Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik leg u graag een situatie voor. Via het decreet betreffende het onderwijs XXIII keurde dit Vlaams Parlement nieuwe programmatieregels goed voor structuuronderdelen van het secundair onderwijs. Deze nieuwe regels vervingen de programmatiestop die sinds het schooljaar 2010-2011 gold en steunen op vier categorieën: het structuuronderdeel is niet programmeerbaar, het structuuronderdeel is vrij programmeerbaar, het structuuronderdeel is programmeerbaar mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan en het structuuronderdeel is programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering.
In dit decreet nam het parlement onder meer op dat de Vlaamse Regering de opdracht heeft om de lijst van niet-programmeerbare structuuronderdelen vast te leggen. Het decreet stelt ook dat deze lijst met het oog op eventuele actualisering jaarlijks wordt geëvalueerd en dat de Vlaamse Regering daarbij rekening houdt met de aansluitingsmogelijkheden op de arbeidsmarkt en op het hoger onderwijs.
In het decreet betreffende het onderwijs XXIV voorzag het Vlaams Parlement in een uitzondering voor niet-programmeerbare structuuronderdelen uit de derde graad, in die zin dat programmatie wel kon worden overwogen om de studiecontinuïteit van leerlingen uit de tweede graad te garanderen. Een beslissing over het toekennen van zo’n programmatie is eveneens voorwerp van een besluit van de Vlaamse Regering. De regering kan in een uitzondering voorzien voor hoogstens twee schooljaren. Dit houdt in dat de studiecontinuïteit niet kan worden gegarandeerd voor andere cohorten leerlingen die nog zouden starten in een verwant structuuronderdeel van de tweede graad.
Deze nieuwe regelgeving werd voor het eerst toegepast voor de programmatie van nieuwe structuuronderdelen vanaf het schooljaar 2014-2015. Op vrijdag 24 april 2015 boog de Vlaamse Regering zich over de programmatievragen vanaf het schooljaar 2015-2016. De regering keurde onder meer voor één school ook de programmatie goed van twee structuuronderdelen uit de derde graad uit het niet-programmeerbare studiegebied grafische communicatie en media, om zo de studiecontinuïteit van leerlingen uit verwante structuuronderdelen uit de tweede graad te garanderen.
Het is deze beslissing die mij deed stilstaan bij de gevolgen van de implementatie van de nieuwe programmatieregels en die een aantal vragen opriep. Recent, op 29 maart 2013, keurde de Vlaamse Regering voor dezelfde school de programmatie goed van twee verwante structuuronderdelen uit de tweede graad, één uit bso en één uit tso, omdat ze leiden tot de invulling van een knelpuntberoep. Nog geen jaar later werden zo goed als alle structuuronderdelen van het studiegebied grafische communicatie en media opgenomen in de lijst van niet-programmeerbare structuuronderdelen, in een besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014.
De school kreeg op 24 april 2015 de toelating om twee niet-programmeerbare structuuronderdelen aan te bieden, maar beperkt tot twee schooljaren. Dat laatste leidt er dan weer toe dat het schoolbestuur zich zal moeten buigen over het continueren van het aanbod van de verwante structuuronderdelen van de tweede graad, waar voor de nieuwe cohorten instromende leerlingen geen continuïteit kan worden gegarandeerd in de derde graad. Dat alles houdt in dat de dure investeringen die het schoolbestuur heeft gedaan en zal doen – op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2013 en vanuit de zorg als ‘goede huisvader’ voor de studiecontinuïteit van de leerlingen – in de derde graad maar twee schooljaren zal renderen en mogelijk ook in de tweede graad maar twee schooljaren ten volle kan worden benut.
Sinds ik deze vraag om uitleg voorbereidde, heeft het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) de conclusies bekendgemaakt van de screening van de 29 studiegebieden in het voltijds secundair onderwijs en die toegelicht hier in de commissie eind april 2015. De aanbevelingen aan het studiegebied grafische communicatie en media, waaronder ‘rationaliseren van het studiegebied op basis van de beroepskwalificaties’, plaatsen mijn vraag om uitleg nog in een andere context, die ik in mijn vragen wil meenemen.
Minister, is er in het verleden bij het bepalen van de lijst van niet-programmeerbare structuuronderdelen voldoende rekening gehouden met eerdere programmatiebeslissingen van de Vlaamse Regering, investeringen door schoolbesturen die daaruit voortvloeiden en de overweging dat bepaalde structuuronderdelen leiden tot de invulling van een knelpuntberoep? Wanneer plant de Vlaamse Regering een actualisering van de lijst van niet-programmeerbare structuuronderdelen? Zal ze daarbij mogelijk op een andere manier rekening houden met de genoemde elementen en met de conclusies en aanbevelingen van de screening van de 29 studiegebieden in het voltijds secundair onderwijs?
Zijn er aanwijzingen dat bepaalde structuuronderdelen uit het studiegebied grafische communicatie en media uit de lijst van niet-programmeerbare structuuronderdelen zullen verdwijnen, waardoor de studiecontinuïteit voor meerdere cohorten leerlingen uit de tweede graad bso en tso kan worden gegarandeerd en de investeringen van de betrokken schoolbesturen beter kunnen renderen? Leveren de conclusies en aanbevelingen van de screening van de 29 studiegebieden elementen op die relevant zijn voor het antwoord op de vorige vragen?
De vraag van mevrouw Helsen is interessant om twee redenen. In OD XXIII is de programmatiestop ingevoerd, met vier duidelijke criteria. In OD XXIV hebben we dan het principe van afwijkbaarheid in het kader van de studiecontinuïteit.
Er zijn studierichtingen en studiegebieden. Afhankelijk van hoe je ze anders zou oriënteren in studiegebieden is er wel of geen studiecontinuïteit voor die school en/of voor die leerlingen.
Ik verklaar mij nader. Als een studiegebied aansluit en een studierichting in eenzelfde studiegebied zit, ook al hebben ze een totaal andere profilering, maar zijn ze ooit in dat studiegebied terechtgekomen, dan wordt dat beschouwd als een continuïteit voor die leerling, ook al is dat in de feiten niet altijd zo. Is dat iets waarnaar u in de screening al verder hebt gekeken? Of niet?
Weliswaar moeten we daarbij rekening houden met een aantal methodologische vragen die zijn opgedoken in het licht van de screening, waaronder bijvoorbeeld het niet arbeidsmarktaansluitend zijn van sommige richtingen. Recent is gebleken dat het hanteren van VDAB-cijfers niet altijd garantie geeft. De leerlingen die al rechtstreeks een job hebben nadat ze afstuderen, komen daar niet in voor. Van sommige richtingen geeft dat dan het beeld dat ze niet goed aansluiten, terwijl ze net zeer goed aansluiten.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb geprobeerd mij te verdiepen in deze zeer interessante problematiek. Mevrouw Helsen, u hebt een aantal zaken zeer correct geciteerd. Er wordt gewerkt met een programmatie in vier onderdelen. Bij de opmaak van de lijst van niet-programmeerbare structuuronderdelen in het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 17 januari 2014 werd rekening gehouden met de tewerkstellingscijfers van schoolverlaters, op basis van de VDAB-studie 2011-2012 Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen, en met de slaagcijfers in het hoger onderwijs over de periode 2007-2010.
De lijst van vrij programmeerbare structuuronderdelen wil de programmatie van bepaalde structuuronderdelen door scholen stimuleren door die vrij te laten programmeren. Op die manier willen we inspelen op actuele beleidsontwikkelingen. Die lijsten, die bij besluit zijn vastgelegd, kwamen tot stand na overleg met de stakeholders alvorens ze werden goedgekeurd door de Vlaamse Regering.
Er is ook decretaal vastgelegd dat die lijsten elk jaar worden geëvalueerd en eventueel kunnen worden geactualiseerd. Die actualisatie moet gebeuren in nauw overleg met de stakeholders.
Op het principe van de niet-programmeerbaarheid bestaat er één afwijking. Beide collega’s hebben het aangehaald. Het gaat over de studiecontinuïteit van de leerlingen. Daarmee wordt bedoeld de logische en noodzakelijke aansluiting van de derde graad op de tweede graad. Dat is tijdsgebonden, dat wil zeggen dat een leerlingencohorte die met een opleidingstraject in de tweede graad is gestart, dat traject ook moet kunnen voltooien in de school in kwestie tot en met het tweede leerjaar van de derde graad. Dat moet kunnen gebeuren binnen een normaal tijdsbestek, met andere woorden zonder met overzitten rekening te houden.
Vorig schooljaar bleek een actualisatie van de lijsten niet nodig. Dit jaar wel, waardoor ons kabinet en de administratie opnieuw in overleg zijn gegaan met de sociale partners. Mevrouw Helsen, de lijsten werden onder meer aangepast in het licht van de geplande modernisering van het secundair onderwijs en in afwachting van de daarbij horende herziening van het studieaanbod. We hebben het ontwerpbesluit op 29 mei, vorige week, goedgekeurd, met de aangepaste lijsten, met het oog op het advies van de Raad van State. U zit dus weer zeer perfect wat de timing betreft, aangezien het natuurlijk nog moet terugkeren.
Ook in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs zijn het opwaarderen en het stimuleren van het technisch georiënteerd onderwijs uiteraard belangrijke doelstellingen. U hebt daar ook zelf naar verwezen. U en de heer Daniëls hebben ook verwezen naar de screening van het studieaanbod. In die screening is de aanbeveling opgenomen om het studiegebied grafische communicatie en media te rationaliseren. De resultaten vormen samen met de uitrol van de Vlaamse kwalificatiestructuur de basis voor de actualisering en de reductie van het studieaanbod van het voltijds gewoon secundair onderwijs.
Tijdens het overleg over de lijsten werd de vraag gesteld naar de studiecontinuïteit voor bepaalde cohortes van leerlingen van een geprogrammeerde opleiding in de tweede graad waarvan, gezien de recente programmatieregels, de studiecontinuïteit in de derde graad in het gedrang komt. Dat geldt onder meer voor opleidingen van het studiegebied grafische media en communicatie. Er is dan ook met de sociale partners afgesproken om in het kader van OD XXVI in het najaar een initiatief te nemen naar het schooljaar 2016-2017 toe om een oplossing te vinden voor die vervelende situatie.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Toen ik deze situatie voor mij zag, vond ik het eigenlijk hallucinant hoe wij als overheid te werk gaan. In 2013 zeggen wij heel duidelijk aan de school: zeer goed bezig, u speelt in op een knelpuntberoep, u mag dat programmeren en uitbouwen. De school investeert in infrastructuur. Ik heb de bedragen gezien. Het gaat over een vrij dure studierichting. Ze hebben materiaal nodig dat echt niet goedkoop is om dat te realiseren. De school maakt daarvoor middelen vrij. Nog geen twee jaar later stellen we vast dat de toekomst van die opleiding een probleem zou kunnen zijn. Neen, ik kijk niet naar u, minister. U gaat de volgende jaren wel aan de slag met een rationalisatie.
Ik denk dat we deze situatie moeten meenemen als een slecht voorbeeld. Als we scholen duidelijk zeggen dat ze de mogelijkheid hebben om een bepaald studiegebied in te richten en bepaalde opleidingen aan te bieden en scholen de keuze maken om te investeren in infrastructuur, moet dat voor een langere periode kunnen dan voor twee of vier jaar. Het moet met een grotere zekerheid kunnen dan die verlenging van twee jaar. Niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor het personeel dat in die richtingen wordt tewerkgesteld en voor de school, waarvan wij verwachten dat ze met goede apparatuur aan de slag gaat.
Omdat we voor een belangrijke oefening staan in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs, wil ik dit voorbeeld in de commissie inbrengen. Zo wil ik aantonen dat wij in de toekomst het best niet op die manier te werk gaan als we het onderwijs de kans willen geven om op een degelijke manier aan de slag te gaan met de organisatie van studierichtingen en de inzet van professioneel personeel dat ook aan de slag moet kunnen.
Minister, ik ben zeer tevreden dat u zegt dat u de problemen die zich voordoen op het terrein – ik heb hier maar één voorbeeld aangehaald, maar ik denk dat we moeten kijken welke er nog zijn – wilt oplossen. Ik vind het zeer positief dat u voor 2017 een oplossing wilt aanbieden voor de situaties die zich voordoen op het terrein. Voor langere termijn denk ik dat we een beter beleid moeten voeren voor wat het studieaanbod betreft in het secundair onderwijs. Ik vond het de moeite om deze casus aan bod te brengen om aan te tonen dat we het in de toekomst beter moeten doen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik heb bewust gewacht tot het antwoord gegeven was op de vraag om uitleg van mijn collega. De zorg die ze uitdrukt over de continuïteit voor de leerlingen is een terechte zorg.
Minister, ik wil u het volgende meegeven bij de nakende beslissingen die moeten worden genomen over de programmaties. Ik heb uw voorganger daarover meermaals mondeling en schriftelijk ondervraagd. Ik kwam namelijk tot de constatering dat de voorbije jaren bij de nieuwe programmaties meerdere studierichtingen één of enkele leerlingen hadden. Dat vind ik financieel niet – en in sommige situaties minder – aanvaardbaar. In een periode dat er moet worden bespaard, moet u toch voorkomen dat u onverantwoorde uitgaven doet. Die middelen kunt u namelijk op andere plaatsen binnen het onderwijs veel zinvoller gebruiken.
Uiteraard weet ik ook dat die leerlingen soms voor een aantal uren samen worden gezet met andere leerjaren. Maar als ik de cijfers bekijk die ik de voorbije jaren heb gekregen, zeg ik: dit zijn soms onverantwoorde toestanden. U moet dit voorkomen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb een aanvullende bedenking. Toen ik die vraag om uitleg zag, dacht ik: help. Maar het moet soberder. Ik vind ook dat er te veel richtingen zijn. De uitkomst is hallucinant. Het moet transparanter. (Opmerkingen)
Afschaffen achteraf is veel erger.
Dat doet zich hier voor. De school wijst op de investeringen die zijn gedaan, welke middelen er zijn vrijgemaakt om de juiste machines in te zetten. Dat was een dure investering. Als die maar enkele jaren kan renderen, is dat echt niet verstandig. Afschaffen is niet eenvoudig, maar we moeten daar in de toekomst op een veel betere manier mee omgaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.