Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Koen Van den Heuvel bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van decreet van Kathleen Helsen, Jo De Ro, Koen Daniëls, Jos De Meyer, Kris Van Dijck en Ingeborg De Meulemeester houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Het gaat om een voorstel van decreet dat op 1 november in werking zou moeten treden. Ik denk dat bij dezen duidelijk is aangetoond dat dit het best vandaag wordt behandeld.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, dit is eigenlijk een voorstel van decreet dat twee duidelijke luiken inhoudt: enerzijds de flexibilisering van de programmatiemogelijkheden voor het secundair onderwijs en anderzijds onthaalonderwijs voor kleuters. Het eerste luik, over het secundair onderwijs, dat moet ingaan op 1 november, is hoogdringend. Ik wil daar in meegaan met de meerderheid. We willen dat ook goedkeuren. We steunen die flexibilisering van die programmatiemogelijkheid. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, een deel is dringend en moet met spoed worden behandeld, maar een ander deel is dat niet. Daarom zouden we amendementen willen indienen. Maar omdat we dat nu hebben doorgekregen, hebben wij die kans niet meer.
Dus wij vragen de meerderheid om fair te zijn en om het deel dat hoogdringend is, nu te behandelen, en het andere deel met een week uit te stellen zodat wij amendementen kunnen indienen die het decreet Onthaalonderwijs voor Anderstalige Nieuwkomers (OKAN) voor kleuters – de aanpassing – zouden verbeteren. Dat is mijn vraag. Er is een stuk hoogdringend, maar er is ook een stuk niet-hoogdringend.
Als u amendementen wilt indienen, dan krijgt u die kans, en schors ik de vergadering tot uw amendementen zijn ingediend. Dan delen we die uit en stemmen we daarover. Dat is geen enkel probleem.
De heer De Ro heeft het woord.
In tegenstelling tot wat wordt gezegd, roepen we niet alleen de hoogdringendheid in voor het secundair onderwijs, maar ook voor het kleuteronderwijs, het tweede luik. Het gaat misschien pas in na de vakantie, maar die kinderen moeten nu al naar school gaan. Er zijn nogal wat schoolbesturen die er best van worden overtuigd dat die middelen er komen. Als we te lang wachten met dat signaal, dan verliezen we tijd op het terrein. Ik heb zelf in de commissie de namen genoemd van een aantal kinderen die na de herfstvakantie in de stad Vilvoorde naar school gaan. Het is goed voor die schoolbesturen en leerkrachten om te weten dat deze wetgeving hier vandaag met spoed wordt behandeld en dat de middelen beschikbaar zullen worden. Er zijn zelfs scholen die gaan prefinancieren. Maar prefinancieren kun je pas doen als het parlement duidelijk stelling heeft ingenomen dat deze wetgeving er moet komen. De spoed is dus niet alleen vereist voor het secundair onderwijs, maar ook voor de andere delen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik treed de heer De Ro bij. We hebben hier twee weken geleden in de commissie Onderwijs over gesproken. Mevrouw Meuleman, vorige week hebt u hierover een actuele vraag gesteld. We moeten die scholen zekerheid bieden. Binnen de begroting is een budget uitgetrokken om een aantal stappen te kunnen zetten. Het is goed dat we nu duidelijkheid creëren en niet moeten wachten tot volgende week. Het is goed dat we vaart nemen en dat we voor alle scholen – kleuter-, lager en secundair onderwijs – duidelijk maken wat er staat aan te komen zodat zij zich kunnen organiseren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Vanuit mijn ervaring in de stad Sint-Niklaas moet ik de heer De Ro volledig gelijk geven. Er is hoogdringendheid vereist voor het geheel.
Voorzitter, dan vraag ik u om de vergadering te schorsen zodat wij onze amendementen kunnen indienen.
Mevrouw Meuleman, als u akkoord gaat met de spoedbehandeling, dan gaan we over tot de spoedbehandeling. Intussen kunt u amendementen voorbereiden en indienen. Ik kan moeilijk gedurende uren de vergadering schorsen. Dat is toch ook niet de bedoeling. U kennende, weet u perfect wat u in dat amendement wilt zetten. Dat is toch positief gezegd?
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Is het parlement het eens met dat voorstel tot spoedbehandeling? (Instemming)
Dan stel ik voor dat het voorstel van decreet van Kathleen Helsen, Jo De Ro, Koen Daniëls, Jos De Meyer, Kris Van Dijck en Ingeborg De Meulemeester houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Kathleen Helsen, Jo De Ro, Koen Daniëls, Jos De Meyer, Kris Van Dijck en Ingeborg De Meulemeester houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Ik zal een toelichting geven bij de verschillende artikelen omdat het voorstel van decreet pas nu is bezorgd en er een onmiddellijke behandeling wordt gevraagd.
We hebben mogen vaststellen dat er een vluchtelingenstroom is die ook zijn consequenties heeft voor het onderwijs, waar die kinderen en jongeren moeten worden opgevangen. Dit voorstel van bepalingen is een voorstel van tijdelijke aard, van 1 januari 2016 tot 30 juni 2016, wat de ondersteuning van anderstaligen in het kleuteronderwijs versterkt en de programmatie van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) in het secundair onderwijs versoepelt.
Het voorstel van decreet bestaat uit acht artikelen. Zoals altijd bij Onderwijs, begint artikel 1 met het gegeven dat het om een gemeenschapsaangelegenheid gaat. Het laatste artikel, artikel 8, geeft aan dat het een voorstel van decreet is dat ingaat op 1 november.
Ik zal nu de andere artikelen kort toelichten. De artikelen 2 tot en met 5 gaan over basisonderwijs, de artikelen 6 en 7 over de programmatie in het secundair onderwijs.
In artikel 2 staat dat de Vlaamse Regering voor de omkadering voor het schooljaar 2016-2017 een systeem zal uitwerken dat de lestijden volgens de schalen in het kleuteronderwijs hertelt op 1 juni 2016 voor scholen met een stijging van niet-Nederlandstalige kleuters jonger dan 5 jaar. In de artikelen 3 tot en met 5 staat opgenomen dat anderstaligen, jonger dan 5 jaar, momenteel geen omkadering hebben zoals anderstalige nieuwkomers van 5 jaar en ouder. Daarnaast tellen de meeste scholen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar en dus vertaalt de stijging van het aantal leerlingen zich pas met vertraging in de scholen. Daarom wordt er tijdelijk, voor het schooljaar 2015-2016, voorzien in een extra financiële ondersteuning voor bijkomende anderstaligen jonger dan 5 jaar. Scholen hebben recht op 950 euro ondersteuning per bijkomende niet-Nederlandstalige, jonger dan 5 jaar, die de school op de eerste schooldag van februari 2016 telt.
Het stimuleren van de totale ontwikkeling van kleuters is zeer belangrijk. In deze regeling bepalen we expliciet dat die bijkomende middelen uitsluitend voor taalstimulering kunnen worden gebruikt.
In artikel 6 is de versoepeling van de programmatie opgenomen, zoals in artikel 7 verder wordt toegelicht. Dat betekent dat een opstart na 1 februari mogelijk wordt. De datum 1 februari geldt echter standaard als tellingsdatum van het leerlingenbestand voor de financiering of subsidiëring van het daaropvolgende schooljaar. Derhalve moet bij een laattijdige opstart, die wij met dit voorstel van decreet mogelijk maken, ook een alternatieve tellingsdatum worden vastgelegd die een verificatie toelaat, voorafgaand aan de berekening van de middelen die de betrokken leerlingen genereren. Naar analogie van wat momenteel al vigeert voor de opleidingen Se-n-Se (Secundair-na-Secundair) en hbo5-verpleegkunde (hoger beroepsonderwijs), wordt die datum op 1 juni vastgelegd. Vanaf het daaropvolgend schooljaar is de gebruikelijke tellingsdatum van 1 februari wel hanteerbaar. Als in het oprichtingsjaar het onthaalonderwijs toch al vóór 1 februari wordt ingericht, kan 1 februari als referentiemoment blijven gelden en wordt van onderhavige alternatieve regeling geen gebruik gemaakt.
In artikel 7 staat dat de huidige organisatie en financiering van het onthaalonderwijs secundaire scholen al toelaat om flexibel in te spelen op snel wijzigende situaties. Zo wordt de extra omkadering van het onthaalonderwijs doorheen het schooljaar aangepast bij stijging of daling van het aantal anderstalige nieuwkomers en kan het aanbod onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers binnen een scholengemeenschap waar het al wordt ingericht, zonder overheidsgoedkeuring worden uitgebreid. Door de verwachte toename van het aantal anderstaligen moet, waar nodig en flexibel, in meer extra capaciteit kunnen worden voorzien. Dat betekent dat ook scholengemeenschappen waar vandaag geen onthaalklas wordt ingericht, snel dat aanbod moeten kunnen organiseren. De programmatieregeling voor het onthaalonderwijs bepaalt dat een scholengemeenschap waar vandaag nog geen onthaalonderwijs wordt ingericht, daarvoor een aanvraag moet indienen bij de Vlaamse Regering en dat aanbod, mits overheidsgoedkeuring, pas kan inrichten vanaf het daaropvolgende schooljaar.
Om korter op de bal te kunnen spelen, wordt de programmatieregeling voor dit structuuronderdeel nog dit schooljaar, namelijk vanaf 1 november 2015 vandaar de spoedbehandeling –, versoepeld en dat tot zolang de Vlaamse Regering van oordeel is dat de vluchtelingencrisis stabiliseert of afneemt. Concreet betekent dit dat de adviesprocedure evenals de beslissingsbevoegdheid van de Vlaamse Regering ongewijzigd blijven, maar dat programmaties doorheen het volledige schooljaar mogelijk worden. De Vlaamse Regering zal haar beslissingen binnen een kort tijdsbestek nemen en zich expliciet baseren op het criterium of het bestaande aanbod wel of niet de behoeften aan onthaalonderwijs dekt. De Vlaamse Regering krijgt dus delegatie om vast te leggen vanaf welk schooljaar teruggekeerd wordt naar de gewone programmatieregeling.
Dit geeft weer wat er in de verschillende artikelen van het voorstel van decreet is opgenomen.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Helsen had de ondankbare taak om dit zo kort mogelijk te houden en heeft aan een snel tempo de artikelen doorgenomen. Ik wil daar namens mijn fractie een en ander aan toevoegen. Trouwens, bedankt Kathleen, voor de inspanningen van de afgelopen weken.
Collega’s, met dit spoedvoorstel van decreet bewijst het Vlaams Parlement zijn capaciteit en competentie om maatschappelijke noden en uitdagingen snel op te pikken en om te zetten in wetgeving. Als die wetgeving onvolledig of krakkemikkig is, moet een parlement snel ingrijpen, en dat doen we nu.
Dankzij dit voorstel van decreet kunnen scholen die zich nu al voorbereiden om na de herfstvakantie jongeren tussen 12 en 18 op te nemen die hier zijn toegekomen door de asielcrisis, effectief in de school op te vangen. Vlaanderen heeft dat al eens gedaan. Ik zie de heer Landuyt in mijn richting kijken. In de periode dat u mee in de regering zat, zijn we van een handvol scholen – ook secundair – naar meer dan veertig gegaan op een aantal jaren tijd. Zonder dit voorstel van decreet kunnen we dat nu niet meer, want ondertussen is de regelgeving veranderd.
Dankzij dit spoedvoorstel van decreet kunnen scholen die kinderen binnenkrijgen door de asielcrisis tussen 2,5 en 5 jaar rekenen op onze steun. 950 euro zouden ze krijgen voor taalstimulering en het versterken van het Nederlands. Daarnaast bieden wij ook – en daarvoor hebben we heel de pot van 3,1 miljoen euro veil – aan scholen die ten opzichte van vorig jaar een enorme stijging kennen van het aantal anderstalige kleuters, diezelfde ondersteuning.
Als er in een gemeente of in de nabijheid nog een asielcentrum opent na 1 februari – en ik denk dat niemand van de commissie Onderwijs noch van enige andere commissie, denkt dat op 1 februari deze crisis plots zal stilvallen – kunnen die kinderen nog instromen na 1 februari en zullen zij via de telling op 1 juni effectief meetellen om les te hebben op 1 september. Ik wil nog eens onderstrepen dat in deze regelgeving, in tegenstelling tot de onthaalklassen in het basisonderwijs, elk kind zal tellen vanaf het eerste kind en dat men geen zes kinderen moet verzamelen.
Zijn we er nu? Als dit voorstel van decreet straks wordt goedgekeurd, is het Vlaamse onderwijs dan helemaal klaar? Qua wetgeving en budget wel, maar onderschat de situatie niet. De opvang van kinderen die een paar weken geleden nog in een oorlogssituatie zaten en een helse weg naar hier hebben afgelegd, zal niet altijd van een leien dakje lopen. Vandaar dat het in de beslissing van de Vlaamse Regering ten opzichte van een aantal spoedmaatregelen om de vluchtelingencrisis op te vangen, heel belangrijk is dat er ook middelen gegaan zijn naar Welzijn. Deze week zei de minister nog in de commissie Welzijn dat er een call is naar instellingen die willen werken aan traumabegeleiding van deze kinderen. Namens iedereen van de commissie Onderwijs kan ik zeggen dat dit meer dan noodzakelijk is. Ik hoop dat er op die oproep massaal gereageerd wordt door centra voor geestelijke gezondheidszorg, centra voor leerlingenbegeleiding, universitaire en andere ziekenhuizen, kinderziekenhuizen, zodat de leerkrachten en directies niet alleen qua wetgeving en budget maar ook vanuit Welzijn worden gesteund. Dan zullen we het echt wel kunnen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Helsen heeft de grote lijnen goed geschetst. Ook van onze kant: het lijkt soms eenvoudig om zaken aan te passen, maar in de praktijk blijkt dat niet altijd zo evident te zijn.
Artikel 3 van dit voorstel van decreet geeft heel goed weer wat de breedte is: een dringende maatregel in het kader van het stijgend aantal leerlingen met als thuistaal niet de onderwijstaal.
Waarom is het belangrijk om dat zo breed te formuleren? Omdat Vlaamse scholen vandaag al sterk worden geconfronteerd met een extra instroom van anderstalige leerlingen, die we in het jaar waarin ze instromen in het kleuteronderwijs niet honoreren. Daar komen uiteraard de kinderen van vluchtelingen bovenop. We hebben dus een dubbele uitdaging in ons onderwijs. Voor de N-VA is het belangrijk dat de groep die we met die maatregelen in het kleuteronderwijs ondersteunen, niet het Nederlands als thuistaal heeft. Ook de extra kinderen die al in Vlaanderen leven en er in het kleuteronderwijs bij komen, maar de onderwijstaal niet machtig zijn, vormen een extra uitdaging voor ons onderwijs.
Om te zorgen voor de kwaliteit van zowel de kinderen die er al zijn als de extra instappers, of het nu gaat om kinderen met een oorlogsverleden of kinderen die hier vandaag al leven en ook niet het Nederlands als thuistaal hebben, trekken we voor die min 5-jarigen 950 euro uit om rechtstreeks in te zetten. Het is een rechtstreekse inzet voor activiteiten die het Nederlands versterken. Dat maakt dat kinderen in ons onderwijs aansluiting kunnen vinden. Dat maakt dat kinderen vlot kunnen doorstromen. Recent onderzoek toont het aan: als de thuistaal niet het Nederlands is, heb je driemaal meer kans om ongekwalificeerd uit te stromen.
Op dit moment is er in het kleuteronderwijs niets. Deze maatregel zet daarop in. Onderwijs heeft een manier van tellen. Op 1 februari tel je, en dat genereert middelen voor het schooljaar nadien. Elke leerling die er na 1 februari bij komt, telt niet meer. In dit voorstel van decreet maken we dat er wel een extra telling komt op 1 juni. Zo kan de school met een aangroei van kinderen die het Nederlands niet machtig zijn, wel degelijk op 1 september van het volgende schooljaar middelen ontvangen. Dat is cruciaal. Zo geven we die scholen de zekerheid dat als ze opvangen, ze daarvoor middelen genereren.
In het secundair onderwijs is er een programmatieprocedure aan verbonden, die de snelheid waardoor we soms worden gevat in ons onderwijs, niet respecteert. Daarom voorziet het voorstel van decreet in een soepelere en snellere manier die ervoor zorgt dat de scholen die willen programmeren, dat snel kunnen doen. De hoogdringendheid is er gekomen omdat we zowel het kleuteronderwijs dat niets heeft en nu wel degelijk iets zal krijgen voor alle aangroei van anderstaligen, als het secundair onderwijs willen garanderen dat ze op extra middelen kunnen rekenen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Iets is inderdaad beter dan niets, en snelheid is beter dan traagheid. Maar nu moet u ons toch toelaten te zeggen dat we worden gevraagd om op heel erg korte termijn een voorstel van decreet te beoordelen waarover in de diepte al wat discussie is gevoerd in de commissie en in de plenaire vergadering.
We vinden OKAN een goed systeem: scholen extra middelen geven om nieuwkomers, ook kinderen van niet-erkende en erkende vluchtelingen op te vangen, en kinderen van wie de thuistaal niet het Nederlands is, extra te omkaderen. Dat is de evidentie zelve. Dat we OKAN flexibiliseren en uitbreiden tot ons hele leerplichtonderwijs vindt sp.a een zeer goede zaak. Het is positief dat de meerderheid dit voorstel van decreet indient. We zijn ook blij dat we als oppositie werden gevraagd om dit mee te ondertekenen, om mee van gedachten te wisselen.
De sp.a-fractie heeft geoordeeld om niet mee te tekenen, maar wel een amendement op het voorstel van decreet in te dienen. We zijn zeer positief over de flexibilisering van de OKAN-middelen in het secundair onderwijs. Dat is vooral het element dat de hoogdringendheid vraagt en behoeft. We hadden graag onze handtekening mee onder dat luik van het voorstel van decreet gezet. We hebben gesuggereerd aan de leden van de meerderheid om het voorstel van decreet in die zin op te splitsen.
Voor OKAN in het kleuteronderwijs hebben we wel een aantal extra opmerkingen. Scholen zullen u zeggen dat de extra middelen heel welkom zijn wanneer er vluchtelingenkinderen en kinderen wier thuistaal niet het Nederlands is, instromen. Dat staat als een paal boven water. Maar we vrezen dat 3,5 miljoen euro niet zal volstaan om de influx effectief te kunnen omkaderen. We gaan er dan ook van uit dat die 3,5 miljoen euro, die hopelijk in de begroting zal worden voorzien, slechts een opstapje zal zijn en dat het bedrag bij de begrotingscontrole drastisch verhoogd zal worden.
Inhoudelijk hebben we drie opmerkingen. Eigenlijk wordt niet voorzien in de werkingsmiddelen voor kleuters als ze worden ingeschreven na 1 februari 2016. Er is dan geen stijging, en dat betreuren we. We denken dat men zich effectief aan de budgettaire beperkingen heeft moeten houden. De 3,5 miljoen euro zal niet volstaan, en dat weten de leden van de meerderheid ook.
Onze tweede opmerking is heel fundamenteel en niet budgettair van aard. Ze gaat over wat men precies met die extra middelen denkt te moeten doen of wat men aan scholen vraagt te zullen doen. Daar moeten we ons aansluiten bij het advies dat de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) al herhaaldelijk heeft afgeleverd inzake OKAN. De extra omkadering die scholen wordt geboden, zowel in lestijden als in werkingsmiddelen, moet erop gericht zijn om de totale persoonlijkheidsontwikkeling van kleuters te dienen.
Het toeval wil nu dat mensen op het terrein, in het werkveld, zeggen dat het heel weinig zin heeft om kinderen taalles te geven, om aan kleuters tussen 2,5 en 5 jaar taalinitiatie Nederlandse les te geven. Wat veel beter werkt in de praktijk, is om in de vakdidactiek, in de pedagogie, in de klasomgeving, participatief te werken met de kleuters, de nieuwkomers, om met ouders te werken, om sociaal-psychologisch extra aandacht te geven aan die jongeren en om effectief ook rond taalontwikkeling te werken, maar dan ook in de eigen taal, de thuistaal, om zo ook de versterking van het Nederlands al doende te leren.
Het is daarom dat wij niet akkoord gaan met wat in het ontwerp van decreet staat, namelijk dat de extra middelen vooral gericht moeten zijn op taalinitiatie. Wij denken dat het tot de autonomie van de school behoort om daar breder mee om te gaan, om de totale ontwikkeling van kleuters maximaal te kunnen versterken.
We denken, voorzitter, dat de meerderheid dit ook weet, want in de memorie van toelichting staat heel duidelijk dat het stimuleren van de totale ontwikkeling van kleuters belangrijk is. Om daarna, waarschijnlijk op vraag van één bepaalde partij van de meerderheid, heel duidelijk te stellen dat de bijkomende middelen uitsluitend voor taalstimulering kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het aanstellen van het onderwijzend personeel in het teken van initiatie en versterking van het Nederlands. Nochtans zegt het Vlor-advies in elk wetenschappelijk onderzoek dat net voor die kleuters de participatie in de schoolse omgeving veel belangrijker is dan Nederlandse taalinitiatie. En dat het resultaat beter is indien men ook respect heeft voor de thuistaal en werkt met de thuissituatie. We gaan er dus van uit dat ons amendement ook door verschillende partijen van de meerderheid, die dit ook weten, zal worden gesteund.
Een derde opmerking is dat wat betreft de 950 euro waarin men extra voorziet voor de ingeschreven kleuters tussen 1 februari 2015 en 2016, de stijging, ook effectief ‘gekleurd’ moet zijn. Iedereen is het erover eens dat de middelen die erbij komen, niet moeten geïnvesteerd worden in een nieuwe speelplaats of een nieuwe schommel, maar dat ze effectief moeten toekomen bij de kinderen die nieuwkomers zijn, die een andere thuistaal hebben. Ook de inspectie moet dit kunnen controleren zodat gekleurd geld effectief gekleurd geld blijft, weliswaar met respect voor de autonomie en de didactiek van de kleuteronderwijzers en het pedagogisch project van de betrokken scholen.
De sp.a-fractie zal zich dus onthouden met betrekking tot het geheel als ons amendement niet zou worden goedgekeurd, maar we kunnen ons dat nauwelijks voorstellen, collega’s van de meerderheid.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, het betoog van mijn fractie is gelijkaardig. We wachten al een tijdje op dit voorstel van decreet, dat ten eerste een flexibilisering voor onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs mogelijk maakt, en ten tweede ook onthaalonderwijs voor kleuters mogelijk maakt. Ik heb daar al een aantal vragen over gesteld, onder andere vorige week in de plenaire vergadering.
Toen bleek dat het allemaal zo moeilijk liep omdat één partij vragende partij was voor het opzetten van een soort koehandel, waarbij die onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers enkel zouden worden toegekend als een deel qua gelijke onderwijskansen ook zou worden ingezet voor taalbadklassen. Voor ons was dat absoluut onaanvaardbaar. In het nu voorliggende voorstel van decreet is dat voor een stukje afgezwakt. Het is duidelijk dat onthaalonderwijs voor kleuters er komt en dat dit wellicht geen impact zal hebben op de middelen voor gelijke onderwijskansen, op de SES-middelen (sociaal-economische status). Dat heeft de minister me vorige week toch ook verzekerd.
Op zich is dat dus een goede zaak, maar er zit toch nog wel een zweem in van de gedachte dat onthaalonderwijs voor nieuwkomers zich toch wel vooral moet toespitsen op taalonderwijs, dat de middelen uitsluitend daarvoor moeten worden ingezet. Dat staat ook letterlijk zo in artikel 4 van het voorstel van decreet: “Aan de scholen voor gewoon basisonderwijs die aan één van volgende criteria voldoen, wordt een extra toelage toegekend uitsluitend voor activiteiten in het kader van initiatie in en versterking van het Nederlands (...)”
Concreet betekent dit dat er voor kleutertjes 950 euro zal worden toegekend. Dat is toch het bedrag dat ons werd meegedeeld. Die centen kunnen dus enkel worden gebruikt voor taalinitiatie. Dat gaat inderdaad lijnrecht in tegen adviezen van de Vlor, maar inderdaad ook van de sector, die spreken van onthaalonderwijs in de breedte, die zeggen dat de totaalontwikkeling van kleuters belangrijk is. De meerderheid schrijft dat zelf ook in haar toelichting, maar gaat dan toch enkel het inzetten van die middelen toelaten voor taalstimulering. Dat is tegenstrijdig. De sociale integratie en het welzijn van kleutertjes die nieuw in ons land zijn, is uitermate belangrijk. Dat dit enkel kan worden ingezet voor taal, is dus een jammerlijke zaak, ook al omdat dit geld niet als werkingsmiddelen kan worden gebruikt.
Het kan over veel kleutertjes gaan, in scholen die in de buurt van asielcentra liggen. Die komen erbij in die scholen, maar die scholen krijgen voor die kleuters geen extra werkingsmiddelen. Ze mogen die middelen immers alleen maar inzetten voor taalstimulering. Die kleutertjes zullen toch ook mee moeten gaan als er een uitstap is. Die zullen toch ook materiaal moeten hebben in hun klasjes. Voor dat alles krijgen die scholen dus geen extra middelen, want dat geld dat hun wordt toegekend, mag daar niet voor worden gebruikt. Nu weten we hoe krap bij kas de scholen al zitten op het vlak van werkingsmiddelen. In die zin is dat voorstel van decreet, met die beperkende, uitsluitende voorwaarde gericht op taal, voor ons dus echt niet goed. Dit zal scholen toch voor een stuk beperken.
Een andere opmerking is dat die 950 euro extra enkel wordt toegekend voor de kindjes die instappen voor februari. Stel echter dat de Federale Regering in maart of april beslist dat er ergens in een Vlaamse gemeente een asielcentrum zal komen. Die kindjes moeten allemaal nog naar school. Die scholen krijgen dan geen 950 euro extra per kleuter, terwijl scholen bij een asielcentrum waartoe eind januari werd beslist voor alle kleutertjes die naar school zouden gaan, wel 950 euro krijgen. Dat klopt volgens ons niet. Ik meen dat je dit aan alle kleuters moet toekennen, dat je niet kunt discrimineren door dat niet toe te kennen aan kleutertjes die na 1 februari instappen. Je zult als gemeente maar in de situatie verkeren dat je in maart of april zo’n asielcentrum op je grondgebied krijgt.
Dat zijn twee aanpassingen die wij zouden willen doen. We hebben een amendement ingediend op artikel 4, namelijk “uitsluitend voor activiteiten in het kader van initiatie en versterking van het Nederlands” schrappen en vervangen door “voor onthaalonderwijs dat bijdraagt tot het stimuleren van de totale persoonlijkheidsontwikkeling van kleuters”. Zo kunnen die scholen die middelen echt wel gebruiken voor de hele ontwikkeling en de sociale integratie van de anderstalige nieuwkomers.
Het tweede punt is wat complexer om aan te passen. Er moeten verschillende data in verschillende artikelen worden aangepast, onder andere in artikel 173. In de eerste en de tweede paragraaf moet ‘juni’ staan in plaats van ‘februari’. Ook de kleuters die instappen na februari moeten immers recht hebben op die middelen. Dit is echt absurd. Dan wordt het wat complexer in paragraaf 2. We zijn er niet in geslaagd om dat amendement in twee minuten nog uit te schrijven. Ofwel geeft u ons nog wat meer tijd om die aanpassing toch nog te doen en om uit te zoeken wat er veranderd moet worden, ofwel doe ik een warme oproep aan de meerderheid om met die opmerking rekening te houden en om alstublieft ook kleuters die instappen na 1 februari, die extra toelage van 950 euro te geven. Anders is het echt een absurde ongelijkheid. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Meuleman, ik heb u daarstraks gezegd dat als u amendementen wilt indienen, u dat kunt doen. Er is een amendement ingediend op artikel 4. Maar als u eventueel nog meer amendementen wilt indienen, kunt u dat doen. Ik heb dat trouwens ook gezegd aan de fractieleiders van Groen en van sp.a. Ik geef u daar de mogelijkheid toe. Misschien had u in plaats van een uiteenzetting te houden, beter amendementen geschreven. Grapje. (Gelach)
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, wat dat laatste betreft, ben ik het helemaal met u eens. Het zal u bovendien niet verbazen dat ik in tegenstelling tot collega Gennez niet gevraagd ben om dit voorstel van decreet mee te ondertekenen. Ik heb er pas in de late namiddag kennis van genomen, met spoed, zoals dat dan heet. Ik zal me dan ook beperken tot een beknopte toelichting van onze stemhouding ter zake.
Dit voorstel van decreet is onder meer een van de vele gevolgen van de aanhoudende en steeds meer onbeheersbare asielcrisis. De gevolgen manifesteren zich zowel op budgettair als op financieel en op maatschappelijk vlak. Het is ook een van de vele rekeningen die aan de Vlaming gepresenteerd worden, de Vlaming die trouwens niet om die asielinstroom gevraagd heeft en volgens allerlei peilingen ook niet achter het gevoerde beleid ter zake staat.
Bovendien staat de snelheid waarmee dit voorstel van decreet klaargestoomd is en ook met hoogdringendheid aan de agenda toegevoegd en straks gestemd wordt, in schril contrast met de vele noden waarop Vlamingen al jarenlang wachten en waarvoor er nog steeds geen budgetten of voorzieningen zijn.
Ten gronde: wil het Vlaams Belang dat die kleuters en jongeren die hier nu aankomen en die in vele gevallen ook zullen blijven, geen Nederlands leren? Neen, uiteraard niet. Maar die asielinstroom is nog lang niet ten einde en de verschillende regeringen in dit land maken wat ons betreft verkeerde keuzes. Het blijft dus dweilen met de kraan open. Omwille van die argumentatie, voorzitter, zullen wij ons straks op dit met spoed ingediende voorstel van decreet onthouden.
Voorzitter, collega Gennez doet een oproep om dit te monitoren. De regering is er heel duidelijk over geweest, ook in de commissie Algemeen Beleid, dat in alle beleidsdomeinen waar we met de gevolgen van de vluchtelingecrisis zitten, er strak zal worden gemonitord. Er is binnen de regering ook een comité voor.
De 3,1 miljoen euro die hier uitgetrokken wordt, is een stukje van alles wat er uitgetrokken wordt. U weet zelf ook dat voor de 5- tot 18-jarigen in het onthaalonderwijs in Vlaanderen er een openendfinanciering is. Dat betekent dat de Vlaamse overheid een veelvoud gaat investeren om die jongeren een jaar die extra bagage, die extra duw in de rug te geven.
Er wordt gezegd dat er een zweem van gedachte in zit dat dit eigenlijk tegen een aantal dingen ingaat. Er wordt verwezen naar wetenschappers en mensen die adviezen geven. Ik heb heel duidelijk de vraag naar spoed gehoord. Vorige week tijdens de actuele vraag van mevrouw Meuleman heb ik een aantal adviezen voorgelezen van de drie grootste koepels waarin staat dat we vooral snelheid moesten maken.
Elke kleuter die instroomt, genereert ook instaplestijden. Scholen krijgen middelen voor de pedagogische methodes die in het kleuteronderwijs worden gehanteerd. Hier geven we extra middelen. De ervaring in mijn thuisstad leert me dat het heel belangrijk is dat die kinderen het Nederlands machtig zijn om ze zo snel mogelijk te integreren tussen alle andere kinderen. Hoe scholen dat doen, met welk handboek, met welke methode, op welke wijze en met welk personeel, is in de sterke traditie binnen het Vlaams onderwijs geheel aan hen. Het is wel heel duidelijk dat die middelen gekleurd zijn. Het bedrag van 950 euro staat letterlijk in het voorstel van decreet.
Waarom is die kleuring zo sterk? Ik verwijs naar het rapport van het Rekenhof: “Opdat de extra middelen een effectief gelijkeonderwijskansenbeleid van de scholen voldoende zouden ondersteunen, kan worden overwogen ze selectiever toe te kennen.” Dat doen we bij dezen. We kennen ze selectief toe. Mevrouw Gennez, u zegt: “Laat ze gewoon in de kleuterschool in de omgang met elkaar Nederlands spreken.” Ik moet u uit Mechelen toch niet uitleggen dat er kleuterscholen zijn waar de omgangstaal niet het Nederlands is omdat er in sommige klassen nauwelijks kinderen zijn die als thuistaal Nederlands hebben. Hun eerste taal is niet het Nederlands. Ze proberen met elkaar te communiceren, maar ze vinden geen andere kleuters die Nederlands spreken omdat ze er niet zijn.
Er wordt ook gepleit voor het betrekken van de thuistalen. Welke dan juist? Er is een enorme heterogeniteit in de kleuterscholen. Begin maar als kleuteronderwijzer of kleuteronderwijzeres. Welke thuistaal leer je zelf? Hoe ga je ermee om? Hoe betrek je dat? We moeten vooral kijken naar wat gebeurt in de klas en in de school. We kunnen boven de hoofden wel zeggen dat het zal lukken. We ontkennen niet dat het belangrijk is dat kinderen met elkaar spreken, maar er zijn ook nog andere kleuters in die klas waar tijd en energie naartoe moet gaan. De leerkrachten moeten dat rondkrijgen.
De Vlaamse Regering heeft wel degelijk gedacht aan de ouders en het psychosociale aspect. Voor de ouders is er een aparte lijn om NT2 te leren. Voor psychosociaal welzijn is er een aparte lijn met aparte budgetten voor psychosociale ondersteuning. De iets meer dan 3 miljoen dient om de 950 euro te dekken. De hertelling op 1 juni is wel degelijk een hertelling zoals we er nu al kennen. Dat zit in de openendfinanciering. U doet alsof er enkel die 3 miljoen is, maar dat klopt niet. De OKAN-regeling die bestaat in het lager en secundair onderwijs, blijft bestaan. Ook die middelen moet de Vlaamse Regering zoeken op de begroting die onder druk staat. Laat ons kijken naar de merites van het decreet die mevrouw Helsen en de heer De Ro al hebben belicht. We kleuren een aantal zaken in en stellen ze duidelijk in het belang van de kinderen die instromen maar ook in het belang van de andere kinderen en de leerkrachten.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, u betichtte ons vorige week van een koehandel. Ik heb toen duidelijk gezegd wat onze visie in zijn algemeenheid is en dat het nog altijd aan parlementsleden is om visies en gedachten te ventileren.
Ik ben de collega’s en de ambtenaren erkentelijk dat ze al die weken hebben gewerkt aan een oplossing voor een acuut probleem. Op dit moment is er in niets voorzien voor anderstaligen in kleuterscholen. Het gaat over maatregelen voor dit en volgend schooljaar. We zijn ervan overtuigd dat de anderstaligheid van onze jongsten er ook morgen en overmorgen nog zal zijn. We denken evenwel dat we hier een grote aanzet geven voor een grote initiatie, zodat ook de allerjongsten mee zijn. We zetten in op maatregelen om het acute probleem aan te pakken, maar we doen dat met een langetermijnvisie voor maatregelen die we in het verleden misschien te lang hebben uitgesteld of niet hebben genomen.
Voorzitter, collega's, vooreerst wil ik mijn dank uitdrukken voor uw waardering vanuit de oppositie voor dit voorstel van decreet. U zegt dat u het anders zou aanpakken. Wij hebben met de budgettaire mogelijkheden voor ogen onderzocht welke maatregelen mogelijk zijn. Ik wil daarbij benadrukken dat we zijn vertrokken van de vaststelling dat er vandaag voor het kleuteronderwijs niets is. U zei dat het positief is dat er middelen worden vrijgemaakt. We deden dat om aan het probleem te remediëren. Precies om het probleem aan te pakken waarover u een amendement indient, hebben we een extra teldatum, 1 juni, ingelast: om te voorkomen dat de kinderen die na 1 februari instromen voor het volgend schooljaar niet zouden meetellen. Zo willen we zo vlug mogelijk inspelen op de noden.
We zijn er ons ten zeerste van bewust dat de scholen met grote uitdagingen worden geconfronteerd. Vandaar dat we extra ondersteuning van de kleuterscholen willen aanbieden. In de memorie van toelichting is daarover een hele paragraaf opgenomen. U bekritiseert het feit dat heel gedetailleerd wordt gezegd waaraan de middelen mogen worden besteed. We zeggen heel duidelijk dat de scholen de middelen moeten inzetten voor zaken die de kinderen ten goede komen. Scholen moeten heel concreet nadenken over hoe ze met kinderen aan de slag gaan om de taalontwikkeling te stimuleren. Die taalontwikkeling staat niet los van de totaalontwikkeling van het kind. Taal is daarin een centraal gegeven. De kleuterscholen moeten nadenken hoe ze dat in concreto zullen doen. Hoe dat moet gebeuren, leggen we niet op. Mevrouw Meuleman zei dat men kleuterscholen verplicht om de omkadering op te voeren. Neen: we kennen werkingsmiddelen toe, en de scholen kiezen zelf of ze daarmee extra materiaal zullen aankopen dan wel extra personeel zullen aantrekken. Ze krijgen de vrijheid om zelf te kiezen hoe ze de totale ontwikkeling van het kind stimuleren. Wegens de anderstaligheid is extra inzetten op taalontwikkeling nodig.
Vandaar dat wij dat expliciet vermelden. Het veronderstelt dat scholen erover nadenken. Hoe zij dat concreet doen, leggen we als overheid zeer duidelijk niet op en dat willen we in de toekomst ook absoluut niet doen.
Dank, mevrouw Helsen en mijnheer De Ro, om inderdaad op te merken dat we niet over de hele lijn negatief zijn over het ingediende voorstel van decreet, integendeel. We hebben ook niet aangekondigd dat we tegenstemmen. We denken wel dat het voor verbetering vatbaar is, mijnheer Van Dijck.
Ik dacht in al mijn goedgelovigheid dat er 3,5 miljoen euro uitgetrokken zou worden, maar u stelt mij teleur, mijnheer De Ro, want u zegt dat het maar om 3,1 miljoen euro gaan. Zelfs 3,5 miljoen euro zou een ontzettend klein bedrag zijn, een druppel op een hete plaat.
We denken dat het onvoldoende zal zijn, omdat men effectief een discriminatie dreigt te veroorzaken voor kleuters die instromen na 1 februari 2016 en vóór 30 juni 2016. Zij zullen niet in aanmerking komen voor de extra toegekende omkadering. Dat lijkt ons een gevaar. Ook de scholen die extra kleuters opvangen na 1 februari 2016, zullen in materiaal moeten voorzien, een kleuteragenda. Misschien is er nood aan een extra juf voor zorgomkadering in de klas of een extra taalinitiator, wie weet. Daar is extra geld nodig. Als het niet kan bij de opmaak, hopen we dat het minstens bij de controle kan worden gepland.
Ik ben blij, mijnheer De Ro, dat u duidelijk zegt dat er is afgesproken dat er zal worden gemonitord dat de middelen toekomen waar ze zijn bedoeld en dat ze effectief ten goede komen van de kinderen met een andere thuistaal of zij die hier zijn toegekomen met hun gezin in het kader van de vluchtelingenproblematiek. Ik stel voor dat we een echt monitoringinstrument ontwikkelen, zodat we in het Vlaams Parlement in het kader van de interministeriële conferentie of het Overlegcomité feedback krijgen over wat waar gebeurt met de extra middelen.
Mijnheer Daniëls, u hebt verwezen naar het onderzoek van het Rekenhof. Dat is appelen met peren vergelijken. Het Rekenhof heeft inderdaad gezegd dat er bijkomende transparantie nodig en mogelijk is om de effectiviteit te meten van de gekleurde werkingsmiddelen. Maar laat nu net uw partij vragende partij zijn, en zo staat het ook in het regeerakkoord, om de middelen niet te kleuren, omdat het geen goede zaak zou zijn. De bandbreedte moet worden verkleind. U bent net voor een gelijke financiering van elk kind, ongeacht de thuissituatie. Dat staat haaks op wat u nu voorstelt in het kader van deze OKAN-regeling.
Wij zijn consequent. Wij zeggen: als een kind uit een gezin komt waarvan de voorspellende waarde zeer groot is dat zijn kansen op school kleiner zijn, moet je dat kind extra omkaderen en stimuleren, en ook die school extra omkaderen. Wij blijven dat zeggen, of het nu gaat over de OKAN-regeling of de GOK-middelen voor het leerplichtonderwijs. Wij zijn volstrekt transparant en consequent. U zegt op het ene moment a en op het andere moment b.
Elk onderzoek, wetenschappelijk en in de praktijk, wijst uit dat je kleuters niet mag afzonderen. Leraars vragen dat ook. Je mag niet naar een gesegregeerd model gaan, met taalles voor kleuters. Je moet naar een participatief, inclusief model gaan, waarbij je die kleuters in de klas houdt, hen op het gemak laat kennismaken met de nieuwe situatie en laat participeren op een speelse manier, om Nederlands te leren. Dat moet je doen met respect voor hun identiteit en hun thuistaal. De leerwinst is dan het grootst.
Ik vraag me echt af waarom we het licht van de zon blijven ontkennen. Niemand ontkent het belang van de kennis van het Nederlands, maar voor een optimaal resultaat en een maximale leerwinst is ook respect voor de thuistaal nodig. Laten we dat voor eens en voor altijd ook in overweging nemen en ons beleid daarop enten, in plaats van alleen maar dat selectieve en enge te doen, wat ook dit voorstel van decreet naar mijn gevoel te veel suggereert.
Mevrouw Gennez, wat wij in het voorstel van decreet schrijven, belet absoluut niet dat scholen respect hebben voor de thuistaal van kinderen, belet niet dat zij de kinderen niet afzonderen. Ik denk dat wij juist de ruimte creëren zodat scholen zelf kunnen kijken op welke manier zij die middelen inzetten om de kennis, de ontwikkeling van de Nederlandse taal te stimuleren. De scholen krijgen de ruimte om te bepalen hoe ze dat het best doen. Zij hebben – denk ik – toch heel wat expertise. In de stedelijke contexten is men al jaren aan de slag met anderstalige kinderen. Wij laten het net aan hen over om te kijken op welke manier zij die middelen juist gebruiken en op welke manier zij met kinderen aan de slag gaan. Wij vragen in dit voorstel van decreet in geen enkel geval dat er aparte klassen worden gevormd voor anderstaligen in de kleuterschool. Wij vragen in geen enkel geval dat er geen respect is voor de thuistaal van kinderen.
Het decreet laat net de ruimte aan de scholen om te bekijken op welke manier zij de middelen inzetten. Wij vragen echter wel om dat te doen in het kader van taalontwikkeling van jonge kinderen.
Mevrouw Gennez, op het einde zat u opnieuw in een modus die minder positief was. Ik wil zelf een antwoord geven.
Het is heel gemakkelijk. Ik heb in de plenaire vergadering van vorige week zes voornamen voorgelezen: Athraa, Albasola, Bahram, Albjona, Taim en Hadi. Dat zijn zes kleuters tussen 2,5 en 5 jaar die door een stedelijke basisschool in mijn thuisstad Vilvoorde zullen worden opgevangen. Het zijn zes kinderen van een raming van 3265 kinderen, 600 vluchtelingenkinderen en 2665 kinderen die als thuistaal niet het Nederlands hebben, die middelen zullen krijgen.
Ik vraag u: hoeveel middelen hadden die zes leerlingen onder de vorige regering, waar een minister van uw partij, minister Smet, deze materie beheerste? Hoeveel hadden die gekregen? Niets.
Hoeveel hadden de kinderen gekregen die zouden zijn ingestroomd na 1 februari? Wanneer zouden die hebben meegeteld? Anderhalf schooljaar nadien. Deze meerderheid is zo open om u uit te nodigen om dit voorstel van decreet, waarin we meer doen dan vroeger – te weinig volgens u, maar toch een heel pak meer dan vroeger –, mee te ondersteunen. Dan zegt u dat u het vanuit het maximum bekijkt en dat het lager is dan het maximum dat erin zit. Dat vind ik nogal klein.
U zegt dat die middelen na 1 februari er niet komen. Wij hebben in ieder geval goede afspraken met het Rode Kruis dat bij ons het asielcentrum uitbaat. Kinderen zullen niet worden achtergelaten. Als kinderen nood hebben aan de middelen om naar school te gaan, zal de school een stuk verantwoordelijkheid nemen en ook het centrum zelf. Dus ook daar wil ik eerder pleiten voor goede afspraken en de voorbeelden die op het terrein leven volgen.
U vreest voor aparte taalklassen en groepen. U weet het even goed als iedereen die dat thema volgt: onthaalonderwijs in het stukje kleuteronderwijs dat vroeger meetelde en het lager onderwijs heeft daar nooit toe geleid. Wij hebben dat nooit zo gedaan. Wat er wel is, is dat die kleuters lestijden kleuteronderwijs zullen opleveren. Daarbovenop krijgen ze deze middelen. Scholen kunnen die middelen inzetten om die leerkrachten te ondersteunen om het doel – snel Nederlands leren, voldoende Nederlands om met alle andere kinderen mee te kunnen – te bereiken. Nu zitten ze niet apart, want ze worden meestal direct geïntegreerd, zowel in het kleuter- als in het lager onderwijs. Je geeft de scholen die nu de inspanning doen, middelen. Dat is het grote verschil.
Een tweede grote verschil is dat de groei van anderstalige kleuters hier ook wordt meegenomen. Ik kan alvast zeggen dat voor een stad waarin 80 procent van de kleuters anderstalig is, het heel goed is dat het wordt meegenomen door de meerderheid, om de kleuters en de scholen effectief te ondersteunen.
Voorzitter, ik wil een aantal zaken zeggen.
In dit voorstel van decreet geven wij werkingsmiddelen. Het rapport van het Rekenhof ging over het onderzoek van de werkingsmiddelen. Wij hebben gedaan wat in het rapport van het Rekenhof staat, namelijk: “Opdat de extra middelen” – 950 euro – “een effectief gelijkeonderwijskansenbeleid van de scholen voldoende zouden ondersteunen, kan worden overwogen ze selectiever toe te kennen.”
Mevrouw Gennez, ik begrijp niet wat u eigenlijk zegt. Het rapport gaat over werkingsmiddelen. We geven werkingsmiddelen en we doen dat selectiever.
Wat u zegt over de inconsequentie van het regeerakkoord, is niet juist. Ik verwijs naar de uiteenzettingen die we daarover in de commissievergaderingen hebben gehouden. U doet alsof die gelijktrekking een besparing is. Dat is niet zo, het is niet omdat je de bandbreedte verkleint dat je geen middelen kunt inzetten, specifiek voor andere zaken. Dat staat niet in het regeerakkoord en dat hebben wij ook nooit gezegd.
We moeten ook niet blind zijn voor de realiteit. Uw eigen collega heeft tijdens de plenaire vergadering gezegd dat in de instelling waar zij werkt, jongeren aankomen die na 12 jaar Nederlandstalig onderwijs nog altijd geen Nederlands kennen. Wij vragen ons af hoe het komt dat bepaalde groepen niet in het hoger onderwijs terechtkomen. Dat is niet omdat hun IQ niet hoog genoeg is. Dat komt omdat zij op het vlak van taal afhaken, omdat zij niet in staat zijn om de cursussen te begrijpen en samengestelde zinnen te maken, en dan betreuren wij. Laat ons dan ook alstublieft eindelijk de koe bij de hoorns vatten. Uit het rapport van het Rekenhof blijkt immers dat we de middelen selectiever moeten inzetten. We doen het al jaren en het genereert te weinig effect.
Het gaat nu over een aangroei bovenop de al aanwezige anderstalige kinderen. Er zijn er vandaag al.
We hebben daar geen commissievergadering over gehad. We krijgen dit voorstel van decreet hier zomaar op onze bank. We kunnen dan ook niet anders dan dit hier te bespreken. Ik hoop dat u daar begrip voor hebt. Ik laat me zeker niet opjagen. Ik wil nog eens herhalen dat we niet gaan tegenstemmen omdat we blij zijn dat er iets is en dat er zeker positieve elementen in zitten.
Men voorziet in extra middelen voor OKAN-kinderen en kinderen van wie de thuistaal niet het Nederlands is. Dat is een goede zaak voor steden als Antwerpen, Gent, Vilvoorde, met een grote populatie anderstalige kinderen omdat er veel meer middelen naar de scholen zullen gaan. Dat zijn niet altijd de kinderen uit sociaal zwakkere milieus of SES-kinderen. Hier wordt enkel gefocust op taal. Daar zullen misschien ook kinderen uit een rijkere Russische familie bij zitten, die dan ook extra middelen genereren. Dat criterium lijkt me dan ook een beetje eng.
In onze amendementen vragen wij niet alleen in te zetten op taal maar ook aandacht te schenken aan de totale ontwikkeling. Ook moeten kinderen die na februari instromen, dezelfde middelen krijgen als kinderen die vóór februari instromen.
Het is misschien mogelijk dat binnen dezelfde enveloppe te doen. Ik denk niet dat het nodig was om daarvoor in veel extra middelen te voorzien. Het zijn er niet zoveel meer van januari tot juni, en er zullen ook niet zoveel asielcentra meer bij komen. Maar misschien had u het criterium thuistaal niet-Nederlands een beetje moeten verfijnen en dat op een andere manier kunnen invullen. Het is perfect mogelijk om met dezelfde middelen een betere regeling te treffen. Het zou al zeer goed zijn wanneer onze amendementen door de meerderheid worden gesteund. Ik denk dat er zeker twee meerderheidspartijen zijn die inzien dat dit belangrijke wijzigingen zijn die voor een beter onthaalonderwijs zouden kunnen zorgen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, ik maak me een beetje zorgen over wat de heer Daniëls en mevrouw Helsen zeggen. Die werkingsmiddelen zullen naar de scholen gaan, voor taalonderwijs of voor totale persoonlijkheidsontwikkeling, taal komt overal wel in terug. Scholen moeten zich toch kunnen verantwoorden naar de hogere overheid waarvoor ze die middelen gebruiken? U wilt dat allemaal overlaten aan de scholen, ze mogen zelf beslissen hoe ze dat gaan doen. We moeten de scholen inderdaad niet betuttelen, maar in het verleden hebben ze altijd een GOK-beleidsplan moeten opmaken en nu moeten ze ook een SES-plan maken. Nu wilt u hen daarin vrijlaten.
Ik volg mijn twee collega’s hierin: ze vragen hoe u dat gaat controleren. Het is gekleurd geld, u geeft de vrijheid aan die scholen en het zijn alleen de scholen met een groot beleidsvoerend vermogen die vooral inzetten op taal, die daarin zullen slagen. Ik vind dat u wat kort door de bocht gaat door alles aan de scholen over te laten. Daar komen ongelukken van. Zoals mevrouw Gennez zegt, die werkingsmiddelen zullen worden gebruikt, maar niet waarvoor ze bedoeld zijn. Dat vind ik een heel gevaarlijk spoor.
Collega’s, de standpunten zijn stilaan gekend. Ik geef de oppositie nog eens het woord en dan de meerderheid nog eens. We kunnen ook tot 22 uur doorgaan, geen probleem.
Om terug te komen op de selectiviteit, mijnheer Daniëls, wij zijn vooral voor effectiviteit. Men genereert maximaal rendement als men de scholen met beleidsvoerend vermogen toelaat om op de brede persoonlijkheidsontwikkeling van die kleuters te focussen, waaronder uiteraard taalverwerving. Dat vind ik een zeer belangrijk element, maar niet het enige. Ook het psychosociale en het participatieve element en ook de thuissituatie tellen mee. We moeten toelaten om alles in kaart te brengen en mee te nemen.
Ik heb helemaal niet gezegd, mijnheer Daniëls, dat er een besparingsoperatie aan de gang is in het kader van de werkingsmiddelen. Er is wel een ideologische discussie aan de gang, namelijk: zet je meer middelen in voor kinderen met een moeilijke thuissituatie of sociaal-economische situatie, met een laag taal- en onderwijsniveau van de moeder, of zet je daar minder op in? Wij kiezen heel duidelijk voor een verbreding, om daar meer op in te zetten zodat men meer kan remediëren voor kinderen uit moeilijkere milieus. Wat u wilt, is om daar minder op in te zetten. Dat is uw volste recht, maar wij hebben een andere ideologische instelling. Wij kijken daar anders naar en daar is niets mis mee. Dat is geen besparing, maar vanuit het oogpunt van effectiviteit en maximale leerwinst zal ons systeem meer garanties bieden. Dat zeg ik niet, dat zegt het wetenschappelijk onderzoek.
Dit is inderdaad een stap voorwaarts, mijnheer De Ro. We hebben ook gezegd dat we graag het deel secundair onderwijs zouden steunen zoals het voorligt, maar er was geen bereidheid om het voorstel van decreet te splitsen. We zijn dus genoodzaakt om ons te onthouden, maar we hebben niet gesuggereerd dat er geen goede elementen in zitten. Wel integendeel, we hadden het deel secundair mee kunnen goedkeuren, maar helaas is die mogelijkheid niet geboden.
Mijnheer Vandenberghe, ik wil even ingaan op uw reactie omdat u ook gereageerd hebt op zaken die ik gezegd heb. U hebt het zelf kunnen lezen, binnen het regeerakkoord en de beleidsnota hebben wij heel duidelijk gekozen om meer vertrouwen te geven aan scholen en om de planlast te verminderen. Dus wij zijn bij dit echt geen vragende partij om extra verantwoording of planlast te creëren. We hebben er vertrouwen in dat de scholen zelf de expertise hebben om te weten hoe zij die middelen moeten inzetten. We willen hen de ruimte geven om daarmee aan de slag te gaan. We willen geen zware controle waar u naar verwijst: geen plannen. U vraagt zich af hoe we gaan controleren of dit effectief gebeurt. We willen duidelijk het signaal geven dat we dat niet willen. Ik stel toch een zekere tegenstrijdigheid vast. Mevrouw Gennez wil dat niet zo eng vastleggen, ze wil meer in de breedte gaan en ruimte creëren, en u vraagt om controle.
We moeten echt vertrouwen hebben in de scholen, ervan uitgaande dat ze dat op de juiste manier zullen aanwenden.
Mijnheer Vandenberghe, scholen die alleen staan, die bestaan niet. De LOP-deskundigen doen ongelooflijk veel inspanningen om scholen en gemeenten bij te staan om alle kinderen naar een school te krijgen.
De mensen kunnen rekenen op het ministerie voor de toepassing van de wetgeving. Deze namiddag nog heeft Klasse een nieuwsbrief verspreid met alle good practices en alle need-to-knows aan scholen die er voor het eerst mee aan de slag moeten.
Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de pedagogische begeleidingsdiensten. Die hebben de laatste weken inspanningen gedaan, ze hebben de scholen verwittigd. Dat kan ik zeggen als ondervoorzitter van de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG). Mevrouw Schryvers, voorzitter van de OVSG, zit hier ook. Vier weken geleden hebben we daarop geanticipeerd met onze koepel. Nu komen daar nog de middelen bij. Je kunt wensen dat het dak van deze plenaire vergadering veel hoger reikt, maar we zijn met deze maatregel toch al aardig op weg, niet om een klein stapje te nemen, maar een heel grote stap. Ik hoop dat dit voorstel van decreet een overweldigende meerderheid achter zich krijgt.
Mijnheer Vandenberghe en mevrouw Gennez, ik snap niet goed wat jullie zeggen. Jullie zeggen allebei iets anders. De een zegt vrijheid, de ander zegt meer controle. Mijnheer Vandenberghe, u gaat mee in het feit dat we moeten zorgen dat het selectiever is, terwijl mevrouw Gennez zegt dat het niet zo moet zijn. Ik weet niet goed wat jullie standpunt nu is.
Mijnheer Vandenberghe, u komt uit de praktijk. Voor u is de selectiviteit toch belangrijk. Dat is belangrijk omdat de mensen in de klas en de school het moeten doen. Daar moet het geld terechtkomen. Het moet niet in een of andere ondersteuning blijven hangen. Ik ben blij met uw pleidooi voor selectiviteit en voor de zorg dat we die moeten inzetten waarvoor ze dient, en dat ze efficiënt en effectief is.
We hebben lang genoeg gediscussieerd. We hebben alle mogelijkheden gehad. (Opmerkingen)
Ik heb ruim de mogelijkheid gegeven om hierover te discussiëren. Zo kunnen we bezig blijven.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 551/1)
– De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 4. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nrs. 551/2 en 551/3)
De stemmingen over de amendementen en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 5 tot en met 8 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.