking waarom het zo lang moet duren voor deze oplossing vandaag op tafel kon liggen. Waarom kon die een aantal weken geleden al niet op de tafel hebben gelegen? Maar laat ons vooruit kijken. Minister, ik wil het met u hebben over dat positief gegeven, dat instrument dat u gaat maken om ervoor te zorgen dat die extra personeelsleden die zijn aangekondigd, de 130 die u hebt aangekondigd en de 70 uit de sociale maribel, goed worden verdeeld volgens zorgzwaarte en volgens verblijfsduur van kinderen in de verschillende instellingen.
Minister, mijn vraag is vrij eenvoudig. Als ik een berekening maak, dan kom ik aan 130 vte’s, maal 50.000, dat is 6,5 miljoen euro die nodig is om de belofte die u gedaan hebt, in te willigen. Waar haalt u binnen uw grote portefeuille het budget om dit te financieren?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, in januari stonden we hier met dezelfde mensen als ik me niet vergis, omdat het personeel van de gemeenschapsinstelling in Mol problemen had aangekaart in verband met de opvang van meisjes. In maart was er plaatsgebrek in Everberg waarbij criminele jongeren niet naar de cel konden, en eenmaal terug op straat nieuwe criminele feiten pleegden.
Op 7 mei was er dan een sit-in van de Broeders van Liefde voor uw kabinet. U hebt dan aangekondigd dat er 130 extra jobs zouden zijn.
Voordien, naar aanleiding van de discussies die we hier gehad hebben en waarnaar ik juist verwezen heb, had u ook al maatregelen aangekondigd. Een van de maatregelen, waar ik persoonlijk ook heel blij mee ben, is dat u zegt: onze prioriteit in de jeugdhulp is de eerste lijn versterken, zodat we niet in de vicieuze cirkel terechtkomen van het gebruik van shortcuts door jongeren die eigenlijk niet in crisis thuishoren en dergelijke meer.
U hebt extra personeel aangekondigd in GES+, waar wij ook blij mee zijn. Maar om terug te komen op die 130 extra jobs die zijn aangekondigd: kunt u wat meer uitleg geven? Op basis van welke parameters is dat aantal van die 130 extra jobs tot stand gekomen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, een paar antwoorden, maar antwoorden die ook in lijn liggen met wat ik hier bij vorige bijeenkomsten al heb gezegd. Ik heb altijd bevestigd dat we in ons beleidsdomein met een oefening ten gronde bezig zijn. De problematiek van jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen is een zeer ernstig fenomeen en een ernstige problematiek. Mensen op het terrein worden daar inderdaad mee geconfronteerd. Wij zijn dus al een tijdje aan het kijken naar ons concept van verblijf in de jeugdhulp, naar kleinere verblijfseenheden, wat dat allemaal aan randvoorwaarden met zich meebrengt, en hoe we dat moeten bekijken.
Ik heb uiteraard ook van de actievoerders begrepen dat dat perspectief – niet alleen de korte termijn, met de extra personeelsmiddelen, maar uiteraard ook wat dat betekent als je dat concept helemaal wilt herdenken – voor hen belangrijk is. Ik heb met de actievoerders gesproken over het feit dat dat traject absoluut moet worden doorgezet in de volgende maanden. Een aantal van die rapporten zullen ook wel binnenkomen, en dat moet de basis zijn van een fundamentele oefening op deze grote punten.
Op de korte termijn – en dat begrijp ik uiteraard ook – is er gevraagd wat we kunnen doen aan versterking van onze personeelseffectieven. Ook daar ligt mijn antwoord een beetje in lijn met wat ik hier de vorige keer gezegd heb: dat zijn de dingen die ook hun beslag zullen krijgen in het sociaal akkoord waarover de sociale partners onderhandelen en waar uiteraard ook de Vlaamse overheid een stuk mee het budgettaire kader bepaalt, en kijkt of een aantal dingen die partners willen doen, ook kunnen sporen met wat wij beleidsmatig voorstaan.
In dat verband heb ik inderdaad gezegd dat het mogelijk is om op korte termijn te gaan naar versterkingen van personeel: in de sector jeugdhulp een vijftigtal, bijzondere jeugdzorg, en voor de minderjarige personen met een beperking een 130-tal effectieven. Die budgetten zijn uiteraard budgetten die wij binnen de schoot van de regering en ook in het kader van het sociaal akkoord moeten formaliseren, en uiteraard op een bepaald moment ook moeten engageren. En we gaan binnen ons beleidsdomein 2018-2019 uiteraard ook kijken hoe we daar die marges maken. En ik moet dit toch wel eens uitdrukkelijk zeggen, want ik hoor daar hier en daar al wat misverstanden over: uiteraard, mevrouw Van den Bossche, niet door middelen weg te halen die geëngageerd zijn in de gemeenschapsinstellingen of voor de bijzondere omkadering voor die voorzieningen die met slachtoffers van tienerpooiers aan de slag zijn gegaan. We gaan die 130 jobs uiteraard financieren met middelen die we daarvoor ook in het kader van de groeitrajecten in onze begrotingen kunnen engageren, en waarover de regering uiteraard ook haar engagement zal moeten geven.
Het zullen ook geen middelen zijn die interen op de groeipaden. Het groeipad dat we hebben voor de personen met een beperking, is vastgelegd bij de start van de legislatuur. Het is belangrijk dat we dat ook heel duidelijk zeggen. Het zijn ook jobs die hopelijk versterkt kunnen worden met wat sociale partners afspreken binnen het kader van de sociale maribel. Het zijn natuurlijk niet de socialemaribeljobs die in die 130 aanwezig zijn.
Een van de sporen is dat we uiteraard gekeken hadden, ook voor de verevening en de gelijkere financiering in functie van zorg bij volwassen personen met een handicap, wat we daar budgettair voor nodig hadden. We merken dat daar misschien een opportuniteit is, waardoor we wat middelen kunnen verschuiven om ook diezelfde oefening te doen, vanuit diezelfde logica uiteraard, naar de voorzieningen die met minderjarigen met een beperking aan de slag zijn. Dat zijn een aantal van de elementen die daarin zullen worden meegenomen. Maar het zijn dus nettojobs.
Hoe zal dat ingezet worden? Collega’s, ook deze oefening wordt al een tijdje voorbereid, ook met sociale partners, uiteraard. Het is de bedoeling om ze in functie van ‘outcome’-parameters in te zetten voor onze multifunctionele centra. Dat is de naam van de voorzieningen waarover we hier spreken. Zij werken met personeelspunten. Sociale partners zijn al een aantal vergaderingen aan het bekijken hoe je kunt objectiveren. Als je echt kunt aangeven dat het om jongeren gaat met gedrags- en emotionele stoornissen die echt complexe zorgen vragen, hoe kun je daarop dan op een geobjectiveerde manier een aantal versterkingen alloceren? Ik hoop dat de sociale partners op een heel korte termijn daarover een draagvlak en een akkoord bereiken, zodat we dat kunnen omzetten en implementeren, zodat we die voorzieningen in hun personeelsmogelijkheden kunnen versterken.
Dat is belangrijk omdat we op die manier kunnen aansluiten bij iets wat in de integrale jeugdhulp voor ons ook belangrijk is: de overtuiging dat we voor die jongeren, die vaak heel wat zorg nodig hebben en in die zorg vaak ook verschillende competenties, vanuit de integrale jeugdhulp en de toegangspoort effectief een aantal plaatsen kunnen verzekeren.
Het is ook een surplus op wat ik hier al eens heb gezegd. Ik heb al aangegeven dat we het aantal GES+-plaatsen (extreme gedrags- en emotionele problematiek) zullen versterken. De middelen die daarvoor beschikbaar zijn, zijn niet in die 130 inbegrepen. Die 130 gaan wat mij betreft over jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen. De omkaderingsperspectieven die we voor de echte GES+-problematiek vroeger al hadden gecreëerd, blijven uiteraard ook beschikbaar en kunnen, wat mij betreft, ook in die oefening worden betrokken.
Er is ook een budget om de vorming over agressie en het omgaan met agressie te organiseren. U weet dat dat een eenmalig budget is, dat we bij de begrotingscontrole hebben binnengehaald en dat nu ook voor de partners beschikbaar is. Zo kunnen we bekijken hoe zij daarmee vorming kunnen organiseren.
Een laatste punt gaat over infrastructuur. Als we echt fundamentele oefeningen doen in verband met verblijf, zullen we een heel fundamentele oefening in verband met infrastructuur moeten doen. We hebben alle voorzieningen gevraagd wat zij op korte termijn willen, gelet op de onderkenning van het fenomeen van de stijgende agressie. Die inventarissen zijn nu binnen. Het gaat over prikkelarme ruimte, kleinere leefgroepen in een aantal gevallen, veiligheidsdeuren enzovoort. Zoals gezegd, zullen we ook het investeringsfonds van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) aanpassen en reglementeren, zodat we die werken snel kunnen uitvoeren.
Minister, u zegt dat er, bovenop andere beloftes, 130 mensen extra komen voor die sector. Wij zullen u zeker aan dat engagement herinneren. Mijn vraag was wat de impact gaat zijn. Wat zal in september de impact zijn? Als een kind naar de leefgroep gaat, zal het dan nog in een leefgroep van tien tot twaalf zitten? Of gaan we in september kunnen vaststellen dat het in een leefgroep zit van zes tot acht kinderen? Dat is wat nodig is. Ik vraag dat omdat u er een klein woordje in zette over dat we dat nog moeten formaliseren in het Vlaams intersectoraal akkoord (VIA). Collega’s, het VIA ligt al vier jaar in de ijskast. Het zal ook de tekorten in de kinderopvang en de leefbaarheid van die sector moeten opvangen. Het VIA zal ook de ongelijke financiering voor mensen met een handicap moeten rechttrekken. Het VIA, waar al vier jaar om wordt gevraagd en dat er nog steeds niet is.
Minister, zult u het kunnen waarmaken en het niet eventjes zomaar formaliseren? Zult u ervoor zorgen dat wij in september kleinere leefgroepen hebben dankzij het personeel dat u nu belooft?
Minister, ik ben sowieso blij dat het gaat om extra budgetten bovenop wat u eerder hebt beloofd. Maar ik heb een belangrijke vraag. U hebt al in budgetten voorzien voor GES+-kinderen. De mensen op de werkvloer vragen om het nieuwe geld te investeren in basiswerking, om het niet te koppelen aan heel moeilijke profielen en dus bijna voorwaardelijk te maken. Zij vragen om ervoor te zorgen dat zij niet alleen staan met een groep van tien of twaalf kinderen, zij vragen dat die groep wat kleiner kan zijn. Ik vraag dus heel duidelijk om dat te investeren in de basiswerking. Geef dat niet aan specifieke gevallen, maar zorg ervoor dat zij hun werk en job kunnen doen.
Minister, u zegt dat het voor u allemaal oké is en dat het geld er is. De regering moet wel nog haar engagement bevestigen. Betekent dit dat wat u hier vertelt over die extra jobs en dat extra geld uw intentie is, zonder dat uw coalitiepartners daarover met u hebben gesproken en dat zij nog niet hebben geoordeeld? In dat geval zal ik de komende dagen ook daarover nog enkele vragen moeten stellen.
Minister, ik ben heel blij dat u hebt duidelijk gemaakt dat die 130 jobs, netto, nieuwe jobs zijn, bovenop andere aankondigingen die u reeds eerder hebt gedaan. Dat is super.
Minister, ik wil graag twee bekommernissen voorleggen. De ondersteuning van het personeel dat in een voorziening werkt, is heel belangrijk. Maar er zitten ook heel wat mensen thuis, ouders die vijf of tien jaar wachten op een PAB voor hun kind met een beperking, en die niet kunnen staken, die niet kunnen zeggen: ‘Vandaag gaat het echt niet voor mij en ik ga aan het kabinet van de minister een sit-in organiseren.’ Ik hoop dat we ook voor hen de nodige aandacht zullen hebben, minister, om ervoor te zorgen dat hun situatie houdbaar blijft.
Ten tweede, minister, weet u dat wij een idee op tafel hebben gelegd, met name de gezinshuizen. Daarin worden de kinderen per vier, dus in een heel kleine leefgroep, opgevangen in een gezinscontext. Dat is een situatie, minister, die voor sommige kinderen een oplossing kan zijn, die een betere omkadering geeft en 50.000 euro goedkoper is per vier kinderen dan een kind dat in een instelling verblijft.
Minister, wanneer kunnen we daar zo snel mogelijk werk van maken? (Applaus van Peter Persyn)
Minister, ik dank u om het engagement te nemen voor 130 extra jobs.
Ik heb het al bij mijn eerste betoog gezegd. We hebben hierover al op verschillende momenten gedebatteerd. U hebt telkens een aantal maatregelen voorgesteld die perspectief zouden moeten bieden aan de sector. Maar het blijkt toch wel dat het water aan de lippen staat. Ik denk dus dat die 130 extra netto jobs er heel vlug moeten komen, om dat personeel gerust te stellen dat zij inderdaad niet lang meer moeten wachten om een situatie, die blijkbaar echt onhoudbaar wordt, opgelost te zien.
Minister, wat is de concrete timing?
Collega's, ik ben een beetje verbaasd indien zou worden gesuggereerd dat het engagement niet in het sectorale luik van het sociaal akkoord zou kunnen of moeten worden opgenomen. Als we spreken over het versterken van het personeel van andere sectoren – want daar zijn natuurlijk ook noden – zijn er in het VIA intersectorale maatregelen, over koopkrachtissues, en daarnaast zijn er sectorale dossiers – u hebt er trouwens een aantal genoemd.
Ik heb eerlijk gezegd bij de sociale partners niet gemerkt dat men het niet gewoon evident vond dat dat stuk bij wijze van spreken gebetonneerd zou worden in het sociaal akkoord. Mocht ik hen zijn, zou ik dat ook doen. En ik zou het, eerlijk gezegd, als minister van Welzijn zelfs ook heel erg appreciëren. Want het is natuurlijk wel belangrijk om zeker te zijn dat het effectief gemonitord en opgevolgd wordt en duurzaam is.
In die zin denk ik dat we er allemaal belang bij hebben dat wat afgesproken wordt, als het gaat over werkdruk, werklast, de confrontatie met die nieuwe realiteit van stijgende agressie – zaken die door de sociale partners ook op de agenda van sociale onderhandelingen zijn gezet – daar mee in wordt opgenomen. Die onderhandelingen zijn natuurlijk al een tijdje bezig. Ze schieten goed op. Ik ga ervan uit dat dat daar hoe dan ook een onderdeel van zal zijn.
Hoe die concreet worden ingezet – en voor mijn part dus snel, want dat mag in de loop van de tweede helft van dit jaar gebeuren – moet natuurlijk ook worden bepaald aan de hand van een aantal objectieve parameters.
Mevrouw Van den Bossche, het is uiteraard niet de bedoeling om daarbij alleen of in hoofdzaak te focussen – of hoe u dat ook wilt zeggen – op die echte top GES+-situatie. Dat is niet de bedoeling. Het is de bedoeling dat we naar de wat bredere groep jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen kijken. GES+ valt daar ook onder, maar ik heb al gezegd dat dat er daarvoor een extra luikje bij komt, dat niet in de 130 zit. Dat was ook belangrijk in het gesprek dat ik maandag heb gevoerd. Het gaat er niet zozeer over met al die middelen in te zetten op die kleine, heel complexe groep, maar eigenlijk ook breder. Dat is de bedoeling.
Maar het moet wel gebeuren aan de hand van een aantal objectieve parameters. En dat is niet alleen onze vraag, het is wat de sociale partners zelf ook vragen, dat je dat op een correcte manier verdeelt tussen voorzieningen die effectief met hun personeel hun nek uitsteken en die effectief de uitdaging aangaan in verband met die jongeren.
Mevrouw Van den Brandt, betekent dat dat dit allemaal in nieuwe erkenningsnormen zal zitten? Dat de infrastructuur in september volledig aangepast zal zijn? Ik vermoed eerlijk gezegd dat het in een aantal instellingen die kant zal opgaan als zij daar opportuniteiten voor hebben. In de praktijk zullen we aan die voorzieningen extra middelen en mensen moeten geven om zich anders en beter te organiseren op zeer korte termijn. Dat is wat we met die extra injectie ambiëren.
Ten slotte, het is niet de 130 alleen, het zijn ook een aantal jongeren in de bijzondere jeugdzorg of finaal het aantal personeelsleden dat we daar zullen inzetten, want daar wordt men natuurlijk ook geconfronteerd met een aantal uitdagingen. Dat loopt een beetje in lijn nu met de versterking van de personeelseffectieven, maar dan vertaald in budgetten van de gebruikers of bewoners van de sector personen met een beperking volwassenen, waar we naar een gelijkere financiering moeten van de zorgzwaarte in functie van het wegwerken van de historische ongelijkheden. We zijn samen met de sociale partners tot 240 vte’s gekomen om daar in te zetten.
Minister, ik zal u het voordeel van de twijfel geven, want u zegt dat u extra personeel gaat inzetten. Dat zou kunnen betekenen dat er kleinere leefgroepen zijn, tenzij dat niet mogelijk is omdat de infrastructuur niet aangepast is, maar dat zou de impact zijn in het najaar. Ik zal bij de start van het nieuwe schooljaar voorzieningen bezoeken en kijken in welke mate het engagement dat u hier aangaat, wordt gerealiseerd, en of er kleinere leefgroepen zijn of meer personeel per leefgroep, maar dat in ieder geval jongeren op een menselijkere manier kunnen worden opgevangen.
Ik wil u het voordeel van de twijfel geven, maar ik blijf wat sceptisch. U zegt dat het sociaal akkoord goed opschiet, maar het moest er al sinds 2015 zijn. We zijn nu 2018. Zeggen dat het goed opschiet, is dus weinig serieus. De reden daarvoor is niet omdat de sociale partners niet willen. Integendeel, ze doen er alles aan om de kleine beetjes die u hun gunt zo goed mogelijk te verdelen. Ze moeten de schaarste verdelen in heel moeilijke omstandigheden, en dat is geen situatie waarin je een goed onderbouwd sociaal akkoord krijgt.
Minister, wij zullen ook in de komende weken, wanneer u heel concreet maakt hoe die middelen worden ingezet, kijken of dat inderdaad leidt tot een belangrijke verbetering van de manier van werken, en van leven voor de jongeren in die instellingen. We kijken absoluut uit naar goed nieuws. Als het goed is, zullen we het zeker ook zeggen. Dat zal duidelijk worden in de loop van mei.
U kent onze oproep. Doe iets structureels aan die basisfinanciering. Zorg dat de basiswerking op een veilige en goede manier kan gebeuren, zodat die mensen hun job opnieuw met fierheid kunnen doen, zodat die kinderen zich opnieuw beter gaan voelen. Zet maximaal structurele middelen in. Sp.a roept u op de eenmalige middelen die vrijkomen bij de begrotingscontrole maximaal in te zetten op Welzijn. Daar zullen wij u de komende weken aan herinneren.
Minister, het is de logica zelve dat wat u hebt afgesproken met de sociale partners ook effectief een onderdeel vormt van het VIA-akkoord (Vlaams Intersectoraal Akkoord). Daar mag geen twijfel over bestaan. Dat is positief.
Minister, uiteraard kijken wij uit, binnen een paar weken, naar de resultaten van het instrument dat wordt ontwikkeld om die zorgzwaarte en de verblijfsduur van kinderen in een MFC mee in rekening te nemen en welke effecten dat zal hebben op het terrein. Wij wensen u daar alleszins veel succes mee en hopen dat de mensen op het terrein effectief een verandering zullen zien.
Voorzitter, ik heb het al gezegd, we staan hier voor de zoveelste maal dit jaar. U en de collega’s misschien ook, zijn ons misschien beu gehoord over dit onderwerp. Wijzelf vinden ook wel dat onze plaat blijft hangen, collega’s, voor degenen die zoals ik in hun jeugd de langspeelplaat hebben gekend.
Maar, minister, u zult het met me eens zijn dat we het aan het personeel en vooral aan de jongeren in de jeugdhulp verplicht zijn, jongeren die in een leefgroep terechtkomen, dikwijls buiten hun wil, omdat ze niet meer in het gezin terechtkunnen, om een oplossing te blijven vragen en zoeken. Alle jongeren verdienen in onze maatschappij immers alle kansen, en we zullen daar blijven op toezien.
De actuele vragen zijn afgehandeld.