Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we hebben het hier al gehad over investeringen van gemeenten en lokale besturen. Ik wil hier toch weer een vraag over stellen naar aanleiding van gegevens die verschenen zijn in een studie van Belfius. Op donderdag 21 mei publiceerde Belfius een studie over de impact van het Stabiliteitspact 2015-2018 op de lokale besturen. Belfius baseerde zich hiervoor op het advies van de Hoge Raad voor Financiën (HRF) en concludeerde dat de lokale overheden tot 2018 een jaarlijks nominaal tekort van min 0,1 procent mogen hebben op hun begroting, om rekening te houden met hun investeringscyclus, zoals die gekend is in de lokale besturen.
De Vlaamse Regering heeft zoals we weten akte genomen van het Stabiliteitspact en het advies van de Hoge Raad voor Financiën. De Vlaamse Regering opteerde, volgens toenmalige en huidige verklaringen, maar die konden niet worden gestaafd met een aangepaste meerjarenbegroting, om af te wijken van het door de HRF voorgestelde begrotingspad.
En dus dringt de vraag zich op of ook voor de Vlaamse lokale overheden, die deel zijn van Entiteit II en onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest vallen, onderliggende gewijzigde begrotingsdoelstellingen naar voren worden geschoven door de Vlaamse Regering, zowel wat begrotingssaldo als wat schuldratio betreft. U streeft, of streefde, naar een begroting in evenwicht voor Vlaanderen in 2017. Dit wijkt dus af van het pad van de HRF.
Een structurele daling van onze overheidsinvesteringen is bovendien niet zonder gevolgen voor de dynamiek van onze economie en evenmin voor de leefomgeving van onze burgers. Ook dat wordt nog maar eens beklemtoond door de Belfius-studie van maart 2015.
Ook de Europese Commissie onderstreepte dat: “België vooral moet investeren in de overheidssector”. Dat staat op de fiche die de Europese Commissie heeft overgemaakt over België in het kader van zijn investeringsplan, het zogenaamde Juncker-plan.
Minister, is het door de Hoge Raad voor Financiën opgestelde begrotingspad voor de Vlaamse lokale overheden nog actueel binnen de huidige ‘afspraken’ rond de verdeling van de begrotingsinspanningen? Is er hieromtrent een duidelijke communicatie ten aanzien van de gemeenten?
Wat is de impact van het begrotingspad dat de Vlaamse Regering voor ogen heeft voor de lokale overheden op de investeringsmogelijkheden van deze lokale besturen, die bijna de helft van alle investeringen in Vlaanderen bereiken? Dit natuurlijk indien de Vlaamse Regering het begrotingspad aanhoudt. Voorziet de Vlaamse Regering desgevallend in een marge voor lokale besturen?
Hoe zal de Vlaamse Regering de lokale besturen ondersteunen bij het voeren van een beleid, onder meer inzake investeringen, binnen dit afsprakenkader? Dat het probleem dringend is, minister, dat hebt u vandaag nog kunnen lezen naar aanleiding van een noodkreet van de bouwsector. Die stelt dat er een probleem is wegens de overheidsinvesteringen, en niet alleen die van de NMBS, die pijlsnel naar beneden gaan.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, het advies van de HRF van maart 2015 gaat voor wat betreft de lokale besturen, uit van het volgende uitgangspunt: “Om rekening te houden met de electorale cyclus van de investeringsuitgaven van de lokale overheden zoals voorzien is door het Federaal Planbureau, voorziet de Hoge Raad voor Financiën een beperking van het tekort tot min 0,1 procent bbp tegen 2018.”
Een verbetering van het saldo van de lokale overheden met 0,05 procent bbp zou dus vereist zijn in 2015-2016, terwijl een verlaging van het structurele saldo met 0,04 procent zou zijn toegestaan in 2017 en 2018, bij het naderen van de verkiezingen. De HRF handelt op die wijze in overeenstemming met de bepaling van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2013.
Het structureel en nominaal saldo dat overeenstemt met het door de HRF voorgestelde scenario staat op pagina 22 van het rapport. Dat stelt over de toegestane tekorten: voor 2015 min 0,06 procent bbp, voor 2016 min 0,01 procent bbp, voor 2017 min 0,05 procent bbp, voor 2018 min 0,9 procent bbp. In verband met het nominale zijn de toegestane tekorten voor 2015 min 0,1 procent, voor 2016 min 0,04 procent, voor 2017 min 0,07 procent en voor 2018 min 0,1 procent.
Het stabiliteitsprogramma dat op 30 april door de federale overheid bij de Europese Commissie is ingediend, geeft het volgende weer: “Voor wat de lokale overheden betreft, werd de verbetering van het structureel saldo voorzien, door de HRF toegepast op de realisatie 2014, zoals gepubliceerd door het INR. Negatief structureel saldo in 2018 voor Entiteit II komt voort uit het in rekening nemen van de investeringscyclus van de lokale overheden.”
In tabel 7 van het stabiliteitsprogramma wordt aangegeven wat het nominaal tekort is dat overeenstemt met het uitgangspunt dat van dezelfde premissen vertrekt als de HRF, zijnde voor 2015, 2016, 2017 en 2018 min 0,1 procent van het bbp.
Zoals kan worden vastgesteld, wordt er zowel door de HRF als in het Stabiliteitsprogramma uitgegaan van een macrobenadering ten aanzien van de lokale overheden waarbij enerzijds uitgegaan wordt van het op orde stellen van de rekeningen en anderzijds het effect van de investeringscyclus wordt geïmplementeerd. Dit dubbel uitgangspunt zit ook vervat in de regeling die ten aanzien van de Vlaamse lokale overheden wordt opgelegd via de doelstellingen die vervat zijn in de meerjarenbegrotingen van de individuele lokale overheden en waarbij er tegen het einde van de beleidsperiode een positieve autofinancieringsmarge dient te zijn. Aangepaste communicatie ten aanzien van de individuele gemeenten is dus niet nodig.
U vraagt mij in uw tweede vraag wat de impact is van het begrotingspad dat de Vlaamse Regering oplegt ten aanzien van de investeringsuitgaven. De benadering die de HRF volgt, strookt volledig met de benadering van de Vlaamse Regering. Deze benadering steunt op het toewerken naar een financieel evenwicht tegen het einde van de beleidscyclus, zoals die ook is vastgesteld in de regelgeving inzake de beleids- en beheercyclus. Als lokale overheden met andere woorden voldoende ruimte binnen hun exploitatiebudget vrijmaken door een zuinig financieel beleid, dan kunnen zij ook rente- en aflossingsuitgaven van leningen die gepaard gaan met investeringen in dit exploitatieresultaat integreren, zonder eventueel het financieel evenwicht in gevaar te brengen.
Zoals in het verleden ook gemerkt werd, situeren de piekinvesteringsuitgaven zich meestal op het einde van de beleidscyclus. Het ESR-matig effect op de algemene overheidsfinanciën is hierbij meegenomen door de HRF en ook in het stabiliteitsprogramma. Het Federaal Planbureau gaat daarbij uit van een verhoging met 0,2 procent bbp in het jaar 2018, het jaar van de verkiezingen.
De opvolging van de investeringsuitgaven zal zeker aan bod komen bij de grondige evaluatie van de beleids- en beheerscyclus (BBC), die minister Homans in haar beleidsnota heeft aangekondigd. Die zal gebeuren vanuit het perspectief van verschillende belanghebbenden, dus niet alleen de lokale uitvoerende macht, gemeenteraadsleden, meerderheid en oppositie, maar ook de burger vanuit de Vlaamse en Europese toezichthouder.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, wat de Hoge Raad voor Financiën en het stabiliteitsprogramma bepalen, is voor mij geen nieuws. Dat staat letterlijk beschreven. De basisvraag is: gaat de Vlaamse Regering iets doen ten voordele van de lokale overheden? Ik kan hier wel theoretisch verwijzen naar de autofinancieringsmarge op het einde van de BBC, waarbij die autofinancieringsmarge in principe elk jaar zou moeten opschuiven – dat staat nog ter discussie – naar het financiële evenwicht elk jaar. Hier dan blij komen vertellen dat lokale overheden middelen kunnen vrijmaken door zuinig te zijn op de exploitatierekening …
Minister, u mag niet vergeten welke bijkomende lasten er worden gelegd op de exploitatierekeningen van de lokale overheden, die moeten worden meegenomen in het kader van de autofinancieringsmarge. Ik raad u aan om samen met minister Homans te kijken hoe die autofinancieringsmarge evolueert in de loop der tijden vanaf het moment dat de beleids- en beheerscyclus is ingevoerd.
U stelt het veel te rooskleurig voor. Ik meen uit uw antwoord te moeten begrijpen dat de Vlaamse Regering niets gaat doen voor de lokale overheidsinvesteringen. De economische sectoren die er belang bij hebben, gaat u dus niet ondersteunen. Dat is wat u hier komt vertellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.