Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de socialprofitsector die voortvloeien uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We zijn erg tevreden dat er heel wat overleg is geweest met minister Vandeurzen om tot een oplossing te komen. Het zag er eerst niet naar uit dat die oplossing er was. Dit intensief overleg met de minister heeft ervoor gezorgd dat voor de twee sectoren waar minister Vandeurzen en de ene sector waar minister Crevits voor bevoegd zijn, er oplossingen zijn. We zijn dus erg tevreden.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Collega’s, met dit nieuwe ontwerp van decreet streven we vooral naar een meer activerend beleid. Dat is heel goed. We gaan de focus meer leggen op de competentieversterking. Dat staat centraal. Uiteindelijk is het beter voor de betrokken persoon om door te stromen naar de arbeidsmarkt als hij voldoende competenties bezit.
Het doel van de jongerenbonus blijft hetzelfde: vooral laag- en middelgeschoolden begeleiden naar een duurzame job. Iedereen is het eens over die basisfilosofie en kan die ondersteunen. Voor ons is de context wel anders. We leggen niet de focus op de gesubsidieerde jobs, we gaan voor een werkervaringstraject. Dat is voor ons het grote verschil.
We hebben de mogelijkheid om de vervanging van de jongerenbonus via de tijdelijke werkervaring op te vangen. Daardoor krijgen ze een concrete ervaring, die hen moet helpen een vaste job te vinden. VDAB zal ons daarbij helpen. Hij kan niet uitsluitend naar de tijdelijke werkervaring kijken, maar er zijn heel wat alternatieven. Ik denk bijvoorbeeld aan het werkplekleren, aan de opleidingstrajecten, de stages en vooral het systeem van individuele beroepsopleiding (IBO), dat de kans op een vaste tewerkstelling groot maakt.
De samenwerking met de andere beleidsdomeinen is voor ons heel cruciaal. De minister heeft er terecht op ingespeeld. Het project deeltijds leren en werken wordt ondergebracht in het nieuwe stelsel van duaal leren. De middelen zullen worden aangewend om kwaliteitsvol duaal leren te ondersteunen en het aanbod en de kwaliteit van de stageplaatsen in het kader van duaal leren te verhogen. Samen met het beleidsdomein Welzijn zijn er enkele werkgroepen opgericht om binnen de geplande budgetten te bepalen welke acties er kunnen worden ondernomen om de matching tussen de beschikbare werkplekken in de betrokken sectoren en de werkzoekenden maximaal te faciliteren.
De beleidsdomeinen Welzijn en Onderwijs krijgen de middelen om te voorzien in een mogelijke continuering van de projecten buitenschoolse en voorschoolse kinderopvang, maar ook dagverzorgingscentra, deeltijds leren en werken en extern vervoer in de dagverzorgingscentra.
Ik wil ook nog eens terugblikken op de analyse waaruit blijkt dat de maatregel op zijn beperkingen gestoten is. Meer dan 90 procent krijgt slechts één contract. Iets meer dan 60 procent van de jongeren wordt voor minder dan twee jaar tewerkgesteld. En binnen die groep is het traject van het merendeel korter dan één jaar.
Het percentage werkenden na één jaar bedraagt 60 procent, en een kleine meerderheid is deeltijds actief. Slechts 29 procent gaat voltijds aan de slag.
Ik citeer letterlijk uit de analyse: “Het is echter zo dat het totaal aantal bereikte jongeren aan de lage kant lijkt. De bijdrage van de maatregel tot de Vlaamse tewerkstelling kan dus eerder als symbolisch worden bekeken.” Ik denk dat we ons daarbij ernstige vragen kunnen stellen.
Ik maak uit de analyse op dat, door onder andere te werken met de tijdelijke werkervaring en niet langer met gesubsidieerde jobs, dat meer kans geeft op vaste contracten. Nu is er een concrete ervaring die kan worden opgedaan via een tijdelijke werkervaring en wordt er tegelijk ingezet op een effectieve doorstroom met een effectieve individuele begeleiding van de jongere en met een vereenvoudiging van de instrumenten. Ik denk dat we vooral daarop moeten inzetten en dat dat wel een verbetering of verandering ten goede kan teweegbrengen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Er is al heel wat inkt gevloeid en er zijn heel wat noodkreten geslaakt sinds de aankondiging dat de jongerenbonus zou worden uitgedoofd.
Die maatregel stamt al uit 2005, toen de Federale Regering een eerste beslissende stap zette om mensen te activeren en langer aan het werk te houden. Toen was die maatregel bijzonder politiek relevant. Inmiddels zijn we echter twaalf jaar en een staatshervorming verder en zijn de inzichten over de activering van jongeren veranderd.
Het goede nieuws is tweeërlei. Ten eerste wordt het kind niet weggegooid met het badwater, want tussen de aankondiging en de parlementaire behandeling is er heel wat overleg gepleegd en werd er ook inhoudelijk geoptimaliseerd, zoals het bewaren van het luik deeltijds werken/deeltijds leren en de inpassing in het nieuwe stelsel van duaal leren. Ten tweede is er ook een alternatief. Men kan zich uiteraard vergapen aan het budget en concluderen dat het om een besparingsmaatregel gaat. Maar er is natuurlijk een belangrijk verschil tussen besparen en het efficiënter besteden van geld. Geheel in de filosofie van uw beleid wordt er gewerkt aan het versterken van competenties om de jonge werkzoekenden aansluiting te laten vinden op de arbeidsmarkt.
De keuze voor de inschakeling van de doelgroep van de jongerenbonus in het nieuwe stelsel van tijdelijke werkervaring is dan ook logisch. We moeten inderdaad een kat een kat noemen. Mijn collega heeft het daarnet al aangehaald. Als we kijken naar de cijfermatige analyse, zien we inderdaad dat de maatregel qua bereik er dan wel in slaagt om jongeren te bereiken, maar dat er toch een overgewicht was van middengeschoolde jongeren, een groep die geen significante achterstand vertoont op het vlak van de werkzaamheidsgraad. Ook het totaal aantal bereikte jongeren bleef aan de lage kant. Het rapport stelde inderdaad dat de maatregel eerder symbolisch was op het vlak van bijdrage tot de Vlaamse tewerkstelling.
Ik citeer dit niet uit de analyse om de jongerenbonus in vraag te stellen. Het waren toen ook andere tijden. Ik wil vooral aantonen dat we niet moeten idealiseren en dat we anno 2017 geen schrik mogen hebben om ten volle in te zetten op die competentieversterking en het nieuwe stelsel van tijdelijke werkervaring dat we hebben ontwikkeld.
Maar uiteraard is er ongerustheid bij een hervorming. Dat werd ook aangekaart in het SERV-advies (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen), dat op zijn beurt aanleiding gaf tot een aantal aanpassingen, zoals de overgangsperiode en die uitzondering voor deeltijds leren/deeltijds werken.
De grootste bezorgdheid was de vrees voor de gevolgen van buitenschoolse kinderopvang. Hierover werden echter afspraken gemaakt met het domein Welzijn. Een deel van de middelen wordt overgeheveld en het resterende gedeelte zal worden bijgepast.
We zijn inderdaad ook tevreden met de werkgroepen. We hopen dat de nodige regelingen snel worden uitgewerkt.
Minister, het besluit is een herhaling van onze specifieke bezorgdheid. Die doelgroepenkorting geldt voor jongeren tot 25 jaar, terwijl de jongerenbonus tot 30 jaar reikte. U hebt ons in de commissie al verzekerd dat die groep van 25- tot 30-jarigen wordt meegenomen in tijdelijke werkervaring. Maar ik zou u toch nogmaals willen vragen om hen zeker niet te vergeten in het kader van het kwalitatieve luik van het Banenpact. Ik dank u.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Mijn collega’s hebben hun uiteenzetting uit de commissie samengevat in hun uiteenzetting voor de plenaire vergadering. Als verslaggever zal ik dan ook verder verwijzen naar het schriftelijk verslag en niet opnieuw verslag uitbrengen van de discussie in de commissie.
In het debat dat we hebben gevoerd over de uitdoving van de jongerenbonus wordt de nadruk gelegd op het activerende aspect. Men gaf aan het tewerkstellingsluik, het activerende luik te willen versterken en af te willen van gesubsidieerde tewerkstelling.
Mijn fractie sluit zich aan bij de bezorgdheden en het zeer negatieve advies van de sociale partners. Zij geven aan dat we niet mogen vergeten dat die jongerenbonus drie doelstellingen had: jongeren een perspectief geven op een volwaardige job, tegemoetkomen aan de groeiende noden in de zorgsector en de actieve bevolking ondersteunen. We vragen mensen om langer te werken, maar tegelijk groeit de zorgnood door de vergrijzing. Daarnaast hebben gezinnen met kinderen nood aan kinderopvang, dat is ook vandaag op Vrouwendag een thema. Het is net aan die zorgnoden en maatschappelijke noden dat de jongerenbonus tegemoetkomt.
Door de jongerenbonus te laten uitdoven en te kiezen voor een alternatief, door de jongeren naar de arbeidsmarkt te begeleiden via tijdelijke werkervaring, wordt maar aan één aspect van de doelstellingen tegemoetgekomen. Minister, als minister van Werk is het uw goed recht te willen inzetten op tijdelijke werkervaring, maar ons punt is dan dat u daarvoor niet moet besparen, en dan zeker niet in de zorgsector. Vandaag zijn er ongeveer 751 jongeren die tewerkgesteld worden en daar jobs doen die nodig zijn in de kinderopvang en in de ouderenzorg. Het gaat dan over animatie, vervoer, opdienen van maaltijden. Het gaat over functies waarover we dagelijks noodkreten horen. Men is bezorgd over de ontmenselijking van de zorg omdat er niet voldoende middelen zijn om tegemoet te komen aan die werkdruk.
De werkbaarheidsmonitor geeft aan dat de werkbaarheid in de zorgsector achteruitgaat, net omdat de werkdruk toeneemt en men niet de nodige middelen heeft om tegemoet te komen aan die capaciteitsnoden. Vandaar dat ik hier de brug maak naar het amendement dat wij vandaag voorstellen. Wanneer u de keuze maakt om op het vlak van tewerkstelling de jongeren toe te leiden naar de zorgsector via werkervaring – en met werkervaring is op zich niets mis – dan moet u dat niet doen ten koste van jobs in de zorgsector. U erkent, en dat siert u, minister, dat dat een besparingsmaatregel is, u hebt dat ook zo in de commissie benadrukt. U wilt met minder middelen meer doen. Feit is dat het in tijden dat de werkdruk toeneemt in de zorgsector, dat de sector kreunt onder de maatschappelijke noden, onverantwoord en onaanvaardbaar is dat men die middelen gewoon wegsaneert.
Gelukkig heeft men voor de kinderopvang in een oplossing voorzien, voor deeltijds werken en leren wordt dat ook opgevangen. Onze vraag is nu om voor de ouderenzorg net hetzelfde te doen. In de kinderopvang is het argument dat er een aantal kwalitatieve noden zijn waaraan we moeten tegemoetkomen waardoor er niet kan worden gewerkt met trajecten in de werkloosheid. Er moet worden gewerkt met volwaardige jobs. Ik denk dat de kwaliteitsnoden in de ouderenzorg dezelfde moeten zijn en dat de beperkte middelen die daar zijn, moeten worden geïnvesteerd in het versterken van de jobs in de zorgsector. Vandaar het voorstel in ons amendement. Initieel werd 10 miljoen euro bespaard, nu wordt 1,5 miljoen euro voor deeltijds leren en werken gevrijwaard onder het luik tewerkstelling. Wij vragen nu om de overige middelen, 8,5 miljoen euro, over te hevelen naar Welzijn. Ik denk dat in principe niemand ertegen kan zijn om extra middelen te investeren in de zorgsector.
Het zou in ieder geval tegemoetkomen aan de grote maatschappelijke nood. U kunt tegelijkertijd verder investeren in werkervaring. Daarvoor moet u niet besparen op de zorgsector. Vandaar vragen wij om te vermijden dat men in tijden waar de noden zo hoog zijn, waar de werkdruk zo groot is, snijdt in budgetten die broodnodig zijn om tegemoet te komen aan de noden in de zorgsector.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben vooral blij met het feit dat de basisfilosofie blijkbaar breed wordt ondersteund, en het is juist dat we moeten gaan naar een maatregel die meer activerend werkt. Ik ben het ook helemaal eens met de mensen die zeggen dat we tussen het moment van aankondigen en het moment van indienen hard hebben gewerkt en naar oplossingen hebben gezocht waar het nodig was.
Ik ben het eens met collega Kherbache dat we een besparing doen, maar niet dat daardoor in de dagverzorgingscentra de mensen minder aan bod kunnen komen. Waarom? Omdat we met deze manier van werken, waarbij je de uitkering bewaart voor de werkzoekende – en het zijn toch werkzoekenden, het zijn mensen die we via werkervaring in het normale economische circuit terecht proberen te laten komen – en waarbij we die mensen meer activeren dan met de maatregel die er was – en uit de evaluatie blijkt dat die niet activerend genoeg was –, deze mensen proberen meer kansen te geven. We kunnen dat doen op deze manier, zonder dat er plaatsen verloren zouden gaan, maar met de besparing die er effectief is.
Op die manier maken we er het beste van. Collega Kherbache, het is dus niet juist dat er minder verzorging zal zijn dan in het verleden, dat de welzijnssector hierdoor zal boeten. Daar waar het moeilijk was, in de kinderopvang, hebben we een oplossing gevonden met collega Vandeurzen en is het geregeld. Daar waar het moeilijk was, deeltijds leren en werken, hebben we het buiten het decreet gelaten en is het opgelost. Daar waar het mogelijk is, voeren we in wat we oorspronkelijk hadden gepland. Dat is wat we willen doen, en ik denk dat we op deze manier én een besparing kunnen realiseren, én er toch voor kunnen zorgen dat de mensen in de zorgsector nog altijd die verzorging zullen krijgen die er in het verleden was, maar ook dat meer mensen, dankzij een goede opleiding en een goede begeleiding, kansen krijgen om naar het normale economische circuit te gaan. Vandaar dat ik zou voorstellen om het amendement niet te volgen.
Minister, u zegt dat u nog voldoende mensen zult toeleiden naar de zorgsector en dat er niet minder handen zullen zijn om kinderen en ouderen de nodige zorg te bieden. Wat u vergeet eraan toe te voegen, is dat u initieel ook aangeeft dat u af wilt van die gesubsidieerde tewerkstelling. We hebben het hier over taken die in de welzijnssector worden gesubsidieerd. Als we de debatten over de noden in de welzijnssector volgen, dan is de grote vraag een vraag naar middelen, middelen om genoeg handen te hebben om de nodige zorgen te bieden. Het is dus echt, echt onverantwoord en eigenlijk onaanvaardbaar, want de middelen die nu worden geïnvesteerd in de zorgsector, doen precies wat vandaag zo hard nodig is, namelijk een beetje menselijkheid garanderen in die zorgsector: mensen helpen bij het eten, zorgen voor animatie. U gaat jongeren sturen, werkzoekende jongeren, maar ik heb het over volwaardige jobs. Het gaat over volwaardige jobs die nu worden gefinancierd en die jongeren een contract geven. Dat zou het perspectief moeten zijn, maar daarvoor heb je middelen nodig. Vandaar dat wij benadrukken om die middelen niet te schrappen in een besparingsoperatie maar om ze door te schuiven naar de welzijnssector. Minister Vandeurzen zal die dankbaar aannemen, en op zich beantwoorden ze ook aan een grote nood. Ik begrijp niet waarom u zo hardnekkig wilt besparen in de zorgsector.
Ik vind dit eigenlijk geen juiste discussie. Dit is een discussie die bij de begroting gevoerd moet worden. Op het ogenblik dat we vinden dat er te weinig middelen gaan naar dagverzorgingscentra, dan moeten we daar middelen op inzetten. In dit geval gaat het over middelen die nodig zijn om jongeren aan een job te helpen.
De evaluatie is heel duidelijk. Er kon een te beperkt aantal jongeren op deze manier aan de slag. Door de maatregelen die nu worden genomen, zullen er meer jongeren aan de slag kunnen en zullen er uiteindelijk meer handen zijn rond het bed. Daar gaat het toch over. We hebben in de commissie heel duidelijk gezegd dat die werkplaatsen juist de ideale werkplaatsen zijn voor jongeren. Als jongeren ingezet worden in een IBO, dan gaan we niet zo strikt voor precies die werkplaats, maar voor een werkplaats in de sector. In die zin zal deze nieuwe maatregel perfect beantwoorden aan dat wat we willen binnen Welzijn, maar ook wat we willen binnen Werk. Als we meer middelen willen geven aan Welzijn, dan moeten we dat tijdens de begrotingsdiscussie bespreken.
Mevrouw Kherbache, het verwondert me ten zeerste dat u de foute discussie voert. U gaat echt voorbij aan het belang van de jongere op zich. Het is de bedoeling om de jongere een werkervaring te laten opdoen. In het verleden was dat altijd in de gesubsidieerde arbeid. Dat kon toen tot 30 jaar. Als men 30 jaar was, was die tewerkstelling wel afgelopen. Het is niet zo dat in het nieuwe systeem of met de afschaffing van de jongerenbonus, al deze jobs zullen wegvallen. Ik zie echt wel een alternatief in de tijdelijke werkervaring, daar waar jongeren met een looptijd van 24 maanden ook ervaring kunnen opdoen. Dat kan ook in de ouderenzorg, in de dagverzorgingscentra. U gaat echt voorbij aan het doel voor de jongere op zich.
Ik zal de discussie die we in de commissie hebben gevoerd, niet helemaal overdoen. We hebben het hier niet over het traject werkervaring. Daar zullen werkzoekenden effectief naar de arbeidsmarkt worden geleid door hun competenties op de werkvloer te versterken. Dat is de keuze die gemaakt wordt in de hele hervorming van tijdelijke werkervaring. Niemand betwist dat luik, maar laten we in de commissie Werk verder discussiëren over de effectiviteit, de doelmatigheid, of dit allemaal werkt en eenvoudig is. Die discussie zullen we zeker nog voeren.
Ik heb het hier over het budget dat men schrapt. Ik noteer nu ook dat CD&V zegt dat als dat geschrapt wordt, het hen niet gelaten is. Er zal daarna wel worden gediscussieerd over een stijging. Er is geen enkel argument om te verantwoorden dat er wordt bespaard op jobs in de zorg. U doet dat wel. U schrapt budgetten die nu worden besteed aan effectieve, volwaardige contracten.
Als u het hebt over tijdelijke werkervaring, dan moet u minstens de intellectuele eerlijkheid hebben om te zeggen dat het om jongeren gaat die we naar die dagverzorgingscentra sturen om daar ervaring op te doen en op de werkvloer hun competenties te versterken. Ze zijn daar niet in dienst. Hopelijk zullen ze nadien aangeworven worden. In die sector zijn daar budgetten voor nodig. Dat is gesubsidieerde tewerkstelling. In dagverzorgingscentra, in de kinderopvang werken mensen dagelijks in volwaardige jobs die door de overheid worden gesubsidieerd. Daar is op zich niets negatiefs aan. Vandaag wordt er 8,5 miljoen euro geschrapt, terwijl wij ervoor pleiten om die middelen te investeren in de zorgsector, want daar hebben ze die hard nodig.
Mevrouw Claes heeft het heel goed verwoord. We schrappen geen plaatsen in dagverzorgingscentra. Wat was de bedoeling van de jongerenbonus? We wilden jongeren ervaring laten opdoen in die sector. We deden dat met een volwaardig contract. Het zijn werkzoekenden. Nu proberen we om hen die ervaring nog beter te geven en ze nog beter te activeren zodat de uitstroom goed is en ze doorstromen naar het normale economische circuit. Het is niet de bedoeling om in dit systeem te blijven zitten tot 30 jaar om daarna niet door te stromen naar het normale economische circuit.
We waren het erover eens – en nu blijkbaar u ook, en dat doet mij plezier – dat het opdoen van werkervaring in die dagverzorgingscentra een heel goede manier van werken is. De service die zal worden gegeven in die dagverzorgingscentra zal kunnen worden gegarandeerd. Vroeger was dat met jongeren die werkervaring moesten opdoen via de jongerenbonus, nu is dat met jongeren die werkervaring zullen opdoen met de tijdelijke werkervaringsprojecten. Het is dus dezelfde filosofie, alleen zijn ze in het ene geval werkzoekende, wat ze werkelijk zijn, en in het andere geval hadden ze een contract van tijdelijke duur. Vandaar dat er een besparingsmogelijkheid was: door het systeem te veranderen. Dat is de basisfilosofie. U vindt dat we dat geld dan maar terug in de sector moeten steken, maar dat is er in surplus bovenop geven. Dat is meer geven dan in het verleden. Dat was niet de bedoeling van deze maatregel.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1077/1)
– De artikelen 1 tot en met 4 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 4/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1077/3)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
– Artikel 5 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.