Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over structurele onbestuurbaarheid
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, door een wijziging van het Gemeentedecreet – artikel 47bis – in 2013 kan de gemeenteraad eenmaal per legislatuur de structurele onbestuurbaarheid van de gemeente uitroepen. In de afgelopen twee jaar gebeurde dat zes keer. Steeds meer gemeenteraden overwegen de optie.
Volgens de VVSG zullen er de volgende maanden en jaren nog gemeenten volgen: blijkbaar krijgen zij veel mails en telefoons binnen van lokale bestuurders. Ze krijgen steeds meer vragen van oppositie en meerderheid en vrezen dat de maatregel een extra voedingsbodem is voor wantrouwen binnen een gemeente. De maatregel zou het streven naar een coalitiebreuk centraal zetten in tegenstelling tot het zoeken naar mogelijke oplossingen.
Minister, bent u van oordeel dat de procedure van de structurele onbestuurbaarheid haar doel voorbijschiet? Overweegt u een evaluatie van deze wijziging in het Gemeentedecreet, meer bepaald artikel 47bis? Zo ja, hoe zal deze evaluatie gebeuren en op welke termijn zal deze evaluatie plaatsvinden? Welke maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat de procedure van structurele onbestuurbaarheid de bestuurbaarheid van de steden en gemeenten niet in gedrang zal brengen?
De heer Doomst heeft het woord.
Het middel van de onbestuurbaarheid duikt op. Tussen de lijnen kunnen we lezen dat sommige gemeenten onbestuurbaar aan het worden zijn en dat men ertoe neigt om ze onbestuurbaar te maken. In het woord onbestuurbaarheid zit een Babylonische spraakverwarring. De toren van Babel zat dichtbij de hemel, er schuilt wel enige ambitie achter en dat ding is ook nooit afgeraakt. Het helpt de zaken niet altijd 100 procent vooruit.
Ik vermoed dat het goed bedoeld was, men wou de gemeenteraden versterken en aanslepende politieke impasses te voorkomen. Een duidelijke definitie van het begrip ‘structurele onbestuurbaarheid’ werd evenwel decretaal niet gegeven. Er is toen gezegd dat de praktijk het wel zou uitwijzen. Dat is gedeeltelijk het geval.
We zijn nu twee jaar ver en de nieuwe regel is al een paar keer toegepast. U hebt al laten vallen, en ik denk dat het klopt, dat we voorzichtig moeten zijn met een te snelle bijsturing.
Minister, welke wijze conclusies trekt u uit de toepassing van de structurele onbestuurbaarheid tot op heden? Vindt u het nodig om eerst nog eens grondig de motivatie en processen achter het geheel te evalueren voor een definitieve conclusie?
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, de lijst van steden en gemeenten die onbestuurbaar zijn, wordt steeds langer. Het mag toch ook worden gezegd dat in deze legislatuur veel problemen werden opgelost door het optreden van de gouverneur. We lezen soms in de kranten over plaatsen met problemen, maar die worden dan toch opgelost via de diplomatie van de mensen die daarvoor zijn aangeduid.
We kunnen er echter niet naast kijken: er staan al verschillende steden en gemeenten op het lijstje. Het is een blijk van wantrouwen. Als men eenmaal die keuze gemaakt heeft dat men met die of die partij niet meer wil samenwerken, is men blijkbaar hardleers en wil men via diplomatie ook niet meer afwijken van die beslissing. Dat is geen goede zaak natuurlijk.
Deze decretale regelgeving is nog vrij jong. Een evaluatie dringt zich toch op binnen afzienbare tijd. Tegen het einde van dit jaar moet dat toch eens gebeuren, want dan komen de nieuwe gemeenteraadsverkiezingen er al weer aan. Wat zal er in de laatste twee jaar vóór de gemeenteraadsverkiezingen gebeuren? Denkt u aan maatregelen zodat het dan niet meer mogelijk zal zijn? In het zicht van de verkiezingen kan er van alles gebeuren. Het zou niet goed zijn dat er in die twee laatste jaar nog veel gemeenten de onbestuurbaarheid uitspreken.
Denkt u aan een evaluatie? Denkt u aan een decreetgevend initiatief om te remediëren aan de wetgeving? Kunt u deze verbeteren? Dat is niet zo eenvoudig want we opereren altijd binnen een democratie. Er zijn gemeenteraadsverkiezingen geweest, bepaalde partijen volgen de meerderheid. Dat zomaar naast zich neerleggen is geen sinecure. Men moet daar omzichtig mee omgaan. Wat kan er gebeuren om die lijst zo kort mogelijk te houden? Het is niet goed om tijdens een legislatuur te wisselen van partners. De gemeente wordt onbestuurbaar en dat blijft de hele tijd hangen. Dat moeten we te allen prijze vermijden.
De heer Maertens heeft het woord.
We zitten hier in een typische commissie: hier zijn heel veel lokale bestuurders actief. Wie een meerderheid vormt na de verkiezingen gaat ervan uit dat het voor – minstens in vele gevallen – zes jaar lang is. Dat moet de doelstelling zijn van iedereen. Iedereen moet zorgen voor continuïteit en stabiliteit. Men maakt een meerjarenplan, met een visie hopelijk, dat men wil uitvoeren. Meestal heeft men minstens zes jaar nodig om effect te genereren.
We moeten erkennen dat er in bepaalde gemeenten de afgelopen weken en maanden conflicten waren die zouden of hebben geleid tot het inroepen van artikel 47bis en de procedure van onbestuurbaarheid. We moeten ons de vraag durven te stellen: ligt dat aan een botsing van visies op politiek vlak? Of ligt het vooral aan persoonlijke conflicten? Persoonlijk wantrouwen? Daar zit volgens mij het antwoord in. Soms speelt ontgoocheling een rol over beslissingen of de verdeling van mandaten. Het speelt allemaal mee, we kennen allemaal voldoende voorbeelden.
Het is een goede zaak dat er een procedure bestaat. Men moet kunnen ingrijpen als het de spuigaten uit loopt, als er geen stabiliteit meer is, als er een structurele minderheid aan het bewind is. Dat is ook wat de huidige procedure beoogt. Ze gaat uit van de kracht van de gemeenteraad, het hoogste democratisch orgaan op lokaal vlak. Als er zich binnen die gemeenteraad geen meerderheid meer weerspiegelt in het uitvoerend college van burgemeester en schepenen, dan is er een groot probleem. Een procedure is dus een noodzaak. We merken dat ze al enkele keren is toegepast, al dan niet definitief, of toch minstens is gestart.
Nogmaals, ligt het aan een botsing van visie en beleid, of ligt het eerder aan persoonlijke conflicten? Ik denk dat het vooral dat laatste zal zijn. We moeten ons durven af te vragen of het aan de procedure op zich ligt dat men de onbestuurbaarheid sneller gaat inroepen. Ik weet het niet, ik wil dat graag bestudeerd en geëvalueerd zien. Iedereen hier dringt erop aan, een evaluatie is nodig en nuttig, maar we mogen het kind niet met het badwater weggooien. Misschien zijn er andere betere procedures of systemen denkbaar. We kunnen daarvoor de VVSG en andere internationale voorbeelden raadplegen. Ik pleit voor een evaluatie. Zult u dat doen? Zult u de procedure evalueren samen met de stakeholders die we allemaal kennen van heel dichtbij?
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vorige spreker. Ik heb gemerkt dat de VVSG nogal emotioneel is ter zake. Ze zijn al langer vragende partij om dat te schrappen in het decreet. Er werd een artikel geschreven met de titel ‘Verbinden niet ontbinden’.
In de aanloop naar de procedure van onbestuurbaarheid, toen dat nog niet mogelijk was, hebben we vastgesteld dat sommige gemeenten zich naar het einde van een legislatuur sleepten. Er waren onderlinge ruzies of men zat niet meer op dezelfde lijn en er gebeurde helemaal niets meer. Er is wel degelijk nagedacht over de maatregel.
Groen is geen vragende partij om overhaast te werk te gaan. Wij zouden zeker nog even willen wachten. Maar we sluiten ons wel aan bij de unanieme vraag naar een grondige evaluatie. Minister, wanneer stelt u de evaluatie in het vooruitzicht?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, het lijkt me nuttig om het artikel 47bis nog eens te beschrijven. Ik zal het niet volledig voorlezen, iedereen kent het principe. Een gemeenteraad stelt de onbestuurbaarheid vast, laat dat weten aan de minister van Binnenlands Bestuur die dan een bemiddelingsopdracht moet geven aan de provinciegouverneur. Deze laatste laat het resultaat van de bemiddeling weten en afhankelijk daarvan moet er iets gebeuren.
Het is niet zo dat er vóór de invoering van dit artikel geen problemen waren. Mevrouw Pira heeft daar terecht op gewezen. Heel wat gemeenten sleepten zich inderdaad naar het einde van de legislatuur. Wat zijn we met een schepencollege waarvan de helft geen bevoegdheden meer heeft maar wel zijn loon nog elke maand krijgt uitbetaald? Dat vind ik ook niet goed.
Ik wil niet overdrijven, het is niet zo dat er de afgelopen twee jaar continu zulke dossiers op het bureau van de minister van Binnenlands Bestuur kwamen. Mevrouw Robeyns is afwezig, maar zij vroeg me concreet waar de onbestuurbaarheid werd vastgesteld sinds dat artikel 47bis. Dat is in vier gemeenten gebeurd: Turnhout, Putte, Denderleeuw en Borgloon. In Denderleeuw, Putte en Turnhout mislukte de bemiddeling. In Turnhout is al een nieuw college samengesteld. In Putte en Denderleeuw is de raad op de hoogte gebracht van de mislukte bemiddeling en kan hij een nieuw college voordragen. In Borgloon moet de gouverneur van Limburg nog een bemiddelingsopdracht krijgen.
Staden werd hier vernoemd, geloof ik, en we hebben nog het voorbeeld van Tienen. Wat die gemeenten betreft, heb ik geen enkel dossier op mijn bureau gevonden. Ik vermoed dat de media af en toe veel commotie maken over coalitiepartners die het eventjes niet goed meer met elkaar kunnen vinden.
Zolang een gemeenteraad met een gewone meerderheid aan mij als minister van Binnenlands Bestuur niet laten weten dat de onbestuurbaarheid is vastgesteld, bestaat dat ook niet. Het principe was goed. De invoering van het artikel was goed. Het is goed geweest om de gemeenteraden meer daadkracht en beslissingsrecht te geven. De toestanden die men vroeger kende, waren volgens mij helemaal niet goed.
Ik heb recent – gelet op alle mediaberichten die er in de afgelopen week zijn bijgekomen – aan de persoon aan mijn rechterzijde de opdracht gegeven om de evaluatie te doen. Ik zal in elk geval niet afwijken van het principe dat het aan de gemeenteraad toebehoort om te oordelen. Ik wil niet opnieuw belanden in toestanden van vóór twee jaar waarbij men vier jaar aan een stuk in een impasse kon zitten. Dat getuigt niet van behoorlijk bestuur. Ik heb de heer De Coster de opdracht gegeven en ik ga daar niet op vooruitlopen. Dat zou niet goed zijn.
Mevrouw Robeyns vroeg nog of ik zicht heb op de regeling in Wallonië. In Wallonië heeft men ook gekozen voor meer daadkracht en beslissingsmacht voor de gemeenteraden, maar wel onder een andere vorm. Men heeft gekozen voor een constructieve motie van wantrouwen. Dat zou een mogelijk spoor kunnen zijn. Ze vroeg ook naar de situatie van de afgelopen twee jaar. In twee gemeenten, Awans en Liemeux, in de provincie Luik, werd de constructieve motie van wantrouwen ingeroepen.
Ik heb alle vertrouwen in de evaluatie van de heer De Coster. Het is belangrijk om een gemeente bestuurbaar te houden en niet in een impasse te geraken zoals vóór artikel 47bis. Ik heb daar geen zin in. Ik hoop dat de commissie het daarmee eens is.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. U zegt dat u niet terug wilt naar de periode waarbij besturen gedurende jaren in een impasse zaten. Ik denk dat het juist het opzet was van de decreetgever om ervoor te zorgen dat er een oplossing was. Uw voorganger, minister Bourgeois, had gezegd: “The proof of the pudding is in the eating.” Als je het aantal gevallen ziet dat er nu al is in deze legislatuur op amper twee jaar tijd, dan hoop ik dat die tendens niet aanhoudt, anders zullen we inderdaad zwaar boven het aantal besturen komen dat in een vorige legislatuur in een impasse zat.
U hebt zelf verwezen naar de situatie in Tienen, waar de procedure van onbestuurbaarheid niet is ingeroepen. Maar ik vrees er een beetje voor dat het sommige mensen op ideeën zal brengen en dat het binnen de gemeentebesturen een soort van besturen ‘met de handrem op’ in de hand kan werken, waarbij er argwaan in de gemeentehuizen aanwezig is. Dat is het laatste dat de lokale besturen nodig hebben. We hebben besturen nodig die er voluit voor gaan, die voluit beleid voeren en geen schrik hebben om hun nek uit te steken, geen schrik voor aansprakelijkheid maar ook geen schrik voor het inroepen van de onbestuurbaarheid – the proof of the pudding is in the eating. Ik verwijs ook naar de uitspraak van de Antwerpse provinciegouverneur Cathy Berx die zegt dat de procedure zoals ze nu is, destructief is en beter zou worden afgeschaft.
Minister, u zegt dat er een evaluatie zal plaatsvinden en dat u daartoe opdracht hebt gegeven aan de heer Decoster. Welke timing is daar op geplakt? Dat interesseert me wel. Ik denk dat het de heer Demeulemeester was die zei dat we nu twee jaar ver zijn en dat we eind dit jaar een grondige evaluatie zouden moeten doen. Stilletjes aan, begin 2016, gaan we weer naar gemeenteraadsverkiezingen. Welke timing kleeft u daarop? Ik ben van oordeel dat op zijn minst een reflectietermijn inbouwen geen slechte zaak zou zijn.
Het uitgangspunt moet volgens mij altijd zijn dat regels moeten bestaan om een beter beleid mogelijk te maken en zeker niet om gebruik van te maken voor individuele carrièreplanningen, met alle gevolgen van dien ten aanzien van de bestuurbaarheid van gemeenten.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik denk dat het wijs is om niet te snel te gaan. We moeten eerst goed bezinnen waar we begonnen zijn. Uiteindelijk zijn er nog driehonderd gemeentebesturen die duchtig voortploegen en doen wat moet. We kunnen misschien een aantal correcties aanbrengen. Het gevoelen bij de lokale besturen nu is dat de procedure wat te lang duurt en dat het van boven ingrijpen een grijze zone is die wat te lang duurt. Indien we zouden voortgaan, zouden we misschien sneller een alternatief moeten kunnen voorstellen dat lokaal breed genoeg gedragen wordt. Ik heb het gevoelen dat er een paar remediëringen zouden kunnen komen bij het bestaande instrumentarium, na de evaluatie. We zullen straks horen hoe snel de wijze man die naast u zit, minister, tot conclusies zal komen.
De heer Maertens heeft het woord.
Het is goed dat we de evaluatie doen. Minister, ik vind het heel belangrijk dat u heel duidelijk stelt dat een dergelijk principe overeind moet blijven. We mogen echt niet terug naar een tijd waarbij plots een minderheid moet besturen, noodgedwongen, omdat er geen andere mogelijkheid meer is. We creëren op die manier de impasse. Ik zou dat absoluut willen afraden. Als er echt een structureel probleem zou zijn, dan zou je een alternatief moeten hebben.
We zullen de evaluatie afwachten. Iemand had het over de constructieve motie in Wallonië. Misschien zitten daar wel nuttige elementen in omdat je dan tenminste een alternatief naar voren moet schuiven dat al is afgetoetst. Nu komen we in de bekende dossiers vaak in de situatie dat men de onbestuurbaarheid wil inroepen en dat men dan plots niet meer weet hoe men het moet oplossen. Men denkt niet op voorhand na over die mogelijke oplossing. Ik ben blij met de evaluatie die gebeurt. Ik heb dezelfde vraag als collega De Loor: wat is de timing? Kunnen wij die te gepasten tijde in het parlement bespreken?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik ben blij dat u ook van oordeel bent dat het principe van de procedure overeind moet blijven, maar dat het eigenlijk niet werkt zoals het zou moeten. U zegt ook dat het geen slechte zaak is om naar een oplossing te zoeken en een evaluatie te doen. Die evaluatie zal rond moeten zijn voor de zomervakantie.
Het aantal is vier. U kunt zeggen dat het er vier te veel zijn. In Wallonië bestaat de constructieve motie van wantrouwen, wat een andere vorm is dan degene die wij hebben maar die wel zal worden meegenomen in de evaluatie. In de vorige bestuursperiode hebben er in Wallonië 8 op 262 gemeenten dat principe gebruikt. Ik denk niet dat vier zo veel is, waarmee ik niet gezegd wil hebben dat ik ook andere gemeentebesturen of stadsbesturen wil aanmoedigen om hetzelfde te doen. Integendeel. Ik heb u bij het begin van mijn antwoord gezegd in welke gemeente de echte onbestuurbaarheid is uitgeroepen en vastgesteld, en dat je dat een beetje moet loskoppelen van alle berichten die nu in de media verschijnen. De komende weken zullen nog gevallen in de media verschijnen maar waarvan we weten dat men er onderling toch tot een oplossing zal komen en dat het dossiers zijn die nooit op mijn bureau zullen belanden.
Mijnheer Doomst, u hebt net dezelfde vraag gesteld als de heer De Loor over het tijdstip van de evaluatie. Dat is dus voor het zomerreces. De heer Decoster zal uiteraard de provinciegouverneurs bij de evaluatie betrekken. Zij hebben immers enige ervaring opgebouwd in het behandelen van de procedure.
Tot slot ben ik het volledig eens met collega Maertens. Ik blijf echt wel het principe handhaven. Het moet absoluut de bedoeling zijn dat we de gemeenteraad en de steden en gemeenten in kwestie meer daadkracht en bestuurskracht geven. Ik heb absoluut geen zin om opnieuw in de impasse van jaren te geraken. Ik denk dat geen enkele gemeente of stad daarbij gebaat is.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik wil u nogmaals danken. Voor alle duidelijkheid zal ik mijn standpunt nog eens toelichten. Ik ben geen voorstander van de procedure zoals ze nu bestaat omdat die mensen op ideeën brengt. We moeten ernaar streven om gemeenten niet gedurende jaren in een impasse te laten bestaan. Ik vrees dat het cijfer enkel maar zal verhogen. Gelukkig is er de buffer van het laatste jaar ingebouwd, waarop de structurele onbestuurbaarheid niet meer kan worden ingeroepen, maar ik vrees dat het spijtig genoeg nog mensen op ideeën zal brengen. Ik vind het een goed idee om ook de gouverneurs te betrekken bij de evaluatie. Ik heb daarnet al verwezen naar het standpunt van de gouverneur van Antwerpen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.