Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, wanneer een kind of jongere wordt geplaatst in een residentiële voorziening van de integrale jeugdhulp, dan wordt een deel van het groeipakket rechtstreeks uitbetaald aan die instelling, namelijk twee derde van dat groeipakket. Eén derde van dat groeipakket wordt uitbetaald aan de begunstigden. Dat gaat vooral over de ouders of degenen die instaan voor de opvoeding, maar het kan ook op een geblokkeerde rekening voor het kind gebeuren.
De uitbetaling van het deel van de gezinsbijslagen aan een onderwijsinternaat gebeurt – in tegenstelling tot residentiële welzijnsvoorzieningen – blijkbaar niet. Ook niet als dat kind in een onderwijsinternaat is geplaatst, of naar daar is verwezen vanuit een jeugdhulpmaatregel. Collega’s, tijdens een hoorzitting in de commissie Onderwijs met vertegenwoordigers van onderwijsinternaten, stellen we vast dat dat niet aan onderwijsinternaten wordt uitbetaald. Maar we stellen vast dat de ouders wel maar één derde krijgen. De vraag is dan waar de resterende twee derde van dat groeipakket naartoe gaat. Want die kinderen zitten in een gelijkaardige situatie als in een voorziening vanuit het agentschap, of vanuit jeugdhulp. Daarbovenop hebben die onderwijsinternaten dezelfde kosten als die instellingen, zoals we ook voorzien hebben dat twee derde van dat groeipakket eigenlijk naar die instelling gaat.
Minister, ik heb twee eenvoudige vragen. Waarom wordt een deel van het groeipakket wel uitbetaald aan instellingen uit jeugdhulp, maar niet aan de onderwijsinternaten, zelfs als die kinderen onder dezelfde soort maatregelen vallen?
Door de jaren heen werden heel wat werkingsmiddelen – al dan niet gedeeltelijk – geïndexeerd. De werkingsmiddelen van het agentschap Opgroeien voor onderwijsinternaten ten behoeve van internen met een jeugdhulpmaatregel hebben sinds 2011 echter geen enkele aanpassing meer gehad. Welke mogelijkheden ziet u om hier nog aanpassingen te voorzien binnen het beschikbare budget?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega. Ik wil eerst en vooral het belang van de internaten voor kinderen met een zorgnood nog eens goed situeren vanuit het perspectief van de kinderen zelf. Onze regel is dat pleegzorg onze eerste optie is als het thuis niet lukt. Als een internaat in combinatie met de thuissituatie een gepaste maatregel kan zijn voor kinderen en jongeren in verontrustende situaties, dan zijn we daar uiteraard ook een sterke voorstander van.
Kinderen en jongeren – dat bleek bij de besprekingen over het decreet Rechtspositie van Minderjarigen in de Jeugdhulp – zijn vragende partij om zo gewoon mogelijk op te groeien. Die wens hebben we in dat decreet ook een plaats gegeven. U zult het ongetwijfeld met mij eens zijn dat een internaat in die zin sterk normaliserend is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een plaatsing in een voorziening. Ik ben bijzonder verheugd dat internaten zich hier maatschappelijk mee voor engageren. We spraken daar al eerder over in de commissie. Sommigen hebben daar al een uitzonderlijk lange traditie in. Bij deze wil ik die eens in de kijker zetten.
Het engagement is wetgevingstechnisch vertaald door de Vlaamse Regering bij besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019. Concreet kan daardoor een toegangspoort, of een jeugdrechter, beslissen om een minderjarige – als een uithuisplaatsing geïndiceerd is – aan een internaat toe te vertrouwen.
De subsidietarieven voor een internaatplaatsing zijn in datzelfde besluit vastgelegd, en gelden ongeacht of het om een gerechtelijke of vrijwillige maatregel gaat. De barema’s staan ook volledig los van het groeipakket. De verwerking van het groeipakket bij een gerechtelijke internaatplaatsing gebeurt op dezelfde manier als bij een plaatsing in een jeugdhulpvoorziening van Opgroeien. De beslissing tot een residentiële plaatsing door de jeugdrechter leidt ertoe dat twee derde van de gezinsbijslag uitbetaald wordt aan Opgroeien regie, ongeacht of het gaat om een plaatsing in een erkende of met erkenning gelijkgestelde voorziening, zoals een internaat. Voor een buitengerechtelijke plaatsing in een internaat is er geen inhouding van het groeipakket.
De subsidie die vanuit Opgroeien ter beschikking wordt gesteld voor internaatplaatsingen is bestemd om de noodzakelijke verblijfskosten te betalen. Aangezien dit niet om een loonsubsidie gaat, zijn de subsidiebarema’s de voorbije jaren bij indexoverschrijdingen niet aangepast. Deze niet-indexering van niet-loonsubsidies vindt haar basis in het Programmadecreet van 2020, en geldt ook voor de andere soorten voorzieningen waar niet-looncomponenten niet geïndexeerd worden. De vraag om werkingsmiddelen te indexeren is in elk beleidsdomein groot, dat weet u.
Ik heb absoluut begrip voor de vraag van de internaten. Ik zie ook wel dat dit een particuliere situatie is, en welke voordelen een ondersteuning voor een gewoon internaat voor de betrokkenen en de kinderen kan hebben. Ik vind het dus niet onbelangrijk om dit punt in de begrotingsbesprekingen aan bod te laten komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
U maakte daarnet een onderscheid tussen gerechtelijke en buitengerechtelijke, maar ik stel vast dat in alle situaties een derde wordt uitbetaald aan de ouders, maar die andere twee derde niet aan het onderwijsinternaat. Als het gaat om een voorziening in de jeugdhulp, gaat dat wel naar de voorziening. Ik lees gewoon voor: “twee derde van de gezinsbijslag wordt rechtstreeks uitbetaald aan de instelling, met een plaatsing door volksgezondheid of het CKG, om de kosten te dekken voor het levensonderhoud van het kind”. Ik stel vast dat dat niet gebeurt bij een internaat. Een derde wordt uitbetaald aan de persoon die het kind opvoedde, wat dan toch wil zeggen dat twee derde van de middelen bij het agentschap Opgroeien blijft. Dat lijkt me gewoon niet logisch.
In het begin zei u dat als het niet gaat, pleegzorg een oplossing is. Maar als de combinatie van internaat en in het weekend naar huis een goede zaak is, passen we daar eigenlijk toch hetzelfde toe, of het nu gaat om een residentiële voorziening in het kader van jeugdhulp of een onderwijsinternaat. Als drie derde naar de ouders gaat, dan ben ik het met u eens. Maar als er een derde naar de ouders gaat en het andere deel niet naar het onderwijsinternaat, terwijl dat in dezelfde situatie wél naar een voorziening in de jeugdhulp gaat, is dat toch niet logisch? Daar wil ik u echt, vanuit N-VA, oproepen om daar gelijke monniken, gelijke kappen mogelijk te maken, net omdat die onderwijsinternaten op dat vlak meer doen dan wat ze eigenlijk horen te doen. We moeten er minstens voor zorgen dat er geen twee derde bij de overheid of het agentschap blijft, maar wel naar het onderwijsinternaat gaat.
U spreekt natuurlijk over het programmadecreet 2020, maar het gaat hier over werkingsmiddelen sinds 2011. Voor 2020 is er ook nog wel een periode geweest … Het klopt inderdaad dat er niet-loongebonden werkingsmiddelen of loongebonden werkingsmiddelen zijn – meestal gaat het om een ratio van 80/20 die wordt gehanteerd. Ook hier betreft het jongeren die geplaatst zijn, waar in andere voorzieningen wel een looncomponent in zit, om te kijken of er in het door u toebedeelde budget nog mogelijkheden zijn.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om iets van dezelfde aard dat af en toe gebeurt, aan te kaarten. Minister, het is zo dat sommige kinderen die geplaatst worden, geen ouders meer hebben die voor hen zorgen. De bedoeling is dan in principe dat een derde van het kindergeld opzij wordt gehouden zodat het kind, zodra het achttien is en eigenlijk helemaal alleen op de wereld is, daar zelf ook iets aan heeft. Het gebeurt dat kinderen op hun achttiende ontdekken dat er geen geld voor hen is gespaard. Mijn vraag is dan wie er verantwoordelijk is om dit geld te beheren. Waar kunnen die jongeren terecht wanneer zij daaromtrent een klacht of vraag willen laten blijken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Daniëls, ik wil toch even proberen om helder te zetten wat u zegt. Alle begrip voor uw vraag, maar wetgevingstechnisch is het zo geregeld dat vrijwilligheid de scheidslijn is. Dat betekent dat een inhouding bij een internaat niet gebeurt als het geen gerechtelijke maatregel is. Dus het gebeurt alleen als het wél een gerechtelijke maatregel is. Als het een maatregel is die vrijwillig is beslist door een toegangspoort, dan is er geen inhouding. Dat is gewoon wetgevingstechnisch op die manier geregeld. Het geld blijft ook niet hangen bij het agentschap, maar wordt wel gebruikt om de jeugdhulp in het breed te steunen. Ik ben zeker bereid om na te denken over uw voorstel, maar ooit is die scheidslijn tussen vrijwillig en niet-vrijwillig gemaakt. Dus ik ben bereid om dat verder te gaan bekijken, maar ik vind de gemaakte scheiding wel logisch.
De indexering is een ander verhaal. U weet dat wij een bevriezing van de werkingsmiddelen hebben gedaan. Dat zit ook daarop. Daar moeten we ook kijken of het mogelijk is om daaraan te remediëren, zoals ook gebeurd is in de pleegzorg als ik me niet vergis.
Collega Van den Bossche, in principe is de begeleiding medeverantwoordelijk als er geld op een geblokkeerde rekening komt. Ik ga nog eens navraag doen over de omvang van uw opmerking omdat ik dacht dat dit wel geregeld was, maar ik zal dat ook verder bekijken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil nog even verder ingaan op de geblokkeerde rekening, collega Van den Bossche, omdat me dat ook wel bezighoudt. Nu, ik dacht dat we vanaf 1 januari 2019 beslist hebben dat als één derde wordt betaald op een geblokkeerde spaarrekening van het kind, het geplaatste kind automatisch recht heeft op de sociale toeslag tot achttien jaar. Dat geld wordt dan geblokkeerd. Als een kind in een instelling geplaatst is, dan bepaalt de situatie van de bestemming van het één derde van de kinderbijslag of er een toeslag aan een ouder kan worden toegekend. Daar bepaalt dat kind. De vraag is wel of dat derde dan volledig wordt betaald. Wie kan beslissen of daar nog iets wordt afgehouden of voor welke dingen er nog iets wordt gebruikt? Men zou kunnen zeggen dat dat kind elke week dat één derde krijgt als zakgeld en dan is er op achttien jaar niets meer over. Dat volg ik wel. Kan ondertussen geld van die geblokkeerde spaarrekening afgehaald worden? Kan er ondertussen nog geld bijgezet worden? Dat laatste is misschien een bijkomende vraag waar nog een bijkomend antwoord op kan worden gegeven.
Minister, dan is er nog die scheidingslijn, waarbij u zegt dat een gerechtelijke maatregel bepaalt of een deel van het groeipakket al dan niet wordt ingehouden. Daar ben ik het mee eens, maar uit de getuigenissen van de internaten heb ik heel goed begrepen dat wanneer kinderen met een gerechtelijke maatregel in een onderwijsinternaat zijn opgenomen, ze die twee derde niet krijgen. Daar lijkt het mij wel logisch dat als kinderen door een gerechtelijke maatregel in een onderwijsinternaat zitten, dat het niet omwille van een andersoortig internaat is, want dat is dezelfde situatie, waarbij die twee derde wel wordt gestort op de rekening van dat onderwijsinternaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.