Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Anseeuw, verslaggever, heeft het woord.
Het decreet wijzigt verschillende decreten, waaronder het Heffingsdecreet, het Grond- en Pandendecreet en de Vlaamse Wooncode.
In het Heffingsdecreet worden verschillende wijzigingen aangebracht die gericht zijn op een eenduidig beleid met betrekking tot het mogelijk maken van verklaringen van onbewoonbaarheid en ongeschiktheid.
In de Vlaamse Wooncode worden verschillende wijzigingen aangebracht waardoor domiciliefraude efficiënter kan worden aangepakt, het woonbeleidsplan decretaal wordt verankerd en zo een woonbeleidsvisie over de legislaturen heen kan worden vormgegeven, studentensteden de mogelijkheid krijgen om gemengde verhuur aan zowel studenten als niet-studenten uit te sluiten, gemeenten alle kosten voor herhuisvesting kunnen terugvorderen; ook in de toekomst in infrastructuursubsidies kan worden voorzien voor gemengde projecten, de bovengrens voor het aantal SVK-woningen (sociale verhuurkantoren) dat meetelt in de berekening van het te behalen sociaal objectief op gewestelijk niveau vervalt, het objectief sociale koop wordt vervangen door het objectief sociale verwerving, met een belangrijkere rol voor bijzondere sociale leningen, het gewestelijke objectief voor sociale huurwoningen wordt opgetrokken, het kooprecht voor een zittende huurder van een sociale huurwoning wordt afgeschaft, er een billijker wederinkooprecht wordt ingevoerd, er voortaan tijdelijke huurcontracten voor sociale woningen worden afgesloten en onderbezetting beter kan worden aangepakt.
En in het Grond- en Pandendecreet worden wijzigingen aangebracht waardoor de leegstandheffing wordt overgeheveld naar de gemeenten, activeringsprojecten om leegstand tegen te gaan een volwaardig instrument van het Vlaamse woonbeleid vormen, het bindend sociaal objectief van de gemeenten en van de provincies voor sociale koop en sociale kavels wordt opgeheven, woonbeleidsconvenanten nu ook mogelijk worden voor gemeenten die wel hun bindend sociaal objectief hebben behaald maar nog geen 9 procent sociaal huuraanbod hebben gerealiseerd en gemeenten niet langer 25 procent van de publieke en semipublieke gronden moeten voorzien voor het realiseren van sociale woningen.
Verder zijn er ook nog enkele overgangsmaatregelen voor sociale koopwoningen opgenomen alsook voor het kooprecht van de zittende huurder en het recht van wederinkoop.
Tijdens de algemene bespreking van het ontwerp van decreet was het grootste punt van discussie de invoering van tijdelijke huurcontracten.
Mevrouw Taeldeman, mevrouw Partyka, mevrouw De Vroe en ikzelf steunden de invoering van de tijdelijke huurcontracten. Mevrouw Moerenhout was het eens met het principe van de tijdelijke huurcontracten, maar zag wel een aantal modaliteiten die het voor haar moeilijk maken om ermee akkoord te gaan. Om die reden heeft ze enkele amendementen ingediend, onder andere om de inkomensgrens van 125 naar 150 procent te brengen, en nog een amendement om de verlenging van de contracten van sociale woningen van drie naar negen jaar te brengen. Mevrouw Moerenhout uitte ook ernstige bedenkingen bij de onderbezettingsvergoeding. Zij was van mening dat het onderliggende probleem een onderaanbod aan kleine sociale woningen is, en dat het veel beter is om eerst in te zetten op een uitbreiding van dat aanbod, alvorens onderbezetting te bestraffen.
Mevrouw Hostekint was geen voorstander van de voorgestelde wijzigingen. De invoering van tijdelijke huurcontracten in de sociale huurwoningen is voor haar veeleer een symbooldossier. Ze vreest dat de invoering van die tijdelijke huurcontracten ervoor zal zorgen dat te veel sociale huurders naar de private huurmarkt worden geduwd, waar ze op de overbevraagde onderkant zullen worden geconfronteerd met slechte woningen voor een te dure prijs, die ze dan nauwelijks kunnen betalen.
Mevrouw Partyka vroeg nog waarom er geen wijziging was aangebracht waardoor private actoren kunnen worden betrokken bij de bouw van sociale woningen. De minister antwoordde daarop dat het wel een Vlaamse bevoegdheid is, maar dat de btw zou moeten kunnen worden verlaagd en dat die wijziging pas kan worden doorgevoerd wanneer de federale overheid de nodige maatregelen daartoe neemt.
Mevrouw Taeldeman drukte haar tevredenheid uit over het feit dat er sterk wordt ingezet op sociale leningen, maar pleitte ook voor een informatiecampagne om de vele en belangrijke wijzigingen toch goed te communiceren naar huurders en verhuurders van sociale woningen.
Amendement nummer 1 van mevrouw Moerenhout werd ter stemming voorgelegd en verworpen met 11 stemmen tegen 1, bij 1 onthouding.
Amendement nummer 2 van dezelfde indiener strekt ertoe de verlenging van tijdelijke huurcontracten van drie jaar naar negen jaar te brengen, en werd met dezelfde stemming verworpen.
Een derde amendement van dezelfde indiener strekt ertoe in de voorgestelde tekst van artikel 97bis, paragraaf 3, het zesde lid, te vervangen door een nieuwe tekst. Dat werd eveneens met dezelfde stemming verworpen.
Het ontwerp van decreet werd bij de eindstemming aangenomen met 11 stemmen voor en 2 stemmen tegen.
Minister Homans heeft het woord.
Ik wil de leden van de meerderheid bedanken voor hun steun aan dit belangrijke wijzigingsdecreet. Ik wil ook Groen en vooral mevrouw Moerenhout bedanken voor haar eerlijke houding in het debat over de tijdelijke contracten. Het stemt mij gelukkig dat ook Groen het nut inziet van de tijdelijke contracten. Ik vind dat positief.
Het is niet meer van deze tijd dat iemand met een inkomen van 125 procent boven het toelaatbare rechthebbende zou zijn. De grens is nu 35.000 euro met 1950 euro erbij per persoon ten laste. 125 procent betekent 43.750 euro per gezin plus 1950 euro per persoon ten laste. Dat zijn billijke schijven.
We hebben de tijdelijke contracten ingevoerd omdat we van oordeel zijn dat de zwaksten op de private huurmarkt meer recht hebben op een sociale woning dan mensen met een inkomen van om en bij de 45.000 euro.
Ik vind ook de aanpak van de domiciliefraude en dergelijke zeer belangrijk. We moeten dat durven doen. Door een betere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de diensten zullen we op zeer korte termijn zeer goede resultaten kunnen boeken.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt het recht om te weten, als wij straks op het rode knopje duwen, waarom we dat doen. We gaan het ontwerp van decreet inderdaad niet goedkeuren, voornamelijk omdat we ons verzetten tegen de tijdelijke huurcontracten. We denken dat u met de invoering daarvan geen enkel probleem oplost.
Ik geef enkele redenen daarvoor. Op deze manier zou bijvoorbeeld zelfs een inkomensval kunnen worden gecreëerd. Waarom moet iemand die zich qua inkomen verbetert, gesanctioneerd worden door het afpakken van zijn sociale woning? Waarom moeten gezinnen die boven de grens van 125 procent dreigen te belanden jaar na jaar in onzekerheid verkeren? Na de eerste huurtermijn van negen jaar kunnen de mensen zelfs om de drie jaar worden opgezegd. Wij denken dat huurders op die manier permanent een zwaard van Damocles boven hun hoofd zien hangen.
We denken trouwens dat het mogelijk zou kunnen zijn in de toekomst dat dergelijke mensen enkele jaren later opnieuw onder de voorwaarden zouden kunnen vallen om een sociale woning te huren, bijvoorbeeld als ze hun job kwijtraken of met pensioen moeten gaan. Ze dreigen op dat moment weer achteraan de lange wachtlijsten terecht te komen.
Wij kanten ons, minister, tegen dit model van sociale huisvesting dat u met deze regering wilt realiseren. Wij zijn van oordeel dat ook mensen met een gewoon inkomen uit arbeid een plaats moeten kunnen hebben in de sociale huisvesting. De mensen die nu door dit ontwerp van decreet zouden kunnen worden opgezegd, zijn trouwens mensen die inkomensgerelateerd, vaak zelfs marktconforme huurprijzen betalen en mee het systeem financieren.
Niemand is onzes inziens gebaat bij sociale getto’s. Nu al blijkt uit cijfers van de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen dat de Vlaamse sociale huisvesting van alle EU-landen het grootste aandeel huurders telt uit het laagste inkomenskwintiel en dat de inkomens van nieuwe huurders beduidend lager liggen dan vroeger.
Als men de wachtlijsten voor sociale woningen wil verminderen, moet men volgens ons op andere zaken focussen, zoals een kordaat immigratiebeleid. U weet net zo goed als ik dat ongeschoolde gelukzoekers uit allerlei landen morgen door allerlei welzijnsdiensten kunnen worden doorgestuurd naar de sociale huisvesting. Wij denken ook dat er andere klemtonen moeten worden gelegd. Eentje ervan is inderdaad opgenomen in het ontwerp van decreet, namelijk dat van de domiciliefraude, maar tot op heden is de aanpak daarvan behoorlijk teleurstellend. Collega Guy D’haeseleer heeft u daarover een schriftelijke vraag gesteld. U zegt dan dat uw administratie niet over de cijfers beschikt. Dan is het natuurlijk heel moeilijk om een adequaat beleid te voeren tegen domiciliefraude, als u zelfs niet eens over de cijfers beschikt.
Ook in de strijd tegen de sociale fraude door allochtone huurders met een eigendom in het buitenland is op dit moment heel weinig progressie geboekt. Er is door u een nota aangekondigd, die eind dit jaar verwacht wordt. Maar na twee jaar is er dienaangaande nog geen enkel initiatief genomen, behalve dat er aan de administratie een opdracht is gegeven om een nota op te stellen.
Minister, wij zullen dit ontwerp van decreet niet goedkeuren, omdat het invoeren van dergelijke tijdelijke huurcontracten, toch de belangrijkste maatregel uit dit omvangrijke ontwerp van decreet, geen oplossing biedt voor de problematiek van de wachtlijsten. Dat zegt niet alleen het Vlaams Belang, dat zeggen ook de Vlaamse vertegenwoordiging van sociale huurders en de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen. De collega’s die zouden denken dat wij alleen staan met dit standpunt, moeten hun oor maar eens te luisteren leggen bij dergelijke verenigingen, die ook kritiek hebben geuit op dit ontwerp van decreet en het ongetwijfeld ook niet zouden goedkeuren.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik wil kort reageren op wat de collega zegt over de inkomensval en over marktconforme prijzen die door sociale huurders worden betaald. Ik wil dat weerleggen. Er zal geen inkomensval zijn, want die 125 procentgrens, dat betekent dat als je daar als alleenstaande boven gaat, je eigenlijk al meer verdient dan 60 procent van de inkomens. Voor samenwonenden verdien je op dat ogenblik meer dan 80 procent van alle inkomens. Ik denk niet dat dat de onderkant van de maatschappij is en dat dat de meest kwetsbare huurders zijn.
Als de collega stelt dat er vandaag sociale huurders zijn die marktconforme prijzen betalen, wil ik hem erop wijzen dat een onafhankelijke studie heeft aangetoond dat zelfs als gezinnen boven de inkomensgrenzen wonen, ze nog steeds een subsidie krijgen die gemakkelijk oploopt tot meer dan 100 euro per maand. Het is erg belangrijk dat we de beschikbare middelen en de beschikbare sociale huurwoningen zo efficiënt mogelijk inzetten, zodat diegenen die ze het hardst nodig hebben, ze ook krijgen, en dat wie sterk genoeg is, kan doorstromen naar de private woningmarkt.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Ik wil kort aansluiten om de nodige nuance in het debat te brengen, want dat ontbreekt vaak. Er worden over het specifieke item van de tijdelijke huurcontracten – al dan niet bewust – zoveel misverstanden gecreëerd, dat ik het belangrijk vind om dit te beklemtonen. Die tijdelijke huurcontracten zijn voor ons, als CD&V, aanvaardbaar, net omdat er ook voldoende garanties en randvoorwaarden worden ingebouwd.
Collega Janssens, u verwijst naar de nakende pensionering en de eventuele terugval en het opnieuw achteraan de lijst komen te staan. Dat is net een van die positieve uitzonderingsmaatregelen, namelijk dat in dat geval die tijdelijke contracten niet kunnen worden opgezegd. En bovendien, tot vervelens toe: het zal enkel gaan over nieuwe, nog af te sluiten contracten. Er is momenteel geen enkele onzekerheid voor eender welke sociale huurder over lopende huurcontracten. Het gaat over de nieuwe huurcontracten.
Gaat deze maatregel alle probleem op de sociale huurmarkt oplossen? Neen, het moet een en-enverhaal zijn, zoals het extra investeren in aanbod van sociale woningen. De minister-president heeft in de Septemberverklaring nog gewezen op die recurrente 200 miljoen euro die bijkomend geïnvesteerd wordt.
Trek het dus niet op flessen door dit als enig item van het ontwerp van decreet te belichten, maar bekijk het in het algemeen en in dat geval kunnen ook wij erachter staan.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Ik voel me geroepen om enige verduidelijking te geven bij de reden waarom we tegen die tijdelijke huurcontracten zijn. Men zegt hier altijd dat ze er moeten voor zorgen dat degenen die recht hebben op een sociale woning daar ook terechtkunnen. Ik heb het een symbolendossier genoemd omdat men ermee wil impliceren dat heel veel mensen die er vandaag wonen, daar eigenlijk niet thuishoren. Nochtans weet men heel goed dat de doorstroming in de sociale huisvestingsmarkt, waarvan men zegt dat dat het belangrijkste doel is van die tijdelijke huurcontracten, ook perfect kon worden bereikt zonder te raken aan de woonzekerheid.
Dat is natuurlijk het belangrijkste probleem met die tijdelijke huurcontracten. Vandaag zorgt de sociale huisvestingssector ervoor dat mensen woonzekerheid hebben. De sociale huisvestingssector is een heel belangrijke schakel in het verwezenlijken van het recht op wonen. Die zorgt voor een sociale mobiliteit op die woonmarkt en voor een belangrijke buffer tegen armoede.
Uit onderzoek blijkt dat mensen die in een sociale woning wonen maar liefst 40 procent minder kans hebben om in armoede te verzeilen. De terechte vrees van de hele sector, die we uitvoerig hebben gehoord in de hoorzittingen, is dat door het invoeren van de tijdelijke huurcontracten mensen die de armoede zijn ontvlucht, opnieuw in de armoede terecht zouden komen doordat ze aan de onderkant van de private huurmarkt, die nu al heel druk wordt gesolliciteerd, zullen terechtkomen en prijzen zullen moeten betalen die ze nauwelijks kunnen betalen. Die woonzekerheid is de belangrijkste reden waarom die tijdelijke huurcontracten geen goed idee zijn. Het middel dat men daarmee invoert, is disproportioneel met de doelstelling die men beoogt: de mobiliteit op de sociale huurmarkt. Die kon men ook perfect bereiken door het huidige systeem.
Vandaag is er in het Socialehuurbesluit al een mogelijkheid om mensen op te zeggen op het moment dat ze te veel gaan verdienen. Het was voldoende geweest om desnoods het plafond te wijzigen of van die mogelijkheid een verplichting te maken zodat men ook met contracten van onbepaalde duur ervoor zorgde dat er een betere doorstroming was op die sociale huurmarkt. Vandaag doet men dat niet. Men kiest ervoor om mensen elke drie jaar opnieuw in onzekerheid te storten, om zelf aan mensen de verplichting op te leggen aan te tonen dat ze woonbehoeftig zijn, terwijl men weet dat woonbehoefte natuurlijk niet alleen een kwestie van inkomen is. Als men opnieuw op de private huurmarkt terechtkomt, heeft men niet alleen betalingsproblemen, maar dreigt men in veel gevallen ook te worden geconfronteerd met discriminatie. Woonbehoefte is dus veel meer dan een inkomensproblematiek.
Uit alle replieken in de hoorzitting is gebleken dat men een doelstelling probeert te bereiken die men ook met andere, minder zware middelen had kunnen bereiken. Er was geen enkele noodzaak om tot die tijdelijke huurcontracten over te gaan.
Bovendien heeft men ook geen enkele objectieve parameter die moet aantonen dat dit effectief een effect zal hebben op de wachtlijsten. U hebt geen enkele simulatie uitgevoerd. Als u een armoedetoets hebt gedaan, dan hebt u dat gedaan op de inkomensgrens van 150 procent, en niet op 125 procent. Ook daar kent men niet het effect op armoede. Er is veel te weinig onderzoek naar gebeurd.
Als er al een effect is, zal dat ten vroegste over tien jaar voelbaar zijn. We weten dat het profiel van mensen die vandaag in de sociale huissector instromen, erg kwetsbaar is en het inkomen erg laag. Er is dus geen enkel vermoeden dat ze snel zullen uitstromen. Wat ons betreft kan het antwoord op de wachtlijsten niet bestaan uit het steeds beperkter maken van de toegang en het strenger maken van de voorwaarden, maar moet men integendeel blijven inzetten op het aanbod en in elk geval geen maatregelen nemen die disproportioneel zijn tot de doelstelling.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, onze partij is er zeer tevreden mee dat vandaag, als dit ontwerp wordt goedgekeurd, de tijdelijke contracten ingang vinden als het gaat over nieuw afgesloten contracten. Zo kunnen we als parlementslid ook zien dat het gesproken woord kan tellen. In de vorige regeerperiode is er een conceptnota betreffende sociale huur ontstaan, onder andere van mijn hand. Daarbij hebben we vijf jaar discussies gehad. Ik stond toen eigenlijk enigszins als enige te preken in de woestijn toen ik zei dat we moesten komen tot een socialer beleid, waarbij de sociale woningen vooral moeten dienen voor de mensen die ze echt nodig hebben. De levenslange contracten stonden daar eigenlijk haaks op. Als mensen een woning kregen, werd voor de toebedeling immers gekeken naar hun inkomen van drie jaar geleden, maar nadien kregen ze de woning levenslang. Dat is natuurlijk goed voor iemand die een woning krijgt, maar het is nefast beleid voor alle wachtenden. Vandaag staan meer dan 120.000 mensen op de wachtlijst. De helft van de private huurders vandaag heeft eigenlijk ook theoretisch recht op een sociale woning. Dat betekent dus dat die wachtlijst voor een sociale woning als het ware maar de helft is van de lijst die vandaag resulteert uit statistieken. We moeten dus tot een totaal ander beleid komen.
Minister, ik zou u dan ook willen bedanken voor de gedrevenheid waarmee u hebt doorgezet in dit moeilijke dossier, en ook de andere coalitiepartijen om mee te gaan in het komen tot een nieuw sociaal beleid, waarbij er geloof is in mensen en we de zaken emanciperend bekijken. Voor ons is een sociaal beleid niet een beleid waarbij men levenslang een sociale woning en een uitkering krijgt. We vinden dat dat een tijdelijke hulp moet zijn voor wie het tijdelijk moeilijk heeft, bijvoorbeeld als een vrouw haar onderhoudsgeld niet krijgt van haar man en lange tijd onvoldoende inkomen heeft. Dat is een reden. Iemand die bijvoorbeeld voor een faillissement staat, kan niet in een sociale woning terecht. Al die mensen staan nu vier, vijf, zes jaar op een wachtlijst om uiteindelijk te kunnen worden geholpen. Er is niets schrijnender dan dat, terwijl vandaag veel mensen boven de inkomensgrens zitten. Minister, ik heb het nog eens bekeken: in de jongste commissievergadering zei u zelf dat het gaat om zesduizend mensen. Dat betekent dat die mensen een woning bezetten, terwijl iemand die op de wachtlijst staat, op de private markt huur betaalt die veel hoger ligt dan die op de sociale woonmarkt. Wij pleiten er dus absoluut niet voor om de zaken moeilijker te maken voor mensen die het moeilijk hebben. Integendeel, we vinden dat, als mensen middelen krijgen, als ze negen jaar een sociale woning hebben gekregen om zich te kunnen herpakken, om werk te zoeken, om na negen jaar opnieuw de handen uit de mouwen te steken en te proberen een mooie levensdroom waar te maken, het ook hun plicht is om door te stromen en die woning te geven aan zij die het op dat moment moeilijk hebben. Anders kunnen we nooit sociale woningen genoeg hebben, want wie het vandaag moeilijk heeft, heeft het misschien morgen niet meer moeilijk. De behoeftigen van vandaag zijn niet noodzakelijk de behoeftigen van morgen, en ik denk dat een sociaal beleid geënt moet zijn op het opnieuw vooruit helpen van mensen in een crisissituatie, mensen die een moeilijke periode hebben in hun leven.
Ik denk dat het beleid dat nu voorligt, enigszins progressief is, maar ook veel socialer. Het pleidooi dat ik heb gehoord van Vlaams Belang en sp.a, is oerconservatief. Zo helpt men totaal niet de mensen in nood, de mensen die het vandaag nodig hebben.
Bovendien worden levenslange contracten vandaag berekend aan de hand van je loon, namelijk 22 procent ervan, om de huurprijs te bepalen. Dat betekent in grote lijnen dat wie 1000 euro heeft, 220 euro huur moet betalen. Als je echter bijvoorbeeld 1500 euro gaat verdienen, dan moet je een huur van 360 euro betalen. Als mensen levenslang een sociale woning toebedeeld hebben gekregen, worden ze dus niet alleen met een werkloosheidsval geconfronteerd, maar ook nog eens met een huisvestingsval: als ze gaan werken, worden ze immers niet alleen geconfronteerd met kosten zoals die voor mobiliteit en kinderopvang, maar bovendien gaat hun huurprijs ook nog eens omhoog. Dat is een systeem dat niet kan, en dat moet worden geremedieerd.
Ook de aanpak van de domiciliefraude vinden we een zeer goede zaak. We juichen dit toe.
We vinden dat er met betrekking tot het woonbeleid zeer goede stappen worden gezet. Het werk is natuurlijk nog niet klaar. Dat zal in de toekomst in andere commissies worden voortgezet.
Minister, we hebben wat gemengde gevoelens bij artikel 10. U verbiedt het studenten in studentensteden na het afstuderen nog op kot te blijven wonen. We zouden liever de lokale overheden hierover laten beslissen. Om de stadsvlucht tegen te gaan, kan het soms nodig zijn studenten die voor een woning willen sparen, nog te blijven huisvesten.
We kunnen niet altijd gelijk krijgen. Het is een positieve zaak dat de proefprojecten, die net voor het reces zijn goedgekeurd, nu in uitvoering van de resolutie van mevrouw De Vroe worden onderzocht. We vinden het zeer belangrijk dat jonge mensen die nog niet zo kapitaalkrachtig zijn, op zoek kunnen gaan en een betaalbare woning kunnen verwerven. Gezien de groeiende bevolking en de gezinsverdunning bepleiten we tevens de creatie van meer woonentiteiten. Dit moet met respect voor de open ruimte gebeuren.
Open Vld is zeer tevreden dat is beslist te stoppen met de bouw van sociale koopwoningen. Het is spijtig dat de Raad van State heeft beslist dat u het btw-tarief niet kunt verlagen. We hopen dat in die zin federale initiatieven zullen worden genomen.
We zijn steeds koele minnaars van het sociaal bindend objectief geweest. We vinden het een goede zaak dat er 17.000 bijzondere sociale leningen meer kunnen worden toegekend. Het is belangrijk dat jonge mensen en mensen met een laag inkomen een eigen woning kunnen verwerven.
In dit verband hebben we ook gemengde gevoelens bij de afschaffing van het kooprecht voor de zittende huurders. Dit wordt enkel ingevoerd voor de nieuwe contracten en na een overgangsperiode van vijf jaar. Dat juichen we toe.
Ik zou vandaag dan ook een oproep willen lanceren ten aanzien van iedereen die hier aanwezig is. Wie iemand kent die een sociale woning huurt, moet die persoon motiveren om de woning aan te kopen. Ik vraag dat niet omdat ik relaties met de bank zou hebben. (Gelach)
Ik wil echter een warm pleidooi houden. Iemand die nu levenslang een sociale woning huurt en voor de aankoop een beroep op zijn kooprecht doet, haalt daar vele voordelen uit.
Een eerste voordeel is dat met die koopsom natuurlijk opnieuw kan worden geïnvesteerd in nieuwe woningen of in nieuwe subsidies voor mensen die het echt nodig hebben. Voor de bewoner van de sociale huurwoning is het voordeel dan weer dat hij wordt gemotiveerd op te kopen. Dat is een van de mooie vormen van sociale mobiliteit. Indien hij na twintig jaar, op het ogenblik dat rente historisch laag staat, zijn woning verwerft, moet hij in plaats van een levenslange huur geen huur meer betalen. Nog belangrijker is dat hij op die manier zijn cirkel doorbreekt. Zijn kinderen zullen ook iets erven. Dat is zeer belangrijk in de opstap naar sociale mobiliteit en in de doorbreking van de generatiearmoede. Ik zou iedereen in het Vlaams Parlement willen oproepen om dat pleidooi op basis van alle net geciteerde argumenten over te maken aan iedereen die hij ziet die in een sociale woning woont en voldoende inkomen heeft om die woning aan te schaffen. Dat is minstens 20 procent van de huidige bewoners van sociale woningen.
Minister, ik zou graag hebben dat u verder doet met een woonbeleid dat ook de principes van onze partij in zich draagt, dat sociale mobiliteit en vooruitgang vooropstelt. In die zin vindt u in ons een goede partner.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
De invoering van tijdelijke huurcontracten in sociale woningen is voor Groen geen taboe. De reden is dat de noden, vooral op het vlak van armoede en wachtlijsten, ongelooflijk hoog zijn. Er staan 120.000 mensen op een wachtlijst voor een sociale woning. Op de private huurmarkt balanceren er 160.000 gezinnen op de rand van de armoede. We verwelkomen dan ook elk bijkomend initiatief om dat probleem aan te pakken.
Is het decreet zaligmakend? Neen, de impact zal beperkt zijn, vooral omdat het alleen telt voor nieuwe contracten. Ik volg daar wel voor een deel mevrouw Hostekint. Er zal vooral moeten worden ingezet op het aanbodbeleid als we echt een grote verschuiving teweeg willen brengen.
Kan de woonzekerheid nog sterker gewaarborgd worden? Ja, ook daar zijn we van overtuigd. Dan gaat het over de amendementen die mijn fractie heeft ingediend in de commissie en die de heer Anseeuw heeft toegelicht. Er zijn twee modaliteiten waar we problemen mee hebben. De inkomensgrens staat nu op 125 procent. We zouden die graag op 150 procent zien omdat we het systeem van de tijdelijke huurcontracten ook in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben ingevoerd. We vinden daar dat de 150 procent veel beter is voor vooral alleenstaande ouders. Zij lopen extra gevaar om in armoede terecht te komen. Om hun dat extra duwtje in de rug te geven, pleiten we voor 150 procent.
We zijn ook voorstander van het behoud van negenjarige contracten in sociale huurwoningen. Drie jaar is voor ons echt te kort om woonzekerheid te kunnen garanderen. Vanwege die twee kritische bedenkingen op het verder goede systeem van tijdelijke huurcontracten en vanwege grotere kritiek op de solidariteitsbijdrage en de boete bij onderbezetting, zal Groen tegen dit ontwerp van decreet stemmen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Nu alle fracties hun standpunt hebben duidelijk gemaakt, wil ik nog eens terugkomen op iets wat ik in de commissie heb gezegd tijdens de bespreking van dit ontwerp van decreet, namelijk het luik communicatie. Tijdens de hoorzittingen met de sector is gebleken dat dat het luik communicatie over de invoering van de tijdelijke huurcontracten en de invoering van een onderbezettingsvergoeding, veel vragen oproept bij zowel sociale huurders als sociale huisvestingsmaatschappijen. Minister, hoe zal er duidelijkheid komen voor de sociale huisvestingsmaatschappijen? Wanneer worden de tijdelijke contracten van kracht? Wanneer wordt de onderbezettingsvergoeding van kracht? Wat is het grote verschil tussen nieuwe en lopende contracten? Er zijn nog tal van vragen. Welke communicatie zal daarover worden opgezet? Dat zal immers enorm belangrijk zijn.
Mevrouw Hostekint, in plaats van tijdelijke contracten pleit u ervoor om de huidige mogelijkheid om op te zeggen, te gebruiken. U maakt dan wel van de sociale huurder een ‘sitting duck’ omdat die niet weet wanneer dat zal worden toegepast. Met de nieuwe tijdelijke huurcontracten maken we op voorhand duidelijke afspraken. Ik denk dat dat iets meer gemoedsrust zal geven aan die sociale huurder, die perfect weet waar hij of zij staat en wanneer zijn of haar inkomen wordt geëvalueerd. Duidelijke en goede afspraken op voorhand zijn volgens mij veel beter. Het enige alternatief dat ik tijdens de hoorzittingen heb gehoord om die sociale mobiliteit op die sociale woningmarkt in stand te houden of op gang te krijgen, is de huurder gewoon wat meer te laten betalen. Uiteindelijk, als je de prijs blijft opdrijven, en stel dat je zelfs uitkomt bij een marktconforme prijs, waarom zou die huurder dan een sociale woning moeten blijven bezetten? Ik denk dat die tijdelijke huurcontracten, die maken dat we sociale huurwoningen kunnen toewijzen aan wie ze echt nodig heeft, goed zijn.
Aan collega Moerenhout wil ik opmerken dat in verband met de vergelijking met Brussel, waar de inkomensgrens op 150 procent wordt gelegd, de inkomensgrens om toegang te krijgen tot een sociale huurwoning, ook voor alleenstaanden, een flink stuk lager ligt dan in Vlaanderen het geval is.
Collega Hostekint suggereerde daarstraks dat de toegankelijkheid van onze sociale woningmarkt steeds verder afneemt. Welnu, dat is niet zo. De inkomensgrens om toegang te krijgen tot een sociale huurwoning ligt in Vlaanderen een flink stuk hoger dan bijvoorbeeld in Brussel. Als we de optelsom maken van die 150 procent, met een veel lagere inkomensgrens, liggen we eigenlijk in Vlaanderen en Brussel niet zover uiteen. Ik begrijp uw bekommernis, maar ik vind het jammer, als die verschillen toch niet zo groot zijn, dat u het voorstel niet steunt.
Mevrouw Moerenhout, ik zei al dat ik het constructief vind van Groen dat u meegaat in het principe van die tijdelijke contracten. Collega Anseeuw heeft hier daarnet verwezen naar de situatie in Brussel. U hebt dat zelf ook gedaan. Laten we even de inkomensgrenzen in Brussel bekijken: 150 procent betekent voor ons in Vlaanderen 52.500 euro, maar in Brussel betekent 150 procent 41.000 euro omdat daar de inkomensgrens momenteel op 27.500 euro ligt, terwijl ze bij ons op 35.000 euro ligt. Ik vind het een beetje raar dat Groen pleit voor een inkomensgrens van 52.000 euro, aangevuld met 1.950 euro per persoon ten laste om in aanmerking te komen voor een sociale woning. Ik vind dat niet van veel sociale instelling getuigen. Ik vind het wel goed dat u meegaat in het principe, maar ik denk dat het echt wel overdreven is om een gezin of een persoon met een inkomen van boven de 52.000 euro een sociale woning te laten betrekken. Er staan genoeg mensen op de wachtlijst, en zo nemen we van die mensen een woning af.
Wat uw tweede amendement betreft en de vraag waarom we na die negen jaar niet opnieuw voor negen jaar verdergaan: dat is omdat dit de normale werking is van de huurcontracten. Die worden altijd volgens het schema 9, 3, 3 verlengd. We hebben ons aangepast aan de reguliere regelgeving.
Alles sprekers hebben op belangrijk punten gewezen, maar ik denk dat het goed was dat mevrouw Christiaens nog eens duidelijk gezegd heeft dat het alleen over de nieuwe contracten gaat. Ik vraag u echt, uit respect voor die mensen, om op te houden met paniek te zaaien bij mensen die nu sociale woningen betrekken en te stoppen met aan die mensen te zeggen dat ze uit hun woning zullen worden gezet. Als het gaat over een inkomen, ook al hebben ze momenteel een contract, dan wordt daar momenteel niets aan gedaan. Als het gaat om een onderbezetting, dan kan er een onderbezettingsvergoeding aangerekend worden voor iemand die momenteel al een contract heeft. Voor alle duidelijkheid: deze onderbezettingsvergoeding van de huidige contracten wordt niet geregeld in dit decreet, maar in het kaderbesluit Sociale Huur. Dat is nog een ander debat, maar het principe blijft wel hetzelfde. Het lijkt mij in dezen wel belangrijk om de puntjes op de i te zetten: het gaat om de nieuwe contracten, niet de huidige.
Mevrouw Hostekint, ik heb het ook al in de commissie gezegd dat ik het vreemd vind dat u het principe van de tijdelijke contracten, net zoals Groen, dat in dezen veel consequenter is dan uw partij, wel gesteund hebt in Brussel.
U hebt die mee ingevoerd in Brussel. In Vlaanderen vindt u dat onoverkomelijk, vindt u dat dat niet kan.
Ik kan u nog de cijfers meegeven. Ik herinner me een zeer pittig debat met de heer Tobback tijdens het begin van deze legislatuur over het aantal huurders boven een bepaalde inkomensgrens en dergelijke meer. Momenteel wonen er 5368 sociale huurders in een sociale woning die boven 125 procent zitten van het toegestane inkomen. Mevrouw Hostekint, ik kan er nog inkomen dat u achter dat pleidooi staat, dat u zegt dat woonbehoeftigheid zeer belangrijk is. Ik denk dat er meer woonbehoeftigheid nodig is en meer woonzekerheid moet worden geboden aan al die mensen die onder de grens van 35.000 euro zitten. Dat gaat mijn petje te boven. Dat vind ik niet sociaal.
Ik dank alle mensen, en vooral de meerderheidspartijen, om constructief mee te werken aan deze toch wel zeer belangrijke hervorming. Ik weet niet of Groen zich onthoudt. Mijnheer Rzoska, dat moet u zelf beslissen. Ik hoop dat dit ontwerp wordt goedgekeurd.
Minister, de Brusselse woonmarkt is natuurlijk de Vlaamse niet, zoals de Vlaamse de Waalse niet is. Het feit dat we vandaag volledig bevoegd zijn voor het woonbeleid maakt natuurlijk dat we kunnen inspelen op de eigen karakteristieken van de Vlaamse woonmarkt, van de Vlaamse huurmarkt. Als we daarvan niet overtuigd waren, dan hadden we het woonbeleid evengoed in federale handen kunnen laten.
Minister, doordat het alleen van toepassing is op de nieuwe huurders, wordt natuurlijk een probleem gecreëerd. Nu hebben we twee soorten huurders met twee soorten beschermingsstatuten. We hebben enerzijds de huurders die worden uitgezet als hun woning onderbezet is. Anderzijds hebben we huurders die, zoals u steeds zegt, kapitaalkrachtig zijn, en die, als ze in een onderbezette woning wonen, een afkoopsom op tafel kunnen leggen. Ze betalen gewoon een extra en komen dus weg met die onderbezettingsvergoeding. Het is niet goed dat we twee soorten huurders hebben die in eenzelfde complex of buurt wonen.
Wie zijn die mensen die dat echt nodig hebben? Ik heb verschillende, om niet te zeggen alle, mensen uit diverse sectoren in de hoorzitting net horen verdedigen dat er wel degelijk een verschil is tussen de inschrijvings- en de toewijzingsvoorwaarden, net omdat sociaal wonen als doel moet hebben die woonbehoefte weg te werken. Als we dat vandaag erkennen, dan betekent dat net dat het wegwerken van de woonbehoefte ervoor zorgt dat er een verschil is tussen de inschrijvings- en toewijzingsvoorwaarden. Het kan juist niet de bedoeling zijn dat iemand vandaag een sociale woning krijgt toegewezen, dat we hem daarna die sociale woning afpakken, om hem, als hij opnieuw in de armoede is beland, weer op de wachtlijst te zetten en dat we dan weer in een sociale woning voorzien. Net omdat we voorstander zijn van die sociale mobiliteit op lange termijn, vinden we dat dit geen goed systeem is.
Mevrouw Hostekint, u zegt dat de Brusselse woningmarkt niet dezelfde is als de Vlaamse. Dat klopt. Maar er is een onderscheid tussen het principe en de modaliteiten. In Brussel vindt u het een goed principe en in Vlaanderen niet. De reden waarom we in Vlaanderen andere modaliteiten voor de tijdelijke huurcontracten willen invoeren, is net omdat we het verschil tussen de Brusselse en Vlaamse markt erkennen. Alleen is het zo dat uw verhaal niet echt consistent is met wat uw partij in Brussel doet. U moet een onderscheid maken tussen het principe en de modalititeiten. Wat u de ene dag wel goed vindt, vindt u de andere dag niet goed. Het is moeilijk om daar een lijn in te trekken. Maar we erkennen die verschillen tussen de twee woningmarkten in de onderscheidende factoren die de modaliteiten zijn.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 814/1)
– De artikelen 1 tot en met 65 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.