Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag gaat inderdaad over de beperkte instroom van studenten in de aanvullende opleiding jeugdgezondheidszorg, waardoor er de komende 10 jaar een ernstig tekort aan CLB-artsen (centrum voor leerlingenbegeleiding) dreigt te ontstaan. Deze job is een knelpuntberoep geworden. Dat is de conclusie die dokter Leen Verbraeken, zelf CLB-arts, formuleert in haar masterscriptie. Het tekort aan CLB-artsen hoeft niet te verrassen, aanzien eenzelfde tendens reeds eerder werd vastgesteld bij de consultatiebureaus van Kind en Gezin. Preventieve gezondheidszorg is nochtans zeer belangrijk. Voorkomen is beter dan genezen, zo weten we allemaal. Een blijvende investering in gezondheidswinsten loont op lange termijn en verdient alle mogelijke aandacht en ondersteuning. De Vlaamse Regering beschouwt preventieve gezondheidszorg en gezondheidsbevordering trouwens geheel terecht als een van haar prioriteiten. De praktische toepassing daarvan op school kan een wezenlijke bijdrage leveren aan de gezondheid van onze kinderen en jongeren. Het belang van CLB-artsen en hun opdrachten kan dan ook niet worden onderschat.
In Vlaanderen is iedere leerling verplicht om op vaste tijdstippen in een CLB deel te nemen aan medische consulten. Het eerste consult vindt plaats in de eerste kleuterklas, en voor kinderen uit het buitengewoon onderwijs is dat in het kalenderjaar waarin ze 4 jaar worden. Het laatste vindt plaats in het derde leerjaar van het secundair onderwijs, en voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs is dat in het kalenderjaar waarin ze 15 jaar worden. Zo wordt elke Vlaamse leerling minstens zeven keer verplicht onderzocht. Dankzij het verplichte karakter van deze onderzoeken worden alle kinderen bereikt, en dat is een grote troef.
CLB-artsen vervullen dus een sleutelrol in de preventieve gezondheidszorg. Om te voorkomen dat er zich de komende jaren een onoverkomelijk tekort voordoet, moeten er nu – niet nu, maar op korte termijn dus – nieuwe maatregelen worden genomen om de job van CLB-arts aantrekkelijker te maken en de instroom van artsen te verhogen. Mijn vragen aan u zijn bijgevolg de volgende. Hebt u kennis genomen van de masterscriptie waarover ik het had? Welke beleidsconclusies trekt u hieruit? Weet u of het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 dat tot doel had om de wervingsdrempel te verlagen voor artsen die nog niet beschikken over het aanvullend diploma jeugdgezondheidszorg positieve resultaten heeft opgeleverd? Welke andere maatregelen zijn er eventueel genomen om de aantrekkelijkheid van het beroep van CLB-arts te verbeteren en de instroom in het beroep te verhogen? Welke maatregelen kunt en wilt u nemen om de arbeidsvoorwaarden en het werkkader van de artsen te verbeteren? Is er een draagvlak om de opleiding en de duur van de opleiding te evalueren? Bent u eventueel bereid om de diplomavereisten voor CLB-artsen te herzien om meer zij-instromers aan te trekken? Kunnen bijvoorbeeld de voorwaarden voor huisartsen en andere artsen met praktijkervaring worden versoepeld?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, wij zijn van oordeel dat het aantal artsen dat nodig is, zeker niet afneemt en dat de instroom van jonge artsen erg klein is. Een oplossing moet uiteraard op vele vlakken worden nagestreefd. Zo denken wij dat de reorganisatie van de preventieve gezondheidszorg dankzij onder meer minder bureaucratie het beroep aantrekkelijker kan maken. Wij denken ook dat men toekomstige artsen tijdens hun opleiding al moet confronteren met preventieve gezondheidszorg, zodat een specialisatie op dat vlak wordt aangemoedigd. Bovendien is het zo dat wij vandaag de middelen voor de gezondheidszorg vrij versnipperd toewijzen. Misschien moeten wij eens nadenken over het samenbrengen van de verschillende elementen van de preventieve gezondheidszorg, want dat zou eventueel kunnen zorgen voor positieve infrastructurele ingrepen.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik dank u voor deze vraag. Uiteraard heeft mijn kabinet de masterscriptie gelezen. Bovendien heeft mijn administratie het cijfermateriaal dat diende als basis voor die scriptie ter beschikking gesteld. De samenwerking was dus prima. Mevrouw Jans, het onderzoek bevestigt inderdaad dat het aantrekken van CLB-artsen een probleem blijft.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 had niet zozeer de bedoeling om de aanwerving van artsen in een CLB te versoepelen, maar was vooral bedoeld om een aantal concrete problemen van een beperkt aantal artsen die al in dienst waren, op te lossen. Artsen die nog niet in het bezit zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs, krijgen zestig maanden de tijd om dat vereiste aanvullende diploma te behalen. Het besluit zorgt voor een andere telling van die periode van zestig maanden, door enkel rekening te houden met periodes van effectieve aanstelling. Hierdoor zijn de betrokken artsen langer in dienst van een CLB kunnen blijven. Of er bijkomend artsen zijn aangetrokken op basis van deze aanpassing, kunnen we niet onmiddellijk achterhalen.
Welke andere maatregelen zijn er mogelijk om de aantrekkelijkheid van het beroep van CLB-arts te vergroten? Ik volg enigszins de conclusie uit het onderzoek dat, om meer artsen aan te trekken en te behouden in de CLB’s, er vooral moet worden gekeken naar hun opdrachten en hun taakinvulling in de CLB’s en in de bredere jeugdgezondheidszorg. Meer ruimte voor preventie creëren zodat artsen gezondheids- en ontwikkelingsproblemen snel kunnen detecteren en aanpakken, maakt de taak ook aantrekkelijker. De audit die op dit ogenblik wordt uitgevoerd zal ons ook inzicht geven in het takenpakket op het vlak van preventieve gezondheidszorg. Ik zal dan ook, in overleg met mijn collega bevoegd voor het welzijn – en dus bevoegd voor de preventieve gezondheidszorg – én met de sector zelf bekijken of, en zo ja, welke veranderingen er mogelijk en wenselijk zijn.
De Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ) werkte een noodplan uit voor als CLB’s worden geconfronteerd met een artsentekort. Daarin wordt beschreven welke medische consulten prioriteit moeten krijgen, of welke deelonderzoeken niet worden uitgevoerd. Het geeft ook aan op welke manier de paramedisch werker van het CLB een aantal taken kan overnemen, zodat de kerntaak van het CLB in de preventieve gezondheidszorg zeker niet in het gedrang komt. Enerzijds moeten we dus bekijken of we dit in het kader van de preventie niet een beetje kunnen verbreden om het aantrekkelijker te maken. Anderzijds moeten we, als er een tekort is, erop focussen dat de kerntaak niet in het gedrang komt en dat een aantal andere zaken door anderen kunnen worden gedaan.
Ik plan geen acute maatregelen om de arbeidsvoorwaarden en het werkkader te wijzigen. Uit het onderzoek blijkt immers dat de artsen zelf aangeven tevreden te zijn met de huidige arbeidsvoorwaarden. Ze hebben vooral moeite met de extra voorwaarde van het volgen van de opleiding jeugdgezondheidszorg, omdat ze vinden dat die huidige taakinvulling onvoldoende ruimte laat om die opleiding echt in de praktijk om te zetten. Dat is dus een probleem.
Ook wat de verruiming van de bekwaamheidsbewijzen betreft, wacht ik het liefst de lopende audit van de CLB-sector af, om te bekijken wat we daaruit zoal kunnen leren. Er zijn met betrekking tot de versoepeling al een aantal stappen gezet. De bekwaamheidsbewijzen die artsen nu nodig hebben om als CLB-arts te kunnen worden aangesteld, kunnen we onderverdelen in drie categorieën: de vereiste bekwaamheidsbewijzen, de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen en de ‘andere’ bekwaamheidsbewijzen.
Wat het vereiste bekwaamheidsbewijs betreft: het basisdiploma moet altijd een diploma van arts, een diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of een master in de geneeskunde zijn. Naast dit basisdiploma moet een kandidaat CLB-arts in het bezit zijn van een aanvullend diploma om bij die categorie van vereiste bekwaamheidsbewijzen te behoren. Om vastbenoemd te geraken, moet iemand dat bekwaamheidsbewijs ook daadwerkelijk hebben. Men heeft in 2008 de categorie van voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen al voor een deel uitgebreid. Zo volstaat het dat men geneesheer-hygiënist is, dat men een masterdiploma in de arbeidsgeneeskunde heeft – wat een master-na-masteropleiding is –, dat men de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de arbeidsgeneeskunde, in de kindergeneeskunde of in de pediatrie heeft. Daarnaast kan een CLB dat geen arts vindt die voldoet aan die voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen, gebruikmaken van andere bekwaamheidsbewijzen. In dat geval volstaat het dat de arts in het bezit is van een basisdiploma, maar wordt hij bezoldigd volgens een lagere salarisschaal. Die aanstelling met een ander bekwaamheidsbewijs is dus ook altijd tijdelijk van aard en laat niet toe om een personeelslid vast te benoemen. We kunnen dus nu al de instroom een beetje gemakkelijker maken, en dan kunnen ze, terwijl ze bezig zijn, ervoor zorgen dat ze dat extra bekwaamheidsbewijs krijgen om vastbenoemd te worden. Men kan dus mensen die een basisdiploma hebben, ook al laten werken in een CLB, maar het is dan tijdelijk.
Ter zake zitten we dus al vrij ruim, waardoor we overal ook moeten werken aan de omkadering. Ik verwijs naar de suggestie van daarnet van mevrouw Krekels. Ik vind persoonlijk ook dat, als men een klein beetje meer naar preventie kan uitbouwen, zodat het niet gewoon een consult is, dit ook wel wat kan helpen. Misschien zijn er nog wat bijsturingen mogelijk nadat we de audit krijgen. Er is heel wat te doen met betrekking tot die audit. Ik verwacht ook wel wat opheldering met betrekking tot alle taken die er zijn.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb begrepen dat u veeleer naar de taakinvulling zult kijken dan naar een onmiddellijke aanpassing. Ik vond het interessant te vernemen dat er al stappen zijn gezet, vooral dan als het gaat over die uitbreiding van de bekwaamheidsbewijzen. Dat andere bekwaamheidsbewijs levert toch wel wat mogelijkheden.
Ook vind ik het positief dat er al een noodplan is. We hopen natuurlijk dat we dat niet zullen moeten gebruiken, maar het is goed dat men nadenkt over de vraag wat men zal doen als die trend zich doorzet.
Ten slotte – dat is een van de eerste lessen in deze commissie Onderwijs – kijk ik net als u allen reikhalzend uit naar die belangrijke audit van de CLB’s.
De vraag om uitleg is afgehandeld.