Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb deze vraag om uitleg ingediend op vraag van een aantal lokale besturen die op een intensieve manier bezig zijn om de burgemeestersconvenant te ondertekenen. De burgemeestersconvenant heeft te maken met het implementeren van een lokaal klimaatbeleid. De lokale besturen hebben de ambitie om een CO2-vrije gemeente te worden. Mijn vraag gaat over de mogelijkheden die er zijn om energieprestatieregelgeving lokaal al dan niet te verstrengen.
– Bart Nevens treedt als voorzitter op.
Volgens het Energiedecreet kunnen lokale besturen onder bepaalde voorwaarden voor nieuwe wijken strengere eisen voor het E-peil en het K-peil opleggen. Op die manier kan een lokaal bestuur ecowijken met een strenger E-peil promoten of ontwikkelen. Dit past in een soort voorlopersbeleid van lokale besturen waarbij men vroeger dan volgens de geldende regelgeving gepland is, strengere E-peileisen stelt. Gemeenten zijn in dit kader ook verplicht om in te staan voor de handhaving van die strengere eisen in de vorm van administratieve geldboetes.
Om het overzicht te bewaren is het niet aangewezen om alle Vlaamse gemeenten de vrijheid te laten om de strengere EPB-eisen voor nieuwe wijken volledig zelf in te vullen. Als de 308 steden en gemeenten allen verschillende eisen zouden stellen, dan zou dat onvermijdelijk leiden tot een onoverzichtelijk lappendeken aan verschillende energie-eisen. Dat heeft natuurlijk ook een impact op de bouwsector omdat het onduidelijk is welke energie-eisen er van toepassing zijn in de gemeente.
Er waren plannen dat de Vlaamse Regering een standaardpakket zou opmaken waarmee lokale besturen aan de slag kunnen om binnen bepaalde grenzen de strengere EPB-eisen op te leggen voor nieuwe projecten.
Minister, kunt u toelichten wat de stand van zaken is inzake het opmaken van een standaardpakket waarmee gemeenten aan de slag kunnen om voor nieuwe wijken strengere EPB-eisen op te leggen dan de eisen die op dat moment van kracht zijn? Op welke manier kunnen gemeenten deze strengere energieprestatie-eisen opleggen? Met andere woorden, gebeurt dit in de vorm van een stedenbouwkundige verordening, via een gemeenteraadsbesluit of andere? Wat wordt in dit kader precies verstaan onder ‘nieuwe wijken’? Met andere woorden, voor welke projecten is deze strengere regelgeving van toepassing? Welke voorwaarden zijn hieraan verbonden? Binnen welk kader dienen de openbare besturen die strengere energieprestatie-eisen opleggen, de handhavingsmaatregelen te organiseren? Hebt u een zicht op hoeveel en welke gemeenten plannen hebben om strengere energieprestatie-eisen op te leggen dan de eisen die opgenomen zijn in de ‘standaard EPB-regelgeving’?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is een interessante vraag omdat gemeenten dat ook kunnen doen via een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Gemeenten hebben lokale autonomie. Minister, zult u gemeenten stimuleren om bijvoorbeeld voor nieuwbouwwijken te streven naar een lager E-peil?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, ik zal u straks het antwoord bezorgen want er zitten ook wel wat grafieken en tabellen bij die bij het verslag kunnen worden gevoegd.
De standaardpakketten waarmee gemeenten aan de slag kunnen om voor nieuwe wijken strengere EPB-eisen op te leggen, zijn vastgelegd in het Energiebesluit. De Vlaamse Regering heeft daarbij twee verstrengde eisenpakketten vastgelegd waaruit gemeenten kunnen kiezen. Voor nieuwe woongebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2016, kan de gemeente kiezen tussen een eerste pakket dat een verstrenging van de E-peileis naar E30 bevat en een tweede pakket dat een combinatie van een strenger E-peil, namelijk E20, en een strenger K-peil, namelijk K25, bevat. De grafiek hierover zal ik u bezorgen (zie bijlage 1).
Om bouwheren aan te sporen om zeer energiezuinig te bouwen, bestaan momenteel volgende financiële ondersteuningen. Er zijn de premies van de netbeheerders. Wie beter doet dan de verplichting krijgt daar premies voor. Die premies moedigen de voorlopers en vroege volgers aan om zuiniger te bouwen. Er is de vermindering van de onroerende voorheffing. Energiezuinig bouwen geeft ook recht op een vermindering van de onroerende voorheffing. Die vermindering wordt bepaald aan de hand van het E-peil van de wooneenheid (zie bijlage 2).
Die ondersteuningsmaatregelen maken gebruik van de categorie waartoe uw gebouw behoort. De voorlopers krijgen meer ondersteuning dan de vroege volgers.
Naast het aanscherpingspad voor het E-peil heeft de vorige Vlaamse Regering een schaduwpad vastgelegd. Dat schaduwpad zal zowel toegepast worden voor ondersteuningsmaatregelen, de premies van netbeheerders en de verlaging van onroerende voorheffing, als voor het voorlopersbeleid.
Het voorgestelde schaduwpad bestaat in een eerste periode uit twee niveaus, die enerzijds de ‘vroege volgers’ vertegenwoordigen en anderzijds de ‘voorlopers’. Het voordeel van twee niveaus is dat beide doelgroepen bereikt kunnen worden. Met één niveau zouden ofwel de voorlopers onvoldoende ondersteund worden, ofwel zullen de vroege volgers uit de boot vallen.
Onder de vroege volgers behoren de mensen die al vanaf de invoering van het kostenoptimale eisenniveau opteren voor het toepassen van het bijna-energieneutrale niveau. Zij kiezen al voor een volgende mijlpaal binnen het beleid. Naarmate het aanscherpingspad gevolgd wordt richting bijna-energieneutraliteit, wordt de nood om die groep te ondersteunen steeds kleiner. Dat niveau wordt dan immers de eis.
De voorlopers gaan daarnaast steeds een stapje verder en streven al naar energieneutrale gebouwen. Omdat het verschil met de kostenoptimale eis aanvankelijk nog groot is, kan dat niveau stapsgewijs evolueren tot op het energieneutrale niveau. Op termijn zal enkel nog het energieneutrale niveau ondersteund worden.
Voor residentiële gebouwen geeft dat volgende tweesporenbeleid. Voor de E-peil-eis is dat in 2015 E60, in 2016 E50, in 2018 E40, in 2020 E35 en in 2021 E30 of bijna energieneutraal (BEN).
Het E-peil voor de vroege volgers is in 2015 E40, in 2016 E30 of een BEN-woning.
Het E-peil voor de voorlopers is nu al E30 of BEN, in 2016 E20, in 2018 E10, in 2020 E10 en in 2021 E0.
Voor de andere gemeenten blijft het verstrengingspad naar E30 in 2021 van toepassing.
Voor nieuwe woongebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2018, werden aangepaste voorloperspakketten bepaald door de Vlaamse Regering. Het eerste pakket is een combinatie van E10 en K25. Het tweede pakket is een combinatie van E0 en K25.
In overeenstemming met het Energiebesluit kan de gemeente deze strengere eisen vastleggen voor nieuwe wijken via een besluit van de gemeenteraad. Het gebeurt dus niet via een stedenbouwkundige verordening, maar via de gemeenteraad. Het Energiebesluit bepaalt dat elke gemeente die beslist om voor nieuwe wijken strengere eisen op te leggen, binnen de twintig dagen een kopie van het besluit van de gemeenteraad tot instelling van deze strengere eisen moet bezorgen aan het Vlaams Energieagentschap (VEA).
De mogelijkheid voor gemeenten om strengere EPB-eisen vast te leggen, werd decretaal bepaald door het wijzigingsdecreet van 18 november 2011. In de memorie van toelichting bij dat decreet wordt verduidelijkt dat de bepaling enkel van toepassing is op “nieuwe wijken” en dat de strengere eisen niet kunnen worden opgelegd voor bestaande wijken of verkavelingen. De gemeente kan de strengere eisen dus enkel vastleggen voor “nieuw te ontwikkelen gebieden of verkavelingen”.
Het wijzigingsdecreet van 18 november 2011 voerde een sanctiesysteem in voor de strengere gemeentelijke eisen. Zowel het bedrag als de procedure, waaronder een beroepsprocedure, is decretaal vastgelegd. Voor de uitvoering van de handhaving bepaalt het Energiebesluit dat elke gemeente met strengere EPB-eisen het Vlaams Energieagentschap elektronisch een overzicht van de dossiers bezorgt waarvoor ze een administratieve geldboete heeft opgelegd. Als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat de gemeente de EPB-eisen niet handhaaft, meldt het agentschap dat aan de minister. De minister kan vervolgens beslissen om voor die gemeente de bevoegdheid tot het vaststellen van EPB-eisen in te trekken.
Ik heb een rondvraag gedaan voor de gemeenten die geïnteresseerd zijn in het opleggen van verdere eisen. Op dit moment overweegt één stad om verdere eisen op te leggen. Uiteraard zullen het vooral gemeenten zijn die hierin geïnteresseerd zijn, de steden zijn al in een verregaande mate volgebouwd en echt nieuwe wijken worden op dit ogenblik nog amper aangelegd.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de minister voor haar uitgebreide antwoord. Een aantal zaken waren me niet duidelijk, daarom heb ik deze vraag gesteld.
Nu is het duidelijk dat een stad of gemeente die wil voorlopen op het vlak van strengere EPB-eisen, dat kan doen vanaf 1 januari 2016.
Het moet uitdrukkelijk gaan over nieuwe wijken. Er kan niet worden ingegrepen in bestaande wijken, in bestaande verkavelingen. En de weg van een gemeenteraadsbesluit moet worden gevolgd. Dat was nog onduidelijk voor de lokale besturen. Sommige waren al bezig met een stedenbouwkundige verordening, maar het moet wel degelijk gebeuren via een gemeenteraadsbesluit. Ik wil de minister bedanken voor deze verduidelijkingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.