Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de nutriënten in het oppervlaktewater, naar aanleiding van de resultaten van het MAP-meetnet 2015-2016
Actuele vraag over de tegenvallende resultaten van het mestbeleid
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, de Vlaamse Milieumaatschappij heeft haar rapport over nutriënten in het oppervlaktewater in landbouwgebied gepubliceerd. Gedurende het najaar van 2015 en het voorjaar van 2016 zijn 760 meetpunten onderzocht. Ik denk dat we de resultaten bedroevend mogen noemen.
Wat nitraat betreft, is de norm in 20 procent van de meetpunten overschreden. Eigenlijk hadden we de doelstelling dat in 2014 slechts 16 procent van de meetpunten een overschrijding mocht tonen. In 2018 mag dat nog slechts 5 procent zijn. De VMM heeft verklaard dat dit utopisch is. We halen dat niet.
Wat fosfaat betreft, is de situatie eigenlijk nog erger dan met betrekking tot nitraat. In 77 procent van de meetpunten is er een overschrijding. Bovendien is de situatie in 25 procent van de meetpunten verslechterd en slechts in 8 procent van de meetpunten verbeterd.
Minister, het is een bedroevende situatie. Het Mestdecreet biedt u, als bevoegde minister, de mogelijkheid tijdens de uitvoering van het actieplan bij te sturen en bijkomende maatregelen op te leggen indien dit nodig zou blijken. Bent u dit van plan?
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, ik wil de woorden van de vorige spreker aanvullen. Het is opvallend dat het laaghangend fruit is geplukt. Gedurende vele jaren hebben we een daling van de nitraat- en fosfaatgehaltes gekend. De voorbije drie jaar is er een stabilisering geweest. Uit het rapport blijkt duidelijk dat het laaghangend fruit weg is. Nu wordt het zeer moeilijk. Hoe zullen we de boom, bij wijze van spreken, aanpakken om nog verder te geraken?
Er zijn drie regio's waar de problemen zeer groot zijn. Dat is toevallig ook mijn regio. Het Leiebekken, het IJzerbekken en het Maasbekken zijn problematisch. In het Leiebekken is de nitraatnorm zelfs in 44 procent van de meetpunten overschreden. Dit is zeer veel en zeer ernstig.
Als we zo verder gaan, halen we nooit de Europese normen. In 2014 mocht het maximum 14 procent zijn; het is er nu 20. Het mag zelfs maar 5 procent in 2020. Het lijkt onhaalbaar.
Minister, welke acties zult u ondernemen om vooralsnog die doelstelling te bereiken, wetende dat als we dat niet doen, we ook door Europa in gebreke kunnen worden gesteld?
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, het mestbeleid in Vlaanderen is intussen bijna twintig jaar oud. Het is altijd een worsteling geweest. Het is altijd moeilijk geweest, maar het heeft gedurende jaren wel resultaten opgeleverd, zij het dat die resultaten altijd te traag gingen.
Als ik het rapport van de VMM dat deze week is uitgekomen, lees, dan bent u vandaag de eerste minister die de twijfelachtige eer heeft onder wiens beleid het niet meer vooruit, te traag, maar gewoonweg achteruitgaat. Inzake fosfaat gaat het klaar en duidelijk achteruit; de positieve evolutie inzake nitraat is al een paar jaar stilgevallen; en niet toevallig blijkt, als je naar de kaarten en de studie kijkt, dit heel duidelijk gelinkt te zijn aan die regio’s en aan die waterbekkens waar er ook zeer intensieve veeteelt is. De link tussen de twee is ongetwijfeld niet toevallig.
Minister, bent u inderdaad van plan om deze negatieve evolutie proberen om te buigen? Bent u bereid om daarvoor binnen de commissie en binnen dit parlement zeer snel aan tafel te gaan zitten? Kan de aanpak van de intensieve veeteelt hiervan een onderdeel uitmaken, want daaraan kan men ongetwijfeld niet meer voorbijgaan?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, de VMM doet in onze opdracht jaarlijks meetcampagnes en maakt de resultaten bekend. Alles wat gemeten wordt, heeft als bedoeling te worden gebruikt in het beleid. In de resultaten van de periode 2015-2016 is er inderdaad niet echt een daling. Als je over de jaren kijkt – u zegt dat terecht, collega Tobback –, is er een globale daling. Er is wel telkens een knik wanneer er een nieuw Mestactieplan is. Het verwondert mij een beetje dat jullie vragen welke maatregelen we zullen nemen. U zou toch moeten weten dat het nieuwe Mestactieplan nog niet in deze meetcampagne zit. Het nieuwe Mestactieplan is hier na de mestperiode 2015 goedgekeurd, en in de metingen die er nu aankomen – dus vanaf de winter –, zullen de resultaten van het nieuwe, verstrengde Mestactieplan zichtbaar zijn.
Wat hebben we in het nieuwe MAP gedaan dat is goedgekeurd door dit parlement? In dat nieuwe MAP staan veel strengere maatregelen die vooral gericht zijn op de gebieden waar het niet goed is. Net daarom zet het nieuwe MAP, dat pas volgend jaar vruchten zal afwerpen, heel gebiedsgericht in. Het zet ook in op extra controle, betere handhaving, en dus pas in de meetcampagne van volgend jaar zullen de resultaten van die strengere aanpak ook zichtbaar zijn.
Je moet ook een duidelijk onderscheid maken tussen nitraat en fosfaat. Het verwondert mij een beetje dat u zegt dat voor fosfaat de maatregelen niet helpen. Er zijn nog nooit maatregelen genomen voor fosfaat. Nu is het de eerste keer, in het Mestactieplan, dat er specifieke fosfaatmaatregelen zijn. Ze worden ook jaar na jaar verstrengd. We zullen ook pas later de resultaten zien. Voor nitraat zijn de resultaten altijd sneller zichtbaar. Voor fosfaat zijn er ook in de bodem historische opgebouwde reserves die moeten worden uitgemijnd, en dat is niet evident om daar snel resultaat van te zien. Voor fosfaat zijn er dus in het verleden nooit maatregelen genomen. Wij hebben de moed gehad om dat wel te doen, en dat is ook aanvaard door Europa.
Laat ons dus wachten op die metingen van volgend jaar. Europa heeft ons ook gevraagd om volgend jaar, in 2017, een tussentijdse evaluatie te doen. Dat is ook zo afgesproken. We moeten daarop wachten en naar die resultaten kijken.
Ik moet ook wat nuanceren. Men zegt hier dat het alles te maken heeft met veeteelt en dat er daar een probleem zit. Iedereen weet dat er ook in de sierteelt en de groenteteelt heel wat bemesting is en dat er dus ook daar scherpe controles nodig zijn. Al die gebieden samen zorgen ervoor dat we gebiedsgerichte controles doen en dat we verstrengde bemesting hebben. Volgend jaar zullen we de resultaten, de vruchten daarvan kunnen plukken.
Minister, u zegt dat wat nu wordt gemeten, nog niet het resultaat is van het nieuwe MAP 5. Dat klopt. Maar de bedoeling van het MAP 4 was toch ook dat er resultaten zouden zijn. We zien nu dat die resultaten niet goed zijn. Dat baart mij toch wel zorgen, ook al omdat we die meetresultaten gebruiken om die fameuze derogatie te vragen aan Europa, om afwijkingen te vragen van de strenge normen en onze landbouwers wat ter wille te zijn.
De meetresultaten die nu voorliggen, zijn op basis van het vorige MAP. Daarmee ben ik het eens. Maar toch houd ik mijn hart vast hoe Europa zal reageren als wij opnieuw derogaties vragen. Je zou kunnen zeggen dat het ook voor de landbouw zelf een slechte zaak is als wij op die manier in het nauw worden gedreven.
Minister, hoe kijkt u daartegenaan, tegen noodzakelijke, gewenste, nuttige, nieuwe derogaties in de toekomst, met de cijfers die nu op de tafel gelegd zijn door de VMM?
Minister, het vorige MAP heeft inderdaad alleen het eerste jaar enig effect gehad. Nadien is het gestabiliseerd. Het nieuwe MAP moet inderdaad zijn resultaten nog tonen. Spreek mij alstublieft tegen als ik geen gelijk heb, maar ik denk dat we met het huidige MAP nooit de ook door Vlaanderen vooropgestelde doelstellingen voor 2018 en 2020 zullen bereiken.
De vraag is: wat zullen we doen? We kunnen dat toch niet zo op zijn beloop laten? Het is waar, het verschil tussen MAP 5 en MAP 4 is dat we stappen zetten in de loop van de periode. Ik hoop dat dat effect er ook is. Zoals de heer Vandaele hoop ik dat de landbouwsector zich daar zelf heel bewust van is. Als zij niet meegaan in dat verhaal, zullen ze het eerste slachtoffer zijn omdat die derogatie bij het uitrijden van mest niet meer zal worden toegestaan. Ik pleit dus voor een strenge toepassing. Er is voor iedereen in Europa een gelijk speelveld, dus ook voor de landbouwers in Vlaanderen. Specifiek in die probleemregio’s moet er een tandje bij worden gestoken.
Minister, uw verhaal dat het allemaal wel goed komt en dat we u moeten vertrouwen, vind ik eerlijk gezegd weinig vertrouwenwekkend. Het vorige MAP, waarvoor u ook verantwoordelijk was, heeft, zo blijkt op basis van dit rapport, zijn doelstellingen niet gehaald. In 2015-2016 halen we zelfs de doelstellingen voor 2014 niet.
Met andere woorden, zelfs indien u bijstuurt en opnieuw een knikje kunt maken, moet u een knikje maken van 20 procent overschrijding naar 5 procent overschrijding. In die sprong is het vorige MAP niet geslaagd. We hebben daarover trouwens meermaals onze twijfels geuit. We hebben vastgesteld dat we die niet zouden halen en dat er moest worden bijgestuurd. Er is één keer bijgestuurd. Die bijsturing heeft klaar en duidelijk niet volstaan. Ik heb dan ook grote bedenkingen bij uw vraag om u te vertrouwen dat het de volgende keer wel goed zal komen. Uit recentere cijfers, onder andere over toezicht en controle op mestverwerking, blijkt namelijk dat ook vandaag nog bijna 40 procent van de controles wijzen op overtredingen en overschrijdingen. Met andere woorden, op het terrein is deze zaak niet onder controle op een manier die ons toelaat om aan de Vlaamse burger te zeggen dat we dit zullen oplossen. We zullen dit niet oplossen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, we moeten naar de juiste cijfers en gegevens kijken. In de commissie van maart van dit jaar hebben we het uitvoerig gehad over het verslag van 2014. Nu gaat het over het verslag van 2015. Ik wil niemand de conclusie van dat verslag onthouden, namelijk dat de algemeen fysisch-chemische waterkwaliteit nog steeds verbetert, maar – en dat moeten we benadrukken – niet meer zo snel als de voorgaande jaren.
Minister, u hebt al geantwoord. MAP 5 werd onderhandeld in 2015 en is in werking getreden, maar dat zit nog niet in deze cijfers. Vandaag vermoed ik en hoop ik dat we straks betere cijfers gaan hebben.
Als we terugkijken op de discussie rond MAP 5, dan hebben we veel strengere bemestingsnormen. Er is veel meer gefocust op gebiedsgerichte maatregelen. Minister, denkt u dat we met de specifieke maatregelen van MAP 5 betere resultaten kunnen halen inzake waterkwaliteit waarvan we weten dat de historische vervuiling al heel lang meegaat?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vragen. In het verleden is al gebleken dat het behalen van resultaten geen sinecure is. De extra maatregelen die zijn opgelegd in MAP 5 en de gebiedsgerichte aanpak vormen een heel grote stap. De geïntegreerde aanpak op bedrijfsniveau houdt eveneens nieuwe maatregelen in voor bedrijven waar incorrect of niet conform gewerkt wordt. Er zijn heel wat stappen gezet om de doelstellingen te bereiken, maar we zijn er nog niet. Heel wat factoren hebben een impact op die resultaten.
Collega’s, laten we de evaluatie ten gronde en in haar geheel bekijken, voordat we concluderen dat de maatregelen van MAP 5 volledig onvoldoende zijn en totaal niet het gewenste effect zouden hebben. Het is belangrijk om een volledige evaluatie te maken. Minister, er is ook gebiedsgericht onderzoek. Er wordt bekeken waarom het ene gebied sneller tot resultaat leidt dan het andere. Wordt dat meegenomen in de evaluatie?
Ik heb de indruk dat sommigen niet naar het antwoord hebben geluisterd en op voorhand hun conclusie al hadden ingestudeerd. Ik heb heel duidelijk gezegd dat we met de meetcampagne de effecten van MAP 5 volgend jaar zullen kennen. Het Mestactieplan is goedgekeurd door de Europese Commissie. We hebben afgesproken dat er volgend jaar een evaluatie komt. Het is belangrijk om dat hier te onderlijnen.
Ik ben het volledig eens met de collega’s die zeggen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Het is belangrijk dat de landbouwsector zelf beseft dat als de resultaten niet goed zijn, dat ook wel vergaande gevolgen kan hebben naar Europa. Dat is de boodschap die wij altijd heel duidelijk naar de sector brengen. Er wordt dan ook fel ingezet op responsabilisering, controle en eigen watergroepen. Ze confronteren elkaar met de resultaten, gebiedsgericht. Dat werkt goed. De sociale controle heeft wel effect, samen met de handhaving.
Als MAP 5 op een correcte manier wordt toegepast en iedereen in de sector volledig zijn verantwoordelijkheid neemt, komen we tot de resultaten die we voorop hebben gesteld. Daar ben ik van overtuigd. Dat zal van iedereen inspanningen vragen.
Het gaat over nitraat – want alleen voor nitraat hebben we een doelstelling, voor fosfaat hebben we dat voor alle duidelijkheid niet – richting 2018. Daarom is het belangrijk dat we blijven herhalen dat de strenge bemestingsnormen en de gebiedsgerichte aanpak goed moeten worden opgevolgd. Ik heb de landbouworganisaties al vaak horen zeggen, en ze menen dat ook, dat de cowboys eruit moeten. Dat is waar het om draait. Daar dienen de gerichte aanpak en controles – waar we ons op focussen – voor.
Collega Rombouts, de evaluatie komt er volgend jaar. Als we bijkomende inzichten hebben omtrent de resultaten die nog niet goed zijn op basis van de VLM-studie die nu start, zullen we die meenemen in de evaluatie.
In het begin van de vraagstelling heeft iemand gezegd: het laaghangend fruit is geplukt. Dat klopt wel een beetje.
De maatregelen worden natuurlijk steeds strikter, steeds strenger en het vraagt wat tijd om er effectief de resultaten van te zien. Het nieuwe mestactieplan zal nu pas zijn vruchten afwerpen. Bij een nieuw MAP zien we telkens een knik en zodra het in werking treedt, zien we een stagnatie. Dat klopt, en misschien is het ook wel een beetje logisch. In het nieuwe Mestactieplan hebben we nu maatregelen opgenomen die stelselmatig strenger worden, zeker op het vlak van fosfaat. Wij blijven meten. Meten is weten. Op basis van de metingen blijven we het beleid goed volgen en de situatie op het terrein goed begeleiden en aanscherpen.
Collega Peeters is misschien toch een beetje te optimistisch. Ze verwijst natuurlijk naar het algemene rapport over de fysicochemische kwaliteit van de waterlopen, maar dat is iets anders dan het specifieke MAP-meetnet voor fosfaten en nitraten.
Collega Rombouts zegt dat we naar alle factoren moeten kijken. Misschien bedoelt ze ook naar periodes van hoge neerslag, maar ik dacht dat de VMM daarmee in dit rapport al rekening hield. Voor juni is er een uitzondering gemaakt voor 32 meetpunten en werd er eigenlijk gecorrigeerd.
Minister, we hechten allemaal belang aan een leefbare landbouw en doen daar allemaal inspanningen voor, met subsidies vanuit Europa en inspanningen vanuit Vlaanderen. Daar moeten echter eindelijk tastbare milieuresultaten tegenover staan. Anders dweilen we met de kraan open en dat is voor niemand goed, ook niet voor de landbouwers, want zij zijn het eerste slachtoffer.
De VMM verklaart dat het wellicht onhaalbaar is om de doelstellingen te bereiken.
Aan mevrouw Peeters wil ik zeggen dat in het rapport ook letterlijk staat dat er geen statistisch significante trend waar te nemen is. We hebben het dan over de voorbije drie jaar. Dat is nog iets anders dan de optimistische boodschap die zij meegeeft.
Minister, ik hoop dat u gelijk hebt. Dat wens ik u van harte toe. Onder het vorige MAP hadden we in 2014 voor nitraat maximum 16 procent overschrijding. Nu, volgens de meetresultaten van 2015, zitten we op 20 procent. De weg is nog heel erg lang en ik hoop dat het effect van MAP 5 groter zal zijn. Laten we dat van nabij monitoren in het belang van de landbouwsector en in het belang van de kwaliteit van onze oppervlaktewateren.
Minister, het halen van de doelstellingen is belangrijk. Het is belangrijk voor de landbouwsector indien we uit de eeuwige loopgravenoorlog willen geraken en willen vermijden dat de gevolgen voor de hele sector groot zijn. Het is belangrijk voor de hele Vlaamse bevolking, want uiteindelijk draait zij vandaag op voor de kosten van zuivering en sanering. Ik deel niet het optimisme van sommige collega’s dat het allemaal wel goed zal komen. Voor zover ik weet is het de allereerste keer dat een instelling zoals de VMM in een rapport klaar en duidelijk schrijft dat ze op dit ogenblik niet ziet hoe we ooit nog de Europese doelstellingen voor 2018 kunnen halen. Zo’n duidelijke boodschap verdient een diepgaander antwoord dan we net hebben gekregen. Het volstaat niet te zeggen dat het allemaal goed komt, want zoals we nu bezig zijn, komt het niet goed.
De actuele vragen zijn afgehandeld.