Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, gisteren werd bekendgemaakt hoe de 100 miljoen euro voor de zorg- en welzijnsinfrastructuur wordt verdeeld. Dat is, zeker in deze tijden, een bijzonder groot bedrag, dat kan en zal worden geïnvesteerd in projecten en gebouwen in heel wat sectoren.
In uw persbericht geeft u een gedetailleerd overzicht, maar belangrijk voor mij is dat er 30 miljoen euro naar de sector personen met een handicap gaat. Ik hoef niemand in dit halfrond te overtuigen van de noden van deze sector vandaag.
Ook in andere sectoren komt er nu echter ruimte om te verbouwen en nieuwe projecten in gang te zetten. Dat kan nu onder andere in de wijkgezondheidscentra, de centra algemeen welzijnswerk, de centra voor geestelijke gezondheidszorg, de bijzondere jeugdbijstand, de kinderopvang, de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, kortom in een heel wat sectoren die op dit spreekgestoelte heel vaak aan bod komen net omdat ze zoveel noden en vragen hebben. Gelukkig kunnen nu heel wat projecten die in deze sectoren liggen te wachten, door deze middelen werkelijkheid worden. De projecten waren bekend, ze waren ingediend en de budgetten waren vastgelegd. Nu is de verdeling gemaakt. De cirkel is rond en de spade kan de grond in. Er wordt gebouwd aan nieuwe plaatsen en meer ruimte voor gezondheid, zorg en welzijn.
De financiering verloopt via het VIPA. Wanneer ik optel wat u hebt verdeeld, minister, kom ik op 93 projecten ten belope van 88 miljoen euro. Dat betekent dat er nog 12 miljoen euro kan en hopelijk ook zal worden toegekend in 2016. Dat brengt me bij mijn vraag: wanneer en in welke sectoren wilt u dat resterend bedrag investeren en welke criteria zult u daarbij hanteren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Jans, dat het om 100 miljoen euro gaat, zal het parlement niet verbazen. Het bedrag staat uiteraard in de begroting ingeschreven en tijdens de bespreking hebben we daarover ook uitleg gegeven. We hebben inderdaad gekeken welke dossiers klaar waren en we hebben getracht de fondsen over de sectoren te verdelen. Daarbij hebben we natuurlijk ook bepaalde objectieve criteria gebruikt om de toewijzing te verantwoorden. Het is belangrijk uit te leggen hoe het systeem nu loopt. De keuzes zijn gemaakt. Nu moeten de dossiers individueel en onder toezicht van Financiën worden afgehandeld. Dat zal in de loop van de komende maanden gebeuren.
We hebben ervoor gekozen niet alle middelen meteen een bestemming te geven. Dat heeft met twee belangrijke afwegingen te maken. Ten eerste kunnen we niet uitsluiten dat zich in de loop van het jaar nog dringende zaken aandienen die we adequaat moeten kunnen beantwoorden. Ten tweede weet u dat voor twee sectoren de financiering niet via de klassieke procedure zal verlopen, namelijk voor de residentiële ouderenzorg en de ziekenhuissector. Voor de residentiële ouderenzorg wordt met een forfaitair systeem gewerkt. Dat is ook al toegelicht tijdens de begrotingsbesprekingen. Dat systeem moet geleidelijk opgebouwd worden. We hebben de intentie om er toch voor te zorgen, binnen de budgettaire lijnen, dat de opbouw van dat systeem een beetje perspectief krijgt. Wegens die twee afwegingen werd op dit ogenblik niet zomaar alles vastgelegd.
Met deze operatie kan natuurlijk wel het leeuwendeel van wat op touw stond afgehandeld worden. Voor twee sectoren kunnen we dat niet helemaal doen, namelijk de kinderopvang en de sector personen met een handicap. Er is een principe van ‘first in, first out’ toegepast, dat is afgekapt op een bepaalde datum. Voor de sector personen met een handicap werd gekeken naar welke engagementen er vroeger al werden genomen onder het oude systeem. Inhoudelijk is ook nagegaan of dossiers door de invoering van de persoonsvolgende financiering niet gehypothekeerd werden en of er daardoor geen tegenstrijdigheden ontstaan.
Ik dank de minister voor zijn antwoord en ik begrijp dat het restbedrag niet direct zal worden toegekend op basis van een aantal criteria maar dat het achter de hand wordt gehouden voor precaire gevallen zoals we die in deze sector wel tegenkomen. Ik ga ervan uit dat de timing behouden blijft. De VIPA-financiering voor de ziekenhuizen en de residentiële ouderenzorg zou ingaan in 2016. Ik ga ervan uit dat die die belofte kan worden nagekomen, althans wat betreft de verbouwing en de nieuwbouw. Goede zorgideeën hebben is goed, maar zonder gebouwen om kinderopvang of bijzondere jeugdzorg in te organiseren of mensen met een handicap in op te vangen, blijft het zeer moeilijk.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, we zijn blij dat de knopen zijn doorgehakt. 100 miljoen is inderdaad een groot bedrag, dat nu geïnvesteerd kan worden in infrastructuur. We zijn blij dat er een evenredige verdeling gemaakt is. U stelt ons gerust met de mededeling dat u nagenoeg alle vragen hebt kunnen honoreren en dat er alleen in de kinderopvang en de sector personen met een handicap nog precaire dossiers zijn. Inzake woonzorgcentra gaat u een nieuw financieringssysteem uitzoeken.
Worden voor de sectoren die nu nog niet gehonoreerd kunnen worden, namelijk kinderopvang en personen met een beperking, stappen gezet om te kijken of er samenwerking mogelijk is met privé-investeerders? Ik denk dat daar zeker wel mogelijkheden zijn om sneller vooruitgang te boeken, en daarvoor zal ondersteuning van u als minister ook nodig zijn.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik stel vast dat er ook 6,5 miljoen euro is geïnvesteerd in wijkgezondheidscentra. Ik vind dat raar omdat we toch bezig zijn met vernieuwing rond de eerstelijnsgezondheidszorg. De uitdagingen zijn niet min: we hebben meer chronische patiënten, er is meer comorbiditeit, er zijn meer ouderen, we zien meer burn-out en uitval bij huisartsen, er is nood aan rationalisering van de overlegmomenten. Ik vind het bijzonder jammer dat er geïnvesteerd is in één organisatievorm, die aldus bevoordeeld wordt. We weten dat slechts 2,5 procent van alle patiënten ingeschreven is in een wijkgezondheidscentrum. We weten dat daar per arts de helft minder patiënten worden gezien. We weten dat die centra vooral een jonge patiëntenpopulatie hebben, wat betekent dat de chronische patiënten vooral worden gezien door de gewone huisartsen die al onder druk staan. Daarom denk ik dat meer investeren in die dure medische huizen de problemen in de huisartsengeneeskunde niet gaat oplossen.
Mijn vraag is: was het niet beter geweest die subsidie aan te wenden voor impulseo I om jonge artsen te stimuleren om zich in bepaalde zones te gaan vestigen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, uiteraard zijn we blij met elke cent die naar bijkomende zorg gaat, want dat is broodnodig, maar ik denk dat het veel te kort door de bocht is om te zeggen dat de cirkel nu rond is, laat staan dat alle projecten op het schap gefinancierd zijn. U trekt 30 miljoen euro uit voor gehandicaptenzorg, terwijl er 115 miljoen euro aan projecten gevraagd zijn. In totaal trekt u 88 miljoen euro uit, maar in de klassieke financiering staat er een lijstje open van 160 miljoen euro. U stelt een forfaitair systeem voor rusthuizen in het vooruitzicht. Meer dan een miljard euro, 171 projecten staan daar vandaag nog open, maar we zien het geld voor de financiering van dat systeem niet. En ik heb u geen enkel woord horen zeggen over de renovatie van ziekenhuizen, waar we ook nog eens een miljard euro aan projecten staan hebben en waar we noch het systeem, noch de middelen zien.
Minister, hoeveel middelen hebt u nodig om die noodzakelijke investeringen af te dekken? Hoe zult u beletten dat finaal de factuur bij de gebruiker, bij de rusthuisbewoner, bij de ziekenhuisgebruiker terechtkomt?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is uiteraard positief dat er weer middelen zijn om te investeren. Dat was broodnodig. Je kunt zeggen dat 100 miljoen euro weinig is, maar het is een start. Er liggen inderdaad nog voor 2 miljard euro projecten op de plank. Met deze 100 miljoen euro is er hopelijk weer een investeringsklimaat ingezet, dat meerdere jaren zal duren, want er is nog een heel traject te gaan.
Dit is volgens de klassieke VIPA-methode (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden). We hebben daar allemaal kritiek op gehad. Er is gevraagd om naar een nieuwe methode te gaan. Wat is uw timing om ervoor te zorgen dat die nieuwe financieringsmiddelen er komen en dat de investeringen die we doen, conform de Europese regels zijn?
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, het doet uiteraard altijd juichen dat er extra middelen worden gevonden voor de zorg- en welzijnssector. Deze 100 miljoen euro gaan effectief naar infrastructuurwerken en gebouwen, en niet naar andere vormen die nodig zijn in de zorgsector. We moeten het ‘wij doen het zo goed’-berichtje dat deze week in de kranten stond, dus toch wat in het geheel bekijken. De echte proef op de som moet nog genomen worden. Zijn de wachtlijsten bij de zorgcentra weggewerkt? Zijn de wachtlijsten in de kinderopvang weggewerkt? Zijn de wachtlijsten bij de voorzieningen voor gehandicapten weggewerkt? Worden er genoeg middelen uitgetrokken voor personeelsomkadering? Op al die vragen moeten we een positief antwoord kunnen geven, als we van een echte kentering willen kunnen spreken.
U hebt nu een budget vrijgemaakt voor 2016, maar wat nadien? Het is voor iedereen duidelijk dat die 100 miljoen euro uiteraard niet voldoende is en dat er bijkomende middelen nodig zullen zijn, ook in de komende jaren.
Collega’s, het is juist dat er op de financiële markten een aantal belangrijke opportuniteiten zijn. Ik probeer ook heel wat sectoren en sociale ondernemers aan te sporen om een beetje expertise op te bouwen en te kijken of nieuwe financiële producten en mogelijkheden niet kunnen worden aangewend. Dat is heel erg actueel.
Dat doet natuurlijk niets af aan de vraag wie een deel van de financiering van het project betaalt, vanuit de overheidspositie. Je kunt op de markt zeker een aantal partijen vinden die kapitaal ter beschikking kunnen stellen, maar die vragen daar uiteraard ook een vergoeding voor, al is dat op dit moment zeker niet wat we zoveel jaren geleden gekend hebben. Vanuit het perspectief van de gebruiker, van de exploitant, wordt wel de vraag gesteld: in welke mate moet men dat 100 procent zelf financieren? Of is er een overheidsinterventie? En dat is de investeringssubsidie, of je die nu eenmalig doet, via VIPA, of je doet die via een ander systeem – vroeger de gebruikersvergoedingen – op jaarbasis voor een aantal sectoren.
Mevrouw Jans, ik ben dus absoluut vragende partij en probeer ook partijen aan te moedigen om daarop in te zetten, maar het doet geen afbreuk aan de verwachting dat de overheid daar op een of andere manier een kleine of grote bijdrage in doet, als het gaat over de investeringssubsidie.
Het tweede punt heb ik in de commissie al toegelicht. We hebben ondertussen het advies van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) over de vraag of we voor een aantal sectoren het vroegere jaarlijkse systeem van gebruikersvergoedingen kunnen omzetten in een forfaitair systeem dat het gebruik van infrastructuur in de exploitatie vergoedt. Het antwoord is ja, mits een aantal randvoorwaarden. En dus is de afspraak gemaakt dat er op die twee sporen – woonzorgcentra en ziekenhuizen – een techniek wordt ontwikkeld.
We zijn die aan het voorbereiden met de sector en uiteraard met de minister van Financiën en Begroting. We proberen het systeem een reglementaire basis te geven in de loop van het jaar. Het zal ook maar gefaseerd worden ingevoerd voor de ziekenhuizen, bovendien opgedeeld in een deel voor instandhoudingswerken en echt strategische investeringen. We gaan dus proberen om ook die stukken terug op de rails te krijgen en dan is het hele palet, wat de investeringssubsidies betreft, afgedekt.
Voor de wijkgezondheidscentra is de bestaande regelgeving en wetgeving toegepast. Er zijn natuurlijk een aantal organisaties die verwachten dat er een aantal zaken worden gehonoreerd. Dat zijn allemaal vragen die in de loop van de voorbije jaren zijn toegekomen. We hebben getracht om binnen de reglementering na te gaan hoe we ze nu kunnen goedkeuren. Uiteraard begrijp ik ook wel dat de eerstelijnsconferentie een vraag zal hebben over hoe je omgaat met de goede praktijken en met praktijkondersteuning. Op dat moment moeten we ook met het werkterrein over die vraag en over Impulseo en de toekomst van Impulseo kunnen spreken.
Er was ook de vraag naar hoeveel middelen er nog nodig zijn. Wij gaan voor twee sectoren het ‘forfaitiseren’, wat betekent dat we de sectoren ook responsabiliseren maar ook meer vrijheid geven. Mijnheer Van Malderen, net door het forfaitiseren en het terug proberen te doen in functie van het gebruik van de woonzorgcentra en de ziekenhuizen, kunnen we het terug in een stelsel brengen zodat het jaarlijks wordt aangerekend. Dat is de reden waarom we naar die techniek hebben gegrepen. In die zin is het opbouwen om in die logica te komen. Ik begrijp uiteraard zeer goed uw kritische houding, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik tijdens de begrotingsbespreking ook u regelmatig heb horen zeggen dat die 100 miljoen euro geen 100 miljoen euro is. Ik kan nu zeggen dat we de machtiging zullen geven binnen dat budget en dat die projecten dus effectief kunnen worden gehonoreerd.
Het mag inderdaad worden gezegd dat deze sector al ondernemend is. Tussen 2015 en 2018 komen er meer dan 8400 woongelegenheden bij in de ouderenzorgsector. We stimuleren dus het ondernemerschap in de mate van het mogelijke.
Ik wil afsluiten met nog een woord over de wijkgezondheidscentra. Collega Saeys, ik ben het jammer genoeg oneens met u. In de vorige legislatuur of de legislatuur daarvoor hebben wij een parlementair initiatief genomen waardoor de wijkgezondheidscentra net kunnen gebruikmaken van de VIPA-subsidies. Wat dat betreft, vinden wij het zeer positief dat ze hierbij staan en worden gesubsidieerd, net omdat ze met een moeilijk bereikbare doelgroep werken. Ze doen volgens mij heel goed werk, en ik vind dat zeer positief. (Applaus bij CD&V)
De actuele vraag is afgehandeld.