Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Coel heeft het woord.
– Karolien Grosemans treedt als voorzitter op.
Tussen 30 januari en 28 april vonden er op verschillende tijdstippen en locaties in Vlaanderen sectorale proeven plaats die georganiseerd werden vanuit de sectororganisatie voor elektrotechniek Volta. De zogenaamde ‘Electro Brain’-proeven laten toe om competenties inzake elektrotechniek te testen van leerlingen in elektrotechnische richtingen uit het secundair onderwijs, het duaal leren en het volwassenenonderwijs, maar evengoed van werkzoekenden in opleiding en andere geïnteresseerden. De deelnemers hebben de keuze tussen een proef voor elektrotechnisch installateur of elektrotechnicus.
Elke proef bestaat uit een theoretisch en praktisch gedeelte, waarna de kandidaten geëvalueerd worden op hun prestaties en ze een beter zicht krijgen op hun sterke en minder sterke punten. Jongeren worden zo uitgedaagd om hun reeds verworven kennis te etaleren, maar krijgen ook de kans nog verder bij te leren. Ook de leerkrachten van de deelnemende leerlingen ontvangen feedback over de resultaten, en krijgen zo bijkomend inzicht in de verworven competenties van hun leerlingen. Dit initiatief wordt door de sector zelf gefinancierd en bereikt na zeven jaar volgehouden inspanning ongeveer 20 procent van de scholen die deze richtingen aanbieden. De sector houdt zo de vinger aan de pols van de kwaliteit van de elektrotechnische opleidingen, maar wil tegelijkertijd ook jongeren die vakwerk afleveren, op een positieve manier in de kijker zetten. Ze willen zo hun steentje bijdragen aan de herwaardering van bso en tso-opleidingen. Dat laatste mag ook letterlijk genomen worden, want Volta biedt ook materiaal aan ter waarde van 25 euro per deelnemende leerling aan de scholen die zich inschrijven.
Ook u, minister, bent een groot voorstander van een aanmoediging van de excellentie in het tso en bso. U richtte hiervoor het Excellentiefonds op. Dat fonds moet het – aanvullend op de bestaande initiatieven die eerder aso-gericht zijn – mogelijk maken om ook wedstrijden en olympiades te organiseren voor opleidingen met een dubbele finaliteit of arbeidsmarktfinaliteit. Schoolbesturen, vzw’s, beroepsfederaties en bedrijven kunnen hiertoe financiële ondersteuning ontvangen.
Hoe evalueert u die sectorale proeven van Volta en het deelnamepercentage van 20 procent van de scholen?
Wat kunt u in de toekomst ondernemen om zulke initiatieven in de toekomst te promoten en te ondersteunen? Ziet u daar een rol in voor het Excellentiefonds?
De aanvraagperiode voor financiële ondersteuning via het Excellentiefonds loopt nog tot 21 mei. Hebt u al zicht op het aantal organisaties dat reeds heeft ingetekend? Plant u voor de periode die er nog rest, bijkomende reclame om het fonds sterker in de markt te zetten?
Hoe zult u de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, regionale technologische centra (RTC’s) en sectorale organisaties verder verbeteren? Hoe kunnen we de brugfuncties van de RTC’s nog versterken?
Bij onze Franstalige zuiderburen krijgen deelnemers die slagen voor de ‘Electro Brain’-proeven, een Electropass. Het garandeert dat de jongere klaar is voor een job als elektrotechnieker. Voor werkgevers biedt de Electropass een bewijs dat de laatstejaars de vereiste competenties bezitten. Voor geslaagde deelnemers uit Vlaanderen wordt deze pas al enkele jaren niet meer uitgereikt. Bent u er als minister voorstander van om deze Electropass ook in Vlaanderen in te voeren?
Minister Weyts heeft het woord.
De elektrotechnische proeven van Volta tonen duidelijk het engagement, zowel richting de leerlingen, leerkrachten als de scholen. Ik vind het goed dat men op excellentie focust en daarop inzet. Dat draagt bij tot de uitstraling en de vakkennis van de STEM-profielen (Science, Technology, Engineering and Mathematics). We kunnen dat alleen maar toejuichen, gelet op de grote nood en de vraag die bestaat naar STEM-profielen. Het sluit eigenlijk perfect aan bij onze STEM-agenda.
We laten de scholen natuurlijk vrij om deel te nemen aan die proeven. Het is aan hen om te bepalen of zo’n deelname past in hun evaluatiebeleid, maar ik zie niet in in welke gevallen dat niet zo zou zijn. Een verplichting inzake het uitreiken van zo’n Electropass bijvoorbeeld, zo ver zou ik nu nog niet gaan. Ik juich het alleen maar toe dat scholen deelnemen aan dergelijke proeven. Daarom heb ik het ook mogelijk gemaakt dat federaties een project kunnen indienen in het kader van het Excellentiefonds. Dat gebeurt ook ten volle. Je kunt nog tot 21 mei indienen, en de ervaring leert dat er in de laatste week heel veel projecten worden ingediend. Ik kan u daar dus nog geen concreet zicht op geven. Het is wel duidelijk dat er een heel ruime belangstelling voor is. Ik word daar ook heel veel op aangesproken, vanuit sectoren, partners, federaties, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Ik denk dat we ‘l’embarras du choix’ zullen hebben wat het Excellentiefonds betreft.
Wat de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, regionale technologische centra en sectorale organisaties betreft, denk ik dat die absoluut verbeterd kan worden. Daarom wil ik nog meer inzetten op die RTC’s, zodat die nog veel meer de matchmaker worden tussen scholen en bedrijven, zodat het opleidingsaanbod, de richtingen die scholen aanbieden, meer is afgestemd op de lokale wensen en noden en dus ook de kansen. Daardoor kunnen de scholen de ouders en leerlingen uitleggen dat die opleiding tot een job dicht in de buurt leidt, want er zijn heel veel vragende bedrijven ter zake.
Anderzijds wil ik dat ook de bedrijven mee de Rubicon oversteken, en meer aanwezig kunnen zijn op de klasvloer in de vorm van het ter beschikking stellen van materialen, van technieken, van opleidingen, van machines, en zelfs – als het even kan – van personeel. Die figuur van de gastleraar maakt dat net ook mogelijk. Ik vind dat bedrijven die kans moeten aangrijpen om effectief te investeren in scholen die uiteindelijk zorgen voor de opleiding van hun toekomstige werknemers.
Maar ook als het gaat – dat ligt in het verlengde – over het duaal leren, wil ik de RTC’s een extra rol geven. Ik bekijk hoe ik hen daar financieel voor kan ondersteunen, zodat ze de mogelijkheden tot werkplekleren, inclusief duaal leren, ook verder faciliteren tussen onderwijsinstellingen en ondernemingen. Ook de nieuwe Vlaamse RTC-stuurgroep kan ervoor zorgen dat de RTC’s nog versterkt worden in die brugfunctie tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt.
Wat ik nog liever zou zien, is dat ze die rol als matchmaker ten volle te kunnen spelen, zodat de schaal van die RTC’s in een volgende fase naar beneden toe wordt bijgesteld. Vandaag is dat namelijk georganiseerd op provinciale schaal, maar dat strookt niet met de realiteit van de arbeidsmarkt. In mijn eigen provincie is er toch een heel groot verschil tussen bijvoorbeeld Leuven en Halle-Vilvoorde. Dat zijn totaal andere arbeidsmarkten met totaal andere scholen, het zou zinvol zijn mochten we dat kunnen downscalen en zodoende de RTC’s de rol als matchmaker voldoende kunnen uitspelen.
De heer Coel heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw antwoord. Vooral bedankt voor uw initiatieven om de wisselwerking tussen de sectoren en het onderwijs verder gestalte te geven. Ik denk dat het inderdaad in het belang is van zowel de leerlingen als de bedrijven, die een competente instroom nodig hebben. Het lijkt mij een goede zaak dat de RTC’s daar een versterkte rol in krijgen.
Toen ik met collega Daniëls bij een van die sectorale proeven op bezoek was, hebben wij daar een zaal vol gemotiveerde jongeren aangetroffen die heel gedreven die test aan het afwerken waren. Ze wilden duidelijk laten zien wat ze in hun mars hadden. Dat was een heel aangename sfeer. Ik denk dat die participatiegraad zeker nog verbeterd kan worden; we zitten nu aan 20 procent. Een van de elementen die de organisatie aangaf waarom dat nog groeiende was, is dat er eerst een wedstrijdelement gekoppeld was aan de proeven die ze organiseerden. Ze kregen dan vanuit bepaalde onderwijskoepels het signaal dat ze hun scholen gingen vragen om niet deel te nemen zolang het in wedstrijdvorm was. Ik weet niet vanuit welke reflex dat juist is, misschien een angst voor rangschikkingen. Ik denk dat we dat moeten omdraaien, zodat het eerder een kans is om appreciatie uit te drukken voor leerlingen die excelleren en uitblinken en om dat positief te benaderen.
Ik denk dat we die Electropass in datzelfde licht moeten zien. Niet als een verplicht attest dat je moet halen om aan de slag te kunnen op de arbeidsmarkt, maar als een soort extra bewijs van bekwaamheid of motivatie om aan die test deel te nemen.
U hebt zelf aangekondigd dat u vanuit het beleid een aantal wedstrijden en olympiades voor het tso en bso wilt organiseren. Gegeven de ervaring van de sectororganisatie met die vorm van aanbod, wat zijn de reacties uit uw onderwijsclub? Hebt u al feedback gekregen over hoe zij kijken tegenover die olympiades voor tso- en bso-richtingen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Als ik het goed bekijk, zie ik dat de leerlingen ook een evaluatiedocument krijgen in de oefeningen of wedstrijden die voorgesteld worden. Ik vind dat zeer interessant omdat op die manier de leerlingen nog tips krijgen over hoe ze verder kunnen groeien tot aan het einde van het schooljaar.
Bij de Electropass krijgen ze al een pas waarin duidelijk staat dat ze klaar zijn voor de arbeidsmarkt, terwijl ze eigenlijk nog een aantal maanden op school moeten blijven. De vraag is daar misschien hoe we hen dan kunnen motiveren om hun schooljaar effectief af te werken en hun diploma te halen. Voor leerlingen is dat niet altijd het belangrijkste op dat moment, maar eigenlijk moeten we daar wel naar streven. Dat is hoe ik het verschil tussen die twee gelezen en begrepen heb. In elk geval is het belangrijk dat de klassenraad daar nog altijd het vertrouwen krijgt.
Minister, de link werd gelegd met de RTC’s. Is er een link met wat we in het RTC-decreet hebben vastgelegd om hun meer houvast te geven om werk te maken van de voorstellen die gedaan worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil wel nog wat stappen zetten om die RTC’s te versterken. Ook budgettair liggen er nog voorstellen van mij op tafel, ook met betrekking tot de versterking van hun rol op het vlak van duaal leren.
Wat die Electropass betreft, en dat die misschien wat vroegtijdig wordt afgeleverd. Ik denk eerlijk gezegd niet dat er leerlingen de keuze zouden maken om voor die enkele laatste maanden alles te laten vallen omdat ze een pseudodiploma hebben. Mocht dat ergens worden vastgesteld, dan zou ik daarop ingrijpen. Ik heb alleszins nog niet gehoord dat zoiets zich voordoet. Mocht dat zich voordoen, dan zou ik het wel horen van de onderwijsinstellingen. Die zouden dan ook niet meer geneigd zijn om daaraan mee te werken.
Wat de reactie op het Excellentiefonds betreft, vanop het terrein en vanuit de sectorfederaties zijn er heel enthousiaste reacties van de koepels. Ik denk niet dat er heel veel reclame rond gemaakt is, daarom is het misschien wel een goede suggestie om daar in de laatste periode die ons nu nog rest, hen nog wat aan te porren. Ik denk wel dat de scholen zelf, vooral in het tso en bso, op de hoogte zijn. Als ik op het terrein ga, word ik er door de scholen zelf vaak op aangesproken.
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, minister, ik denk dat het inderdaad een goede zaak is om de scholen daar actief bij te betrekken en om hen – voor zover dat nodig zou zijn – ervan te overtuigen dat ze geen schrik hoeven te hebben van excellentie, en om dat op een positieve manier onder de aandacht te brengen.
Wat die Electropass betreft, zie ik het uiteraard niet als een vervanging van of een alternatief voor het diploma. Er zijn altijd pragmatische oplossingen voor. Desnoods reik je die pas uit op het moment dat de leerlingen afstuderen, maar het is een soort extra prikkel of beloning. Wanneer je hebt deelgenomen aan die test, word je daarmee positief beloond. Ik denk dat het toch nog kansen biedt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.