Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, op 18 maart gaf de Raad van State advies aan de Vlaamse Regering over het nieuwe gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (GRUP VSGB). In zijn advies is de Raad van State eigenlijk heel duidelijk: het hernemen van de procedure van het GRUP VSGB is enkel mogelijk als de Vlaamse Regering over voldoende actuele gegevens beschikt.
Ik citeer de Raad van State: “Er dient te worden vermeld dat een procedure wordt hernomen die meer dan drie jaar geleden haar beslag heeft gekregen en waarvoor bepaalde substantiële vormvereisten bijna vijf of zes jaar geleden zijn vervuld. Een dergelijke hervatting is in die omstandigheden slechts mogelijk als de gegevens op grond waarvan het ontworpen besluit zal worden genomen, intussen niet achterhaald zijn.”
Uw antwoord kennen we eigenlijk al. U stelt: “De gegevens zijn wel degelijk actueel.” Helaas blijkt u met dit standpunt helemaal alleen te staan. De stad Vilvoorde bestelde een analyse van de toelichtingsnota bij het plan-MER, het zogenaamde Antearapport, bij professor Lauwers en zijn collega’s. Uit hun analyse blijkt dat het Antearapport, en bijgevolg ook uw beslissing om het GRUP goed te keuren, berust op drijfzand.
De doorlichting van Lauwers en zijn collega’s is ontluisterend. De waslijst aan fundamentele methodologische opmerkingen is eindeloos. Ik zal me beperken tot de drie fundamentele opmerkingen.
Ten eerste was in het project-MER nog geen sprake van een modal split van 75 procent auto’s. Bij de Anteastudie variëren de nieuwe kerngetallen tussen 45 en 52 procent auto’s. Waar zijn al die auto’s naartoe? Blijkbaar kunnen auto’s gewoon verdampen.
Ten tweede kan Antea niet alleen goochelen met auto’s maar ook met bussen. Men zal niet spreken over een pendelbus in Vilvoorde, het zal een echte pendelkaravaan worden. Met het oog op de modal shift die Antea vooropstelt om meer mensen met het openbaar vervoer te laten komen, zullen er niet 2 bussen per uur moeten rijden zoals nu is overeengekomen met De Lijn in ruil voor 500.000 euro, maar 21 bussen op piekmomenten. Dat is om de 3 minuten een bus. Wie gaat die betalen?
Ten derde zijn de vertrekcijfers van Antea compleet achterhaald. In die studie gebruikt men nog altijd cijfers van 2007. Ten opzichte van 2007 is de avondspits nagenoeg verdubbeld in termen van kilometer per uur, en dit met name op vrijdagavond, wat tevens het moment is waarop Uplace het meeste verkeer zal genereren. De studie houdt ook geen rekening met impactvolle evoluties die zich de voorbije jaren afspeelden rond de site of met de recente beleidsbeslissingen. Zo is er bijvoorbeeld nog geen sprake van een nationaal stadion op parking C of van Dockx Brussel en werd geen rekening gehouden met de sterke bevolkingsexplosie in Vilvoorde. Dit alles maakt dat die mobiliteitsdruk zwaar wordt onderschat.
Onafhankelijk van de analyse van Lauwers die we pas sinds gisteren kennen, kwam de provincie Vlaams-Brabant in haar advies al op 28 april tot dezelfde conclusie: de Anteastudie baseert zich op achterhaalde gegevens. Zo signaleerde de provincie dat met een aantal al besliste aanpassingen aan het wegennet geen rekening werd gehouden in de studie die voorafgaat aan het rapport. Intussen zijn er beslissingen genomen die zorgen voor extra aantakkingen op de R22, met name voor Uplace en voor de gevangenis van Haren. Zoals het nu loopt, zal het parlement op een bepaald moment niet anders meer kunnen dan toch die onderzoekscommissie te vragen, zelden hadden we immers zoveel redenen daartoe. Maar voor we zo hard van stapel lopen, wil ik graag uw antwoord horen, minister.
Het advies van 18 maart 2015 van de Raad van State en het advies van de provincie Vlaams-Brabant van 28 april 2015 leiden tot de volgende vragen. Waarop baseert u zich om te stellen dat de gegevens op grond waarvan het ontworpen besluit werden genomen, intussen niet achterhaald zijn? Wat is uw antwoord op de argumenten waarop de provincie Vlaams-Brabant zich baseert om een negatief advies uit te brengen? Wat is de impact van dit negatieve advies op het verloop van de verdere procedure? Welke volgende stappen plant u?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Zal Uplace een impact hebben op de mobiliteit in die regio? Dat is de vraag die ons al jaren bezighoudt. Ik denk dat iedereen die zich al heeft verplaatst in die regio, aanvoelt dat dit wel degelijk een impact zal hebben. Niemand gelooft dat Uplace geen impact zal hebben op de mobiliteit op de ring rond Brussel en op het wegennet in die zone. En toch verschijnen er allerlei studies die moeten aantonen dat er toch geen effect zou zijn. Vaak wordt dan geschermd met twee argumenten. Het eerste argument is dat die mensen met het openbaar vervoer zullen komen en het tweede dat er een verdringingseffect zal zijn. Mensen gaan in de file staan en krijgen plots het inzicht dat het te druk is en dat ze beter op een ander moment of met het openbaar vervoer kunnen gaan. Daar komt dat effect op neer. Wij zijn in deze commissie natuurlijk geen mobiliteitsspecialisten, toch niet wat de technische deskundigheid betreft, maar dit klinkt zeer onwaarschijnlijk.
Zelden heb ik zo’n scherp mobiliteitsrapport gelezen als het rapport van de stad Vilvoorde. De argumentatie van de studie waarop de beslissing over het GRUP VSGB is gebaseerd, wordt met de grond gelijkgemaakt. Er worden geen tegenargumenten geboden, ze wordt gewoon met de grond gelijk gemaakt. Ik zal een paar passages voorlezen: “geen enkele garantie geboden om tot kwaliteit en onafhankelijkheid te komen van een plan-MER”, “methodologisch staat de nota heel zwak”, “toetsingsnota scoort erg zwak op het vlak van onderbouwing van de gehanteerde reducties met betrekking tot verkeersproductie”, “de recente evolutie van de filedruk op de RO toont aan dat het gebruik van verkeerscijfers van 2007 in de toetsingsnota leidt tot een grove onderschatting van de verkeersproblematiek”, “het door Uplace gegenereerde goederenverkeer wordt in de toetsingsnota op nul gesteld”, “in de toetsingsnota wordt een kringredenering gehanteerd in verband met de verkeersoverdruk”, “de kengetallen aandeel autoverkeer 80 tot 85 procent terwijl het in werkelijkheid zou gaan tussen 45 en 52 procent op basis van de simulaties uit de studie.”
De conclusie van de studie luidt als volgt: “De besproken toetsingsnota vormt dus een buitengewoon zwakke basis voor de inschatting van de mobiliteitsproblematiek veroorzaakt door het aangepaste ruimtelijk programma van de reconversiezone Vilvoorde-Machelen. De door de toetsingsnota geraamde mobiliteitsimpact wordt systematisch onderschat.” Dit is een vernietigende analyse.
Minister, we weten dat u gevat bent in het dossier. Binnen enkele maanden moet u een milieuvergunningsaanvraag beoordelen voor Uplace. Daar kunt u concreet geen uitspaken over doen. Maar u moet toch kunnen reageren op deze studie. Dit is niet gewoon een bezwaarschrift in de vaststelling van het GRUP VSGB, waar Uplace een deel van zal uitmaken. Het geeft fundamentele kritiek op de wijze waarop de beslissing tot stand is gekomen. Ik kijk uit naar uw reactie.
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik ben verbaasd over de inhoud maar vooral over de timing van deze vragen. Het openbaar onderzoek over het GRUP VSGB loopt immers nog tot 18 mei 2015. Ik veronderstel dat in het kader van dat openbaar onderzoek nog verschillende opmerkingen, adviezen en bezwaren zullen volgen, niet enkel dat van de provincie Vlaams-Brabant, over verschillende onderdelen van het GRUP, over de voorschriften en over misschien mogelijke andere projecten. Men spreekt hier altijd over Uplace, maar het gaat over veel meer dan enkel Uplace in het GRUP: een ziekenhuis, een school en verschillende andere zaken.
Het advies van de provincie Vlaams-Brabant is er daar één van, en inderdaad misschien wel een belangrijk advies, collega’s. Dat laat ik voorlopig in het midden. De vraag is of het wenselijk is om hier vandaag op in te gaan. Volgens mij is het daarvoor veel te vroeg. De Vlaamse Regering zal de verschillende elementen tegen elkaar moeten afwegen. Het decreet voorziet daarvoor in een termijn van zes maanden na het einde van het openbaar onderzoek, dus na 18 mei. Onze fractie zou willen dat de procedure wordt gerespecteerd en dat de minister en de Vlaamse Regering de kans krijgen de zaken in totaliteit en onbevooroordeeld te bekijken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik kan inderdaad niet ingaan op de inhoud. We hebben in de Vlaamse Regering een beslissing genomen voor het VSGB. We hebben gezegd dat we het gaan hernemen: we steken het in een openbaar onderzoek en dat openbaar onderzoek respecteren we ook. We gaan respect hebben voor bezwaarschriften, voor opmerkingen die worden gemaakt door de burgers, door de overheden. Op basis daarvan gaan we beslissingen nemen.
Het zou niet correct zijn en zelfs aanleiding geven tot procedurefouten om hier vandaag in te gaan op bezwaren die worden ingediend. We willen als Vlaamse Regering op een correcte manier omgaan met bezwaren en opmerkingen. Dat moet ook. Het is wettelijk voorgeschreven. Het openbaar onderzoek loopt tot 18 mei 2015. Nadien zullen al die bezwaren uiteraard grondig moeten worden bekeken en beantwoord door de Vlaamse Regering. Het is niet wijs, niet wenselijk en wettelijk not done om vandaag antwoorden te geven op bezwaren die gemaakt zijn in het kader van het openbaar onderzoek dat nog loopt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het antwoord dat ik had verwacht, namelijk geen antwoord. U zegt dat u zult luisteren naar alle negatieve commentaar die momenteel komt van burgers. Ik hoor eigenlijk geen andere. U wilt alle bezwaarschriften en adviezen meenemen. Dat is goed. En dan weet u even goed als ik dat er maar één conclusie mogelijk zal zijn: dat Uplace er niet kan komen.
Maar laten we in het parlement constructief meedenken en bereid zijn om alle elementen mee te nemen. Ik wil alvast iets voorstellen. De Anteastudie is een cruciaal element in wat nu voorligt. Ik zou de mensen van Antea heel graag eens horen, en luisteren naar hun verhaal. Ik verwijs naar alle methodologische bezwaren die wij opperen en die professor Lauwers en anderen geven. Ik zou hen graag horen, samen met de professoren. Dan kunnen we verder.
We kunnen enkel voorspellen dat er opnieuw een vernietiging komt. Er is een onmetelijke procedureslag bezig, voor jaren. Dat mag niet gebeuren. De heer Nevens wees erop dat ook andere projecten stilliggen, die veel beter zijn voor de regio, onder andere het ziekenhuis. Die worden gegijzeld.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, ik ben ook voorstander van het respecteren van de procedure. Het heeft geen zin om bij elk bezwaarschrift een vraag in te dienen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Vilvoorde zal dat doen, Vlaams-Brabant, Mechelen, Puurs. Een resem centrumsteden en gemeenten zal een bezwaarschrift indienen.
Maar daar gaat het debat niet over. Het fameuze rapport van die drie onderzoekers is natuurlijk besteld in het kader van een bezwaarschrift. Maar het is geen bezwaarschrift, het is een wetenschappelijke studie van de technische onderbouwing van uw GRUP. U zegt dat het GRUP geen mobiliteitsimpact zal hebben op basis van deze studie. Nu is er een tegenstudie in opdracht van de stad Vilvoorde, die met zeer scherpe argumenten aantoont dat uw inhoudelijke onderbouwing onterecht is. Het is gebaseerd op drijfzand. Dan zijn er twee opties: u erkent de inhoud van de tegenstudie of u verdedigt met hand en tand de studie waarop uw beslissing is gebaseerd. Ik zou het echt heel vreemd vinden dat u daarop niet reageert. Dan is het: zwijgen is instemmen.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, mijn stelling is dezelfde als wat u hier vandaag hebt gezegd: we zitten in een proces, een openbaar onderzoek, en laat ons dat respecteren en afwachten wat uit dat onderzoek voortvloeit. Laat ons dan nuchter nagaan welke adviezen, welke bezwaren en welke bekommernissen er komen uit de verschillende geledingen van de bevolking en laat ons daarmee aan de slag gaan. Ik hoor graag zeggen: laat ons constructief meewerken, maar een alternatief voor de brownfield heb ik nog niet gehoord behalve misschien volplanten met bomen. Het moet natuurlijk haalbaar en betaalbaar zijn. Laat ons afwachten wat het openbaar onderzoek zegt, welke de adviezen zijn en laat ons daarmee aan de slag gaan.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik vind toch dat er iets vreemd aan de hand is. Er is een hoorzitting geweest met de professoren Lauwers en Boussauw over een andere studie van het Steunpunt Ruimte die zij gemaakt hebben. Minister, u was er en minister Weyts ook. Het was belangrijk dat erover kon worden gedebatteerd in het parlement. We hebben achteraf moeten vernemen dat u op dat moment al rond liep met een studie van Antea – u noemt dat een nota met informatieve waarde in antwoord op mijn schriftelijke vraag – waarover toen in alle talen is gezwegen, waarop niet kon worden ingegaan tijdens het actualiteitsdebat. Nu duidelijk is dat de studie waarop u zich hebt gebaseerd en die u destijds tijdens de hoorzitting met de professoren al had maar verzweeg, zo goed als waardeloos is zowel inhoudelijk als wat onafhankelijkheid betreft, blijkt er een probleem te zijn om daarover iets te zeggen omdat de procedure loopt. Met andere woorden, men heeft er blijkbaar alles aan gedaan om het parlement te verhinderen om deftig kennis te nemen van die studie en erover te debatteren. Ik vind de vraag van mevrouw Segers dan ook zeer terecht. Procedureel hoeft er geen enkel probleem te zijn. Waarom zouden we geen hoorzitting organiseren met de mensen van Antea die de informatieve nota hebben gemaakt waarop de regering zich heeft gebaseerd en de professoren Lauwers en Boussauw zodat ze in alle rust argumenten kunnen uitwisselen en parlementsleden hen daarover kunnen bevragen?
Mijnheer Vandenbroucke, ik ga ervan uit dat uw vraag niet aan de minister is gericht maar bedoeld is voor de regeling van de werkzaamheden.
Ik heb voor de hoorzitting die plaatsvond, trouwens ook op vraag van uw collega, gevraagd of we alle studies aan bod moesten laten komen. Op dat moment is daar inderdaad niet verder op ingegaan. Om nu te zeggen dat het niet mocht, zou niet correct zijn.
Die studie was toen niet gekend.
U moet nu niet zeggen dat ze hier niet zou mogen worden besproken.
Die fameuze studie is opgeleverd voor de hoorzitting hier plaatsvond. Dat is het punt.
Mijnheer Sanctorum, er is de vraag geweest van de commissieleden om een bepaalde studie te agenderen. Er is openlijk en in overleg nagegaan hoe we dat konden doen. Vervolgens is de andere studie naar boven gekomen en er wordt nu een vraag gesteld. Zeggen dat ze niet mocht worden besproken, is niet correct want op dat moment was ze niet geagendeerd en er is ook nog geen bespreking over geweest. Ik stel voor dat we die vraag straks in de regeling van de werkzaamheden behandelen. Ik wil gewoon in de zweem die rond uw vraagstelling hangt enige nuance brengen.
Minister, u zegt dat er nog een openbaar onderzoek loopt. In een volgend debat zullen we een verdere bespreking kunnen voeren, ook over de uiteindelijke beslissing.
Ik denk dat er maar een uitkomst zal zijn: de Raad van State zal concluderen dat de beslissing niet is genomen op basis van actuele gegevens. Eigenlijk zal dat bijzonder goed nieuws zijn voor Vlaanderen, maar ook voor u, minister, want we merken in alles dat u dit ook geen goed dossier vindt. Op dat moment zult u tegen de heer Verhaeghe kunnen zeggen dat u alles hebt geprobeerd, maar dat het niet lukt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.