Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, het thema van de biomassacentrales is hier al een paar keer de revue gepasseerd, en wellicht zal het in de toekomst ook nog wel enkele keren aan de orde zijn. Vandaag gaat mijn vraag specifiek over het verbranden van houtgrondstof en de regelgeving die daaraan ten grondslag ligt.
We zijn met deze commissie dit jaar twee keer te gast geweest bij een houtverwerkend bedrijf: AGGLO in Genk en Unilin te Wielsbeke, waarbij Fedustria (Federatie voor de Belgische textiel-, hout- en meubelindustrie) onze gastheer was. We hebben daar kennis kunnen maken met het bedrijf in kwestie, maar ook met de bekommernissen van Fedustria en van de houtverwerkende nijverheid, wier belangen zij verdedigen.
Aan de orde was onder andere het gebruik van houtgrondstof door biomassacentrales. Momenteel is er in ons land maar één grote werkende biomassacentrale, Max Green, maar er staan er nog twee op stapel. Als biomassacentrales houtgrondstof wensen te verbranden, dienen Fedustria en Cobelpa (Vereniging van de Belgische fabrikanten van papierdeeg, papier en karton) advies te geven. Het idee daarachter is dat er geen groenestroomcertificaten worden toegekend als er sprake is van verbranding van houtgrondstof. Men spreekt volgens de regelgeving dus maar van houtgrondstof als er een eensluidend advies is vanwege Cobelpa en Fedustria, onder andere om te vermijden dat de te betrekken grondstof geen al te groot marktverstorend effect zou hebben voor beide sectorfederaties.
Er kunnen vragen gesteld worden bij dat eensluidend advies, aangezien marktverstoring ook kan optreden bij het verbranden van hout, of afgeleiden daarvan, dat door een van beide sectoren als grondstof gebruikt wordt. Het is immers zo dat vanwege de processen bepaalde grondstoffen wel gebruikt worden door de houtnijverheid, dan wel de papiernijverheid, maar niet altijd dezelfde grondstof. Of ze maken gebruik van andere processen.
Minister, vindt u het niet logischer om van houtgrondstof te spreken zodra die materialenstroom een grondstof vormt voor één sector, hetzij Cobelpa, hetzij Fedustria? Bent u van plan initiatieven te nemen om dit als dusdanig aan te passen in de van toepassing zijnde regelgeving?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het Energiebesluit voorziet in een procedure om te beoordelen of bepaalde houtstromen als industriële grondstof worden gebruikt. Indien een bepaalde houtstroom als industriële grondstof wordt gedefinieerd, dan kan men voor de energieproductie uit die specifieke houtstroom geen groenestroomcertificaten verkrijgen die aanvaardbaar zijn in het kader van de indiening voor de certificatenverplichting. Niet-aanvaardbare groenestroomcertificaten kunnen niet ingediend worden in het kader van de certificatenverplichting en hebben daardoor geen marktwaarde.
Er moeten in dat kader door het Vlaams Energieagentschap (VEA) per dossier drie adviezen opgevraagd worden: aan Cobelpa, aan Fedustria en aan de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Bij een eensluidend advies is dat advies bindend, tenzij de ministers van Energie en Leefmilieu gezamenlijk hun evocatierecht uitoefenen.
Wanneer over het gebruik van een specifieke houtstroom door deze partijen geen eensluidende adviezen worden gegeven, beslist de Vlaamse Regering op voorstel van het Vlaams Energieagentschap. In de praktijk is het zo dat telkens als een van de sectoren in haar advies over een industriële grondstof spreekt, dat ook voldoende is om die specifieke houtstroom als industriële grondstof te beschouwen. Indien enkel Fedustria of enkel Cobelpa een houtstroom uit de adviesvraag als industriële grondstof gebruikt, is dat dus al voldoende. Er is dan wel sprake van een niet-eensluidend advies, waarbij een beslissing van de Vlaamse Regering zich opdringt.
Er wordt dus aan al die bekommernis tegemoetgekomen, mijnheer Danen, maar toch vond ik uw vraag heel terecht.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het stelt mij voor een stuk gerust, maar niet helemaal, omdat de Vlaamse Regering zelfs bij een eensluidend advies altijd nog anders kan oordelen. Ik vraag me af welke garantie de sector in het geval van een niet-eensluidend advies heeft om ervoor te zorgen dat de grondstof die wordt gebruikt, geen te groot marktverstorend effect heeft.
Zelfs in het geval van een eensluidend advies kan de Vlaamse Regering haar evocatierecht uitoefenen. Ik vind dat een vreemde manier van werken, omdat je op die manier heel veel onzekerheid in de markt zet. Er wordt regelgeving opgemaakt om te bepalen onder welke voorwaarden we van houtgrondstof kunnen spreken, maar zelfs dan kan daar nog van worden afgeweken. Dus eigenlijk zegt u: we kunnen met die regelgeving nog alle kanten uit, zowel bij een niet-eensluidend als bij een eensluidend advies.
Neen, we kunnen absoluut niet alle kanten uit. En dat is maar goed ook. Als Cobelpa, Fedustria en OVAM een eensluidend advies uitbrengen, wordt dat gevolgd, tenzij we echt ons evocatierecht willen uitoefenen. Weet wel dat wij daar vrij strikt naar kijken. In het hele biomassadebat is het immers zo dat het maatschappelijke draagvlak groot is als het gaat om afval dat in eigen land gevonden wordt.
Als het hout of datgene wat wordt verbrand uit de Verenigde Staten komt, ligt de toetssteen natuurlijk veel hoger. Je moet dan ook de milieueffecten van het transport meerekenen. In Duitsland bijvoorbeeld kan men zich beperken tot biomassa die aanwezig is op het eigen grondgebied. Wij hebben dat niet omdat wij een relatief klein land zijn met relatief weinig afvalstoffen.
Als er een discussie is en de adviezen gaan niet in dezelfde richting, dan beslist de Vlaamse Regering. Maar ik bekijk dat vrij strikt omdat we het debat over de biomassa kennen. We kennen de voors en de tegens daarvan. Het is uiteraard veel properder energie dan nucleaire energie. Maar mijn prioriteit ligt bij zonne- en windenergie. Dat zijn de zuiverste vormen om van natuurelementen gebruik te maken bij het opwekken van energie. Afhankelijk van de plaats kan er voor biomassa op dat punt een groot verschil zijn. We zijn daar heel strikt in.
Tijdens de vorige regeerperiode hebben drie biomassacentrales een goedkeuring gekregen. U kent het debat over E.ON in Langerlo, dat te koop staat en in een afsluitende fase zit, als ik het goed hoor – uiteraard speelt de bedrijfsvoering zich buiten ons af. Voor de rest zijn er geen plannen voor een nieuwe biomassacentrale. Dat is op dit moment ook niet mijn prioriteit. Maar de engagementen uit het verleden moeten natuurlijk wel worden gehonoreerd omdat je anders in een juridisch steekspel over contracten terechtkomt.
Wij kunnen niet doen wat we willen doen, en zelfs als we het zouden willen doen, gaan we het nog niet doen.
Ik ben blij dat u samen met mij bekommerd bent over deze materie. U weet natuurlijk ook dat de groenestroomcertificaten voor tien jaar gegarandeerd zijn. Ik weet dat we niet over particuliere bedrijven mogen spreken maar omdat er zo weinig zijn, doe ik het toch: in het geval van E.ON gaat het over 200 miljoen euro per jaar. Over tien jaar is dat 2 miljard euro. Het zou toch bijzonder cynisch zijn indien zij door het opstoken van houtgrondstof ook een andere sector in gevaar zouden brengen. Dat zou een heel slecht signaal zijn. Ik ben dus blij dat u met mij deze materie mee bewaakt. Ik zal in de toekomst hierover vragen blijven stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.