Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag om uitleg heeft betrekking op een weerkerend fenomeen. Naar aanleiding van de aanpassing van de begroting voor 2015 heeft de Vlaamse Regering het financieel effect van het verstrengd Europees toezicht in het kader van het Europees Stelsel der Rekeningen (ESR) uit 2010 voor alternatieve financieringsprojecten geactualiseerd. Die cijfers zijn in de begrotingsaanpassing terug te vinden.
Met betrekking tot een aantal projecten die in het verslag van 27 maart 2015 over de alternatieve financiering van de Vlaamse overheidsinvesteringen staan beschreven, bedraagt deze impact een som van in totaal bijna 640 miljoen euro in min. Het globaal effect in de begrotingsaanpassing komt uit op een som van 420 miljoen euro in min. Dat stemt ongeveer overeen met twee derde van het vorderingensaldo of met het door de Vlaamse Regering afgeklokte begrotingstekort voor dit jaar.
In het rapport over zijn onderzoek van de aanpassing van de Vlaamse begroting voor 2015 merkt het Rekenhof op dat het voor het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken “nog steeds niet duidelijk (is) of de impact op het vorderingensaldo en de geconsolideerde schuld is onderzocht voor alle entiteiten die tot de consolidatieperimeter behoren, én voor alle alternatieve financieringsprojecten, ook diegene die op dit ogenblik (nog) niet door het INR of Eurostat zijn getoetst aan het ESR 2010-kader”. We hebben die vraag ook in de commissie Mobiliteit gesteld in het kader van de begrotingscontrole. We hebben daar nooit echt een duidelijk antwoord op gekregen.
Volgens de algemene toelichting van de begrotingsaanpassing voor 2015 is voor dat domein het effect op het vorderingensaldo aangerekend van onder meer Amoras, de stelplaats Tongeren van De Lijn, Brabo 1, Livan en drie wegenprojecten van Via-Invest: de noordelijke ontsluiting van de luchthaven van Zaventem, de Noord-Zuid Kempen en de R4 Zuid in Gent.
Niet in deze lijst opgenomen is het Via Invest-project van de A11 in Brugge. De ‘financial close’ voor dat project vond plaats begin 2014, de werken zijn gestart op 22 maart 2014. De investering bedraagt een kleine 587 miljoen euro. Deze informatie is terug te vinden in het laatste verslag van 27 maart 2015 over de alternatieve financiering van de Vlaamse overheidsinvesteringen.
Minister, uit uw antwoord op een schriftelijke vraag van mevrouw Karin Brouwers blijkt ondertussen dat een herklassering van deze investering een zware negatieve impact zal hebben, zowel op de rekening van 2014, met bijna 150 miljoen euro in min, als op de begroting van 2015, bijna 145 miljoen euro in min. Ook de volgende jaren staan er, als het project wordt geherklasseerd, stevige minbedragen in de begroting op stapel.
Evenmin vermeld in de hierboven genoemde lijst zijn twee andere investeringen waarvoor volgens onze informatie de contracten zijn gesloten. De ene investering betreft de zogenaamde Cluster 2 De Lijn-Stelplaatsen in Sint-Niklaas, Hasselt en Leuven. De ‘closing’ was aangekondigd voor oktober 2014 en de totale investering bedraagt 45,3 miljoen euro. De andere investering gaat over het pps-project Brabo 2 uit het Masterplan 2020. Volgens de voortgangsrapportages van 27 november 2014 en 10 juni 2015 ging het om een investering van 408,7 miljoen euro. Een herklassering van deze twee investeringen zal evenmin zonder gevolgen blijven voor het vorderingensaldo in 2015.
Minister, in uw antwoord aan collega Brouwers hanteert u een formeel argument voor het project A11: het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) heeft de activa van dat project tot op heden niet geherklasseerd als overheidsactiva. Gezien echter het verstrengde Europees begrotingstoezicht in het ESR 2010-kader, dat concreet vorm krijgt in de beoordelingen door de Europese rekendienst Eurostat en dat al langer duidelijk is als het gaat over de Vlaamse pps-praxis, lijkt uw formele opstelling op dit moment voor de begroting 2015 vooral op een uitstel van executie.
Minister, kunt u bevestigen dat voor de projecten Cluster 2 De Lijn-Stelplaatsen en Brabo 2 de contracten zijn gesloten? Welke financiële effecten zal dit hebben voor de begrotingen in de periode 2015-2020, als deze investeringen geherklasseerd zouden worden? Is er voor deze projecten een advies ter zake aan het INR en/of Eurostat gevraagd? Is dat advies al bekend?
Is er intussen een beoordeling van het INR of Eurostat over de activa van het project A11? Indien ja, wat is de inhoud ervan?
Indien deze laatste beoordeling er nog niet zou zijn: hebt u redenen om aan te nemen dat het INR en/of Eurostat over een mogelijke herklassering van het project A11 anders zullen adviseren dan voor de Via-investeringsdossiers over de ontsluiting van Zaventem, de Noord-Zuid Kempen en de R4 Zuid Gent, die allemaal geherklasseerd zijn?
Strookt het nog met de regel van de budgettaire voorzichtigheid om voor het project A11 formeel te wachten op een advies van het INR of van Eurostat?
Een herklassering van het project A11 resulteert in een aanzienlijke toename van het begrotingstekort in 2015. Een herklassering van de projecten Cluster 2 De Lijn-Stelplaatsen en Brabo 2 zal het saldo nog meer in de rode cijfers jagen. Welke maatregelen neemt u om deze ontsporing in te dijken?
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, dit toont nog maar eens aan dat het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering absoluut nood hebben aan een meerjarenvisie, een meerjarenplan. Nu rijden wij als het ware een beetje blind. Minister, ik hoor u allerlei verklaringen doen met betrekking tot de investeringsuitgaven voor het oplossen van de mobiliteitsknoop in Antwerpen. Iedereen zoekt daar naar oplossingen. Zult u daar nog rekening mee houden in deze lijst van de heer Rzoska, en zal die knoop op dezelfde manier behandeld worden als deze?
Minister Turtelboom heeft het woord.
De contracten voor de Cluster 2 De Lijn-Stelplaatsen zijn dit jaar gesloten. Voor het project Brabo 2 is het contract nog niet gesloten. Bij een gebeurlijke herklassering van deze projecten kan de financiële impact als volgt worden geraamd.
Voor Cluster 2 Stelplaatsen in Sint-Niklaas is het investeringsbedrag van 8.619.000 euro te spreiden in functie van de vooruitgang van de werken binnen de voorziene bouwperiode van 1 april 2015 tot 1 juli 2016. Voor Leuven-Noord is er een investeringsbedrag van 17.484.000 euro, te spreiden in functie van de voortgang van de werken binnen de voorziene bouwperiode van 1 april 2015 tot 1 juli 2016. Voor Hasselt is er een investeringsbedrag van 30.152.000 euro, te spreiden in functie van de voortgang van de werken binnen de voorziene bouwperiode van 1 april 2015 tot 1 april 2017.
De raming van de pure bouwkost van Brabo 2 op basis van best and final offers (BAFO), dus exclusief kosten zoals intercalaire intresten en andere financieringskosten, bedraagt de Design, Build, Finance, Maintain & Operate (DBFMO) tram De Lijn 86.572.000 euro en de DBFM niet-tram, dat onder het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) valt, 11.762.000 euro. De bouwperiode situeert zich daar in de periode 2015-2018.
Dit is een pak minder dan de 408 miljoen euro waarnaar u verwijst. Daarin zit, naast de onderdelen die de stad Antwerpen op haar begroting ten laste neemt, ook de aankoop vervat van de trams door De Lijn via klassieke financiering.
Wat betreft de adviesaanvragen voor de Cluster 2 Stelplaatsen kan gesteld worden dat er een intensief overleg is geweest met het Kenniscentrum PPS. Het voordeel van dit dossier is dat het een puur contractuele pps betreft waarbij momenteel de stelplaats van Cluster 1 als zijnde niet te consolideren wordt beschouwd. Voor Cluster 2 hebben we geen advies aangevraagd bij het INR. Wij hebben ons gebaseerd op het positieve advies van het INR voor Cluster 1. Wij hebben de contracten nog op enkele punten aangepast in functie van een aantal bijkomende restricties die in de nieuwe Manual On Government Deficit And Debt zijn opgenomen. Voor Brabo 2 wordt een definitief INR-advies verwacht naar aanleiding van de ‘contract close’. Als gevolg van verdere aftoetsing van het bestek met het Vlaamse Kenniscentrum PPS en het INR, inzonderheid in het licht van de recent verstrengde houding van Eurostat ten opzichte van participatieve pps-projecten, werden voor Brabo 2 de projectovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst bijgestuurd om de ESR-neutraliteit van het project niet in het gedrang te brengen.
Concluderend kan worden gesteld dat zowel inzake Cluster 2 Stelplaatsen als inzake Brabo 2 de Vlaamse Regering alles in het werk stelt om de ESR-neutraliteit te verzekeren, hoewel kan worden vastgesteld dat de houding van Eurostat aan het verstrengen is.
In de EDP-notificatie van april 2015 naar aanleiding van de jaarrekening 2014 heeft het INR de opbouw van activa inzake de A11 niet als overheidsactiva beschouwd. De definitieve beoordeling van het project A11 door het INR zal gebeuren naar aanleiding van de EDP-notificatie van september 2015 naar aanleiding van de jaarrekening 2014.
Op basis van ervaring met in het recent verleden geherklasseerde projecten, is de structurering van de contracten wel in die zin bijgestuurd dat een blijvende deconsolidatie kan worden verkregen.
In verband met vraag drie hebben we reden om aan te nemen dat ook inzake A11 men anders zou adviseren dan over de te consolideren Via-Investprojecten, namelijk Zaventem, Noord-Zuid Kempen en R4 te Gent. De ondertekening van het A11-contract dateert van 20 maart 2014. Sinds het aantreden van de nieuwe regering heb ik de evoluerende en steeds strenger wordende houding van Eurostat in soortgelijke Via-Investprojecten nauwlettend opgevolgd en in functie van deze vaststelling gekeken in welke mate we het project A11 zouden kunnen bijsturen teneinde de deconsolidatie te behouden. De reeds geherklasseerde Via-Investprojecten waarnaar u verwijst, werden geherklasseerd vanwege blokkeringsminderheden en overwinstclausules in de contracten waarvoor de overheid beschikt.
Bij de definitieve structurering van het project A11 werd met deze elementen rekening gehouden waardoor ik er vertrouwen in heb dat het project A11 anders zal worden geadviseerd door het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en Eurostat. Sowieso kan ook geargumenteerd worden dat dit project al voor de verstrenging ten aanzien van de participatieve pps gegund werd. Meer bepaald werd het contract op 20 maart 2014, en dus in de vorige legislatuur, gesloten, terwijl de houding ten opzichte van participatieve pps’en doorheen 2014 en 2015 verstrengd is.
Ik kom tot de vragen vier en vijf. In het kader van de budgettaire voorzichtigheid doen we een permanente monitoring van alle pps- en alternatief gefinancierde projecten die in de pijplijn zitten. In het kader van die monitoring werden een aantal knipperlichten gedetecteerd bij het A11-project waaraan wordt geremedieerd. Het lijkt me dan ook voorbarig om op dit moment de begroting al te belasten met een weinig waarschijnlijke impact van 145 miljoen euro, terwijl hierdoor andere noodzakelijke uitgaven onder druk zouden komen te staan. Maar je bent maar 100 procent zeker op het moment dat je je adviezen hebt gekregen. We denken dat we, door de bijsturing die gebeurd is, safe zitten. (Opmerkingen van de heer Matthias Diependaele)
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega Diependaele, u bent misschien gerustgesteld, maar u zult het me niet kwalijk nemen dat ik veel minder gerustgesteld ben.
Minister, het is een dossier waar we al een hele lange tijd mee bezig zijn, ook in de vorige zittingsperiode. Ik ga niet discuteren over wanneer wat is ingevoerd, maar ondertussen zijn de criteria gekend op basis waarvan Eurostat oordeelt – en als gevolg daarvan het INR, want dat kijkt toe op de Eurostatregels – al dan niet binnen de consolidatie, al dan niet binnen de overheid. Mijn bijkomende vraag over de A11 is: waar hebt u specifiek moeten remediëren? U hebt gezegd dat u er vertrouwen in hebt, maar wat sterkt u in uw vertrouwen dat in dit geval de activa van de A11, een project waar men toch al enige tijd mee bezig is, men tot de conclusie zal komen dat dit rustig buiten de begroting kan worden gehouden? Ik zou dat graag specifiek weten, vooral omdat in alle adviezen die ik ondertussen van voor naar achteren heb gelezen, van vele projecten, het constant neerkomt op dezelfde drie tot vier vuistregels die worden gehanteerd. Ik zou rond die A11 echt wel willen weten waarom u ervan ben overtuigd dat dit wel degelijk buiten de consolidatie valt.
Ik heb nog een algemene opmerking. Ik vraag me het volgende af, en doe dit eigenlijk een stukje namens het parlement. U zegt: wij monitoren die pps’en van zeer nabij, wij hebben een aantal knipperlichten gezien. Er zijn nog een aantal dossiers waarover we op dit moment een stuk in het duister tasten. We hebben bijvoorbeeld nog altijd het pps-dossier rond de kilometerheffing. Ik zie dat u op vragen van mevrouw Taelman weinig duidelijk antwoordt. Ook daar wachten we het advies van het INR af. Met andere woorden, volgens mij begint de lijst zeer lang te worden van de dossiers die op dit moment hangende zijn en waarvan noch in het rapport rond de alternatieve financiering, noch in de begrotingsaanpassing, we veel impact zien op dit moment. Ik stel me daarbij echt wel vragen of na onze pps-ervaring, net zoals in het buitenland, het geen tijd wordt dat we een groot parlementair debat organiseren in deze commissie over wat nu de valkuilen zijn binnen die pps, wat we beter niet doen en wat we beter wel doen.
Ik blijf op mijn honger zitten. Ik zie weinig garanties. Ik zie ook niet in waarom u daar blijft aan vasthouden, zeker wat betreft de A11. Ik zou dat van dichtbij willen zien. Ik kan de dossiers niet oplijsten – u kent ze even goed als ik – waar Eurostat in de long run toch anders heeft geoordeeld. Bij de Scholen van Morgen en andere projecten hebben we lange tijd geteerd op het zogenaamde voortschrijdend inzicht, maar dat voortschrijdend inzicht is er nooit geweest, in geen enkel dossier. De slotsom was altijd dezelfde: dit moet u opnemen in uw begroting.
Ik wens af te sluiten met te zeggen dat de opmerking van collega Bertels meer dan terecht is. Het is een opmerking die we zelf ook al hebben gemaakt. Als ik zie wat er allemaal al beslist is de afgelopen maanden en als ik daarnaast de meerjarenraming leg ... We hebben binnenkort de plenaire vergadering over de begrotingscontrole. Ik denk dat ik een open deur intrap als ik zeg dat die meerjarenplanning absoluut niet meer actueel is. U steekt zich altijd weg achter het feit dat u nog komt met het Rekendecreet.
Er zijn heel wat investeringsprojecten waar we op dit moment geen idee van hebben hoe de Vlaamse overheid die de volgende jaren gaat betalen. Ik geef er nog een mee: de sluis van Terneuzen. Als ik me niet vergis, hebben we daar in 2014 120 miljoen euro voor betaald. Dat was deels een verklaring voor het tekort in 2014. In 2015 hebben we daarvoor 5 miljoen euro ingeschreven, maar we weten allemaal dat het gaat om een project, dat ik inhoudelijk steun, van om en bij het miljard euro, waarbij Nederland uiteraard ook zijn rol zal spelen. Maar van dergelijke projecten heeft het parlement totaal geen zicht op de betaalbaarheid en hoe men het zal betalen de volgende jaren.
Dat waren de drie opmerkingen die ik wilde geven. Betaalbaarheid en zien of projecten realistisch begroot zijn, vind ik bijzonder belangrijk. Ik heb het gevoel, ook in die pps-projecten, dat we bij wijze van spreken een heel stuk blind aan het varen zijn.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik kan het toch niet laten om me even te moeien. Mijnheer Rzoska, u maakt op een bepaald moment de opmerking: we weten wat de criteria zijn. Daar ben ik het dus niet mee eens. We hebben hier trouwens in het parlement al eens een hoorzitting gehad met een technicus die zelf aangaf dat het voor hen op sommige momenten ook koffiedik kijken is en dat het helemaal niet zo duidelijk is wanneer iets al dan niet onder die regels valt. Ik wil relativeren: het is niet zomaar een checklijstje dat je moet aflopen, en dat het dan duidelijk is.
Wat betreft de 5 miljoen euro van Terneuzen: de regel zegt en is wel vrij duidelijk dat je iets maar in de begroting moet opnemen in het jaar dat het effectief wordt uitgevoerd. Tenzij de minister me tegenspreekt, weet ik niet of men dit jaar zelfs al zal beginnen aan Terneuzen. De 5 miljoen euro is voor de voorbereidende werken. De uiteindelijke 800 miljoen euro waarvan sprake is, moet dit jaar niet opgenomen worden.
Voor de rest zit ik wel op dezelfde lijn als de heer Rzoska. Over het gebruik van pps hebben we het nog al gehad. Ik denk inderdaad dat we daarmee voorzichtig moeten zijn. Ik ben voor projecten waar je een onmiddellijke economische return hebt. Terneuzen heeft dat bijvoorbeeld wel. Daar heb je direct tolgelden. Voor scholen heb je dat bijvoorbeeld niet. Daar heb je geen directe economische return van. Dat is veel moeilijker en veel ruimer, maar dat debat is inderdaad wel waardevol.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, u zegt: met wat bijsturingen voor deconsolidatie kunnen we dat buiten de begroting houden. Mijn vraag is: wat betekent dat juist? Het is belangrijk dat u daar verder helderheid over schept, want dat is niet zomaar wat technische correcties maken of wat contracten aanpassen.
Er moeten ernstige bijsturingen gebeuren om dat geloofwaardig en duurzaam te consolideren. Wat is er exact aangepast?
De heer Bertels heeft het woord.
Wat pps betreft, moeten we voorzichtig zijn. Zo niet, krijgen we vroeg of laat die boemerang in ons gezicht. Uw investeringsregering heeft een meerjarenvisie nodig, ook in afspraak met de federale overheid. Dat debat zullen we nog voeren tijdens de begrotingscontrole en bij de bespreking van de begroting voor 2016.
De heer Van Rompuy heeft het erover dit buiten de consolidatie te houden. Als dat mogelijk is, dan is dat goed. Maar u weet evengoed als ik dat u dat niet zomaar kunt doen, en dat u in die contracten niet zomaar een woord en een zinsnede kunt veranderen, want daar hebt u een contracterende partner voor nodig. Een woord en een zinsnede zullen trouwens niet volstaan voor de kwalificatie van Eurostat. Dat vereist soms diepgaandere hervormingen van de contracten. We moeten ons dan ook hoeden voor te groot optimisme. Ik spreek echter niet tegen dat we het moeten proberen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Iedereen weet dat pps vroeg of laat als een boemerang in ons gezicht dreigt terug te komen sinds Europa strenger is geworden. Het is nog niet helemaal duidelijk wat we nu wel en niet mogen. Minister, u zegt dat er een beslissing komt in september 2015, specifiek over de A11 waarover mijn schriftelijke vraag ging. U zegt dat u niet 100 procent, maar wel vrij zeker bent dat dit blijvend gedeconsolideerd zou kunnen worden. Op welke criteria hebt u zich gebaseerd? Het is nuttig voor het parlement om te weten wat de principes zijn en hoe de Vlaamse Regering daarmee omgaat. Om onze parlementaire controle in die zware en dure dossiers te vergemakkelijken zou het nuttig zijn om te weten wat die criteria precies inhouden en waar de bijsturingen kunnen gebeuren.
Ik moei me niet met de werkzaamheden van deze commissie waar ik geen vast lid van ben, maar ik zou willen suggereren om met het Kenniscentrum PPS in debat te gaan. Dat is een van de kenniscentra van Vlaanderen. Misschien kunnen zij eens goed komen uitleggen hoe alles werkt. Voor het gemiddelde parlementslid – en ik beschouw me in deze commissie als minder dan gemiddeld – is dat koffiedik kijken en een heel moeilijke materie om op te volgen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
We voelen ons vrij zeker omdat VIA-Investprojecten steeds werden geherklasseerd wegens blokkeringsminderheden en overwinstclausules. De twee argumenten, de blokkeringsminderheid en de overwinstclausule hebben we in het dossier A11 volledig afgebouwd. En daarom denken we dat het wel zal lukken en voelen we ons vrij zeker. Dit is geen zwart-withandboek waarbij Europa kan zeggen dat het daaronder valt. Pas wanneer er definitief wordt geoordeeld, kan men helemaal zeker zijn. We hebben wel gezien waarop de vorige dossiers zijn gestrand, en aan die twee aspecten hebben we nu geremedieerd.
Bij de definitieve structurering van project A11 werd met deze elementen rekening gehouden. Het contract voor deze participatieve pps is getekend voor de verstrenging. Ook dat is een argument, samen met de twee aspecten waaraan we hebben geremedieerd, waaruit men afleidt dat het op die manier zou moeten lukken.
Het Oosterweeldossier is fundamenteel anders omdat nu is beslist het te verdelen in vijf deelprojecten en in de begroting op te nemen. Wanneer het gaat over pps-projecten, dan zijn de beschikbaarheidsvergoedingen uiteraard opgenomen in de begroting.
Ik zal in het najaar een meerjarenraming voorleggen aan het parlement. Oosterweel zat niet in de vorige meerjarenraming. Er is pas op 2 maart beslist om het met vijf deelprojecten te doen en die in de begroting op te nemen. Over een aantal maanden, tegen september of oktober, ligt er een nieuwe meerjarenbegroting in het parlement waarin dit project zal worden opgenomen, net als het project over de sluis Gent-Terneuzen. Daar is al 5 miljoen euro uitgegeven aan voorbereidende werken.
Onlangs is in deze commissie het jaarlijks rapport voorgesteld over die alternatieve financiering. Ik laat het aan de wijsheid van het parlement of er nood is aan extra sprekers of een extra debat.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik blijf wat op mijn honger. U zegt dat de blokkeringsminderheden en de overwinstclausules de twee struikelblokken waren waarover Eurostat en het INR zijn gevallen en dat u daaraan geremedieerd hebt. Ik zou daar heel voorzichtig mee zijn, om de eenvoudige reden dat ook in andere dossiers alleen al de risicoverdeling en wat de beschikbaarheidsvergoeding precies dekt, criteria zijn.
Mijnheer Diependaele, ik weet dat het geen checklist is, maar ook de vraag waar de opgeleverde infrastructuur zal terechtkomen na de periode van de beschikbaarheidsvergoedingen, is een criterium op basis waarvan Eurostat ook in andere dossiers heeft geoordeeld, over het al dan niet opnemen binnen de consolidatieperimeter. Intussen wordt het mij wel duidelijk, na het doorploegen van heel wat technisch straffe dossiers, waar Eurostat zijn criteria legt om te oordelen of dit binnen of buiten de consolidatie valt.
Ook bij uw tweede verdedigingslijn, namelijk dat het contract is getekend voor de verstrenging, maak ik een kanttekening. Indien dat het criterium was geweest bij de eerdere pps-projecten, dan waren er wellicht niet veel ingekanteld in de begroting. Zo waren bijvoorbeeld in het dossier Scholen van Morgen contracten getekend waarin men op een zeker moment met terugwerkende kracht heeft gezegd dat het project moest worden opgenomen binnen de consolidatie, binnen de eigen begroting. Op dat vlak lijkt me dat dus absoluut geen garantie.
Eurostat en het INR zijn daar gevoelig aan, in die zin dat ze veel moeite hebben met het geven van zogenaamd voorbereidend advies. Zij baseren zich liever op afgesloten contracten. Het contract over de A11 en over het project van de kilometerheffing voor vrachtwagens is al een tijdje gesloten, maar de facto moeten we nog altijd wachten op een aantal adviezen om te weten of ze buiten of binnen de perimeter vallen. We zullen wel moeten afwachten tot september maar ik weet niet of we daar heel gerust in mogen zijn, zeker wat de A11 en andere projecten betreft.
Met andere woorden, mijn conclusie is dat de begrotingscontrole en wat we binnenkort in het parlement zullen bespreken, ook als we geen meerjarenraming hebben, niet overeenkomt met de risico’s die in een aantal dossiers zitten. U doet er ook weinig aan op dit ogenblik om de ontsporing tegen te gaan, buiten het incasseren van de tegenslagen wanneer die voorvallen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Over de A11 wil ik zeggen dat het een en-enverhaal is. Het was een goedgekeurd dossier. Het was een goed dossier. We hebben het nog verbeterd. We hebben gezien waar de andere dossiers op gestrand zijn en aan die twee aspecten hebben we geremedieerd.
De suggestie van mevrouw Brouwers over het kenniscentrum zullen we bespreken in de regeling van werkzaamheden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.