Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb een korte vraag, maar wel een die door verschillende scholen is gesteld. Gelukkig krijgen ze zelden te maken met bijzondere omstandigheden. Ze geven wel het signaal dat het niet eenvoudig is om in die bijzondere omstandigheden aan de slag te gaan met de mankracht en de middelen waarover ze beschikken.
Elk jaar in februari wordt er een teldag gehouden. Dat is een belangrijke dag omdat op basis van het aantal leerlingen op dat moment wordt bepaald wat het werkingsbudget van de school is en welke omkadering ze krijgt voor het volgend schooljaar. Er is een afwijking mogelijk voor scholen in programmatie en scholen die betrokken zijn bij een herstructurering.
Scholen kunnen soms op korte tijd erg snel groeien en een enorme toename hebben van het aantal leerlingen. Dat maakt het moeilijk om met eenzelfde aantal uren en dezelfde middelen de organisatie te doen van een volgend schooljaar. Soms hebben scholen te maken met leerlingen met heel bijzondere noden die eerder van beperkte duur zijn, maar die op dat moment heel veel inspanningen vragen van het personeel van de school. De scholen hebben moeilijkheden om dat op te vangen.
Ik geef een concreet voorbeeld dat zich afspeelde in Wortegem-Petegem, waar zich een familiedrama voordeed. De school werd geconfronteerd met vier kinderen die zich op latere datum inschreven. Ze hadden een dramatische toestand te verwerken, die de school probeerde op te vangen. De school stelde vast dat ze te weinig mankracht en middelen had om dat goed te doen.
Minister, ziet u een mogelijkheid om voor uitzonderlijke omstandigheden waarin scholen kunnen terechtkomen, de nodige mankracht en middelen toe te kennen aan de scholen om de kinderen die zich inschrijven, op een goede manier te kunnen opvangen en begeleiden?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het gaat hier over een cruciaal punt, namelijk over de teldag. Dat is een discussie waard. Ik zou toch voorzichtig zijn met uitzonderingen, omdat we weten dat er in de scholen in de loop van het schooljaar constant verschuivingen zijn. De teldag is in februari. Het schooljaar daarop zijn de nieuwe inschrijvingen. Er zijn altijd grote schommelingen, en daarin kunnen er uiteraard kinderen zijn die bepaalde zorgen nodig hebben, maar dat geldt evengoed voor kinderen die van weeshuizen komen of van andere zorginstellingen. Die scholen zitten daar sowieso mee. Als we hier eventueel over discussiëren, moeten we dat in een groter debat doen, en zeker niet op basis van een aantal casuïstieken, want er gebeuren elk jaar wel zulke dingen.
Op dit moment hebben we de lijst van de hertelling van 2015-2016. Er zijn 36 gemeenten die hertellen en er zijn er 2 die hertellen naar aanleiding van de waarborgregeling, ingeschreven in de nieuwe omkadering basisonderwijs. Als we criteria zouden ontwikkelen – met alle begrip voor de zeer individuele vraag van mevrouw Helsen – dan weet ik niet hoe we die juist kunnen formuleren. Degenen die nu al hertellen, enerzijds in het kader van capaciteit en anderzijds in het kader van de waarborgregeling, zijn ook niet over één nacht ijs gegaan, integendeel. Dat heeft wel wat voeten in de aarde gehad.
Minister, als u daar al in mee zou gaan, vraag ik toch enige terughoudendheid. Denk goed na over welke criteria er überhaupt mogelijk zijn om niet alle 1256 scholen in Vlaanderen in hertelling te zetten.
Minister Crevits heeft het woord.
Deze vraag om uitleg getuigt van een zeer grote bekommernis voor de leerlingen die vaak extra zorg nodig hebben in de klas, zeker ook voor de betrokken pleegkinderen die schoollopen in Wortegem-Petegem. Ik heb daar alle begrip voor. Iedereen is bekommerd om de situatie van die kindjes. De directrice van die school heeft mij de vraag gesteld om die kinderen nu al aan 1,5 te kunnen laten wegen voor de berekening van de omkadering om zo extra ondersteuning te krijgen.
De omkadering wordt, los van scholen in herstructurering en programmatie, berekend op basis van leerlingenaantallen op de eerste schooldag van februari in het voorgaande schooljaar. Dat heeft als zeer groot voordeel dat de scholen zekerheid hebben over hun personeelskader vóór de start van het nieuwe schooljaar. Hetzelfde geldt voor de werkingsmiddelen. Daarom gebeurt het op die manier.
Als we voor deze pleegkinderen extra omkadering en werkingsmiddelen toekennen, dan moeten we nieuwe regelgeving maken. De regelgeving vandaag laat geen hertelling van het leerlingenaantal, in plus noch in min toe. Reglementair zit het nu vast, het kan niet.
Ik luister naar jullie suggesties om de regels eventueel te wijzigen, maar we moeten toch de bezorgdheid delen dat als we iets veranderen, het moet verbeteren en tegelijk transparant blijven. Ik vraag me af of het niet mogelijk is nu al extra ondersteuning te bieden. Heel veel scholen hebben, met de werking en omkadering die ze hebben, ook al een zorgcoördinator, en kunnen een beroep doen op de CLB’s, die aanpassingen kunnen doen. Zijn er niet al een aantal zaken mogelijk? Misschien moeten we dat eens uitwerken voor zulke specifieke situaties zonder de hertelling te moeten wijzigen, door te kijken naar wat mogelijk is.
Voor het volgende schooljaar bestaat de mogelijkheid dat andere scholen, bijvoorbeeld van de scholengemeenschap, lestijden overdragen naar de school in kwestie. Het decreet Basisonderwijs bepaalt dat scholengemeenschappen afspraken kunnen maken over de overdracht van lestijden van de ene school naar de andere. Op die manier kan er een vorm van solidariteit zijn tussen de scholen van scholengemeenschappen.
De regelgeving kan nu niet wijzigen. Moeten we ze aanpassen? Misschien, maar ik zou het nu niet doen voor dat ene geval, maar het is wel cruciaal dat we uitzoeken wat mogelijk is binnen de bestaande context om misschien wat korter op de bal te kunnen spelen, of de scholen te wijzen op de mogelijkheden binnen die bestaande context. De vraag is zeker pertinent, het gaat over acute situaties. De vraag is of de oplossing ligt in nieuwe regelgeving of dat we kunnen duiden op nu al bestaande mogelijkheden via CLB, zorgcoördinatie of een overdracht van lestijden, want het is een school die deel uitmaakt van een scholengemeenschap.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat we voorzichtig moeten zijn, maar mijn vraag om uitleg gaat over zeer uitzonderlijke situaties.
Het gaat niet over de voorbeelden van mevrouw Krekels. Als het daar gaat om één leerling, kan de school dat wel opvangen. Hier gaat het over een zeer bijzondere situatie. We moeten bekijken wat er in deze uitzonderlijke situatie nodig is om dat goed te kunnen doen. Wij hebben vandaag wel hulpverleningsinstanties, een zorgcoördinator en het CLB. Maar ik stel niet vast dat zij in de mogelijkheid verkeren om hier dagelijks langdurig in opvang te voorzien. Ik zie wel dat het CLB zeer goed is in het opvangen van crisissituaties van korte duur in scholen. Zij hebben daar een draaiboek voor. Zij weten perfect hoe zij daarmee moeten omgaan. Hier gaat het over leerlingen die nog meerdere maanden op school zijn. Hier heeft de school sowieso al veel ondersteuning van het CLB nodig. Maar zelfs dat is onvoldoende omdat die school elke dag van ’s morgens tot ’s avonds deze kinderen – het gaat hier concreet over vier kinderen – moet opvangen.
Deze situatie toont heel duidelijk aan dat het niet haalbaar is met de huidige omkadering. In de loop van het schooljaar reeds toegekende uren verschuiven, is ook niet altijd eenvoudig. We moeten voorkomen dat we hier in het inschrijvingsverhaal terechtkomen waarbij een school probeert in te schatten welke draagkracht zij nodig heeft om dit op te vangen en waarbij zij vaststelt dat de situatie haar draagkracht overstijgt, waardoor de kinderen niet worden opgevangen in de omgeving waar ze schoolgaan. Hier zijn mogelijk redenen aanwezig om te zeggen dat de draagkracht wordt overschreden als er geen extra middelen komen. Ik wil voorkomen dat scholen straks zullen uitzoeken welke mogelijkheden ze hebben om leerlingen te weigeren. Ik wil de redenering omdraaien: in zeer uitzonderlijke situaties moeten we bekijken of de draagkracht van de school wordt overstegen en hoe we die draagkracht kunnen versterken. We moeten ook bekijken wat dat betekent voor de organisaties die rondom de school werken. Ook voor een CLB heeft dat serieuze implicaties, als een school op hem heel vaak een beroep doet voor één concrete casus.
Ik vind het belangrijk dat we bekijken hoe we dit kunnen opvangen. Wij vragen dat scholen flexibiliteit aan de dag leggen, om een traject te ontwikkelen voor leerlingen, om op maat te werken. Wij moeten ook de nodige flexibiliteit hebben om bij zeer uitzonderlijke situaties te bekijken hoe wij als overheid op maat moeten optreden. De flexibiliteit geldt in deze samenleving ook voor ons. Ik ben het ermee eens dat we heel goed bekijken hoe we de regelgeving zouden moeten aanpassen om hieraan tegemoet te komen.
Vooraleer we iets wijzigen, moeten we eerst nog onderzoeken hoe je ‘uitzonderlijke situaties’ omlijnt. Zo hebben we in het secundair onderwijs heel wat leerlingen die met Nieuwjaar veranderen van studierichting of van school. Dat kunnen ook leerlingen zijn die extra noden hebben. De vraag is wat een definitie is van een ‘uitzonderlijke omstandigheid’. Minister, het is belangrijk dat dit in het onderzoek dat u naar voren schuift, goed kan worden gedefinieerd.
We kunnen ook leerlingen hebben die in het kader van het M-decreet ook ergens in het schooljaar een gemotiveerd verslag krijgen. De vraag is dan ook of zij al dan niet ‘uitzonderlijk’ zijn. In dat geval kan de school weigeren. Die gaan natuurlijk ook niet extra zorg leveren, tenzij zij in het kader van de waarborgregeling uren meenemen. De vraag is dan of we dat in een nieuwe telronde doen. We moeten daar toch enigszins met de handrem op rijden.
Met betrekking tot het M-decreet hebben wij een hele typologie, een hele normering uitgewerkt om heel duidelijk te kunnen meten waaraan leerlingen moeten voldoen om extra ondersteuning te krijgen. Als zij een gemotiveerd verslag hebben, kan de school rekenen op extra ondersteuning. De leerlingen waarover het hier gaat, vallen niet onder het M-decreet. Zij hebben wel bijzondere noden. Ik schat in dat die noden zelfs hoger zijn dan die van de leerlingen die volledig beantwoorden aan de typologie van het M-decreet. Voor deze pure welzijnsproblemen, die een enorme impact hebben op het leren, hebben wij op dit moment geen bijkomende ondersteuning uitgewerkt. Dat is ook in dat M-decreet niet voorzien.
Eigenlijk moeten wij de situatie van scholen ruimer bekijken. Zij krijgen met veel meer problemen te maken dan deze die wij nu omschrijven in het M-decreet. Het M-decreet voorziet in ondersteuning voor de school als er een gemotiveerd verslag is. Als het gaat over een verslag kan de school duidelijk stellen dat dit haar draagkracht overstijgt omdat er zoveel aanpassingen nodig zijn, en omdat buitengewoon onderwijs aan de orde is. De school kan dan stellen dat zij zonder bijkomende ondersteuning de leerling niet kan opvangen. Het M-decreet biedt daar mogelijkheden aan scholen. Ik ben ervan overtuigd dat we dat goed moeten opvolgen, zodat we kunnen bekijken hoe we dat eventueel moeten bijsturen. Maar voor deze problematiek hebben we niets. De school wil dat goed doen, maar zit met de handen in het haar. Het is goed dat die kinderen kansen krijgen om in die school school te lopen. Ik vind het positief dat de school dat wil doen. Maar we moeten wel bekijken waarom we hier geen ondersteuning geven en bij andere problemen van leerlingen wel. We moeten ervoor openstaan om dat te bekijken.
Mevrouw Helsen, ik denk ook aan leerlingen die een time-out krijgen in de loop van het jaar. Die gaan we ook niet anders tellen. Ik denk aan leerlingen die zwanger worden, dat zijn ook uitzonderlijke situaties. Die tellen we ook niet extra. Dat is de bekommernis die ik wou uiten. Ik denk dat u dat onderzoek zeker kunt doen, minister.
Ik wil wijzen op de uitzonderlijke situaties waar scholen mee te maken krijgen en die extra ondersteuning vragen. De vraag is dan: welke wel en welke niet? Dit is wat mevrouw Krekels en ik naar voren willen brengen. Als we decretaal ingrijpen, dan vragen wij om uit te kijken voor de classificatie van uitzonderlijke situaties. We kunnen er nog wel heel wat bedenken die een gewicht leggen op de school en het lerarenteam.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Helsen, uw bezorgdheid is terecht. We moeten ervoor zorgen dat er per specifieke situatie een draaiboek bestaat, een manier om daarmee om te gaan. Dat wil iedereen. Ik zou een stap willen inbouwen vóór de decretale wijzigingen. Ofwel moet dat in het actieplan Leerrecht een plaats krijgen. Alle voorbeelden die ik hier hoor, kunnen daar eventueel onder vallen. Laat ons binnen de bestaande regelgeving iets uitwerken.
Als we ondervinden dat we het begrip ‘uitzonderlijke situatie’ moeten definiëren, dan zal dat moeilijk zijn. Dan moeten we zoeken waar de grens ligt. Ik zou liever een tussenschot bouwen om de specifieke situatie waar mevrouw Helsen naar verwijst, op te lossen. Ik heb al twee suggesties gedaan, maar misschien zijn er nog mogelijkheden. Laat me dat nu eerst eens bekijken, de tweede stap kan zijn: de bepaling van de term uitzonderlijke situatie. Dan pas volgt eventueel een decretaal ingrijpen.
Decretaal ingrijpen kan niet voor een punctuele situatie, maar wel voor een generiek probleem. Als we het daarover eens zijn, kunnen we verder. Uw vraag is zeker terecht. We moeten zorgen voor enige flexibiliteit, zodat er kan worden ingegrepen als dat nodig zou zijn. Laat ons eerst dat bekijken. De tweede stap is, moet er zo’n definitie komen, en zo ja, moet het decretaal kader worden gewijzigd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.