Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Mijn vraag werd ingegeven door enkele West-Vlaamse dossiers. De voorbije maanden valt op dat de Raad van State nogal wat deelplannen van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP’s) of zelfs integrale provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen vernietigt. In nogal wat gevallen besluit de Raad van State tot een schorsing of vernietiging op basis van de schending van de motiveringsplicht. Ik heb het onder andere concreet over de aspecten locatieonderzoeken, bestemmingswijzigingen en gemotiveerde behoefteramingen.
Er zijn in de Vlaamse wetgeving volgens de provincie West-Vlaanderen geen decretale parameters die de modaliteiten van locatieonderzoeken klaar omlijnd inhoudelijk vastleggen. Ik stel vast dat er veel discussie is over de al dan niet ontheffing van plan-MER’s. De Raad van State interpreteert de voorhanden zijnde wetgeving blijkbaar steeds frequenter op een andere wijze dan de planologen van de bestuurlijke administraties.
Ik heb verwezen naar het dossier van de Nonnebossen en de vraag dringt zich op of de Vlaamse regelgeving niet nog meer moet worden verfijnd of verduidelijkt. Om blokkeringen te voorkomen of vermijden werden tijdens de vorige legislatuur regelgevende initiatieven genomen, zoals de verankering van de zogenoemde bestuurlijke lus. De heer Vandaele stelde daar een schriftelijke vraag over.
Dat neemt niet weg dat er steeds meer ruimtelijke uitvoeringsplannen worden geschorst of vernietigd. De aandacht gaat hierbij vooral uit naar gewestelijke RUP’s waarbij provinciale RUP’s – die toch niet onbelangrijk zijn voor de inplanting van bijvoorbeeld regionale bedrijventerreinen en dus bijvoorbeeld ook planologische oplossingen voor weekendverblijven – toch wat in de schaduw blijven staan. Ook hier besluit de Raad van State vooral op basis van de schending van de motiveringsplicht tot een schorsing of vernietiging.
Minister, erkent u dat er een probleem is rond de interpretatie van de vigerende Vlaamse wetgeving, onder andere milieueffectrapportage, door de Raad van State? Dat blijkt uit steeds terugkerende argumentatie in de arresten. Welke remediëringen plant u om de wetgeving nog robuuster te maken waardoor ook de diverse provinciale planologische initiatieven niet telkens op een vernietigingsarrest botsen?
Ik heb al verwezen naar de dossiers. De planologische oplossing die een PRUP zou moeten bieden voor de grootste cluster aan zonevreemde permanente bewoning in West-Vlaanderen, met name de Nonnebossen en het Vijverbos in de gemeente Zonnebeke, werd door de Raad van State vernietigd. De Raad van State oordeelt dat de screening op milieueffecten niet behoorlijk is verlopen en dat het omzetten van bestemmingen niet voldoende werd gemotiveerd.
Ik neem aan dat dit niet alleen in West-Vlaanderen gebeurt, maar dat er ongetwijfeld in de rest van Vlaanderen ook zulke voorbeelden te vinden zijn. Ik heb begrepen dat de bevoegde bestendigd afgevaardigden van de provincie West-Vlaanderen samen met de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) in overleg zou treden met u om de wetgeving te bekijken en eventueel te verfijnen en om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de provincies, in het bijzonder de provincie West-Vlaanderen.
De procedures bij de Raad van State zijn erg tijdrovend. Het dossier waarvan hier sprake sleept al jaren en jaren aan. Ik hoef u niet te vertellen dat dit gepaard gaat met een serieus kostenplaatje. Vandaar mijn vraag.
Ik weet ook wel dat heel wat dossiers niet geschorst of vernietigd worden, maar een aantal RUP’s wel omdat de Raad van State een andere interpretatie van de wetgeving toepast dan de planologen op provinciaal niveau.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik zal ingaan op de vragen die dergelijke casus kan oproepen. De heer Sintobin heeft er een aangehaald, namelijk de bestuurlijke lus. Deze is ontwikkeld als instrument om in dergelijke zaken tijd te winnen en om tijdens de procedure mogelijk een aantal wijzigingen aan te brengen. Men wil op die manier vermijden dat men een hele procedure moet doorlopen om dan weer van nul te moeten herbeginnen. De bestuurlijke lus is vernietigd door het Grondwettelijk Hof voor wat betreft de Raad voor Vergunningsbetwistingen maar niet voor wat betreft de Raad van State.
Een aantal maanden geleden heb ik bij een vraag om uitleg aan de minister gevraagd in welke mate de Vlaamse Regering aan haar advocaten die worden ingezet als een GRUP wordt vernietigd of aangevochten bij de Raad van State, opdracht zal geven om zich ook te gaan bedienen van dat instrument. Minister, wat is uw standpunt daaromtrent?
We hebben de conceptnota van het integratiespoor waarbij het plan-MER en het RUP in één beweging worden meegenomen. Ik zeg dat omdat de Raad van State vaak RUP’s vernietigt op basis van procedures die volgens hen niet correct of niet werden gevolgd. Als we de twee in één keer laten gebeuren, wat in de conceptnota staat, is er minder tijdverlies en zijn er minder risico’s. Minister, wat is de timing om dat toe te passen? Dat is toch ook aan bod gekomen bij het Oosterweeldebat en de noord-zuidverbinding in Limburg? Is daar eigenlijk al gebruikgemaakt van die mogelijkheid?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, de heer Sintobin snijdt hier inderdaad een problematiek aan die niet nieuw is. De vraag is natuurlijk, collega, of we dit moeten oplossen door nog verder te verfijnen of verduidelijken. Ik heb soms de indruk dat we ons daardoor juist nog verder vastrijden.
Ik wil aansluiten bij de heer Ronse. Van de integratie van het plan-MER en het RUP kunnen we inderdaad heil verwachten. Het is intussen al twee legislaturen geleden dat deze integratie op het spoor werd gezet. In de vorige legislatuur werden we echter herhaaldelijk teruggefloten. Vlaanderen heeft zelfs een keer geadviseerd om het integratiespoor niet meer te gebruiken. Desondanks stootten we op tal van vernietigingen.
Het integratiespoor loslaten is één zaak. Dat het plan-MER en het RUP dan volledig apart te behandelen zijn, betekent dat er twee keer procedures kunnen worden gevoerd. Het onderscheid tussen de milieueffectenrapportage enerzijds en het ruimtelijk uitvoeringsplan anderzijds wordt natuurlijk niet gemaakt door degene die zijn gelijk wil halen, die ziet gewoon twee kansen om een procedure tegen een project op te starten.
Vandaar onze heel duidelijke vraag, minister, naar de stappen die al gezet zijn in de uitvoering van de conceptnota Integratie. Volgens mij dateert de eerste van september 2013. De tweede versie werd voorgelegd op 29 november 2013. Ze werd voorgelegd aan de adviesraden in januari 2014. Wat is de stand van zaken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Dank u voor de terechte vraag, mijnheer Sintobin. U vraagt naar de evaluatie van de redenen voor al die beroepen bij de Raad van State. Veel van die procedures leiden tot vernietiging.
Dat betekent niet automatisch dat er iets scheelt aan de regelgeving omtrent de RUP’s. De Raad van State onderzoekt vaak de motivering van een project. Op basis daarvan doet de raad een uitspraak en vraagt hij naar een andere motivering. Onze diensten inventariseren die uitspraken systematisch en gestructureerd. Ze willen zo de meest recente rechtspraak van de Raad van State in kaart brengen en bekijken hoe we daaraan tegemoet kunnen komen. Om de zoveel tijd schrijft het departement een offerte uit voor een juridische screening. Binnenkort komt er zo’n screening.
We willen heel wat initiatieven nemen om daaraan tegemoet te komen. We willen natuurlijk vermijden dat er vernietigingen zijn. U verwijst terecht naar de verankering van de bestuurlijke lus voor de vaststelling van de RUP’s. Als de overheid beslist om de definitieve vaststelling van een RUP in te trekken om te verhelpen aan een wettigheidsgebrek, biedt de Vlaamse Codex sedert 2014 de mogelijkheid om het besluit tot definitieve vaststelling te hernemen, ook als de oorspronkelijke beslissingstermijn verstreken is. Op die manier kunnen ook nog een aantal wettigheidsbezwaren die worden opgemerkt, worden rechtgezet.
Mijnheer Ronse, uiteraard vestigen wij daarop de aandacht van onze raadslieden zodat zij er ook een beroep op kunnen doen of die mogelijkheid kunnen benutten. Dat staat trouwens niet alleen in de codex voor de gewestelijke RUP’s, maar dat kan dus ook voor de provinciale en gemeentelijke RUP’s gebeuren.
Wat de andere initiatieven betreft, de heren Ronse en Ceyssens hebben ernaar verwezen, we integreren het plan-MER en het RUP. Zo vermijden we dubbele processtappen. We hebben al een hele weg afgelegd. We zijn gestart met de conceptnota. We hebben die advisering gevraagd. We zijn nu recent naar de Vlaamse Regering gegaan om ook de volgende stap te zetten. Daar wordt verder aan gewerkt.
De milieueffectenrapportage en het ruimtelijke planproces moeten deel uitmaken van eenzelfde en geïntegreerd maatschappelijk keuzeproces. Dat is voor ons essentieel. Als we dat direct koppelen, kunnen we ervoor zorgen dat er meer procesmatig wordt gewerkt en dat er geen inconsistenties optreden tijdens de procedure. Dat is wat we willen bewerkstelligen. Bij deze herziening van de planningsprocedure zal ook worden gezorgd voor een verhoogde draagvlakvorming door middel van kwalitatieve inspraak en participatie.
Dat is belangrijk. Van bij de start moeten we de impact duidelijk maken, en voldoende communiceren. Iedereen moet op de hoogte zijn van de consequenties. Een efficiëntere participatie gericht op een transparant planningsproces zal alleen zorgen voor een breder draagvlak.
Zoals gezegd, zijn de teksten klaar. Ze zullen op korte termijn naar de regering gaan, zodat we stappen kunnen zetten. We hebben alles binnen, alle adviezen zijn verwerkt. Op korte termijn gaan we daarmee naar de Vlaamse Regering.
Mijnheer Sintobin, u vraagt of het overleg met de provincies niet essentieel is. We hebben regelmatig overleg met de bevoegde gedeputeerden, zowel van Leefmilieu als van Ruimtelijke Ordening. We willen hen nauw betrekken bij de omgevingsvergunning. Die wordt gedigitaliseerd. We hebben de provincies nodig, we zien elkaar vaak. Die zaken komen daar vaak aan bod. We moeten ons blijven afvragen hoe we ellenlange procedureslagen kunnen vermijden.
Het is de zorg van dit parlement dat ook de regelgeving maakt, dat dit zo goed mogelijk gebeurt. We moeten alles zo goed mogelijk opvolgen en bijsturen waar nodig.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord dat ik grotendeels kan onderschrijven. U erkent het probleem en u zegt dat de kern van het probleem voornamelijk bij de motivatie ligt. U zegt dat het departement alles in kaart brengt en alles kritisch screent. Er wordt ook verwezen naar de conceptnota, het integratiespoor, het plan-MER en het RUP, wat op zich een goede zaak is. Maar alles moet ook nog worden geïmplementeerd, en daarbij is de bestuurlijke lus een goed instrument.
Het verhaal van inspraak en participatie bestaat al lang, voor sommige mensen zal er nooit genoeg inspraak en participatie zijn. In dergelijke dossiers spreekt iedereen ook voor zich. Met mijn vraag wil ik aangeven dat er problemen zijn om terug te keren op dit specifieke dossier van de Nonnebossen. Dat dossier is al vijftien jaar oud en kan dan ook moeilijk een voorbeeld van goed bestuur worden genoemd. We kunnen alleen maar initiatieven nemen, maar intussen zitten die mensen daar. Het gaat over een van de grootste concentraties van permanente bewoning in West-Vlaanderen. Een aantal bewoners zijn al in orde, maar een zeventig-, tachtigtal nog niet.
Het is jammer dat we na vijftien jaar zo’n dossier als aanleiding voor een vraag moeten gebruiken. Ik hoor echter, minister, dat u naar de Vlaamse Regering gaat om de conceptnota verder te implementeren. Ik hoop dat dit de afhandeling van de dossiers en de goedkeuring van provinciale RUP’s kan bespoedigen, desnoods via de Raad van State. Dit is van mijn kant geen pleidooi om de beroepsmogelijkheden van mensen in te perken. Ik begrijp de heer Ceyssens wanneer hij zegt dat een verfijning van de wetgeving misschien voor nog meer problemen zal zorgen. Het is aan ons allemaal samen om voor een goede oplossing te zorgen. Ik hoop dat de implementatie van de aangekondigde conceptnota alvast een en ander in goede banen zal leiden.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de opmerking over een niet te verregaande verfijning.
Minister, ik heb nog vier vragen voor u, maar ik verwacht absoluut niet dat u die nu beantwoordt.
Het verheugt me dat u de raadsheren van het Vlaamse Gewest de opdracht geeft om die bestuurlijke lus waar mogelijk aan te wenden. In hoeveel gevallen is dat al gebeurd en wat is de effectieve tijdwinst? Misschien is dat voer voor een schriftelijke vraag.
Stel dat het RUP finaal wordt goedgekeurd en dat iemand wil bouwen of verbouwen. Er wordt beroep aangetekend dat voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen komt. Tijdens de vorige legislatuur hadden we daar een bestuurlijke lus voor, die het Grondwettelijk Hof toen heeft vernietigd. Zullen we proberen dit te herstellen? Wat is daar de stand van zaken?
Er is ook het decreet betreffende complexe projecten. In het geval van een complexe zaak kan de Vlaamse, provinciale of gemeentelijke overheid dit eventueel inbrengen. Zo’n verhaal kan eventueel aanleiding geven om dat pakket aan maatregelen verder bekend te maken. Hoe zit het met de bekendmaking van die complexe projecten?
Minister, het zou goed zijn dat u over deze zaak zelf een overleg plant met de betrokkenen over de vraag hoe het nu verder moet met die verblijven.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Ronse, ik zal toch antwoorden op twee van uw vragen. Hoeveel bestuurlijke lussen al zijn toegepast, moet ik navragen. Op die vraag kan ik vandaag uiteraard geen antwoord geven. Ik zal u het antwoord bezorgen via het secretariaat.
Wat de stand van zaken betreft over de vergunningen voor bestuurlijke lussen, zal ik eveneens de stand van zaken opvragen en u bezorgen.
Het decreet betreffende complexe projecten is pas in werking vanaf 1 maart. Er zijn al een aantal projecten geselecteerd om daarop toe te passen. Ik zal u een overzicht bezorgen van de projecten die we intussen al hebben geselecteerd. Eigenlijk is dit nu de officiële start, maar het is de bedoeling om met een aantal concrete, grote projecten te starten en dat decreet in de praktijk om te zetten. Zo kunnen we nagaan of het goed loopt en of er eventueel bijsturingen nodig zijn.
Op het concrete geval van de permanente verblijven in de Nonnebossen zal ik hier niet in detail ingaan. Het gaat over een dossier dat heel gevoelig is voor uitspraken en procedures. Alle uitspraken die ik daar openbaar over doe, kunnen worden aangegrepen in een of andere richting. Maar ik ben uiteraard altijd bereid om over dit concrete dossier rond de tafel te gaan zitten met alle betrokkenen en om na te gaan hoe we daaruit kunnen geraken. Dat engagement wil ik zeker aangaan zonder in detail op dit dossier in te gaan. Dat zou alleen aanleiding kunnen geven tot nieuwe procedurefouten of voorafnames die nadien kunnen worden geïnterpreteerd als voorafnames op motivaties of dergelijke meer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.