Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de warmtenetten
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik heb een vraagje over warmtenetten, een onderwerp dat hier al regelmatig aan bod kwam. Tijdens de vorige legislatuur hebben we een resolutie goedgekeurd. Een aantal maanden geleden zijn er al een aantal vragen over gesteld door collega’s.
Ondertussen vond de eerstebuislegging plaats in Antwerpen-Zuid, waar het grootste warmtenet in Vlaanderen wordt ontwikkeld. Het is de bedoeling dat binnenkort de eerste woningen hun warmte zullen afnemen van dat warmtenet. Het project wekt heel veel interesse op van heel veel mensen, maar roept tegelijk een aantal vragen op.
De Vlaamse Regering heeft alvast steun in het vooruitzicht gesteld om warmtenetten te laten ontwikkelen en om groene warmte te ondersteunen. Naast de financiële zijn er nog andere drempels. Over de aanpassing van de EPB-berekening (energieprestatie en binnenklimaat) hebben we het in de vorige commissiezitting al gehad. Er zou een voorstel liggen van de vakgroep bouwfysica van de universiteit van Gent met een alternatieve rekenwijze.
In eerste instantie zal in Antwerpen de warmte voor het warmtenet geleverd worden door een grote, centrale verwarmingsketel op aardgas. Op termijn zal het belang daarvan verdwijnen en zal worden overgeschakeld op restwarmte van bedrijven in de omgeving. Die bedrijven hebben zich daar ondertussen toe geëngageerd.
Met de op termijn geplande verduurzaming van de externe warmtebron wordt ook geen rekening gehouden in de EPB-berekening, omdat het Vlaams Energieagentschap (VEA) op basis van de huidige regelgeving niet toelaat dat er nog wijzigingen gebeuren aan een EPB-aangifte als een periode van zes maanden na de initiële EPB-aangifte is verlopen. Een andere drempel is het ontbreken van richtlijnen in verband met de prijszetting. Er zou kunnen worden gekeken naar de manier waarop de prijszetting in Nederland is gebeurd. Daar heeft men een uniform systeem voor het hele land ontwikkeld. Voor het berekenen van deze prijs is onder andere rekening gehouden met de kostprijs om warmte te produceren met een hoogrendementsgasketel. In Nederland is er discussie ontstaan over deze rekenmethode. Een uniforme prijs afspreken, is uiteraard begrijpelijk en overzichtelijk maar misschien moeten wij toch opteren voor een minder streng gereguleerde prijszetting waarbij een overleg tussen producent, leverancier, netbeheerder en afnemer leidt tot een prijs op maat van een concreet project.
De sector heeft uiteraard ook nood aan een regeling in verband met wanbetalingen, afsluitingen en dergelijke meer. Ook daar is een regelgevend kader dringend nodig.
Tot slot zijn er nog een aantal vragen over wie nu eigenlijk warmtenetten mag aanleggen. Infrax en Eandis, onze distributienetbeheerders, geven terecht aan dat ze heel veel ervaring hebben met het openbaar domein en het leggen van leidingen. Ze zien hier voor zichzelf een grote rol weggelegd. De vraag is of individuele bedrijven, naast de netbeheerders, zelf een eigen net kunnen en mogen aanleggen, onder andere in openbaar domein, om op die manier bijvoorbeeld de restwarmte te valoriseren. Daar zou best ook duidelijkheid over worden gecreëerd. Tot slot is er nood aan een technisch reglement en een regulator om deze nieuwere warmtebron te reguleren.
Minister, ik heb een aantal vragen, eerst over de investeringssteun. Hoe ziet u dat? U hebt 10,2 miljoen euro in het vooruitzicht gesteld. Is dit een nieuw budget om warmtenetten te ondersteunen? Hebt u een verdeelsleutel op dat vlak op het oog? Zijn er al stappen ondernomen om de EPB-berekening aan te passen zodat die niet meer nadelig is voor warmtenetten en collectieve stookplaatsen? Lijkt het u wenselijk om bij de toepassing van warmtenetten de mogelijkheid open te laten om een EPB-aangifte aan te passen op een later tijdstip als de warmtebron van het warmtenet duurzamer of anders zou worden? Hebt u al initiatieven genomen met betrekking tot de prijszetting? Welke principiële houding neemt u aan: een uniforme Vlaamse prijs met een sterke regulering of een eerder vrij systeem? Bij wie ziet u idealiter de verantwoordelijkheid voor het aanleggen van warmtenetten liggen? Wordt dat een exclusieve aangelegenheid voor de netbeheerders of niet? Zal een regulator aangeduid worden? Binnen welk tijdsbestek? Wie zal die regulator zijn, die dan ook een technisch reglement voor warmtenetten kan uitwerken?
De heer Gryffroy heeft het woord.
De vragen zijn complementair. De vraag naar de regulering en de tarieven had ik niet opgenomen, maar dat is uiteraard zeer belangrijk. Ik ben zeer benieuwd wat u zult antwoorden, minister, in verband met de exclusiviteit voor distributienetbeheerders, want ik heb daar toch mijn mening over.
Bij de warmtenetten zie ik nu gebeuren wat er jaren geleden ook gebeurde bij de windmolens: iedereen springt erop. U bent ter plaatse geweest voor de eerste buislegging in Antwerpen-Zuid, minister. De heer Schiltz heeft het daarover gehad. Maar weet u, in Antwerpen zijn er momenteel zeker vier projecten bezig. Isvag droomt van een warmtenet, net als Antwerpen-Zuid. Het schijnt dat er ook een warmtenet wordt opgenomen in Blue Gate Antwerp. Indaver zegt dan, wij kunnen dat ook.
Antwerpen is een stad van maar 600.000 inwoners. Wenen heeft er 2 miljoen. In Wenen hebben ze een ringleiding geplaatst, en daarop hebben ze al die centrales aangesloten en de gebruikers afgetakt. Straks gaan we in Antwerpen zitten met vier of vijf projectjes. Ik heb schrik dat we straks als regio van 6 miljoen inwoners allemaal op onszelf bezig zijn.
Ik krijg regelmatig mails daarover. In Menen is men bijvoorbeeld ook bezig met een heel klein warmtenetje. In de commissie Ruimtelijke Ordening is de vraag uiteindelijk niet gesteld, maar die ging erover dat men vanuit Roeselare het kanaal over moest, en het mocht dan niet aan de brug worden geplaatst of onder de sporen. Op alle fronten en op alle locaties is men bezig. Als we ondersteuning kunnen geven, waarom niet. Maar het ‘groter plaatje’ ontbreekt.
Op een bepaald moment was er afgesproken om een warmtenetkaart te maken, om de mogelijkheden in Vlaanderen te bekijken. Tegenover het buitenland staan we eigenlijk nog nergens.
Minister, in de beleidsnota Energie staat dat u deze legislatuur gaat voor een voortzetting van de calls, een uitgebreide beoordeling van het potentieel van de warmtenetten tegen eind dit jaar, het opstellen van een routekaart voor de uitbouw van warmtenetten en het opstellen van een Vlaams reguleringskader. Een tweede call liep in februari af. Op basis van een grondige analyse zou u dan kijken of de modaliteiten en het regelgevend kader moesten worden aangepast voor een volgende call. U had gezegd – en dat lees ik ook in de pers – dat de eerstvolgende call in juni wordt gelanceerd.
Minister, hoe zit het met de evaluatie van de voorbije calls over warmtenetten en restwarmte? Wat waren de conclusies? Wat gaat u aanpassen voor de derde call wordt gelanceerd? Is de aanpassing aan de Europese staatssteunregels reeds doorgevoerd en wat is de concrete impact hiervan op de modaliteiten van de call?
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij deze vraag. Ik ben het niet helemaal eens met u, mijnheer Gryffroy. Het aanleggen van een zeer groot systeem terwijl onduidelijk is wat het potentieel aan afnemers is, is een zeer heikele onderneming. Dan moet je al een grote aansluitingsgraad opleggen aan mensen. Dat lijkt me potentieel problematisch.
Specialisten in energierecht en in energiepraktijk waarschuwen ervoor om in de materie te snel naar een ‘one size fits all’-regeling te willen gaan, een soort van monsterlijke gewestelijke regeling, van toepassing op alle lokale warmtenetten. Uiteraard zijn er belangrijke elementen, zoals de bescherming van de consument of back-upcapaciteit in het geval van een afschakeling. Daarvoor moeten er wel algemene beschermingsregels zijn.
Voor een investering in een warmtenet vraagt een investeerder duidelijkheid op lange termijn. Het zijn zware investeringen die op een lange tijd moeten worden afgeschreven, en dus moet er een stabiliteit zijn in de prijs. Die prijs kunnen we niet hier regionaal bepalen. Mijnheer Gryffroy, u stelde daarnet dat bij de afweging tussen warmtenetten en aardgasnetten maatwerk van belang is. Dat geldt ook hier, en nog meer.
Het komt erop aan dat de lokale overheden, de inwoners en de privésector samenzitten. Zij kunnen per project of per warmtenet een prijs afspreken, waarom niet, zeker wanneer het gaat over verkavelingen.
Minister, ik ben zeer geïnteresseerd. Ik had gedacht dat we nog iets langer zouden wachten met de invulling hiervan, maar de praktijk haalt ons in. De warmtenetten worden uitgerold en de netbeheerders worden geconsulteerd. Misschien kunt u al een tipje van de sluier lichten en kunt u ons meedelen in welke richting u een systeem van tarieven en regelgeving voor de warmtenetten ziet?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik wil uitdrukkelijk vragen naar de regeling die bij warmtenetten van toepassing zou zijn in het geval van energiearmoede. Daar is heel veel onduidelijkheid over. We hebben de laatste jaren heel veel uitgewerkt op dat vlak. Iemand die zijn facturen niet kan betalen, komt terecht bij de lokale adviescommissie (LAC). Daar worden verschillende voorstellen gedaan om de mensen uit de betalingsmoeilijkheden te halen. Ik heb het nu niet over warmtenetten die van bedrijf naar bedrijf gaan. Maar als particulieren, gezinnen, aansluiten op warmtenetten, is het onduidelijk hoe ermee zal worden omgegaan als ze in energiearmoede terechtkomen.
De heer Danen heeft het woord.
Er moeten nog heel wat drempels worden weggewerkt, voor het helemaal kan worden uitgerold. Maar dat mag geen reden zijn om er niet mee door te gaan. We moeten de toekomst omarmen, en wat mij betreft vormen warmtenetten daar een onderdeel van, ook al om het aandeel van hernieuwbare energie in onze regio te verhogen.
Er is al een paar keer gewezen op de prijs. In de ondersteuning moet en kan het Vlaamse beleid een rol spelen. Ik vrees dat de financiering van de ondersteuning zal komen van de andere netgebruikers, dat het dus weer zal worden doorgerekend in de factuur. Ik wil daarvoor waarschuwen: het kan toch niet zijn dat al het nieuwe Vlaamse beleid voor energie door de gebruiker van het net wordt betaald.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Collega’s, u hebt veel nuttige zaken gezegd. We zijn het over één ding eens: de uitbouw van warmtenetten in Vlaanderen moet op een hoger niveau gebeuren. Dat ligt volledig in lijn met het regeerakkoord. Groene warmte is goedkoper dan hernieuwbare energie. We hebben een achterstand in te halen in vergelijking met andere landen. Het staat dus in het regeerakkoord en het zit in mijn beleid: ik wil de warmtenetten meer uitbreiden.
Een eerste stap daarin is het versterken van de middelen voor de groenewarmtetender. De 10,2 miljoen euro is de som van het resterende bedrag van 6,5 miljoen euro van de vorige calls en een bijkomend budget van 3,7 miljoen euro voor 2015 uit het Energiefonds. Dit budget zal worden verdeeld over de verschillende calls, met name voor groene warmte, restwarmte en biomethaan. De verdeling zal worden vastgelegd in het ministerieel besluit houdende de organisatie van de calls.
Met de versoepeling van de voorwaarden voor de voeding van het warmtenet met 50 procent hernieuwbare energie of 50 procent restwarmte werd een grotere flexibiliteit ingevoerd, waardoor het mogelijk is om eerst het warmtenet aan te leggen en dat dan te koppelen aan groene warmte of restwarmte. Voor het inrekenen van warmtenetten in EPB is een wijzigingsbesluit in opmaak. We hebben er al een paar keer over gesproken. Die matching was niet optimaal. Het nieuwe EPB-warmtenetkader voorziet in twee sporen: een aanvraag voor detailberekening of het inrekenen van het warmtenet via waarden bij ontstentenis.
De aanvraag van de detailberekening gebeurt in principe voor de indiening van de startverklaring en voor zover werken niet zijn gestart. Ik voorzie in een overgangsbepaling, zodat een detailberekening voor reeds gestarte dossiers kan worden aangevraagd. De eerste besprekingen van het ontwerp tussen het VEA en mijn kabinet hebben al plaatsgevonden. Via de detailberekening zal het mogelijk zijn om gecontracteerde en op korte termijn te realiseren fasering of vergroening van het warmtenet mee te rekenen. Het wijzigingsbesluit zal geen aanpassing van de huidige rekenmethode voor warmtenetten voorstellen.
Ik vermeldde in mijn antwoord op vragen in deze commissie enkele maanden geleden dat er een aantal studies aangaande collectieve systemen en warmtenetten lopende zijn in het kader van het EPB-platform. Via het EPB-platform, een samenwerkingsverband tussen de drie gewesten, wordt de rekenmethode continu verder ontwikkeld. Het platform wordt ondersteund door een wetenschappelijk team, bestaande uit het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB), een aantal universiteiten, waaronder de UGent, en een aantal studiebureaus.
Ik vind het ook wenselijk dat de energieprestatieregelgeving rekening houdt met de typisch gefaseerde uitvoering van warmtenetprojecten. Ik heb daarom, naar aanleiding van de vragen in deze commissie, aan het VEA gevraagd om een voorstel te formuleren. Dat voorstel wordt opgenomen in het wijzigingsbesluit voor de warmtenetten dat in opmaak is.
Bij de oplossing die wordt voorgesteld, moet de EPB-aangifte, conform het decretale kader, binnen de zes maanden na de ingebruikname van de werken worden ingediend. Alle investeringen in het systeem van externe warmtelevering die worden gerealiseerd binnen de vijf jaar na de eerste vergunningsaanvraag van een gebouw dat aangesloten wordt op het systeem van externe warmtelevering, zullen meetellen indien men beschikt over contractuele engagementen die een resultaatsverbintenis voor die investeringen bevatten.
In 2014 en de afgelopen maanden zijn ook een aantal van de overige aangehaalde thema’s met de stakeholders besproken in het beleidsplatform warmtenetten. Volgende stakeholders zijn vertegenwoordigd in het beleidsplatform: netbeheerders, bedrijfsfederaties van grote verbruikers, energiebedrijven en toeleveranciers, sectororganisaties van decentrale producenten, onderzoeksinstellingen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), lokale besturen, de administraties Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Leefmilieu en Openbare Werken en de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG). Die besprekingen zullen, ook binnen een aantal subwerkgroepen, voortgezet worden in de loop van 2015. Het is dus nog te vroeg om daar conclusies uit te trekken, maar er komen uit de besprekingen tot nu toe wel al enkele eerste tendensen naar voren.
Wat de prijszetting betreft, heeft de strikte regulering, zoals gevolgd in Nederland, geleid tot jarenlange discussies en aanzienlijke vertraging. In het algemeen zijn de stakeholders veeleer voorstander van een duidelijke communicatie inzake prijszetting om een draagvlak voor warmtenetten uit te bouwen. Voldoende duidelijke en aantrekkelijke tarieven zijn dus noodzakelijk. Daarbij is ook een eenvoudige vergelijking met het meest gebruikelijke alternatief voor warmteproductie een belangrijk element.
In de huidige fase is het volgens de stakeholders niet aangewezen om de aanleg van warmtenetten toe te wijzen aan bepaalde marktspelers. Het is wel nodig om een rechtszeker kader te creëren waarin marktrollen en -verantwoordelijkheden gedefinieerd worden. Die rollen kunnen dan door verschillende marktspelers opgenomen of gecombineerd worden.
In mijn beleidsnota Energie heb ik die piste al uitdrukkelijk naar voren geschoven. Warmtenetten zullen de komende jaren zowel door publieke als door private spelers ontwikkeld kunnen worden. Dat is ook nodig, want Vlaanderen heeft een achterstand goed te maken. De subwerkgroep inzake technische voorschriften moet nog bijeenkomen en zal dan aanbevelingen doen om heel praktisch naar die technische voorschriften te kijken.
Vervolgens, collega’s, kom ik tot de calls in verband met groene warmte. Op basis van de drie georganiseerde calls hebben we een evaluatie gemaakt. Die heeft geleid tot een ontwerpbesluit met aanpassingen aan de steunregeling. Het ontwerpbesluit werd een eerste maal principieel goedgekeurd op 8 mei 2015. Een belangrijke voorgestelde wijziging is het uitbreiden van de calls met diepe geothermie. De steun voor warmtenetten wordt ook flexibeler gemaakt door de steun uit te breiden voor warmtenetten die voor minstens 50 procent door hernieuwbare energiebronnen of 50 procent restwarmte worden gevoed. Het toepassingsgebied wordt op die manier afgestemd op de definitie van energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling uit de richtlijn met betrekking tot energie-efficiëntie die ook is overgenomen in de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Er is ook voorgesteld om een IRR-toetsing (internal rate of return) in te voegen in de procedure. Voor nuttige-groenewarmte-installaties op biomassa wordt voorgesteld om de eis dat 95 procent van de brandstof biomassa is, te verlagen naar 85 procent. Dat komt overeen met de voorwaarde om als biomassa-installatie beschouwd te worden voor de toekenning van groenestroomcertificaten voor biogasinstallaties en voor bio-WKK’s (warmte-krachtkoppeling). De verlaging van het aandeel biomassa moet projecten ook haalbaar maken. Voor de opwerking tot biomethaan wordt de steunregeling uitgebreid tot opwerking van biomethaan zonder injectie in het aardgasnet, indien het biomethaan als biobrandstof wordt toegepast.
Met de voorgestelde aanpassingen wordt een groter aantal projectaanvragen binnen de calls beoogd, zodat meer energiebesparing of productie van groene warmte wordt bereikt. De calls blijven open staan voor alle mogelijke investeerders in dergelijke projecten. Opdat de voorgestelde wijzigingen het beoogde resultaat kunnen hebben, wordt de volgende call gepland na het in werking treden van de wijzigingen. We hebben immers gemerkt dat we nu te beperkt zitten. Een definitieve goedkeuring van het ontwerpbesluit is mogelijk in juli. Een volgende call zou dan in september worden georganiseerd. Dat is op dit moment onze timing. De huidige aanpassingen vallen onder de algemene groepsvrijstellingsverordening, waardoor het geen expliciete goedkeuring moet krijgen van de Europese Commissie. De steunregeling ‘call’ is wel reeds aangemeld bij de Europese Commissie.
Ik merk dat de calls rond groene warmte op dit moment nog onvoldoende gekend zijn. In gesprekken op het terrein, bijvoorbeeld met lokale politieke verantwoordelijken die met energieprojecten bezig zijn, stel ik vaak vast dat men er niet van op de hoogte is. We zouden daar dus hetzelfde moeten doen als wat we bij de energielening hebben gedaan. We moeten een manier vinden om er meer over te spreken, er meer communicatie rond te voeren en ze zo meer bekend te maken. Op dit moment wordt de call gewoon bekendgemaakt via de website van het Energieagentschap en via de klassieke kanalen.
Ik heb de laatste weken en maanden gemerkt dat het nog niet genoeg gekend is. Ik moet nog een manier zoeken om het bekender te maken. Misschien moeten we eens een aparte studienamiddag organiseren. Soms zijn er projecten, maar heeft men er niet aan gedacht om met de call mee te doen.
Voor de warmtekaarten en de warmteatlas heeft VITO als timing eind dit jaar gezet. Het zal belangrijk zijn om na te gaan waar er restwarmte is.
Ik vind de opmerking over energiearmoede heel terecht. Ik vind het zelf heel moeilijk. Bewoners met een warmteaansluiting kun je uiteraard niet afschakelen. Ik heb er op dit moment eigenlijk nog geen oplossing voor. Als u suggesties hebt, mag u mij die altijd geven. Samen met minister Homans werk ik aan een actieplan Energiearmoede tegen het eind van dit jaar. Energieleningen hebben we intussen ook opengesteld voor huishoudelijke toestellen, op vraag van het terrein. Wij hebben dus nog geen oplossing gevonden, maar er zal er wel een moeten komen. Ik ben zo eerlijk om dat te zeggen. Het gaat natuurlijk over een andere manier van denken: je kunt niet één elementje uit het circuit nemen. We moeten nagaan hoe we daar een antwoord voor vinden.
Bij energiearmoede merk ik vaak dat nieuwe technologie en investeringen ook een impact hebben op de bestaande systemen in de strijd tegen die energiearmoede. Een van de opmerkingen was bijvoorbeeld dat het heropladen om niet van gas afgesloten te worden, altijd opnieuw moet worden aangevraagd. Technologisch kan dat nu nog niet automatisch gebeuren. Het is natuurlijk wel Kafka dat men het altijd opnieuw moet aanvragen. Zodra er echt slimme meters zijn, kan dat worden opgelost. Maar intussen moeten we met nieuwe technologieën in situaties van energiearmoede onze systemen vaak herdenken.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het debat was alweer opnieuw begonnen naar aanleiding van een aantal elementen die u aanhaalde.
Het is zeer positief dat u snel werkt aan de wijzigingen in de EPB-regelgeving en dat u de juiste stappen zet. De vragen van het terrein om snel te gaan, zijn begrijpelijk. Ik ga ervan uit dat u erop ingaat. Misschien is het goed dat u nog een duidelijke timing aangeeft.
Het is ook positief dat u leert uit de Nederlandse ervaring voor de prijszetting en dat men ‘case by case’ nagaat hoe de kostenstructuur is, waarna er dan een evenwichtige prijszetting kan worden bepaald.
U wilt de verschillende marktspelers voor een deel vrij laten in wie mag aanleggen. Ik denk dat dat net het belang van een technisch reglement en een regulator verhoogt. U bent er niet op ingegaan wie als regulator zou worden aangeduid en hoe het technisch reglement wordt uitgewerkt. Dat reglement moet een aantal kwaliteitscriteria bevatten op basis waarvan de warmtenetten in Vlaanderen op een goede manier zullen worden aangelegd.
Minister, ik apprecieer uw eerlijkheid dat er nog geen oplossing is voor afsluiting bij wanbetaling. We moeten die oplossing wel vrij dringend vinden. Misschien kan er met de OCMW’s worden samengewerkt om in geval van wanbetaling een deel over te nemen via afbetalingsplannen zodat de rekening op een goede manier wordt betaald. Voor de rendabiliteit van een warmtenet is het wel belangrijk dat een investeerder zekerheid heeft dat niet plots iedereen stopt met betalen omdat er toch geen regeling is en er toch warmte wordt geleverd. Als we de investeerders en de gezinnen zekerheid willen geven, moet er een regeling komen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U zegt dat we naar een hoger niveau moeten kijken, maar voor mij mag het nog een niveau hoger zijn.
Ik onthoud dat de derde call voor september 2015 is en niet voor juli 2015. Geen probleem.
Misschien moeten we eens nagaan hoe men in het buitenland omgaat met het probleem van energiearmoede. Ik zal zelf ook eens horen hoe men dat doet in München en Wenen. Wij staan niet alleen met dat probleem.
De call gaat enkel over het net. Ik denk dat er soms misverstanden rond bestaan. De call gaat niet over de afname en de productie. Een niet nader te noemen bedrijf uit de Kempen hoopt ook dat de boringen die ze moeten doen om het warmtenet te kunnen voeden, zullen inbegrepen zijn in de mogelijke aanvraag voor de call. De call gaat enkel over het net, boringen zijn een vorm van productie.
Tot slot, mijnheer Schiltz, u moet de kaart van Antwerpen eens bekijken. Er is een buis ingeplant voor het Isvaggedeelte, het Antwerp-Zuidgedeelte en het Blue Gategedeelte. U zult zien dat de eindjes ongeveer een kilometer van elkaar liggen en dat ieder van de drie netten voorziet in een WWK of een biomassa plus een redundantieketel. Dan zeg ik: koppel die drie stukken toch aan elkaar! Dan hebben we geen drie redundantieketels nodig, dan hebben we er helemaal geen nodig. Dat is investeringsmatig veel goedkoper. Dat moet op grotere schaal worden bekeken. Ik heb het niet over een groot Vlaams warmtenet, daarover gaat het niet, maar als ik al die losse projecten zie, besluit ik dat er te weinig gepraat wordt tussen gemeenten en zelfs binnen bepaalde steden tussen de projecten. Misschien moet de Vlaamse overheid dat meer stimuleren.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, dat is iets helemaal anders dan een ringbuis aanleggen. We kunnen onderzoeken hoe we op termijn tot een volledige vertakking voor heel de stad kunnen komen, niet alleen voor Antwerpen maar ook voor andere projecten, daar ben ik het helemaal mee eens. Mijn punt is dat je moet vertrekken vanuit lokale projecten die op zich rendabel kunnen draaien, anders gaan we heel veel moeten investeren, en daar is momenteel weinig ruimte voor. Het is iets anders om de bestaande projecten te bekijken en de missing links aan te duiden dan een hele ringbuis te bouwen rond de stad. Dat was mijn bezorgdheid.
Minister, het lijkt me goed dat u de werkzaamheden aanvat om tot prijsafspraken, garanties en dergelijke te komen. Het lijkt me goed dat er voldoende participatie georganiseerd wordt, dat de lokale overheden maar ook de bewoners en gebruikers van die netten op voorhand betrokken worden, zodat ze achteraf niet het gevoel krijgen dat ze een kat in een zak gekocht hebben, of dat ze tenminste goed weten wat hen te wachten staat. Ik verwijs in die context naar een aantal specifieke onfortuinlijke gevallen in Nederland, waar mensen met energiearmoede die hun facturen niet betalen, niet tijdig werden opgevangen. De vraag wordt heel fluctuerend gebruikt, een warmtenet gebruikt men niet zoals een gewone gasketel thuis. De mensen moeten mee worden ingeschakeld in een nieuwe manier van energie verbruiken in hun huis. Ik heb het volste vertrouwen dat u deze hachelijke taak tot een goed einde brengt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.