Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Persyn heeft het woord.
Twee weken geleden keurden we in deze plenaire vergadering het Groeipakket en het nieuwe systeem van de kinderbijslag goed. Het Groeipakket was een van die grote werven van deze regering, met de inkanteling van belangrijke nieuwe bevoegdheden en budgetten in het domein Welzijn, die met de zesde staatshervorming overgekomen zijn naar het Vlaamse niveau. De Vlaamse sociale bescherming, kortweg VSB, die vandaag ter stemming voorligt, is een tweede grote werf die deze regeringsploeg momenteel afrondt.
De Vlaamse sociale bescherming zal straks een brede Vlaamse volksverzekering zijn van ruim 4 miljard euro. Dat is een derde van het hele budget van Welzijn en is bestemd voor de ondersteuning van personen met langdurige zorgnoden door ziekte, ongeval, ouderdom of handicap. De principes en technische aspecten van de Vlaamse sociale bescherming werden uitvoerig besproken in de commissie en kwamen ook in de plenaire vergadering al vaker aan bod.
Voor mijn partij is de Vlaamse sociale bescherming de eerste aanzet om uiteindelijk te komen tot een volwaardige Vlaamse sociale zekerheid. De afronding van fase 2, die voorligt voor 1 januari 2019, dus in deze bestuursperiode, is het voorlopige sluitstuk. Ik zal namens mijn partij nog enkele aandachtspunten en uitdagingen aangeven. Binnen de Vlaamse sociale bescherming, zoals ik zei een leniging van langdurige zorgnoden, van chronische zorg, staat voor ons het belang van de zorgbehoevende, van de gebruiker, centraal. Dat is daarnet bij de actuele vragen ook aan bod gekomen. De zorgbehoevende of zijn begeleider – dat kan de mantelzorger zijn, een zorgcoördinator of een casemanager – moeten te allen tijde zoveel mogelijk de regie over de eigen zorg in handen kunnen houden. We spreken ook van een omslag van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde zorg. De zorgbehoevende of zijn begeleider moeten via een zoveel mogelijk persoonsvolgende financiering zorgaanbod naar eigen keuze kunnen inkopen bij een zorgaanbieder van eigen keuze.
In het voorliggende ontwerp van decreet wordt een onderscheid gemaakt tussen een aantal zorgbudgetten en een aantal zorgtickets. De reeds bestaande zorgbudgetten worden straks geïntegreerd in één vrij besteedbaar zorgbudget. Het gaat om het zorgbudget van 130 euro per maand, dat jullie kennen vanuit de Vlaamse zorgverzekering; ten tweede om het zorgbudget voor ouderen met een verhoogde zorgnood, de vroegere tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), dat overgekomen is van het federale niveau en dat sinds 2017 door Vlaanderen wordt beheerd; en ten derde het BOB, het basisondersteuningsbudget voor personen met een beperking.
In dit principe van ‘besteedbare zorg’ zien wij als N-VA-fractie de beste garantie voor de burger om de regie waar ik net over sprak zoveel mogelijk in eigen handen te houden, maar ook om het huidige zorgaanbod verder te verruimen en verbeteren, want we weten dat daarin nog lacunes zijn en nog verbetering mogelijk is. Er was ook sprake van de ‘zorgtickets’. Dat zijn eigenlijk trekkingsrechten waarbij de toegewezen middelen kunnen worden besteed aan speciaal daartoe erkende zorgvoorzieningen. Dit zal het geval zijn voor de gezinszorg en de residentiële ouderenzorg.
Het regeerakkoord voorzag er in principe ook in dat persoonsvolgende concepten zouden worden getest binnen de residentiële ouderenzorg, naar analogie met wat we hebben gezien bij de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap. We hebben begrepen dat er onder andere zal worden geleerd uit de federale pilootprojecten inzake chronische zorg om na te gaan welke pistes in de nabije toekomst inzake het persoonsvolgend inzetten flexibel kunnen worden bewandeld.
Binnen die Vlaamse sociale bescherming is een grote rol weggelegd voor de zorgkassen. Die zorgkassen zullen voortaan alle tegemoetkomingen binnen die Vlaamse sociale bescherming, die 4 miljard euro, beheren, controleren en uitbetalen. Collega’s, het is geen geheim dat mijn partij steeds de nodige terughoudendheid had en nog heeft ten aanzien van de optimale efficiëntie, objectiviteit en onpartijdigheid waarmee de vijf historische zuilgebonden zorgkassen, naast de Vlaamse Zorgkas, de zorgkas van ambtswege, die Vlaamse sociale bescherming zullen operationaliseren, gezien de evidente historische link die er is, niet alleen met de ziekenfondsen, maar ook met grote zorgaanbieders. In lijn met het regeerakkoord erkennen we echter de zorgkassen in hun nieuwe, uitgebreide rol en opdrachten. Dat neemt niet weg dat we als N-VA zullen blijven toezien op een zo efficiënt en digitaal mogelijke werking, met ook zo veel mogelijk automatische rechtentoekenning, zodat we die werkingskosten zo veel mogelijk kunnen drukken en middelen maximaal kunnen oriënteren op de zorg. Het is hier daarnet ook nog aan bod geweest: de zorgbehoefte blijft stijgen. Alle middelen moeten zo veel mogelijk worden gericht op de zorg zelf, en niet op tussenstructuren.
Ik vermeldde het net: er zijn vijf plus een, zes zorgkassen in Vlaanderen die samen zullen instaan voor de praktische uitvoering van de VSB. Daar zijn uiteraard belangrijke organisatiekosten voor toegewezen, terecht. Opnieuw streeft mijn partij ernaar om die kosten tot het noodzakelijke minimum te beperken, onder andere door volop in te zetten op een gedeelde ICT-infrastructuur. Ook het modulair opvatten van de diverse onderdelen van de VSB en deze die er in de toekomst nog zullen bijkomen, is heel belangrijk. Vandaag krijgt elke zorgkas bovendien nog een ICT-subsidie, maar ze moeten zich absoluut connecteren op het gemeenschappelijk digitaal platform, en de Vlaamse overheid blijft te allen tijde eigenaar van alle data die op die gezamenlijke ICT-backbone worden verzameld. Ik denk dat dat een belangrijk punt is dat is binnengehaald.
Monitoring en evaluatie van het systeem zijn voor ons essentieel, en ook voldoende responsabilisering van de zorgkassen, waarbij zorgkassen die inefficiënt werken, een deel van hun werkingskosten kunnen verliezen. Nieuw – het is daarstraks aangehaald – is dat er op termijn zal worden gewerkt met één uniek inschalingsinstrument voor alle tegemoetkomingen, de fameuze BelRAI. Dat instrument bestond reeds. Het is ook in het buitenland al jaren van kracht, maar wordt momenteel nog onderworpen aan een grondige en intense voorbereiding en toetsing aan onze Vlaamse situatie en de diverse onderdelen van die chronische zorg. Mijn partij onderschrijft alleszins dit principe van een eengemaakt en uniek instrument volledig. Het opent perspectieven om komaf te maken met de veelheid aan verschillende inschalingsinstrumenten die nu bestaat, en niet alleen dat, ook met de rompslomp voor de zorgbehoevende of zijn mantelzorger, zijn ouders of kinderen, om uit de wirwar aan instrumenten en aanbiedingen wijs te geraken. We denken ook dat een dergelijk instrument op termijn kan leiden tot betere samenwerking tussen de aanbieders van de zorg, en ook tot het slechten van de tussenschotten, op termijn, tussen welzijnsactoren en klassieke gezondheidsactoren.
Tot slot wil ik namens mijn partij toch nog eens het belang van het gelijke speelveld tussen die zorgactoren benadrukken. Dat is daarnet ook aan bod gekomen. Als binnen de Vlaamse sociale bescherming de focus naar de gebruiker verschuift, en de financiering van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd, dan is het natuurlijk belangrijk dat die zorgmarkt zo veel mogelijk vrij is, dat daar geen monopolies of oligopolies zijn, en dat de zorgbehoevende of zijn zorgplanner vrij op zoek kan gaan naar zorgaanbieders en instellingen in de buurt die zo goed mogelijk aansluiten op zijn zorgnoden.
Mijn partij zal erop blijven toezien dat de markt op een zo transparant en laagdrempelig mogelijke manier kan worden opengesteld voor elke aanbieder die ten minste voldoet aan de vereiste criteria van zorgkwaliteit, duurzaamheid en betaalbaarheid. Mijn fractie zal dit ontwerp van decreet in ieder geval unaniem goedkeuren. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het ontwerp van decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming dat vanavond ter stemming wordt voorgelegd aan dit parlement, bedt de nieuwe bevoegdheden na de zesde staatshervorming in in een duurzaam en toekomstgericht model dat is aangepast aan de wijzigende context en de veranderende noden en verwachtingen van de burger. Het bevat tal van praktische vereenvoudigingen voor de burger naast ingrijpende hervormingen.
Het ontwerp van decreet is een ambitieus hervormingsplan dat bestaande en nieuwe bevoegdheden in een financieringsmodel samenbrengt. De totaalaanpak komt de toegankelijkheid van de rechten ten goede. Minister, kabinet en administratie verdienen veel felicitaties met het grote studiewerk dat tot nu toe gebeurde. Het werk is zeker niet af, maar met dit ontwerp van decreet wordt een belangrijke stap gezet.
Communicatie en een draagvlak zoeken zijn belangrijke politieke taken. Er wordt ingezet op een goede informatiecampagne ‘Zorgen voor elkaar, da’s toch normaal?’. De omschakeling is een ingrijpende operatie van vele jaren. Dit ontwerp van decreet legt de krachtlijnen van een Vlaamse volksverzekering vast. In de loop van deze en van de volgende regeerperiode zullen zeker nog vele uitvoeringsbesluiten volgen.
CD&V ziet vijf sterke punten. De Vlaamse sociale bescherming draait rond de zorgbehoevende, de zorgvrager. De regie ligt bij de zorgvrager. De Vlaamse sociale bescherming verankert solidariteit op Vlaams niveau. Tijdens de omwenteling blijft ondersteuning gegarandeerd. De hervorming van de mobiliteitshulpmiddelen betekent al op 1 januari 2019 een stap vooruit voor de gebruiker. Er is voor een inschalingsinstrument gekozen, dat wetenschappelijk wordt onderbouwd. De uiteindelijke doelstelling is zorgen dat de Vlaming zo lang en gelukkig als mogelijk kan leven.
De christendemocraten waren ooit de voortrekkers van de Vlaamse zorgverzekering die voor velen een groot verschil maakt. Het uitgangspunt van dit ontwerp van decreet is de regierol van de cliënt of zorgvrager. De focus van de zorgfinanciering verschuift van de infrastructuur naar de zorgbehoevende. De keuze voor persoonsvolgende financiering plaatst de zorgbehoevende centraal. Dat komt tegemoet aan de verwachtingen van de huidige en de volgende generaties ouderen. Zij willen de regie zo lang mogelijk in handen houden. Ze zijn mondiger en hoger opgeleid. Ze kunnen hun zorg zelf organiseren. Dit ontwerp van decreet versterkt hen daarin.
Omdat keuzevrijheid niet voor iedereen vanzelfsprekend is, rijst de vraag of begeleiding mogelijk is teneinde non-take-up te vermijden en te garanderen dat iedereen zorg krijgt. Het gaat bijvoorbeeld om ouderen met een mentale beperking of dementie. Zij hebben vertegenwoordigers nodig. Met een zorgticket op basis van de indicatiestelling kan een gebruiker zorg naar keuze opnemen in een erkende voorziening. Tegemoetkomingen worden als trekkingsrecht toegekend door een zorgkas. Naast de zorggebonden financiering ontvangen de zorgaanbieders een organisatiegebonden financiering. Dit forfait vergoedt onder meer personeelskosten, kwaliteitsincentives en IT-kosten. De Vlaamse Ouderenraad wil zorgaanbieders financieel belonen die inzetten op zelfredzaamheid.
De Vlaamse sociale bescherming is ook een solidair systeem. Wie ziek of zorgbehoevend wordt, kan blijvend rekenen op solidariteit. Er is een sociaalverzekeringssysteem op Vlaams niveau. Dankzij de solidaire zorgbijdrage van elke Vlaming wordt wie langdurige zorg nodig heeft financieel versterkt, wat de levenskwaliteit ten goede komt. Men kan langer thuis wonen en participeren aan de samenleving.
CD&V is zeker tevreden met de decretale verankering van de solidariteit. In deze regeerperiode is veel geïnvesteerd in de verschillende pijlers van de Vlaamse sociale bescherming. Op drie jaar tijd is 400 miljoen euro extra geïnvesteerd. In 2018 wordt 4,1 miljard euro van de Vlaamse begroting voorbehouden voor de Vlaamse sociale bescherming – de heer Persyn heeft ernaar verwezen. Uit deze cijfers blijkt de keuze van de Vlaamse Regering om in zorg en welzijn te investeren.
De overname van de financiering van de woonzorgcentra, kortverblijf en dagverzorgingscentra is uiterst complex. Tijdens de omwenteling moet zorgcontinuïteit worden geboden. Er waren ooit informaticaproblemen bij de FOD Sociale Zekerheid bij de overname van tegemoetkoming hulp aan bejaarden (THAB). Dit is dus niet altijd een evidentie. Het is ondertussen wel opgelost.
Vanaf 1 januari 2019 is de financiering van de mobiliteitshulpmiddelen een onderdeel van de Vlaamse sociale bescherming. Met de overheveling worden een aantal hervormingen gerealiseerd. Er zijn talrijke verbeteringen voor de gebruikers, die voortaan slechts één aanvraag moeten indienen in het unieke loket.
Wie aan een snel degeneratieve aandoening lijdt, kan voortaan een beroep doen op renting, zodat vlot op een ander hulpmiddel kan worden overgeschakeld als dat nodig blijkt. Er wordt een stap gezet in de richting van een leeftijdsonafhankelijk mobiliteitshulpmiddelenbeleid.
Dit ontwerp van decreet kiest voor de BelRAI als uniform inschalingsinstrument. Er zijn reeds proefprojecten aan de gang waarbij, na nog wat verdere wetenschappelijke studies, vanaf 2020 de BelRAI zal kunnen worden gebruikt. Het systeem start in de diensten voor gezinszorg.
Dit toont aan dat het ontwerp van decreet rond de Vlaamse sociale bescherming op de sporen wordt gezet. Het is de bedoeling dat deze trein verder spoort, dat hij onomkeerbaar is, en dat op deze manier de Vlaamse sociale bescherming wordt versterkt voor iedere Vlaming.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, de collega's hebben al heel uitgebreid de zaken gesteld. Dit ontwerp van decreet is zeer belangrijk omdat het de basisprincipes van ons toekomstig sociaal beleid vastlegt. Het zal niemand verwonderen dat we als liberalen blij zijn met de techniek van de persoonsvolgende financiering die in de komende jaren zal worden geïntroduceerd in de ouderenzorg.
Het zorgticket zal in de toekomst het RIZIV-dagforfait vervangen. Het neemt de vorm van een trekkingsrecht aan, waarmee de zorgbehoevende bij een erkende zorgvoorziening zorg naar keuze kan opnemen. Het voordeel van een dergelijk systeem is dat de zorgbehoevende, doordat hij de middelen in eigen handen heeft, toch wel meer kan wegen op het aanbod, maar tegelijkertijd blijft hij beperkt tot het bestaande aanbod.
Het ontwerp van decreet belooft ons experimenten met zorgtickets in cashvorm. Ik hoop dat we deze experimenten correct zullen uitvoeren. We leven immers in een wereld waar de wensen van de mensen, ook van zorgbehoevenden en ouderen, heel sterk evolueren en waar de technologische vooruitgang mensen met noden grotere onafhankelijkheid kan bieden. Dat biedt meer mogelijkheden voor ouderen om thuis te blijven wonen.
Tegelijk zien we voor ouderen nieuwe samenlevingsvormen ontstaan, zoals co-housing. Als liberalen denken we dat we in onze wetgeving voldoende ruimte moeten inbouwen om gepast in te spelen op deze gewijzigde wensen en noden van onze toekomstige ouderen. Het is belangrijk voldoende flexibiliteit in onze regelgeving te hebben om daarop te kunnen inspelen.
Ik wil wijzen op het belang van de meerjarenraming die elke Vlaamse Regering bij het begin van de legislatuur moet opmaken met betrekking tot de onderdelen van de Vlaamse sociale bescherming. Binnen elke nieuwe regering zal worden afgesproken wat gerealiseerd zal worden in de Vlaamse sociale bescherming, en dit voor de verschillende pijlers en voor de duur van de hele legislatuur. Daarbij wordt uitgegaan van de noden binnen de verschillende pijlers en van de budgettaire mogelijkheden.
Deze oefening laat toe topprioriteiten vast te leggen. Zo kan worden bekeken voor welke pijlers extra inspanningen moeten worden gedaan, gelet op wat zich op het terrein voordoet of op de noden die zich aankondigen. En ja, daarbij zal altijd rekening moeten worden gehouden met de budgettaire mogelijkheden. Dat is nu eenmaal de realiteit. Er wordt vaak verwezen naar de federale ziekteverzekering, maar wie denkt dat op federaal niveau the sky the limit is, denkt fout. Het ziekenhuisbudget is een gesloten budget. In het verleden was het budget voor woonzorgcentra ook een gesloten budget. In alle overeenkomsten tussen ziekenfondsen en zorgverstrekkers is voorzien in mechanismen om het budget in evenwicht te houden en om budgetoverschrijdingen aan te pakken. Bij overschrijding van het geneesmiddelenbudget betaalt de industrie het overschreden bedrag terug.
De integratie van de hulpmiddelen in de Vlaamse sociale bescherming vanaf 1 januari 2019 zal gebeuren in een nieuwe vorm. Wij zijn verheugd dat het principe van renting en hergebruik de regel zal worden en het verwerven van eigendomsrecht eerder de uitzondering. Wij hebben daar vanuit onze partij altijd heel sterk op aangedrongen, ook tijdens de vorige legislatuur, omdat we weten dat er op het terrein toch wat verspilling van middelen is. Onze inschatting wordt trouwens bevestigd door de toelichting bij dit ontwerp van decreet die stelt dat “een herschikking binnen het budget onder meer met betrekking tot hergebruik van mobiliteitshulpmiddelen het mogelijk heeft gemaakt de mobiliteitshulpmiddelen leeftijdsonafhankelijk te maken”.
Tijdens de bespreking heeft de heer Van Malderen gesproken over de uitbreiding naar andere hulpmiddelen. Wij pleiten ervoor om in de toekomst die denkoefening te maken en te onderzoeken hoe we het hergebruik van sommige hulpmiddelen en het leeftijdsonafhankelijk maken van het hulpmiddelenbeleid kunnen veralgemenen.
De lezing van het ontwerp van decreet heeft mij geleerd dat de overdracht van bevoegdheden van het federale niveau naar het niveau van de gemeenschappen en gewesten niet tot gevolg heeft dat Vlaanderen zich op zichzelf kan terugplooien. Meer dan ooit zijn mensen mobiel, verhuizen ze van Vlaanderen naar Wallonië. Brussel op zichzelf is al een samenleven van twee gemeenschappen op een grondgebied. Samenwerkingsakkoorden zullen moeten worden afgesloten in het belang van Vlamingen, Walen en Brusselaars, want Belgen laten zich niet opsluiten in één gewest. De komende jaren wordt dus een oefening in samenwerkingsfederalisme. Belangrijk is dat Vlamingen in Brussel goed worden geïnformeerd over welke rechten ze bij welke gemeenschap/gewest moeten effectueren en wat hun rechten zijn als ze misschien ooit terechtkomen in een unicommunautair rustoord in Brussel of een rustoord in Wallonië. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, gepaste zorg bieden aan wie behoeftig is. Ondersteuning bieden aan elke Vlaming die dat nodig heeft. Een solidair verzekeringsmodel. Persoonsgebonden financieringen en vergoedingen die zorg- en hulpmiddelen thuis en in residentiële settings financieel toegankelijk maken. Een solidaire zorgverzekering vertrekkend van de rechten van elke inwoner. Ik denk dat in theorie weinig andere projecten op een dergelijk groot draagvlak van de bevolking zouden kunnen rekenen. Het is trouwens mijn overtuiging dat zorg dragen voor elkaar eigenlijk een heel groot deel uitmaakt van wat we de Vlaamse identiteit zouden kunnen noemen. De vraag echter is vandaag hoe we dat in de praktijk brengen. Hoe geven we concreet vorm aan die mooie doelstellingen en principes?
Aan de hand van een aantal concrete vragen hebben wij als sp.a-fractie dit ontwerp van decreet beoordeeld. Ik geef ze u. Biedt het ontwerp van decreet zorgzekerheid? Bouwen we de ellenlange wachtlijsten die in Vlaanderen bestaan, af? Slopen we toegangspoorten? Openen we echte rechten of dreigen we met het zorgticket het spreekwoordelijke kluitje in het riet te creëren, waarmee we mensen wel eerst toegeven dat ze recht hebben maar vervolgens de hulp die ze nodig hebben, niet bieden? Is wat voorligt solidair? Is de financiële grondslag rechtvaardig? Zetten we alle stappen die haalbaar zijn om zo efficiënt mogelijk, zo gebruiksvriendelijk als mogelijk, zo automatisch als mogelijk de rechten in te vullen die we pretenderen aan te bieden? Spreken we vandaag over 4 miljard euro, 10 procent van het totale budget van Vlaanderen, een heel groot deel van het welzijnsbudget? Zijn we er zeker van dat we zodanig inzetten dat we Vlaamse zorgbehoevenden maximaal zullen kunnen helpen? Een andere vraag is bijvoorbeeld ook: is het traject duidelijk waar we in de toekomst zullen terechtkomen als we dit ontwerp van decreet goedkeuren?
Om met die laatste vraag te starten, daarop is het antwoord neen. Te veel delen van dit ontwerp van decreet laten heel wat marge voor invulling. Om het heel scherp te zeggen: we kopen misschien wel een kat in een zak. Want het heel fundamentele debat, met name over hoe we de VSB in de toekomst zullen gaan financieren, wordt in dit ontwerp van decreet niet beantwoord. Het is een open vraag. Men maakt geen keuzes en dat is bijzonder problematisch.
Een ander voorbeeld: de indexering. Er is de mogelijkheid ingeschreven om een uniform indexeringssysteem in het leven te roepen, maar het houdt evengoed in dat de mogelijkheid bestaat dat dit nooit wordt geactiveerd. Er is geen transitieplan. Er is geen timing. Er is geen zekerheid over een van de pijlers waarop het ontwerp van decreet steunt, namelijk het invoeren van de BelRAI. Er is geen meerjarenbegroting. Collega's, het lijkt misschien een scherpe analyse vanuit de oppositie, maar het is ook allemaal terug te vinden in de adviezen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de strategische adviesraad (SAR). Er is, zo blijkt ook uit die adviezen, onvoldoende zicht op hoe we in de toekomst op een andere manier de handhaving willen gaan doen. Er is geen armoedetoets. Er is geen garantie op betaalbare facturen en kwaliteitsvolle zorg in de woonzorgcentra. En ook de vraag naar meer efficiëntie wordt ons inziens eigenlijk niet afdoende ingevuld.
Sta me toe om in te gaan op het voorbeeld dat daarnet al is gesignaleerd door mevrouw Saeys, het hulpmiddelenbeleid. Uiteraard is het zonder meer positief dat er een inspanning gebeurt om het hulpmiddelenbeleid een stuk leeftijdsonafhankelijk te maken. Ik denk dat iedereen die dit dossier al een tijdje volgt, de absurditeit van een leeftijdsgrens op 65 inziet. Dus zetten we een stap voorwaarts. Maar is die stap voldoende? Tenslotte blijven in dit systeem twee aparte kanalen naast elkaar bestaan. We hebben de mogelijkheid, maar we vullen ze niet optimaal in. Het is dan ook mijn vrees dat we in de toekomst klachten zullen blijven krijgen over verspilling, over te hoge prijzen voor bepaalde producten omdat de marktwerking niet afdoende werkt, omdat bepaalde zaken worden afgeschermd. Dat er aan de ene kant tekorten zijn en aan de andere kant hulpmiddelen niet duurzaam worden gebruikt, dat mensen aan de ene kant procedures zullen moeten blijven volgen en er aan de andere kant soms sprake is van een overaanbod, dat zaken zoals renting zullen worden ingevoerd, maar dat men in de praktijk bijvoorbeeld naar het ene agentschap moet voor een rolwagen en dat een andere procedure dient te worden gevolgd om de traplift in je woning te installeren. Dit zou beter in één hand zitten. De stap die we zetten, is uiteraard gunstig, maar is onvoldoende.
Er wordt in het ontwerp van decreet onzes inziens ook niet voluit gekozen voor een solidaire bijdrage. Mogelijk herhaalt zich begin volgende legislatuur wat bij het begin van deze legislatuur is gebeurd. Ik wil de collega’s er nog eens aan herinneren: men heeft de forfaitaire bijdrage voor iedere Vlaming verdubbeld, maar voor de mensen met de meeste problemen, mensen in armoede, maal tweeënhalf gedaan. Dit ontwerp van decreet voorziet niet dat dit in de toekomst niet meer kan gebeuren. Dat zijn keuzes die wij wel hadden gemaakt.
Ik kom stilaan bij wat ik zelf het grootste pijnpunt in het voorliggende ontwerp van decreet vind, namelijk het risico dat we mensen op een pijnlijke manier een rad voor ogen draaien, waarbij we hun wel een zorgticket geven, ruiterlijk zullen erkennen dat ze zorgbehoevend zijn, dat ze eigenlijk recht hebben op zorg, maar niet de garantie kunnen bieden dat men die zorg ook in de praktijk zal kunnen brengen.
Er blijven effectief – collega’s hebben erop gewezen – grote vraagtekens bij de regeling in Brussel, waar we het risico zien op een systeem met twee snelheden, waarbij goed geïnformeerde, mondige, vaak ook financieel betere mensen wel toegang zullen vinden tot een Vlaamse sociale bescherming, maar dat andersom de meest behoeftigen, de minst mondigen, de minst geïnformeerden net niet hun toegang zullen vinden.
Er blijft het vraagstuk wat je doet met iemand die bijdraagt aan de zorgverzekering, maar dat recht misschien ook niet kan uitputten, omdat er nu eenmaal geen Nederlandstalige instelling in de omgeving zit. Er blijft ook de vraag over hoe we die Nederlandstalige voorzieningen in de toekomst zullen financieren. Het zijn open vragen, waar we hier vandaag geen antwoord op krijgen en die als prangende vraagtekens boven dit ontwerp van decreet hangen. Bovendien dreigen we de ziekte die ons zorgstelsel vandaag kenmerkt, namelijk pijnlijk lange wachtlijsten, mee over te nemen in dit ontwerp van decreet.
Het is goed dat we nu bij het aantreden van iedere Vlaamse Regering een oefening zullen krijgen over waar we komen. En uiteraard zou het nogal onverstandig zijn om geen rekening te houden met budgettaire marges die er zijn. Maar als we nu al bij voorbaat zeggen dat de rechten die we inschrijven, al bij voorbaat ondergeschikt zijn aan die budgettaire marges, dan hoef je geen onheilsprofeet te zijn om te voorspellen dat we het tekort en de wachtlijsten die vandaag bestaan, ook in de toekomst zullen importeren in de Vlaamse sociale bescherming. Dat is geen detail. Dat is echt een systeem.
Daarom, collega’s, willen wij vanuit sp.a dit ontwerp van decreet constructief amenderen. We hebben een aantal verbetervoorstellen. Een eerste gaat in op die laatste problematiek. Als we vaststellen dat de noden fundamenteel wijzigen ten opzichte van wat is vastgelegd, dan passen we bij de eerstvolgende mogelijkheid – hetzij een budget-, hetzij een begrotingswijziging – het budget aan. Dat is zorgzekerheid bieden. Dat is zeggen: we gaan echt de noden in kaart brengen, maar we zetten er ook de centen naast om de rechten die we op papier zetten, ook effectief te realiseren.
Ten tweede: mevrouw Saeys zegt dat ze uitkijkt naar het goede verloop van experimenten. Ik hoop dat met u, maar ik zal zekerder slapen als ik weet dat we dit in het ontwerp van decreet verankeren, dat we echt zorg op maat bieden voor diegenen die het nodig hebben. En dus is er een amendement waarin we zeggen: als iemand recht heeft – en als u het eerste amendement goedkeurt, dan zullen we ook de centen hebben om dat recht in de praktijk te brengen – maar men vindt geen passend antwoord in een bestaande voorziening, dan zetten we het budget ook om in een cashbudget, dat mensen kunnen besteden om hun zorg op maat te organiseren.
Ten derde hebben we een amendement waarmee we ervoor willen zorgen dat er een einde komt aan een bijzonder kwalijke en frustrerende praktijk. Mensen met een beperking moeten eigenlijk voortdurend bewijzen dat ze die beperking nog hebben. Mensen met een aandoening die niet meer goed komt, moeten bewijzen dat ze ondertussen niet miraculeus zijn genezen. Dat is nu de praktijk. Door middel van een heel eenvoudig amendement zouden we ervoor kunnen zorgen dat die aandoeningen in de toekomst op een gemakkelijke, toegankelijke en eenvoudige manier worden geregistreerd door middel van een indicatiestelling die zich zo dicht mogelijk bij de context van de zorgvrager bevindt, dat procedures niet eindelijk moeten worden herhaald en dat er voor de indicatiestelling geen wachtlijsten ontstaan, zoals we dat nu zien gebeuren voor de persoonsvolgende financiering.
Ons volgend voorstel sluit aan bij het debat dat we deze namiddag hebben gevoerd. Iedereen die het dossier volgt, is er blijkbaar van overtuigd dat we iets moeten doen aan de financiering van en de prijsontwikkeling in onze woonzorgcentra. Ik verwijs hier, zoals ik al eerder heb gedaan, naar de zeer goede conceptnota die mevrouw Coppé en anderen hebben ingediend. Alle fracties hebben hierover kamerbreed verklaard dat het een terechte bekommernis betreft. Het zorgprofiel van de huidige bewoners van de woonzorgcentra komt niet overeen met waarin we in de financiering voorzien.
Minister, u hebt al herhaaldelijk aangekondigd aan een nieuwe schema te willen werken. We hebben vandaag gehoord dat een belangrijke speler in de sector voorlopig blijkbaar niet aan dit dossier wil meewerken. Het eindresultaat van deze problematische situatie is dat we de rusthuisfacturen op het terrein zien stijgen. Steeds meer mensen maken zich zorgen om de financiering. Mensen komen niet meer rond met hun pensioen en met hun spaarcenten om de rusthuisfactuur te betalen.
We moeten onze verantwoordelijkheid nemen. We moeten twee zaken doen. We moeten ervoor zorgen dat we zo snel mogelijk beschikken over een kader en de middelen om de zorgprofielen en de financiering op elkaar af te stemmen. In afwachting van dat akkoord, dat niet enkel een vodje papier met vage intenties mag zijn, maar concreet verankerde maatregelen moet bevatten, moeten de rusthuisfacturen bevriezen. Zo moeten we ervoor zorgen dat we nu geen schade aanbrengen die we morgen niet meer kunnen herstellen. We moeten meteen ook een keiharde stok achter de deur zetten om ervoor te zorgen dat de onderhandelingen op een dwingende wijze kunnen worden gevoerd. Veel mensen die nu in een woonzorgcentrum wonen, hun familieleden en mensen die de leeftijd bereiken waarop ze beginnen na te gaan wat het in de toekomst zal kosten, zouden dit een zeer belangrijk amendement kunnen vinden.
Door middel van een amendement willen we tevens de invoering van een uniform indexeringssysteem garanderen en decretaal verankeren. De bedragen die nu decretaal worden verankerd, moeten ook in de toekomst hun waarde behouden.
Mevrouw Saeys, we willen ook decretaal verankeren dat een systeem voor hulpmiddelen in het leven wordt geroepen. Ik ben blij dat u hier hebt verklaard het met die stelling eens te zijn. Wij zijn misschien iets minder geduldig. We willen dat vandaag ter stemming voorleggen. Ik kijk uit naar het stemgedrag van uw fractie en van uzelf.
Bij het begin van de zitting ging het over het Grieks. Ik houd het bij het Frans: ‘Plus est en nous’ – wij kunnen beter. Ik denk dat sommige ontwerpen van decreet een grotere ambitie verdienen. Ik denk dat sommige ontwerpen van decreet en doelstellingen, zoals de Vlaamse sociale bescherming, het verdienen verder te gaan dan het tijdelijke politieke compromis. Ik denk dat er in de samenleving en hopelijk ook in het Vlaams Parlement een heel groot draagvlak is om rechten te verankeren, om zorgzekerheid te bieden en om echt vorm te geven aan een efficiënt en solidair systeem voor de Vlaamse sociale bescherming.
Minister, u bent een campagne begonnen waarin u aan de Vlaming probeert duidelijk te maken dat het belangrijk is om bij te dragen aan de zorgverzekering en wat die zorgverzekering voor mensen kan doen. Nu, de beste campagne lijkt mij er een te zijn waarbij we spreken in daden, waarbij we ervoor zorgen dat we een beter decreet voorleggen dan dit ontwerp van decreet.
Men heeft de mond vol dezer dagen over mei ‘68 en het gouden jubileum ervan. Maar weet dat we volgend jaar in 2019, het jaar waarin dit decreet verondersteld wordt in te gaan, ook de vijftigste verjaardag vieren van de inkomensgarantie ouderen en van de tegemoetkoming aan personen met een handicap. Vijftig jaar later kunnen wij door de zesde staatshervorming in Vlaanderen een beleid op maat uitstippelen, een beleid dat schotten wegneemt, een beleid dat echt kijkt naar het geheel van de persoon. We kunnen dat, maar dan moeten we een aantal zaken effectief verbeteren. We moeten met name doen wat we zeggen en zeggen wat we doen. Als we rechten geven aan mensen, als we zeggen dat we hun zekerheid zullen geven, dan moeten we ook de zekerheid geven dat zij die zorg nodig hebben, die ook in de realiteit kunnen krijgen.
Ik hoop, dames en heren, dat u straks de amendementen ter harte neemt, er heel goed naar kijkt en zegt ‘plus est en nous, wij kunnen beter’. De Vlaamse sociale bescherming zou het verdienen. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van de Brandt heeft het woord.
Dames en heren, een ontwerp van decreet met 4 miljard euro erin is al de moeite, en het is een ontwerp van decreet met een heel ambitieuze titel ‘de Vlaamse sociale bescherming’. Hoe gaan we vanuit Vlaanderen sociale bescherming opbouwen?
De lat is dus alleen al door de titel van dit ontwerp van decreet hoog gelegd en gezien het budget dat er tegenover staat, des te meer. Dan leggen we met Groen de ambitie mee hoog. Voor ons is de toetssteen: hoe kunnen we zorg bieden voor alle mensen? We hebben daar vijf criteria voor: hoe geven we zorg voor iedereen? Hoe geven we zorg op maat? Hoe geven we zorg in de buurt van mensen? Hoe zullen we kunnen zorgen voor elkaar? Hoe zullen we zorg in beweging krijgen?
Ik zal bij die vijf criteria stilstaan en dit ontwerp van decreet aftoetsen aan wat voor ons het kader voor zorg is. Een eerste criterium gaat over zorg voor iedereen. Gaan we met dit ontwerp van decreet effectief de bescherming bieden dat iedereen die zorg nodig heeft die zorg zal krijgen? Is er zorggarantie? Hoewel in het ontwerp van decreet staat dat er een afdwingbaar recht is op zorg, is het in de uitvoering niet aanwezig. Je kunt je zorg voor een stukje afdwingen, voor het luikje van de budgetten. We hebben een systeem met budgetten. Er is een cash budget dat je krijgt omdat je een bepaalde zorgnood hebt, en er is een systeem met kaartjes waarmee je naar een voorziening kunt gaan om eventueel zorg te krijgen. Enkel dat eerste deel is afdwingbaar.
We kennen dat onderscheid, want u hebt tijdens de vorige legislatuur een decreet goedgekeurd met betrekking tot de organisatie van zorg voor mensen met een handicap. Ook daar zijn er twee systemen waarbij er enerzijds een budget is en anderzijds een hoger budget dat in twee trappen werkt. Enkel op dat eerste deel zou men dan nu een afdwingbaar recht hebben, terwijl het tweede deel – dat valt buiten dit ontwerp van decreet, maar het gaat over mensen met een zware zorgnood voor wie 300 euro per maand niet genoeg is – niet afdwingbaar is. Wanneer de zorgnood echt te zwaar wordt, word je afhankelijk van een programmatie, van de goodwill van de regering, van het parlement om in genoeg voorzieningen te voorzien, om in genoeg budgetten te voorzien om die zorg aan te bieden.
Minister, u hebt zich in de commissie verdedigd door te zeggen dat dankzij dit ontwerp van decreet elke regering aan het begin van de legislatuur kleur moeten bekennen en moet zeggen hoeveel ze tijdens die legislatuur zal investeren, waarin ze wil investeren en hoe dat zal gebeuren. Dat is belangrijk. Maar een regering kan zeggen dat ze dit niet zal doen omdat ze dat geen prioriteit vindt. Dat is mogelijk met dit ontwerp van decreet. Dan bied je natuurlijk geen Vlaamse sociale bescherming: dan bied je een kader waarin het aan de regering is om het waar te maken. Ik had vandaag liever over een ontwerp van decreet gestemd waarin we garantie bieden aan iedereen in alle omstandigheden, en zeker ook aan mensen met de zwaarste zorgnood.
Dat betekent ook dat we groeipaden moeten uitzetten, want we hebben wachtlijsten voor mensen met een handicap, voor mensen met een chronische ziekte, voor mensen die ouder zijn en zorg nodig hebben. We hebben overal die ellendige wachtlijsten, die lange wachttijden. We moeten daar dus mee aan de slag gaan. Maar om te weten wat daarvoor nodig is, moeten we een zicht hebben op welke zorg mensen willen hebben. Daar varen we eigenlijk blind, minister, want we hebben momenteel geen prognoses van wat er nodig is. Willen mensen nog naar een rusthuis, of willen mensen liever thuiszorg? Hoeveel thuiszorg moeten we dan aanbieden? Wat betekent dat voor het soort rusthuis dat we hebben? Moeten we die rusthuizen anders gaan organiseren? Hebben we meer lokale dienstencentra nodig, meer dagopvangcentra, meer oppasdiensten enzovoort? Al die zaken moeten we in kaart kunnen brengen. Er lopen studies, maar die hebben we nog niet. We missen dus belangrijke bouwstenen om vandaag echt een sociale bescherming uit te bouwen.
Ik zit nog steeds bij het eerste deel: zorg voor iedereen. Dat betekent ook dat die zorg toegankelijk is. Wij hebben daar in de commissie lang over gediscussieerd. Een van de zorgen die we bij Groen hadden, was dat we zorg achter een poort zouden zetten, dat we zouden zeggen dat je vooraleer je toegang hebt tot zorg, ingeschaald moet worden. Minister, u hebt gezegd dat dat niet de bedoeling is. Wij gaan bewaken in de uitvoeringsbesluiten dat dat niet het geval is en dat, zoals het geval was bij jeugdhulp, waar nu gecorrigeerd moet worden, we niet eerst gaan kijken wat de zorgnood is, dan een hele procedure volgen en iemand dan pas toegang heeft tot de zorg. Daarbij krijg je tijdverlies en bureaucratie en voer je drempels in waarbij mensen moeilijker toegang hebben tot zorg. Dit mag niet gebeuren voor de ouderenzorg. Het mag niet zo zijn dan je pas toegang hebt tot een rusthuis wanneer je een inschaling heb gehad en dergelijke meer. Mensen die daar nood aan hebben, moeten daar terechtkunnen. Hetzelfde geldt voor geestelijke gezondheidszorg, voor revalidatie, thuiszorg, hulpmiddelenbeleid, allemaal zaken die hieronder vallen. Minister we zullen waken in de uitvoeringsbesluiten dat u geen poort zet, geen obstakel zet, geen barrière zet maar dat de zorg toegankelijk blijft voor iedereen.
Om die zorg toegankelijk te houden, minister, moet ze ook betaalbaar zijn. We betreuren het dat er geen echte armoedetoets is gebeurd op dit ontwerp van decreet. Het is een decreet van 4 miljard euro waarmee we de bouwstenen leggen van hoe in de toekomst zorg georganiseerd wordt. Dat er geen echte armoedetoets op is gebeurd, is jammer. Dat is nodig. Dat zie je ook aan de keuzes die worden gemaakt. Het is daarstraks al gezegd door de heer Van Malderen dat er niet voor gekozen wordt om een bijdrage te betalen in functie van het inkomen. Het blijft een forfait. Het kan wel. De volgende regering kan dat beslissen. Er staat een deur open, dat is goed. Maar om dat te beslissen, moet ze eerst de factuur significant verhogen. Alleen als er een ernstige verhoging is van de factuur – ik hoop van harte dat die er niet komt – kan er volgens het inkomen worden gewerkt. Dat is jammer. Zoals daarstraks reeds is gezegd, is er een draagvlak om volgens de sterkte van je schouders bij te dragen. Voor de ene persoon is 50 euro niet hetzelfde als voor de andere personen. Laat dan die persoon voor wie 50 euro wel betaalbaar is, 50 euro betalen, maar zorg dat voor wie dat echt te veel is, een aangepast bedrag heeft, en dat je in functie van de draagkracht van mensen je bijdragen gaat regelen.
Ik zit nog steeds bij het eerste luikje, zorg voor iedereen. ‘Iedereen’ betekent ook de Brusselaars. Ik woon zelf in onze mooie hoofdstad. Ik moet daar vaststellen dat in functie van tot welk netwerk je behoort en of je al dan niet hebt ingetekend op de zorgverzekering, je in de toekomst misschien een andere toegang hebt tot zorg. Dat betekent dat ik andere zorgrechten zou hebben dan mijn buurvrouw. Dat vind ik fundamenteel oneerlijk. Ongeacht waar je woont, ongeacht wie je bent, je moet dezelfde toegang hebben tot zorg, dezelfde toegang tot kwaliteitsvolle zorg. Minister, ik waardeer dat u met dit ontwerp van decreet de deur hebt opengezet voor Brussel. Er wordt nu drie jaar de tijd genomen om te overbruggen. Als alles goed gaat heeft Brussel nu drie jaar de tijd om ook een systeem te hebben zodat je een Brussels systeem hebt en een Vlaams systeem, waarbij de Brusselaars niet moeten weten wat welk systeem is, maar dat ze één systeem zien en in de backoffice de twee systemen uit elkaar worden gehaald. U hebt die bereidheid getoond, wat ik waardeer omdat dat betekent dat de Brusselaars maar met één systeem zullen werken en dat de staatkundige ingewikkeldheid niet voor de burger is maar voor de politiek. Maar Brussel moet dan wel uit zijn kot komen, moet in gang komen. (Opmerkingen van Karl Vanlouwe)
Inderdaad, mijnheer Vanlouwe, dat is het probleem: Brussel moet uit zijn kot komen, moet in gang schieten en moet zelf ook met een systeem komen. Ik hoop dat u zult blijven aandringen bij de Brusselse collega's. Ik beloof u dat de groenen en de Ecolo’ers in het Brussels Parlement er ook op zullen aandringen, want dat is absoluut nodig. Collega's, tot hier het eerste luikje over zorg voor iedereen: hoe kunnen we iedereen toegang geven tot zorg.
Een tweede luik dat voor ons belangrijk is, is: zorg op maat. Twee mensen met eenzelfde zorgvraag zullen niet op dezelfde manier een zorg willen hebben. De ene oudere zal misschien zeggen dat het niet meer gaat thuis en dat hij het liefst naar een woonzorgcentrum wil, waar hij goed wordt omkaderd en zijn zorg krijgt. De andere zal zeggen dat hij het liefst zo lang mogelijk thuis blijft, dat hij thuis zorg wil, samen met zijn omgeving, zijn partner. Dat zijn keuzes. Mensen moeten die keuze kunnen maken. Dat is ongelooflijk belangrijk. Om dat te kunnen waarmaken, moet je voor een aanbod zorgen zodat mensen niet moeten zeggen: ‘Ik zal dan maar naar het woonzorgcentrum gaan omdat er niet genoeg thuiszorg is.’ Of andersom: ‘Ik ga het thuis nog wat redden of ik ga bij mijn kinderen inwonen omdat er geen plaats is in het woonzorgcentrum, hoewel zij voltijds werken en het zwaar hebben.’ Zorg op maat betekent dat we ervoor moeten zorgen dat we goed aan de slag kunnen gaan, dat we goed weten wat mensen nodig hebben, en dat er een aanbod is. Ik had het daarover al bij mijn vorige puntje.
Dat betekent ook dat we een aantal schotten weghalen. De ene persoon is jonger dan 65 en kan nog onder de noemer van een handicap vallen; de andere persoon is ouder dan 65 en kan, met krek dezelfde problematiek, daar niet meer onder vallen. Je hebt mensen met een chronische ziekte, dat is een aparte categorie, en je hebt mensen die ouder zijn en je hebt mensen met een handicap. We blijven daar een aantal schotten in hebben. Minister. u haalt die op een aantal zaken weg. Er wordt in dit ontwerp van decreet vooruitgang geboekt, maar met betrekking tot heel belangrijke zaken niet. Het basisondersteuningsbudget, zoals we het nu kennen, is voor mensen jonger dan 65 met een handicap. Het hulpmiddelenbeleid is voor mensen jonger dan 65 met een handicap. De tegemoetkoming hulp aan bejaarden is voor mensen die ouder zijn dan 65. We moeten komen tot een systeem dat die dingen allemaal samenbrengt, ongeacht waarom je een bepaalde zorgnood hebt. Of het nu is omdat je een chronische ziekte hebt, of een handicap, of omdat je ouder aan het worden bent: het maakt niet uit. Je moet die zorg kunnen krijgen. De ondersteuning moet in functie van de zorg zijn en niet in functie van in welk hokje je zit.
Minister, ik zie dat de mogelijkheid wordt opengezet. De mogelijkheid wordt nog niet benut. Ik had liever gezien dat die keuze vandaag wel werd gemaakt, maar ik zie dat er een stap wordt gezet. Groen zal ervoor blijven ijveren dat in de toekomst die stappen verder worden gezet, dat we echt naar een geïntegreerd geheel gaan van zorg op maat van de mensen in functie van wat ze nodig hebben.
Mensen moeten daarbij keuzes kunnen maken. Mensen keuzevrijheid geven, betekent dat je ze ook moet kunnen begeleiden in die keuze, dat er begeleiding komt, dat er bijstand komt. Zo kunnen mensen een bewuste keuze maken over hoe ze het willen.
Na zorg op maat hebben we ook zorg in de buurt. De mensen willen het liefst van al in hun eigen huis en omgeving blijven wonen, ook wanneer ze zorg nodig hebben. Het is historisch gegroeid, maar in ons land liggen heel veel zorginstellingen in het groen, op de buiten, per definitie ver van waar de mensen wonen. Je voelt die omslag. Iedereen wil die omslag maken, maar dat betekent dat je er absoluut moet op inzetten. Dat betekent dat kleinschalige projecten mogelijk moeten worden gemaakt, dat je dichter bij de mensen moet gaan, dat je op de maat van mensen moet gaan werken. Ook daar worden stapjes gezet, worden deuren geopend, maar er wordt niet radicaal voor gekozen in dit ontwerp van decreet. Wij denken dat dat nodig is.
Na zorg voor iedereen, zorg op maat en zorg in je buurt, is ook zorg voor elkaar heel belangrijk. Ik huiver van de idee waarbij alle zorg door de overheid wordt aangeboden. Dat is onhaalbaar en onbetaalbaar, en dat is ook niet wat mensen willen. Mensen willen voor elkaar zorgen. Mensen willen de tijd nemen om voor hun ouders, hun kleinkinderen, hun partner te zorgen. Maar het moet mogelijk zijn, je moet het mogelijk maken. Als je met twee voltijds gaat werken, en je bent 62 jaar, en je zorgt voor je vader of je moeder die dementerend is, of voor je kleinkinderen op woensdagnamiddag en in het weekend, en tegelijkertijd combineer je dat met een fulltime job, dan is dat zwaar, dan zit je in een sandwich, dan is dat onhaalbaar. Je moet mensen de tijd en ruimte geven om mantelzorg te kunnen doen. Dat is cruciaal. Dat kan voor een deel met dit ontwerp van decreet, maar ik geef eerlijk toe dat het ook aan de overkant van de straat, in het federale parlement, moet gebeuren: daar werkt men aan zorgkrediet enzovoort. Maar ook hier moeten we bekijken hoe we de mantelzorger kunnen ondersteunen. Krijgt de mantelzorger het recht om zorg te bieden? Als het om zware zorg gaat, kan die mantelzorger dan bijvoorbeeld als persoonlijk assistent worden ingeschakeld? Net zoals dat voor mensen met een handicap een systeem zou moeten zijn. Ook daar zijn er mogelijkheden. U sluit de deuren niet, maar u benut die mogelijkheden nog niet volop.
Minister, ik heb nog een klein stukje over de organisatie. Dat brengt me misschien terug bij de zorg op maat van daarnet. Als je bekijkt wat mensen nodig hebben of als je het bekijkt in functie van zorg in de buurt, dan betekent dat dat je voor een stuk moet loskomen van de historische combinaties van zorgactoren die we hebben.
Er wordt hier gekozen om te werken met de zorgkassen. Dat is historisch zo gegroeid. En ik heb vanuit de N-VA – een beetje onverwacht, maar goed – een mooi pleidooi gehoord waarom de zorgkassen het beste systeem zijn om dit te organiseren. Maar als je de zorgkassen dat toelaat, mag het niet uitmaken of je bij zorgkas A of B bent om te bepalen waarnaar je wordt doorverwezen om je zorg te krijgen. Als er in je buurt een goede voorziening is of een goede aanbieder, dan moet je daarnaar worden doorverwezen. Dat betekent dat er schotten moeten staan tussen hoe je daarmee omgaat. Je moet vermijden dat er belangenvermenging is, dat de informatie niet neutraal is. Dat zijn allemaal zaken waarop moet worden ingezet. Voor alle duidelijkheid: die staan ook in het advies van de SAR. En ook hier – ik val in herhaling –: er worden wel aanzetten gedaan, maar er wordt op sommige zaken niet radicaal doorgetrokken en doorgekozen.
Minister, ik heb het een paar keer herhaald en het komt steeds op hetzelfde neer: er worden een aantal mogelijkheden gecreëerd, er liggen aantal opties op tafel. Maar wat ons betreft, hadden een aantal opties echt moeten worden genomen, hadden we verder moeten gaan, had dit ontwerp van decreet de ambitie hoger moeten leggen dan nu het geval is. Daarom zal Groen dit ontwerp van decreet niet mee goedkeuren.
Maar we zien wel een aantal positieve elementen. En we zullen er met de uitvoeringsbesluiten en ook de volgende legislatuur over waken dat de richting die genomen werd, de richting is van een zorg waar mensen de tijd hebben om voor elkaar te zorgen, waar iedereen zorg krijgt, waar de wachtlijsten worden aangepakt, waar zorg in de buurt van mensen is, op maat van mensen, waar zorg innovatief kan zijn, in beweging en waar we een zorglandschap krijgen waarop we trots kunnen zijn. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik denk, mevrouw Van den Brandt, dat de heer Persyn het over de zorgkassen wil hebben.
De heer Persyn heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik heb u tot nu toe nog niet onderbroken, maar ik zat wel een aantal keer op het puntje van mijn stoel bij elk hoofdstukje dat u aanhaalde.
Ik zal ingaan op twee punten. Ten eerste, u legt mij in de mond dat ik een pleidooi hield voor de zorgkassen. En ik heb juist ons voorbehoud nog eens in de verf gezet. Ik heb gezegd dat we het regeerakkoord getrouw zijn en dat we pragmatisch zijn. Voor u is het gras altijd groener aan de overkant. Maar wij werken met de situatie zoals die is, wij vertrekken niet van een wit blad.
Ten tweede, wil ik ingaan op de Brusselse situatie. Het is uitgerekend de N-VA’er die coördinator was in de commissie Welzijn voor onze equipe van zes effectieve leden die twee jaar geleden al met aandrang aan de minister heeft gevraagd om capaciteitsversterking te verlenen aan Brussel. Want niet alleen zorgen ze niet voor hun afvalwater, maar zelfs voor hun zorg maken ze geen concrete plannen. We zitten nog altijd te wachten. (Applaus bij de N-VA)
En ik zal niet verhullen dat, aangezien Brussel onze Vlaamse hoofdstad is, wij binnenkort met een eigen initiatief zullen komen om daar een robuust antwoord voor te formuleren. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik had een vraag verwacht.
Voor alle duidelijkheid: Groen bestuurt in Brussel niet mee. We zouden dat graag doen, maar het is niet het geval. Ik deel uw mening over het feit dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering talmt. Ik deel uw mening dat dat het probleem is en ik deel uw bezorgdheid dat dat sneller moet gaan en dat er momenteel te traag wordt ingezet op iets dat ongelooflijk belangrijk is: zorg voor iedereen.
Ik weet wel dat we een andere visie hebben op hoe we die zorgverzekering of Vlaamse sociale bescherming in Brussel willen. Als het van Groen afhangt – en ik ben blij dat de regering die keuze onderschrijft – heeft iedere Brusselaar één ticket. En die koopt, betaalt, net zoals de Vlaming, zijn verzekering, zijn zorgverzekering, zijn bijdrage. Dat ticket geeft toegang tot zorg. En wat er achter de schermen gebeurt qua organisatie, van wie welke zorg heeft, dat zijn niet de zaken van die Brusselaar. Die moet toegang hebben tot zorg, tot goede zorg, zoals iedere Vlaming.
Het systeem dat u vaak naar voren schuift – al moeten we afwachten wat het wordt – is dat Brusselaars moeten kiezen tussen twee systemen en dat je daar een soort van subnationaliteit creëert, dat je een stad in twee delen opdeelt: zij die de ene zorgverzekering hebben en zij die de andere zorgverzekering hebben. Dat is niet mijn model. Ik woon in een stad en ik zie mijn buren even graag langs de twee kanten. Het is niet omdat de ene buur toevallig Nederlandstalig is en de andere Franstalig dat ze een andere toegang tot zorg moeten hebben.
Vlaanderen moet zijn verantwoordelijkheid nemen in Brussel. Hier ligt een ontwerp van decreet voor waarbij Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid in Brussel kan opnemen, als Brussel ook over de brug komt en stappen zet.
Ik weet dat we een andere visie hebben over hoe we die zorg in Brussel moeten organiseren. Maar ik denk wel dat er een gedeelde frustratie is over de traagheid die momenteel gaande is. Ik onderschrijf die frustratie. (Applaus bij Groen)
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, als u het mij toestaat, zou ik graag onze stemhouding vanop mijn bank willen motiveren.
Het voordeel van als laatste te spreken, is dat er al zeer veel gezegd is en dat ik mij kan beperken tot de principes waarom de Vlaams Belangfractie dit ontwerp van decreet niet zal goedkeuren en zich zal onthouden.
Dit tweede ontwerp van decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming bouwt voort op het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, dat een nieuwe Vlaamse laag legt op de federale sociale zekerheid. Nu wordt die Vlaamse sociale bescherming uitgebreid met nieuwe onderdelen, waaronder de residentiële ouderenzorg. Uiteraard is de betaalbaarheid van de zorg essentieel en een uitdaging in een vergrijzende samenleving met toenemende noden. Als de Vlaamse sociale bescherming voltooid zal zijn, zal het in totaal om meer dan 4 miljard euro gaan waarvan ongeveer 2 miljard euro bestemd is voor de residentiële ouderenzorg.
Het feit dat heel wat schakels in het traject van een persoon met een acute of langdurige en complexe zorgbehoefte federale materie blijven, maakt het voor Vlaanderen moeilijk om een coherent, toegankelijk en betaalbaar zorgaanbod te organiseren. We stuiten hiermee op een eerste principe, namelijk dat die deelaspecten van de sociale zekerheid voor het Vlaams Belang overgeheveld moeten worden naar het Vlaamse niveau als men effectief en efficiënt werk wil maken van een zorgmodel dat vraaggestuurd is.
Een tweede principe, waar ik de heer Persyn wel in volg, maar waar de N-VA tot mijn verbazing weinig weerstand tegen biedt, betreft de functie van de zorgkassen. Momenteel wordt in dit ontwerp van decreet de macht van die zorgkassen bestendigd en zelfs versterkt. Die zorgkassen zijn gelieerd aan de mutualiteiten, die bijvoorbeeld thuiszorg aanbieden. Voor het Vlaams Belang mag het duidelijk zijn dat we naar een ontzuiling van ons zorgmodel willen. We willen een onafhankelijke zorgkas, waar de zuilgebonden zorgkassen veel minder hun wil kunnen opdringen.
Een derde aspect is het Brusselse verhaal, dat hier ook al werd aangekaart. Ik verwijs naar het debat in het Brussels Parlement over de zorgverzekering in Brussel. Onze collega Lootens-Stael stelde dat het aantal Brusselaars dat aangesloten is bij de Vlaamse zorgverzekering in tien jaar tijd met bijna een kwart is gedaald, namelijk van 55.600 in 2006 naar 42.800 eind 2016. Als we dit probleem willen verhelpen, zullen er vrij veel middelen moeten worden ingezet om die Brusselse Vlamingen degelijk te informeren en aansluiting te laten vinden bij de Vlaamse sociale bescherming.
Tot zover een aantal elementen waarom het Vlaams Belang zich bij de stemming over dit ontwerp van decreet zal onthouden.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil iedereen bedanken, niet alleen voor de tussenkomsten van vandaag – het gaat over de inhoud en dat is een goede zaak – maar ook voor het debat dat we in de commissie gehad hebben. Dit is een ontwerp van decreet dat de fundamenten gaat leggen voor een hele ontwikkeling in de toekomst in Vlaanderen en Brussel, gebaseerd op het principe van een volksverzekering.
Een aantal onder u hebben opgemerkt dat sommige zaken nog moeten worden ontwikkeld. Het zijn fundamenten: unieke inschaling als ambitie, automatische rechtentoekenning als ambitie, een aantal sectoren die we onmiddellijk operationeel kunnen maken binnen het systeem en een aantal waarvoor we nog tijd nodig zullen hebben. Er zijn ook een aantal deadlines die ons door de staatshervorming en de overdracht van de bevoegdheden confronteren met prioritiseringen. Het zijn uiteraard belangrijke fundamenten, omdat ze ontwikkelingen mogelijk moeten maken en daar zelfs moeten op aansturen. Als we de grenzen tussen sectoren geleidelijk willen doen vervagen in functie van de zorg op maat, als we de leeftijdsonafhankelijkheid van ons beleid een kans willen geven, dan moeten we zorgen dat die fundamenten goed gelegd worden.
Uw plenaire vergadering zal nog twee keer geconfronteerd worden met datgene wat ons in deze legislatuur nog te doen staat. Er komt nog een belangrijk overnamedecreet om andere sectoren die federaal via de ziekteverzekering werden gefinancierd, aansluiting te doen vinden met hun decretale basis in Vlaanderen. De regering heeft dat overnamedecreet definitief goedgekeurd en naar het parlement verzonden. Er is nog een tweede belangrijk ontwerp van decreet onderweg naar het parlement, na een hele concertatie, namelijk over de overlegstructuur die het overleg tussen de verschillende stakeholders en vertegenwoordigers van de patiënten enzovoort moet waarborgen binnen het nieuwe systeem.
Sommigen onder u hebben daar waarderend over gesproken, anderen een beetje meer kritisch, maar wat voor mij wel fundamenteel is, inderdaad, mevrouw Van Den Brandt, die Vlaamse sociale bescherming zal, als dit ontwerp van decreet wordt goedgekeurd, elke nieuwe regering verplichten om bij de start, op basis van een objectieve behoefteanalyse, duidelijk te maken welk groeipad voor de diverse geprogrammeerde sectoren van dienst- en zorgverlening voorligt. Dat is totaal nieuw. Dat het een goede techniek is, dat bewijst wat er gebeurd is met het decreet op de persoonsgebonden financiering, in de sector personen met een handicap, waar een gelijkaardige bepaling er toch voor heeft gezorgd dat het budget dat in deze legislatuur beschikbaar was, substantieel hoger was dan wat in de voorbije legislaturen was gebeurd. Maar het is de eerste keer dat daarvoor een kader wordt gemaakt. Dat heeft ons uiteraard niet belet om ook in deze legislatuur investeringen te doen in al die sectoren, maar als men een globale benadering wil van datgene wat aan zorgtickets in de terugbetaling staat in de Vlaamse sociale bescherming, dan heeft men natuurlijk deze wettelijke basis nodig en kan het debat in alle transparantie bij de opmaak van het regeerakkoord, in het parlement dat dan al of niet zijn vertrouwen geeft aan die regering, effectief plaatsvinden.
Ik wil in deze plenaire vergadering niet nog eens opnieuw de techniciteit naar voren schuiven, maar iedereen beseft natuurlijk wel dat als men in de materie van langdurige zorg een kader creëert, men er ook voor moet zorgen dat we voldoende middelen kunnen mobiliseren om het aanbod voldoende groot te maken, maar men ook met een programmatie van dat aanbod werkt. Ten aanzien van iedereen die daar nu kritisch over doet, merk ik op dat onze ziekteverzekering belangrijke sectoren heeft die allemaal in een programmatielogica functioneren. Dat is trouwens geen voorrecht of privilege of uitzonderlijke situatie in ons land, dat is in veel landen zo. De zorgbudgetten zijn open-end en aan de kant van de tickets is het de bedoeling om het kader te creëren waardoor men het aanbod in de loop der jaren voldoende kan uitbreiden, op basis van een goede behoefteanalyse.
Wat de situatie in Brussel betreft, is het duidelijk. We hebben voor sommige stukken alvast gezorgd voor een overgangssituatie die ons toelaat te zien wat er in Brussel zal gebeuren. Mevrouw Van den Brandt en collega’s, nogmaals, dat er in Brussel meerdere systemen zullen zijn, al is het maar in de backoffice, is natuurlijk wel de consequentie van de staatshervorming. Als wij onze bevoegdheden als Vlaamse Gemeenschap uitoefenen en dat autonoom willen doen, is de logica natuurlijk ook dat anderen dat ook kunnen doen en daar eigen prioriteiten in kunnen leggen. Ik verberg ook niet dat het wel cruciaal is dat we proberen voor de Brusselaars de zaken niet onnodig complex te maken. Een verzekeringssysteem laat wel toe om op dat vlak een aantal zaken zo goed mogelijk te organiseren. We zijn uiteraard ook afhankelijk van de keuzes die daaromtrent in Brussel worden gemaakt. Ik kijk met belangstelling uit naar hoe zich dat daar verder zal concretiseren. Alleszins, ik ben ervan overtuigd dat we daaromtrent met de bevoegde overheid het overleg moeten houden. Ik hoop uiteraard dat we naar een voor de Brusselaars zo eenvoudig mogelijk systeem kunnen evolueren.
Collega’s, dit is uiteraard niet het eindpunt van de ontwikkelingen in de zorg in Vlaanderen, maar het is een heel cruciale hefboom om vanuit het perspectief van de Vlaming die zorg nodig heeft en daarvoor een beroep doet op de sectoren die door de Vlaamse overheid worden gefinancierd, die zorg vanuit zijn of haar perspectief zo goed mogelijk, zo eenvoudig mogelijk en zo kort mogelijk bij zijn reële situatie en noden te kunnen realiseren.
In die zin ben ik er echt van overtuigd dat we met dit ontwerp van decreet wat dat betreft een heel grote stap zetten in de ontwikkeling van dat zorgzame Vlaanderen. Ik hoop uiteraard dat u dat ontwerp dan ook kunt goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil op twee zaken nog heel kort ingaan. U zegt dat er nu inderdaad wachtlijsten zijn, maar dat de volgende regering in het begin van de legislatuur zal moeten zeggen hoeveel ze zal investeren. U zegt dat dat een goede manier van werken is, want dat is wat u dit jaar hebt gedaan voor personen met een handicap. Er is inderdaad in het begin van deze legislatuur voor personen met een handicap een groeipad op tafel gelegd. Dat groeipad hebben we dan ook naast de ambities van het decreet gelegd, en we hebben toen vastgesteld dat er een half miljard euro te kort was om de ambities van het eigen decreet na te komen. We hebben daarop gehamerd vanuit de oppositie.
U zegt dat het historisch veel is, maar er blijft wel een historisch grote groep mensen met een handicap in de wachtkamer zitten, 14.000 mensen die geen toegang hebben tot de juiste, gepaste zorg, 14.000 mensen met een handicap dus op een wachtlijst. Kunt u dus zeggen dat het een goede methode is, dat u er op die manier daadwerkelijk voor zult zorgen dat er voldoende budget is? Neen, het blijft een kwestie van goodwill, het blijft een kwestie van keuzes, en ook voor ouderen enzovoort zullen die wachtlijsten blijven, tenzij we een regering krijgen die er radicaal voor kiest om die wachtlijsten aan te pakken en daarvoor in de nodige budgetten te voorzien. Dat is één zaak.
U zegt dat er programmatie nodig is, zoals in de ziekteverzekering. Ja, met dat verschil dat er geen programmatie is met wachtlijsten voor het aantal mensen met een beenbreuk die al dan niet een operatie kunnen krijgen, of mensen die een nieuwe heup moeten hebben. Daar zijn programmaties die behoeftedekkend zijn. Dus als we die redenering doortrekken, dan hoop ik dat we ook in de zorg naar een behoeftedekkend aanbod kunnen gaan, omdat dat absoluut nodig is om ervoor te zorgen dat in het Vlaanderen en het Brussel van 2018 mensen die een nood hebben aan zorg, ook de toegang hebben tot die zorg, dat we zorggarantie krijgen, omdat ik denk dat we dat kunnen in deze rijke regio van de wereld.
Minister, ik kom nog even kort tussen omdat net het voorbeeld dat u hebt gegeven, eigenlijk ook onze inspiratie was om te zeggen dat we beter kunnen. Zoals mevrouw Van den Brandt stelt, is het op zich een goede zaak dat men bij het aantreden van een regering op gezette tijden bekijkt wat de noden zijn die men verwacht en zich probeert te organiseren op het beantwoorden van die noden. Daar staat tegenover dat net in die sector van de personen met een handicap dat principe ook zwaar wordt geschonden, want in de sector van de personen met een handicap hebben we een decreet inzake persoonsvolgende financiering waarin Vlaanderen zich ertoe verbindt om zorggarantie te bieden tegen 2020. Als je vandaag kijkt naar de bestaande budgetten, naar groeipaden, dan stel je twee dingen vast. Ten eerste, dat we er nog lang niet zijn, integendeel, met het realiseren van die zorggarantie tegen die bepaalde datum. Met andere woorden, de tekorten die daar zijn, die sleuren we gewoon mee, en we dreigen die met de methodiek te importeren in de Vlaamse sociale bescherming. Ik heb dat daarnet een architectuurfout genoemd. Je kunt ervoor zorgen dat dat anders gaat. Je kunt echt de garantie bieden dat voor de mensen aan wie je hebt gezegd dat ze recht hebben op zorg, dat ze een zorgnood hebben, dat ze een zorgticket hebben, die zorg ook in de praktijk wordt gerealiseerd. Je kunt ervoor zorgen dat je mensen met een ticket niet zomaar ergens wegstuurt, waarbij je ‘proficiat, u hebt nu een ticket’ zegt, maar als ze vragen wat ze ermee kunnen doen, ‘sorry, geen centen’, moet zeggen. Vandaar ons amendement: als in de loop van een legislatuur blijkt dat zorgnoden de middelen overstijgen, dan verbinden we ons ertoe om die rechten ook financieel af te dekken. Dat is heel helder.
Minister, ik wil daar nog eens het volgende aan toevoegen. Argumenteren voor de Vlaamse sociale bescherming door te verwijzen naar persoonsvolgende financiering brengt nog een ander risico met zich mee. We zien en horen heel vaak dat u probeert uit te pakken met de extra middelen die naar zorg gaan.
De onderliggende verschuivingen worden nooit aangehaald. Ik wil ze hier toch nog even in herinnering brengen: een verdubbeling op een forfaitaire manier van de bijdrage aan de zorgverzekering en het jarenlang besparen op werkingsmiddelen, waardoor vandaag in tal van voorzieningen mensen het water aan de lippen staat.
Minister, op 7 mei bijvoorbeeld is er wel een stakingsaanzegging lopend in uw sectoren. Dat is het gevolg van de werkdruk en een verlies aan kwaliteit die mensen ervaren. Door naar die hervorming te verwijzen om een andere te beargumenteren, is het onze vrees dat u systeemfouten importeert van het bestaande in het nieuwe. Dat nieuwe verdient beter.
De verhoging van de bijdragen is natuurlijk ook inkomensgerelateerd omdat degenen die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming – dat is ook inkomensgerelateerd – een lagere premie betalen. De grote financieringsstukken van de Vlaamse sociale bescherming zijn natuurlijk nog altijd algemene middelen, en dat is uiteraard in belangrijke mate inkomensgerelateerd. Mijnheer Van Malderen, dat debat is door u niet zo correct gevoerd.
Uiteraard moet je proberen het aanbod dat je wilt vergunnen, waar je kwaliteitsbewaking op uitoefent en dat je toegankelijk wilt maken, zo goed mogelijk laten aansluiten bij de behoefte. De sector die we kennen en waar we de laatste jaren enorm in hebben geïnvesteerd, is de residentiële ouderenzorg. We hebben de behoeftestudie van het kenniscentrum genomen en de programmatiecijfers die daaruit voortvloeien, en dat schema volgen we nu consequent. Met deze regering gaan we zelfs de erkenningskalender voor de capaciteit 2025 nog open verklaren, en we gaan zelfs mogelijkheden creëren om voorafgaande vergunningen ook voor andere dingen dan zorg, dan alleen maar klassieke woongelegenheden in woonzorgcentra, mogelijk te maken. Dat staat allemaal in de goedgekeurde teksten en conceptnota's. Ik hoop dat ik u daar niet mee verbaas.
Mijnheer Van Malderen, er zijn regio's waarvan we allemaal weten dat er geen probleem van wachtlijsten is. Dat je heel goede woonzorgcentra hebt waar iedereen naartoe wil en die inderdaad veel kandidaten hebben, dat is zeker waar. Maar er zijn duidelijk regio's waar er geen probleem van wachtlijsten bestaat. Dat is natuurlijk het gevolg van de enorme investering in de hoeveelheid van het aanbod, maar dat zegt nog niks over de goede financiering van de zorgzwaarte.
Ik zal niet een van uw collega's gebruiken en citeren die heeft bevestigd, ook in onze commissie, dat er in zijn regio in ieder geval geen probleem van wachtlijsten is. Ik weet wel dat de minister van Welzijn permanent met het cliché, en in een aantal situaties met een realiteit – helaas – wordt geconfronteerd waartegen hij zich voortdurend mag verdedigen. Ik ga wel niet mee in de redenering ‘dat het zo overal wel weer zal zijn, zeker’. In het geval van residentiële ouderenzorg weet iedereen in de sector dat 9800 bedden bij creëren in vijf jaar tijd een enorme investering is in het aanbod.
Zoals gezegd gaan we dat investeringsplan volmaken op basis van een geobjectiveerde behoefteanalyse. (Applaus bij de meerderheid)
Ik denk dat het debat voldoende is gevoerd. De minister heeft ook een aantal vragen beantwoord. Het reglement zegt dat als de voorzitter oordeelt dat er voldoende is gedebatteerd, hij het debat kan stopzetten. (Applaus bij de N-VA)
Dat is niet om de minister in bescherming te nemen, maar ik denk dat alles is gezegd wat moest worden gezegd. Trouwens, ik ben een van de weinigen die het debat volledig heeft gevolgd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/3)
Er is een amendement om in de hele tekst het woord “mobiliteitshulpmiddelen” te vervangen door het woord “hulpmiddelen”, het woord “mobiliteitshulpmiddel” door het woord “hulpmiddel” en het woord “mobiliteitshulpmiddelenbeleid” door het woord “hulpmiddelenbeleid”. Ik stel voor dat we de betrokken artikelen aannemen onder voorbehoud van de eventuele aanneming van dit amendement, waarover we straks zullen stemmen. Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
– Artikel 1 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 2. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 3 tot en met 5 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 6. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/4)
De stemmingen over de amendementen en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 7 tot en met 62 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 63. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 64 tot en met 79 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 80. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 81 tot en met 91 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 92. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 93 tot en met 140 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 141. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 142 tot en met 154 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot invoeging van een hoofdstuk 5/1, dat bestaat uit een artikel 154/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1474/4)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
– De artikelen 155 tot en met 188 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.