Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de fysieke toegankelijkheid van scholen voor leerlingen met een beperking
Vraag om uitleg over kostenverhoging door infrastructuurnormen in het onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 17 februari ontving ik van u cijfers over de kostprijs per vierkante meter om nieuwe schoolgebouwen te zetten. Daaruit blijkt dat op vijf jaar tijd het bedrag per vierkante meter gemiddeld met ongeveer 26 procent is gestegen. Ik wil toch het onderscheid aangeven tussen de kostprijs bij het officieel gesubsidieerd en gesubsidieerd onderwijs en de kostprijs bij het vrij gesubsidieerd onderwijs.
In het officieel gesubsidieerd onderwijs was er een stijging van 1372 euro naar 1603 euro. In het vrij gesubsidieerd onderwijs was er een stijging van 1.160 euro naar 1597 euro. Voor de duidelijkheid wil ik hierbij vermelden dat het niet is omdat de kostprijs stijgt dat ook het subsidiebedrag stijgt, want daar hebben we natuurlijk te maken met de financiële normen van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn).
Als we dit vergelijken met de ABEX-index, dat is de index die de kostprijs voor de bouw van privéwoningen en andere bouwsels op de private markt analyseert, komen we uit op een stijging van een kleine 9 procent voor de bouwkosten op de privémarkt.
In het begin van dit schooljaar, in september 2014, werd er in De Tijd al gesignaleerd dat de bouwkosten van schoolgebouwen in stijgende lijn zitten. Er werden een aantal verklaringen voor gegeven. Zo is er de stijging van het aantal beschikbare vierkante meter per leerling, want men zou ruimer bouwen. En er waren de strenge Vlaamse regels voor scholenbouw. U gaf toen aan dat u de bouwvoorschriften zou willen bekijken om na te gaan of het mogelijk is om hetzelfde of meer te doen met minder geld.
Minister, hoe verklaart u de stijging van de bouwkosten per vierkante meter? U zult sinds dat antwoord aan de krant in september 2014 wel verdere analyses hebben gedaan van de Vlaamse regels voor scholenbouw. Hebt u de bouwvoorschriften al bekeken? Welke mogelijkheden ziet u om de kosten alsnog in te perken of om inderdaad meer te doen met minder geld?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag gaat eigenlijk over een heel ander stukje. Ik wil het hebben over de fysieke toegankelijkheid van scholen voor leerlingen met een beperking in het licht van het M-decreet.
Het M-decreet zorgt ervoor dat leerlingen met een beperking voortaan ook in sommige reguliere secundaire scholen en basisscholen terechtkunnen. Maar niet al deze scholen beschikken over de nodige fysieke aanpassingen om deze leerlingen ook effectief te kunnen ontvangen. In de schoolgebouwenmonitor van 2013 vinden we namelijk terug dat iets minder dan de helft van de scholen, 45 procent, niet of slechts in geringe mate toegankelijk zijn voor personen met een fysieke beperking. Hier zien we dat voornamelijk het basisonderwijs zeer slecht scoort. Hier zouden negen op de tien scholen zelfs niet over een lift of helling beschikken. Ook heeft slechts één op de drie scholen aangepaste toiletten.
Minister, ik wil u graag volgende vragen stellen. De fysieke bereikbaarheid van een school zou voor iedere school een prioriteit moeten zijn. Hoe evalueert u deze cijfers? Zult u de scholen aanspreken over deze toch wel onrustwekkende resultaten? Plant u een sensibiliseringscampagne voor de scholen om ervoor te zorgen dat elke school een inclusieve school kan worden?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, in De Standaard en Het Nieuwsblad van 30 maart 2015 lazen we naar aanleiding van een schriftelijke vraag van collega Daniëls dat de kostprijs om een school te bouwen, in vijf jaar tijd is gestegen met niet minder dan 26 procent. Die stijging was al enige tijd aan de gang en kan niet enkel verklaard worden door stijgende kosten van arbeid en materiaal.
Ook in het antwoord van de toenmalige minister op mijn vraag van 22 februari 2013 was duidelijk dat de onkosten steeds hoger opliepen. Voor nieuwbouw van scholen in het vrije basisonderwijs werd in 2002 een kostprijs van 764 euro per vierkant meter opgegeven, in 2009 was dat al 1192 euro, en in 2011 al 1257 euro. In het officieel gemeentelijk onderwijs liep de prijs per vierkante meter op van 917 euro in 2002 tot 1323 euro in 2011. In deze cijfers zijn geen uitrustingskosten, omgevingswerken en turnzalen inbegrepen. Het zijn cijfers exclusief btw.
Bij de bespreking van de schoolgebouwenmonitor 2013 vroeg ik in deze context al of de huidige regelgeving en normering voor schoolgebouwen niet mede verantwoordelijk is voor het oplopen van de kosten en het verminderen van de efficiëntie van de subsidiëring. In de motie na de bespreking van de beleidsnota Onderwijs 2014-2019 werd daarbij nog expliciet verwezen naar de motie van oktober 2014, die de stijgende kostprijs per vierkante meter vermeldt: “onder andere als gevolg van het bestaande normatieve kader”. In die motie wordt aan de Vlaamse Regering onder meer gevraagd, in het zevende punt om: “efficiëntiewinsten na te streven door de budgettaire optimalisatie van de beschikbare middelen, door oog te hebben voor de vereenvoudiging van de interne procedures en voor de vereenvoudiging en harmonisering van de sectorale en sectoroverschrijdende regelgeving, waar mogelijk.”
Minister, in welke mate is de algemene stijging van de kosten per vierkante meter in de scholenbouw toe te schrijven aan de veranderde, beperkende of normerende bepalingen in de regelgeving? Welke gevolgen heeft de veranderende regelgeving voor oudere schoolgebouwen?
Welke gevolgen voorziet u voor de infrastructuur bij de scholen die door het M-decreet proberen ‘redelijke aanpassingen’ te realiseren?
En de belangrijkste vraag: hoe wilt u de kostenstijging door strengere normen in de scholenbouw aanpakken tijdens deze legislatuur?
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, uit het antwoord dat aan de heer Daniëls is gegeven, blijkt de stijging heel sterk. Mij viel ook op dat de stijging veel sneller is gegaan voor het vrij gesubsidieerd onderwijs. In het antwoord heb ik gezocht naar wat oorzaken, maar niet op alle vragen van de heer Daniëls werd afdoende antwoord gegeven. Binnenkort zullen we hier over het masterplan scholenbouw met hoorzittingen beginnen, dat was toch de afspraak. Het is heel belangrijk om dit soort informatie mee te nemen.
Ik heb nog een aantal vragen, maar ik begrijp dat u ze nu niet kunt beantwoorden. Ze gaan over de cijfers en het materiaal van AGIOn. De heer Daniëls vroeg naar het verschil tussen basisonderwijs en secundair onderwijs. Ik hoor altijd zeggen dat vierkante meters secundair onderwijs duurder zijn dan vierkante meters kleuter- en basisonderwijs. Dat lijkt me ook evident, maar ik zou graag de verschillen willen zien. Gelet op de capaciteitsproblemen en het doorschuiven ervan naar het secundair onderwijs, zou dat de komende jaren belangrijke budgettaire consequenties kunnen hebben.
Ik vraag me af of er ook geografische verschillen zijn, dat is misschien een rare vraag om te stellen. In DBFM-bouw (Design Build Finance Maintain) merk ik dat aannemers niet of minder geneigd zijn om ingewikkeld te bouwen op plaatsen waar al heel ‘dense’ gebouwen bestaan. Met andere woorden op een braakliggend terrein waar men het materiaal kan zetten, is de kostprijs beperkter dan bij bouwen in een binnenstad waar men allerhande kunstgrepen moet doen om het werfmateriaal te kunnen opstellen.
Ik vraag me ook af of het mogelijk is om uit de cijfers van AGIOn het verschil in kostprijs per vierkante meter te halen van klassieke bouw, passiefbouw, DBFM-bouw en promotiebouw. Ook dat kunnen belangrijke elementen zijn met het oog op het masterplan scholenbouw.
Ik begrijp dat u hier nu niet op kunt antwoorden, maar het zijn vragen die worden opgeroepen door de schriftelijke vraag van de heer Daniëls en het antwoord dat u daarop hebt gegeven, en ook door de vragen die nu worden gesteld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zou een kleine aanvulling willen doen. Ik vind dit een heel zinvol debat dat ik niet ideologisch zou kunnen of willen voeren. De staat van onze schoolgebouwen en de capaciteit ligt ons allemaal na aan het hart. We moeten met de beschikbare middelen het maximale kunnen realiseren.
Een voorstel dat al lang circuleert en dat onlangs door Patrick Delbaere werd herhaald, betreft de btw op scholenbouw. Ik weet dat het een federale bevoegdheid is, maar gezien de samenstelling van de verschillende regeringen, is het misschien mogelijk om het debat vanuit Vlaanderen te openen richting federale overheid. Ik hoor toch in het licht van de tax shift pleidooien over een harmonisering van de btw. Is dit niet het moment om dit debat te lanceren in het belang van schoolgaande kinderen, de capaciteit en de kwaliteit van ons onderwijs? Het zou natuurlijk een gigantische meerwaarde kunnen betekenen voor onze begroting.
Ik heb nog een heel praktisch vraagje naar de timing van het masterplan. Hoe ver staat u met uw nota? (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Uw nota is klaar! Dan moet ik misschien vragen wanneer we die op de website kunnen terugvinden.
Voorzitter, aan u zou ik willen vragen wanneer er eventueel hoorzittingen zullen zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, de stijging van de bouwkosten met betrekking tot de scholenbouw wordt door een veelheid aan factoren veroorzaakt en is niet zomaar aan één enkele factor toe te schrijven. Een belangrijke oorzaak is bijvoorbeeld terug te vinden in de stijging van de kosten van bouwmaterialen, grondstoffen en arbeidsuren, maar ook in de hogere technische eisen, bijvoorbeeld met betrekking tot de energieprestaties van een gebouw, het zogenaamde E-peil, en de toegankelijkheid van een gebouw, liften, toiletten en zo meer.
Wat de energieprestaties betreft, vloeit dit hoofdzakelijk voort uit Europese bepalingen. De Vlaamse Regering heeft in 2013, zoals gevraagd door Europa, de Vlaamse BEN-definitie voor nieuwe woongebouwen, kantoren en scholen en het aanscherpingspad van de EPB-eisen (energieprestatie en binnenklimaat) tot het BEN-niveau (bijna-energieneutraal) in 2021 vastgelegd.
Dit verstrengingspad van het E-peil voor schoolgebouwen heeft duidelijk zijn impact. De energieprestatie-eisen leggen ondertussen al een E-peil van E60 op. Een inrichtende macht die vandaag plannen heeft om de school grondig te verbouwen, moet naast het te behalen E-peil van E60 ook een verplicht aandeel hernieuwbare energie vooropstellen. Ook dit laatste is het gevolg van Europese regelgeving.
Als de verstrengde energieprestatieregelgeving of de term ‘BEN-bouwen’ valt, volgt al snel het woord ‘meerkosten’. Maar meerkosten zijn een logisch gevolg van een betere isolatie, een driedubbele beglazing en beter ventileren. Natuurlijk hebben die maatregelen ook een positieve keerzijde, namelijk dat de investeringen zich in belangrijke mate laten terugverdienen in een duurzamer energieverbruik. Dat is goed voor het leefmilieu en heeft een positieve impact op de werkingsmiddelen van de scholen.
Verder zijn er nog verschillende andere factoren die de bouwkosten opdrijven. Denk maar aan zaken zoals de schaarser wordende ruimte in Vlaanderen, bepalingen inzake onroerend erfgoed, bijvoorbeeld wanneer een deel van een te renoveren schoolgebouw beschermd is of wanneer er een archeologisch vooronderzoek dient te gebeuren, de verstrenging van akoestische normen, de reglementering inzake brandveiligheid, het zoeken naar goede stabiele en voldoende grote gronden voor de uitbouw van schoolinfrastructuur.
Sommige regelgeving weegt extra zwaar door voor scholen. Ik geef als voorbeeld de federale regelgeving met betrekking tot welzijn op het werk. Het gaat dan onder andere over de regels die werden opgelegd door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg (WASO) met betrekking tot de veiligheid op het werk, de bescherming van de gezondheid van de werknemer, de arbeidshygiëne en de ergonomie. Deze wetgeving is in eerste instantie geschreven met bedrijven als doelgroep. Scholen worden hier sowieso mee gelijkgeschakeld en moeten ook aan deze regelgeving voldoen, want scholen worden evengoed als plaatsen van tewerkstelling beschouwd. Dat is logisch, maar er is natuurlijk een verschil tussen een industriebedrijf met 500 werknemers en bijvoorbeeld een technische secundaire school met 500 leerlingen. Scholen moeten voldoen aan deze regelgeving, maar als die wijzigt, is er natuurlijk een belangrijke extra kost.
Er zijn ook de wijzigende pedagogische noden. Ook de gemeenten kunnen bepaalde eisen stellen. Het zou kunnen, mijnheer De Ro, dat er regionale verschillen zijn doordat het gemeentelijk onderwijs of de gemeenten zelf extra voorwaarden opleggen. Al die elementen hebben zeker een effect op de totale bouwkost. Die context dwingt om zo kostenefficiënt mogelijk te bouwen.
Mijnheer Daniëls, we hebben geprobeerd om zo goed mogelijk te antwoorden op uw schriftelijke vraag. De bouwvoorschriften worden uiteraard niet eigenhandig door de minister van Onderwijs bepaald. Ze vloeien het meeste voort uit regelgeving opgelegd door andere beleidsniveaus of andere beleidsdomeinen: Europese regels, federale, Vlaamse en gemeentelijke. Het is echter geen kwestie van regelgeving alleen.
Ik zal twee voorbeelden geven van zaken waar je op voorhand al rationeler mee zou kunnen werken. Het BEN-bouwen start al lang voor het eigenlijke bouwen begint. Het is van belang dat er reeds vóór de start van het ontwerp duidelijke afspraken worden gemaakt tussen de verschillende betrokken bouwpartners. Als je dat doet, kun je veel kostenefficiënter werken. De kosten voor de toegankelijkheid van de gebouwen kunnen worden gedrukt, indien hierover vooraf bij het eerste ontwerp van de gebouwen goed wordt nagedacht.
Zo hebben AGIOn en Enter vzw, het Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid, een inspiratiebundel integrale toegankelijkheid opgemaakt om de bouwteams te informeren. Scholenbouw is ook gebaat met een zeer planmatige aanpak. Ik wijs ook op wat in het regeerakkoord staat over multifunctioneel bouwen. Als je van in het begin multifunctionele plannen hebt, bespaar je veel meer dan als het gebouw er als staat.
De kostprijs per leerling levert spectaculaire verschillen op. Daarom vond ik het gevaarlijk om te doen. Ik weet ook niet of het de juiste manier van rekenen is. Voor mij is het cruciaal dat we de gebouwinfrastructuur moeten proberen zo intens mogelijk te laten gebruiken. Als je rekent per leerling van alle netten, dan zal dat veel verschillen. Van een school die veel ruimte heeft en die ook collectief laat gebruiken, zal de benuttingsgraad natuurlijk stijgen. Vandaar dat dit een moeilijke raming is.
We moeten effectief werk maken van een Masterplan Scholenbouw. Ik heb begrepen dat hier is gevraagd om daar hoorzittingen over te houden. Voor mij is dat perfect. Wat moet daarin zitten? De gebouwenmonitor kunnen we zeker gebruiken, ook al zitten niet alle scholen daarin, de gestegen kosten, de reglementering, waar kunnen we efficiënter werken en waar niet. We moeten ook nagaan of we goed bezig zijn. We hebben middelen voor capaciteit die we in de reguliere kalender steken, maar de manier waarop de procedure loopt om die capaciteitsmiddelen te verdelen, vind ik niet zo handig, omdat je dat aan de gemeente geeft en die moet dat ook weer doorsturen. Ik zou graag de evaluatie van die procedure meenemen in hoe we dat in de toekomst gaan bekijken.
Het Masterplan Scholenbouw dan. We kunnen afspreken hoe we werken. Ik had gepland om het kader tegen de zomer klaar te hebben. Als u eerst hoorzittingen wilt houden, dan is dat ook goed voor mij. Vandaag heb ik gemerkt dat ik het op een andere manier zal aanpakken. Ik hoor dat jullie graag hebben dat wanneer we iets gaan doen, dat lang op voorhand wordt aangekondigd. Het is geen probleem om met mijn conceptnota naar hier te komen, maar ik weet wat er dan zal gebeuren. Dan zal iedereen dat op voorhand willen hebben, tien dagen op voorhand en dan staat het de volgende dag in de krant. Dat is ook niet handig. Het is me om het even hoe we dit doen. Voor het Inschrijvingsdecreet hebben jullie gekozen voor eerst hoorzittingen. Dat is goed voor mij. Voor de conceptnota Leren en Werken hebben we dat omgekeerd gedaan: eerst de conceptnota, dan de hoorzittingen. Mijn conceptnota Scholenbouw wil ik gerust eerst met de regering bespreken, waarna jullie hoorzittingen kunnen organiseren. Dat is ook goed, maar we moeten wel vooruit. Ik kan geen drie jaar wachten om met een nieuw kader te komen. Ik sta dus open voor goede afspraken.
Mevrouw De Meulemeester, u had vragen over de lagere scholen. De schoolgebouwenmonitor spreekt voor zich. Uw vraag past wel bij een vraag over infrastructuur. Als we ons masterplan opmaken, zullen we ons moeten buigen over de vraag: hoort het aangepast maken van een school in een lijstje prioritaire investeringen thuis? Het is relevant om dat mee te nemen en niet afzonderlijk te bekijken. De voorzitter is daar baas over.
De schoolgebouwenmonitor toont dat blijvend belang moet worden gehecht aan het beter toegankelijk maken. Bouwheren en inrichtende machten proberen nu al met de bestaande middelen de toegankelijkheid te verbeteren. In de eerste plaats gebeurt dat door bij nieuwbouw conform alle verordeningen te bouwen. Ik heb een paar scholen bezocht die heel sterk werk maken van een zo inclusief mogelijk onderwijs. Er kunnen heel veel aanpassingen gebeuren voor kinderen in een rolstoel zonder dat daar veel middelen voor nodig zijn. Er is voor alle grote noden een budget, maar er zijn ook zaken die zo kunnen worden opgelost, ook voor leerlingen met specifieke behoeften.
Scholenbouwprojecten in het kader van Scholen van Morgen moeten naast het voldoen aan de stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid ook voldoen aan contractuele outputspecificaties. Binnen het gemeenschapsonderwijs beschikken de 28 scholengroepen elk over een budget voor het uitvoeren van kleinere infrastructuurwerken. Deze budgetten kunnen onder meer worden gebruikt om een oplossing te bieden aan specifieke problemen inzake toegankelijkheid. Bij grotere renovatieprojecten zien we dat scholen in de mate van het mogelijke met drie principes rekening houden. Lokalen op het gelijkvloers worden zo veel mogelijk toegewezen aan klassen waarin zich leerlingen met een fysieke beperking bevinden. Indien dit niet mogelijk is, voorziet de school in een lift. Vaak wordt ook een helling voor rolstoelgebruikers geplaatst. Uiteraard moet er ook sanitair zijn voor personen met een beperking.
Er is ook een databank www.toevla.be. Die toont welke scholen goed uitgerust zijn. Het opnemen van die gescreende scholen kan echt wel beter. Het toegankelijkheidsonderzoek brengt de toegankelijkheid van het gebouw in kaart op basis van betrouwbare informatie. De gegevens worden zo getrouw mogelijk weergegeven. Inzake het transparant maken van de gegevens kunnen we nog een tandje bij steken.
Sensibiliseringscampagnes zijn uiteraard welkom. De publicatie ‘Integrale toegankelijkheid van schoolgebouwen’ van AGIOn en Enter is te downloaden. We moeten de scholen goed informeren over waar ze die informatie kunnen vinden. En we moeten vooral de goede voorbeelden in kaart brengen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Deze morgen zei ik dat we inzake studies bescheiden moeten zijn. Ik heb in het verleden meermaals gepleit voor een studie over de hele regelgeving voor scholenbouw, in welke mate dat kostenverhogend werkt, en zeker de externe regelgeving en of we die allemaal moeten volgen.
Ik hoop dat er ook elementen in zullen zitten over hoe u het probleem van de kostenverhogende externe regelgeving wilt aanpakken. Ik geef een voorbeeld. Als je nu in een schooltje in het kader van de capaciteitsproblemen twee leslokalen boven elkaar wil bijbouwen, dan moet je een lift bouwen voor de toegankelijkheid. Als de directeur en het schoolbestuur dat pragmatisch willen oplossen voor een leerling met een beperking, dan zorgen ze dat die klas op de gelijkvloerse verdieping is. Wel, dat voldoet niet. Het is toch gewoon een kwestie van gezond verstand, het is extra kosten creëren.
Ik ben het met u eens, minister, over de capaciteitsproblemen. Ik heb vragen bij het huidige systeem.
Hoorzittingen kunnen op zich waardevol zijn, maar ze moeten wel bijdragen tot voortschrijdend inzicht. Als dat niet het geval is, kun je uitzonderlijk veel discussiëren en mensen uitnodigen. Maar dat heeft iets minder zin.
Collega’s, ik verontschuldig me dat ik volgens het reglement voor mijn beurt heb gesproken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb enkele zaken gelezen over kindertoiletten in kleuterscholen. Daar moeten we dringend naar kijken. Kinderdagverblijven hebben bepaalde normen voor kindertoiletten inzake grootte en brandnormen. Kleuterscholen hebben andere normen. Die verschillende regels moeten we op elkaar afstemmen. Het zou goed zijn als u met minister Vandeurzen de nodige afstemming maakt.
De heer De Meyer zei dat het onzinnig is een lift te installeren voor toegankelijkheid tot twee bouwlagen. Ik weet dat niet. Het hangt ervan af waar het is, hoe het geconcipieerd is, welke leerlingen daar zitten, over welke opleidingen het gaat. Zomaar zeggen dat je geen lift moet installeren als er twee bouwlagen zijn, dat weet ik niet. In mijn vroegere school waren alle keukens op de tweede verdieping. We hadden maar twee bouwlagen. Als je dan zegt dat er geen lift nodig is, dan wil dat zeggen dat een leerling in een rolstoel nooit naar de leskeuken kan. Als u dat screent, vraag ik om te vermijden om op het eerste gezicht al te gemakkelijke oplossingen naar voren te schuiven. Het staat buiten kijf dat we daarnaar moeten kijken.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, scholen die al geconfronteerd zijn met leerlingen met een fysieke beperking, zijn heel inventief in het zoeken naar oplossingen. Heel veel scholen die die vraag nog niet hebben gekregen, moeten nu op de hoogte worden gebracht dat ze de vraag kunnen krijgen van iedereen met een fysieke beperking. Dat is de vraag over sensibilisering. Ze moeten zorgen dat hun school toegankelijk is. De oplossingen worden gezocht op het moment dat de leerlingen zich aandienen. Soms is dat vrij laat en moet het probleem in allerijl worden opgelost. Dat is niet alleen voor basis- en secundaire scholen, maar ook voor academies. Toen ik in de raad van bestuur zat van de academie van Sint-Niklaas, hebben we daar een probleem mee gehad. Een leerling geraakte niet in een klas door een rolwagenprobleem. Het gaat dus over alle gebouwen.
Minister Crevits heeft het woord.
Die kindertoiletten zal ik zeker bekijken. Het belangrijkste signaal dat hier is gegeven, is dat de toegankelijkheid moet worden meegenomen als een volwaardig deel van het masterplan. Zonder te willen versnipperen, moeten we daar expliciet aandacht aan besteden. Er worden prioritaire middelen besteed aan zo veel verschillende zaken. Ik denk dat toegankelijkheid daar een onderdeel van is.
Ik ben het zeker eens met de opmerking over de lift. Dat is dan meteen afgesproken. Daarover moeten we dan geen hoorzitting meer organiseren. Het is substantieel. Ik heb de agenda niet te regelen, maar ik vind het niet verkeerd om de netten en koepels te horen over hoe ze de voorbije jaren zijn omgegaan met de infrastructuurmiddelen en wat de knelpunten zijn. Ik zou niet de hele aannemerswereld uitnodigen, maar dit lijkt me het moment om uit te zoeken hoe daarmee is omgegaan. Jullie bepalen zelf jullie agenda. Ik zie hoeveel tijd het mijn kabinet kost om bijvoorbeeld dossier per dossier te weten te komen waar de capaciteitsmiddelen zitten, hoe het komt dat het niet vooruitgaat. Het is hallucinant dat we dat niet hebben. Zeker over capaciteit, maar ook over de rest zouden we dat toch moeten hebben. Scholen zijn vrij, wij geven subsidies. Allemaal oké, maar als je wil dat het patrimonium verbetert, moet je ook weten of je goed bezig bent. Het is niet alleen een kwestie van middelen, maar ook van efficiëntie.
Dit wordt vervolgd. Ik probeer mijn conceptnota klaar te hebben tegen het zomerreces. Dan kiezen jullie of jullie daarna starten. Als ik de regels wil aanpassen, zullen we natuurlijk tempo moeten maken na het reces.
Ik maakte die opmerking vooral omdat mijn stad momenteel met zes DBFM-projecten zit over de netten heen. Het proces heeft heel lang geduurd en heeft een lange juridische aanloop gehad. Dat bedrijf is nu vooral met bouwen bezig en moet zich omturnen om aan maintenance en property management te doen. Ze hebben echter heel veel ervaring en ik zou dan ook niet willen dat we op het vlak van DBFM het kind met het badwater weggooien.
Ik wil zeker de ervaring van de netten en koepels horen. Toegankelijkheid en de beschikking over de monitor zijn prima, maar over thema’s waarbij de verschillende beleidsdomeinen Sport, Welzijn, Cultuur, Onderwijs betrokken zijn, wens ik dat er een hoorzitting wordt gehouden zodat we de verantwoordelijken, ook buiten Onderwijs, kunnen wijzen op hun verplichtingen. Het kost enorm veel moeite op het terrein om met de subsidies van Vlaanderen uit die verschillende potten één groot bouwproject realiseren. Voor de lokale besturen is dat een verschrikking.
Een hoorzitting heeft twee voordelen. Het kan goed zijn om eens gehoord te worden en het is ook een signaal dat we kunnen geven aan het parlement dat er beweging moet komen op andere terreinen dan enkel Onderwijs. De samenwerking tussen verschillende netten rond infrastructuur zou ook een thema kunnen zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.