Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, 4Hobo is een innovatief project voor jongeren bij wie men een beperking vermoedt of vaststelt en die dreigen in de criminaliteit te belanden. Sinds 2001 werkt de vzw, een voorziening van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), in de gevangenis van Gent met geïnterneerden met een verstandelijke beperking tussen de leeftijd van 16 en 25 jaar. De blijvende toestroom van geïnterneerden in de gevangenis heeft 4Hobo gemotiveerd om een preventieve ondersteuningsvorm op te richten die jongeren en hun netwerken tijdig kan bijstaan. Het hoofddoel is ervoor te zorgen dat de jongere niet in de criminaliteit terechtkomt. Op die manier wordt een opsluiting in een gevangenis of een duurdere zorgvorm vermeden.
Dit project kan het verschil betekenen voor de jongere, maar ook voor de maatschappij. Schade die niet is aangericht, hoeft men niet verder mee te dragen. We weten allemaal dat re-integratie steeds moeilijker wordt als men bovenop het stigma van geïnterneerde ook nog eens het extra label van gedetineerde krijgt.
4Hobo is innovatief en past volgens mij ten volle in het actieplan Jeugdhulp. Na twee jaar proefdraaien heeft de vzw haar conclusies gebundeld en is ze – geheel terecht volgens mij – op zoek naar erkenning en subsidiëring voor haar werk. Minister, bent u vertrouwd met dit project? Hoe staat u tegenover de werking en het project van 4Hobo? Acht u het zinvol om de preventieve ondersteuningsvorm verder te ondersteunen en verder te ontwikkelen? Hoe denkt u dit te kunnen realiseren, zowel praktisch als financieel? Acht u het zinvol om de preventieve ondersteuningsvorm die in één instelling is uitgewerkt verder uit te rollen naar en te implementeren in andere detentiecentra in Vlaanderen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het project 4Hobo van Centrum OBRA is inderdaad een zinvol initiatief. Het kan het verschil maken voor een aantal jongeren die tijdens de overgang tussen minderjarigheid en volwassenheid dreigen te ontsporen. Het forensisch jongerenproject zet in op preventie en op het vermijden van instroom van personen met een verstandelijke beperking in de gevangenis. In zoverre de ondersteuning bijvoorbeeld detentie kan vermijden, maakt dit voor de betrokken jongeren een enorm verschil uit, niet alleen voor hun zelfbeeld, maar ook voor hun tewerkstellingskansen, sociale integratie, enzoverder.
De werking van 4Hobo is gericht op jongeren met een vermoeden van een handicap en risicogedrag. Voor jongeren met een erkende handicap kunnen de bestaande kanalen binnen het VAPH benut worden.
In eerste instantie kan worden nagegaan hoeveel van deze begeleidingen kunnen worden opgevangen binnen de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, zoals een mobiele ondersteuning voor jongvolwassenen vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Dit systeem zal trouwens nog verder worden versoepeld zodat jongeren ongeveer dertig begeleidingen per jaar kunnen krijgen zonder inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Daarnaast wordt momenteel de persoonsvolgende financiering uitgetekend: jongeren met een erkende handicap moeten aanspraak kunnen maken op een persoonsvolgend budget, waarmee hun ondersteuning kan worden gefinancierd of minstens gefinancierd op een beperkte manier als het over een forfait gaat.
In de fasering van het basisondersteuningsbudget geven we voorrang aan gezinnen met kinderen en aan jongvolwassenen tot en met 25 jaar. Ook bij de prioritering van de vragen tot trap 2 van het persoonsgebonden budget in cash of voucher wordt uitdrukkelijk voorzien in continuïteit voor jongvolwassenen. Het lijkt me niet aangewezen om voor deze specifieke doelgroep vanuit het VAPH specifieke financieringsstromen op te zetten die buiten de concepten van de persoonsvolgende financiering vallen. Dit project moet ook worden geïntegreerd in de benadering van integrale jeugdhulp. In het uitbreidingsbeleid voor personen met een handicap werd in 2 miljoen euro voorzien voor jongeren tot de leeftijd van 25 jaar met een complexe problematiek, waarbij ook sprake is van een beperking waarvoor de reguliere jeugdhulpverlening ontoereikend is. Die middelen hebben ook tot doelstelling om de continuïteit in de hulpverlening te verzekeren.
Het project zou kunnen aansluiten bij het intersectoraal zorgnetwerk in de regio Oost-Vlaanderen. Ik begrijp dat er lokaal de nodige netwerkcontacten zijn om dit te realiseren. Dit initiatief kan momenteel rekenen op de steun van de provincie Oost-Vlaanderen en van de stichting Porticus. Mijn administratie zal de verschillende mogelijkheden inzake financiering van dit project met de initiatiefnemers bespreken.
Het is net eigen aan 4Hobo (‘zwerver’) dat ze werken vooraleer er sprake is van detentie, waardoor het project dus niet gekoppeld is aan een detentiecentrum. De methodiek kan ook in andere regio’s nuttig zijn, waardoor het me niet zinvol lijkt dit aan bepaalde detentiecentra te koppelen. Het is wel aangewezen eerst meer duidelijkheid te kunnen krijgen over mogelijke financiering, rekening houdende met de reglementaire en budgettaire mogelijkheden, vooraleer over te gaan tot een verdere actieve verspreiding van deze ondersteuningsvorm.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dacht dat ik uw antwoord begreep, maar met die laatste toevoeging moet ik eerlijk zeggen dat ik het niet meer begrijp. U begint met te zeggen dat dit allemaal moet passen in het decreet Persoonsvolgende Financiering, in het rechtstreeks toegankelijke luik dan wel via basisondersteuning. We kunnen ons daarbij afvragen of we voor deze groep afdoende antwoorden kunnen bieden met de 300 euro waarin is voorzien. Dan zegt u op het einde dat we een zicht moeten krijgen op de financiële middelen. Het lijkt mij eerlijk gezegd nogal moeilijk met elkaar te rijmen. Kunt u dat verduidelijken?
Enerzijds verwijst u naar het reguliere algemene kader en zegt u dat het niet aangewezen is om daarvoor in aparte financieringslijnen te voorzien, waar dit dan als parallel circuit zou gaan bestaan. Anderzijds zegt u dat we alvorens iets te doen dat niet gelinkt is aan één specifiek detentiecentrum, naar budgettaire middelen gaan zoeken. Of is dit een verkapte boodschap om te zeggen dat u dit project niet zinvol acht? Maar dan hoor ik dat liever letterlijk van u, maar dat zou dan wel in tegenspraak zijn met het feit dat u in het begin hebt gezegd dat dit soort van projecten wel degelijk het verschil kunnen maken.
U verwijst naar de 2 miljoen euro uitbreidingsbeleid in integrale. Betekent dat dat dit project mee in ogenschouw kan worden genomen?
Ik heb nog een meer algemene vraag. Het is een project dat mee is opgezet vanuit de provincie. Waar in heel Vlaanderen provincies projecten in de welzijnssfeer hebben opgezet, zal men dat als gevolg van de interne staatshervorming in de toekomst niet meer kunnen doen. Voorziet u in de nodige middelen en incentives om dergelijke innovatieve projecten ook in de toekomst mogelijk te maken? De nood is duidelijk.
We kunnen duidelijk winst maken doordat in concreto mensen met een verstandelijke beperking niet in de criminaliteit verzeild geraken en daardoor maatschappelijke en individuele schade kan worden vermeden. Hoe gaat het beleid er blijven voor zorgen dat dergelijke projecten ook in de toekomst kunnen worden opgezet? Dreigt er geen verschraling als we dat niet doen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is duidelijk dat dat project wel degelijk een zinvol initiatief is. Maar, zeker als we spreken over een veralgemening, dan moet je dat niet meer in een project kunnen doen, dan moet je dat kunnen verduurzamen, dan moet dat passen binnen de op te zetten en te ontwikkelen financieringssystemen. Dat geldt ook voor de bijdrage van de provincie. In algemene termen is de procedure die we nu volgen, dat we proberen lijsten te maken van alles wat de provincies nog in onze sector doen, om dan te kijken, in overleg, of dat naar Vlaanderen moet, gereglementeerd, gestructureerd enzovoort, of om te kijken wat de andere oplossingen zijn. Ik neem aan dat dat project ook in die inventaris en in die zoektocht voorkomt. In uw laatste vraag scheen u te suggereren dat we dergelijke dingen zouden koppelen aan detentiecentra, terwijl het inzicht van onze administratie is dat we dat meer moeten passen in de rugzakredenering die we met het decreet Persoonsvolgende Financiering hebben opgezet.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, wat houdt u tegen om, als u tot tweemaal toe zegt dat dit zinvol is, dit ook gewoon uit te rollen over de rest van Vlaanderen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat er na 2016, op het moment dat provincies enkel nog met grondgebonden bevoegdheden mogen bezig zijn, opvolgers van dergelijke projecten die inspelen op problematieken die op dat moment opduiken, blijvend een plaats krijgen? Hoe zult u innovatie in uw beleidsdomein mogelijk maken? U hebt al meermaals op de dynamiek gewezen waarbij er ideeën ontstaan, die heel vaak op ondersteuning vanuit de provincies kunnen rekenen. Er zijn tientallen projecten in heel Vlaanderen. U zegt dat er een inventaris zal worden gemaakt. We hebben de inventaris van de projecten die we desgevallend na evaluatie kunnen voortzetten. Maar als dat daar stilvalt, dan bevriezen we eigenlijk het welzijnslandschap vanaf 2016 en dan gaan we wellicht binnen enkele jaren zeggen dat we een aantal maatschappelijke trends hebben gemist en een aantal innovatieve mogelijkheden niet hebben benut.
Minister, wat houdt u tegen om dit project, dat u tot tweemaal toe zinvol hebt genoemd, uit te rollen? Voor mijn part mag dat los van detentiecentra, want het uitrollen over heel Vlaanderen betekent dat je dat loskoppelt van één voorziening. Hoe gaat u ervoor zorgen dat u projectwerking ook in de toekomst mogelijk maakt?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, zoals ik gezegd heb, wordt er met de initiatiefnemers gekeken hoe het wat kan verduurzamen. Uiteraard, als dat best practices zijn, als dat kan passen binnen de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, die voor heel Vlaanderen beschikbaar is, dan kan men deze methodieken en dergelijke zeker ook verspreiden. Nogmaals, dat is niet het punt. Het punt is dat als je het duurzaam wilt doen, het moet passen binnen de concepten die we nu het ontwikkelen.
U vraagt hoe we in de toekomst omgaan met het innovatieve in het verhaal. Eerlijk gezegd, de paradigmashift naar een vraaggestuurde financiering, met grotere autonomie voor de vrager, gekoppeld aan een flexibilisering van de reglementering op de bestaande voorzieningen en diensten, is een kader waarvan ik hoop dat het tot veel sociaal ondernemerschap en innovatieve aanpakken aanleiding zal geven. Met de regelmaat van de klok wordt ervoor gewaarschuwd dat we uit de ‘projectitis’ moeten geraken en dat we zo veel mogelijk moeten verduurzamen. Op het moment dat je een megahervorming doet, moet je proberen die innovatieve stimulus in het systeem te incorporeren en niet alleen maar afhankelijk te maken van projectfinanciering. Dat zal natuurlijk nooit helemaal verdwijnen. Het lijkt me de meest wijze piste dat we voor de volgende jaren kijken hoe je de ervaring van dergelijke zaken, deze methodologie, kunt inkantelen in diensten die bijvoorbeeld thuisbegeleiding organiseren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.