Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de open brief van het Netoverschrijdend Overlegplatform Directeurenorganisaties Basisonderwijs over de KOALA-taaltest
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, het Netoverschrijdend Overlegplatform Directeurenorganisaties Basisonderwijs (NODB) schreef een brief met drie urgente bezorgdheden over de decretaal verplichte afname van de KOALA-taalscreening (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid) bij het begin van de derde kleuterklas. Het gaat om de kosten van de digitale afname, de planlast en de efficiëntie van de verplichting voor scholen om alle leerlingen bij de aanvang van de leerplicht te screenen.
De drie bezorgdheden zijn niet van elkaar te scheiden. Het NODB vindt het ongehoord dat de decretaal verplichte afname extra kosten genereert en dat die worden verhaald op de werkingsmiddelen van de scholen. Of de school nu kiest voor een papieren of een digitale afname, de kosten daarvan lopen op. In tijden van verhoogde energiekosten zijn die moeilijk te dragen. In het verleden heb ik dezelfde vraag over de kostprijs van de afname van de KOALA-test ook al aangekaart. De digitale afname voor 5,99 euro per leerling kost veel. Aangezien er maar één aanbieder is, is die prijs in de toekomst ook niet concurrentieel gegarandeerd.
De vraag wordt gesteld waarom de overheid niet zelf het initiatief neemt om de verplichte screening digitaal te laten aanbieden en in te staan voor de kosten ervan ofwel de rekening daarvan niet meteen op zich te laten nemen. De digitale afname zal volgens het NODB meer efficiënt zijn qua afname en verwerking. Momenteel gaat er te veel tijd van de leraren naar de afname, terwijl men die mensen liever zou inzetten voor taalactiviteiten met de leerlingen.
Daarnaast wordt ook voorgesteld dat de onderzoekers en ontwerpers van KOALA zouden nagaan in welke mate het op termijn nodig is dat alle leerlingen worden gescreend, aangezien in sommige scholen heel wat kleuters een groene score krijgen. Het zou tijdsbesparend zijn indien de scholen een procedure zouden kunnen hanteren waarbij slechts een deel van de leerlingen wordt onderworpen aan een extra screening, zeker ook omdat heel veel leerkrachten aangeven dat ze de scores eigenlijk perfect kunnen voorspellen.
Het NODB verwijst naar de inspectie basisonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), die dezelfde opmerkingen naar voren schuiven, wat aantoont dat de kritieken vrij algemeen zijn in Vlaanderen.
Minister, bent u bereid om in te gaan op de vragen van het NODB over de kosten van de digitale afname, de planlast en de efficiëntie van de verplichting voor scholen om alle leerlingen bij aanvang van de leerplicht te screenen?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, we kregen inderdaad een open brief van het NODB, de directeursvereniging voor het basisonderwijs, waarin ze aandacht vraagt voor enkele bekommernissen rond de nieuwe KOALA-test.
Ik wil hier toch nog even onderstrepen dat die test een belangrijk doel heeft, namelijk een beter zicht krijgen op de beheersing van het Nederlands bij kleuters, zodat dit kan worden opgevolgd en er tijdig kan worden geremedieerd. We vinden de kennis van het Nederlands heel belangrijk, omdat die de basis is voor gelijke kansen in het Vlaamse onderwijs, maar ook voor het latere beroepsleven. De KOALA-test is daarom een belangrijk middel voor de groeikansen van iedere kleuter.
De vragen van de directeurs zijn duidelijk gesteld door collega Vandromme. Ik zal ze niet herhalen. Zij heeft dat heel mooi geschetst. Minister, ik zal u dus meteen mijn vragen stellen.
Een vraag is uiteraard hoe u reageert op de open brief van het NODB. Hebt u begrip voor hun bekommernissen? Zult u eraan tegemoetkomen bij de verdere uitrol van de KOALA-test, of hoe kijkt u hiernaar?
Indien u zou tegemoetkomen aan de vraag om de test niet bij alle kleuters af te nemen, op welke basis denkt u dan dat er een selectie zou kunnen worden gemaakt van wie wel in aanmerking komt? Op basis van het gewone werk van een leerkracht kan er weliswaar een signatuur zijn, maar dat is natuurlijk niet echt op iets objectiefs gebaseerd. Zou u bijvoorbeeld de focus leggen op doelgroepen waarbij een gebrekkige kennis van het Nederlands wordt vermoed, of hoe denkt u dat dat kan worden aangepakt?
Minister Weyts heeft het woord.
Laat mij eerst zeggen dat je op grond van de communicatie van het NODB zou bevroeden dat het lijkt alsof er een consensus is in ons basisonderwijs dat een algemene afname van KOALA eigenlijk weinig zinvol is en mogelijk zelfs een consensus dat er geen toegevoegde waarde wordt gezien ten opzichte van wat leerkrachten al weten over hun eigen vijfjarigen.
Ik durf dat nogal sterk te betwijfelen, niet op grond van mijn buikgevoel, maar op grond van de vaststellingen van onder andere het Centrum van Taal en Onderwijs (CTO) van de KU Leuven, dat een kalibratieonderzoek heeft verricht met betrekking tot KOALA. In de conclusies gaan de onderzoekers ook in de diepte in op de reflecties van afnemers en leerkrachten die deelnamen aan het kalibratieonderzoek. Daar werd ook expliciet de vraag gesteld of de taalscreening bij vijfjarige kleuters zinvol is. Zij hebben de reacties als volgt samengevat: “Over het algemeen werd de taalscreening als zeer zinvol gezien. Sommige leraren gaven aan dat een screening kan zorgen voor een objectiever, veelzijdig beeld van de kleuters, en dat ze het normeringsaspect van de screening waarderen. Het zou ook helpen om gerichter te kunnen ingaan op tekortkomingen bij de kleuters. Sommige leraren gaven bijvoorbeeld ook aan dat er door de testafnames ‘verrassingen’ aan het licht kwamen.”
Het is dus juist de combinatie van de twee elementen, namelijk de eigen waarnemingen en bevindingen – dat is evident – in samenhang met de gestandaardiseerde toets, die een brede kijk op het kind oplevert. En daarvoor is het belangrijk dat ook alle kinderen meegenomen worden. Zo gaan we niet van veronderstellingen uit en is de gelijkheid tussen de leerlingen gegarandeerd en hebben de scholen en de leerkrachten met KOALA een wetenschappelijk onderbouwd instrument op basis waarvan ze kunnen oordelen of een taalintegratietraject aangewezen is.
Men verwijst ook naar de bevraging van de onderwijsinspectie. Daarin staat inderdaad dat de directeurs aangeven dat in veel gevallen de kleuteronderwijzer eenzelfde inschatting maakt van een leerling als het resultaat van de screening. Dat is ook de logica zelve. Maar in aanvulling vermeldt de onderwijsinspectie ook wel heel duidelijk: “Op basis van de resultaten van de taalscreening borgen heel wat scholen hun werking of sturen ze deze bij. Op die manier ondersteunt de taalscreening het evalueren van de schoolwerking op leerling-, groeps- en schoolniveau en draagt ze, volgens de deelnemers, bij aan de datageletterdheid van het schoolteam en de kwaliteit van het onderwijs.” En laat dat nu ook een belangrijke reden zijn om te testen, niet enkel om te testen in functie van de individuele leerling, maar om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van ons onderwijs, en zeker op het vlak van de taalvaardigheid, versterkt wordt, zeker nu blijkt dat scholen er echt wel mee aan de slag gaan.
Wat de tijdsbesteding betreft, snap ik wel dat de afname van de KOALA-test tijdsintensief is. Dat is onmiskenbaar. Maar het gaat hier wel om een kerntaak van de school, namelijk bepalen waar leerlingen bij het begin van de leerplicht staan inzake luistervaardigheid. Uit de onderwijsspiegel van de onderwijsinspectie blijkt dat een aantal van de kleuterscholen die een doorlichting kregen, zwak scoren op de beeldvorming van hun kleuters. De KOALA-test helpt hen daar net bij, alvast op het vlak van de luistervaardigheid.
Dat is trouwens niet zomaar een element dat getest wordt. Het is een element waarvan wetenschappelijk onderzoek ook aangetoond heeft dat het een belangrijke voorspeller is voor schools succes, aangezien het een essentieel onderdeel is van het hele taalverwervingsproces. Tijd investeren in de KOALA-afname is dus ook tijd investeren in het schoolse succes van kinderen. En dat is geen planlast.
Scholen krijgen ook extra middelen: 12 miljoen euro. Dat is toch niet onaanzienlijk. Scholen met meer leerlingen die als thuistaal niet het Nederlands hebben, krijgen verhoudingsgewijs ook meer middelen. Die middelen worden trouwens voor een heel schooljaar toegekend, wat wil zeggen dat die leerkrachten ook al ingeschakeld kunnen worden bij de afname van de KOALA-test.
Wat tot slot de digitale afname betreft, heb ik wel een luisterend oor. Wij zijn natuurlijk redelijkerwijs vertrokken van de idee dat de markt wel zou inspelen op de vraag en op de opportuniteiten die zich aandienden. Dat heeft uiteindelijk maar geresulteerd in één speler die een digitaal aanbod heeft georganiseerd, tegen een serieuze, weinig democratische kost. Dat maakt dat ik momenteel bekijk hoe we daar een alternatief voor kunnen bieden voor de scholen, dat vanzelfsprekend kosteloos georganiseerd zou moeten worden. Ik bekijk welke mogelijkheden er zijn, natuurlijk ook budgettair.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik wil beginnen met te zeggen dat wij het, vanuit onze fractie, altijd goed gevonden hebben dat die screening wordt afgenomen bij het begin van de derde kleuterklas, om bijkomende informatie te verzamelen over het taalniveau op het vlak van luisteren bij kleuters. Men kan dan ook gepast remediëren en naar het eerste leerjaar toe werken.
Vorig jaar bleek inderdaad dat er een juridische kwestie was waardoor er geen digitale screening kon worden opgemaakt. Ik kan alvast zeer tevreden zijn dat u bereid bent om te zoeken naar een alternatief, minister, waardoor de kostprijs zal zakken. U verwijst dan naar het Centrum voor Taal en Onderwijs, dat een onderzoek deed in de diepte, en een aantal vragen stelde ten aanzien van directeurs en leerkrachten. Maar u vermeldt hier vandaag niet de vraag in hoeverre men kon inschatten hoe de kleuter zou scoren op de test. Die vraag werd ook gesteld door het CTO, en daar werd heel duidelijk aangegeven dat die voorspellingen heel vaak – bijna altijd – in de lijn lagen van de uitkomst van de toets. Ik denk dat het heel belangrijk is om ook het vertrouwen te uiten in die mensen die dag in dag uit met die kleuters werken.
U verwijst ook naar de onderwijsinspectie. Die zegt inderdaad ook dat scholen, directeurs en leerkrachten op het terrein gaan borgen wat er is, en waar er moet worden bijgestuurd. Dat borgen kan ik zeker beamen, minister. Ik hoor op het terrein heel veel scholen en heel veel directeurs, leerkrachten en kinderbegeleiders die aangeven dat ze eigenlijk al veel meer doen dat wat er uit de test komt. Ze geven zelfs extra begeleiding aan kinderen die toch groen scoren. Er wordt dus inderdaad geborgd, en men gaat aan de slag om talrijke omgevingen aan te bieden.
Het is inderdaad een kerntaak van het onderwijs om een beeld te vormen van leerlingen, om in te schatten waar ze staan, maar het is aan de andere kant ook belangrijk om te remediëren en om de tijd die er is, nuttig in te vullen en taalintegratietrajecten op te zetten. Het is vooral daar dat ik benieuwd naar ben, hoe dit op het terrein gebeurt. Er is inderdaad 12 miljoen euro extra aangeboden. Kunnen we er zicht op krijgen hoe dat gebeurt, en of daar resultaten van zijn? Hoe kijkt men daarnaar? Hoe werkt men daarmee op het terrein? Wordt die 12 miljoen euro ook effectief besteed? Dat zijn zaken die voor mij toch wel zeer belangrijk zijn. Testen is één ding, maar in de praktijk ook remediëren en kinderen op weg helpen om de taal nog beter machtig te zijn, lijkt me van groter belang.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Als voormalig logopediste en zorgcoördinator vind ik het altijd heel belangrijk dat, wanneer testen worden uitgevoerd, dat zinvol is. Het is belangrijk dat we het niet voor niets doen, en dat het een reden heeft. Ik was daarom ook wel gevoelig voor de opmerkingen die gemaakt werden in de open brief. Ik ben me uiteraard wat verder gaan informeren en verdiepen, en ik sluit me wel aan bij uw antwoord wanneer u zegt dat, naast het feit dat men soms wel weet wat de uitkomst voor bepaalde kinderen gaat zijn, men er toch ook wel van leert.
Dat is iets wat ik ook uit mijn ervaring kan meedelen. Een test is niet alleen een test om een resultaat te bekomen maar ook een heel belangrijk instrument ter observatie. Ook al zijn de kinderen goed ter taal, doordat de leerkracht in kleine groepjes, of zelfs individueel, met die leerling bezig is, ziet hij ook veel vanuit de observatie. Zo haalt hij ook informatie, niet alleen uit kinderen die op bepaalde vlakken misschien minder voldoen dan oorspronkelijk gedacht, maar ook uit kinderen die sterker staan en meer voldoen. Je staat soms versteld van de woordenschat die sommige kinderen al hebben, die uit zo’n test naar voren komt, maar daarom niet meteen in de klas of in het gewone gebruik. Zo’n testmoment is dus eigenlijk ook een heel mooie observatietool. Omdat kleuterjuffen hun kleutervolgsysteem altijd hanteren via observatie, is dit mijns inziens ook een belangrijk instrument dat ze zo moeten hanteren.
Ik zou hier dan ook een oproep willen doen. Ik begrijp de verzuchting, en zoals ik al zei moet het een belangrijk doel hebben, maar ik denk dat leerkrachten hier ook nog een beetje hun weg in moeten vinden. Leerkrachten zijn niet opgeleid als afnemers van testen. Zij moeten daar een beetje hun rol in vinden en daar een bepaalde routine in creëren. Ik denk dat we het in dit geval nog even zo moeten houden dat we die testen van alle kinderen afnemen. We kunnen nog altijd evolueren. Als we data over een aantal jaren hebben zien we hoe we hier verder mee om kunnen gaan. Ik denk dat we het nu een tijdje moeten aanhouden, om routine te creëren en te zien wat er bijkomend uit gehaald wordt.
Minister, ik sluit graag af met nog eens het goede nieuws te onderstrepen dat u hier toch brengt. De kost van de digitale test stoorde mij wel wat, want digitaal geeft minder planlast dan op papier. Als scholen merken dat de kinderen het digitale proces wel aankunnen en dat ze het makkelijker op die manier kunnen afnemen, dan ben ik wel blij dat u op z’n minst gaat bekijken of die kosten voor de scholen kunnen worden weggenomen of verminderd. Ik ben heel blij dat u dat gaat opnemen en ik hoop dat u binnenkort dat nieuws ook kunt bevestigen. Ik kijk er in ieder geval naar uit.
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vragen over deze problematiek die toch wel belangrijk is. Minister, hoe zit het nu met de aanpak, de remediëring van de tekorten? Want we hebben er toch best wat vastgesteld. Zit daar nu een lijn in? Wie controleert dat? Hoe kun je monitoren of die remediëring ook daadwerkelijk iets opgeleverd heeft? Want als de ene school serieus aangepakt wordt en de andere niet: er is geen tweede test om op het einde van het schooljaar nog eens te kijken welke vorderingen die kinderen nu gemaakt hebben. Dat vind ik toch nog niet duidelijk.
Twee, wat met de kinderen die ondanks een rode kleur en remediëring naar het eerste studiejaar doorgaan, maar in feite niet klaar zijn om dat te doen? Die moeten daar dan wel een taaltraject volgen, maar hebt u daar zicht op? Hoe meet men de aanpak om die gasten op korte termijn toch bij te spijkeren? Dat vind ik belangrijk. Jullie hebben heel sterk ingezet op dat taaltraject, maar ik krijg daar geen duidelijk beeld van.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Krekels, ik geef eerst mee dat we wel degelijk getracht hebben om het veld maximaal voor te bereiden. Er zijn infosessies georganiseerd, er zijn handleidingen, er is trouwens ook een vakrubriek via de website. Wie daarvan gebruik wou maken, heeft daar absoluut de mogelijkheid voor gehad.
Mevrouw Vandromme, het is vanzelfsprekend dat we vertrouwen hebben in de kleuteronderwijzers. We bieden hen net vanuit ons vertrouwen een extra instrument om nog beter aan de slag te kunnen gaan en nog een beter beeld te krijgen, niet alleen op grond van hun eigen impressies, maar ook nog eens aanvullend, zodat ze een scherper beeld krijgen van elk kind.
Natuurlijk hebben we eenzelfde vertrouwen als het gaat over de besteding van de middelen en de remediëring. Ook daarvoor hebben we net middelen overgemaakt, niet alleen om die KOALA-testen te organiseren, maar ook om te remediëren. Ik hoor hier dan verschillende pleidooien voor controle op besteding en remediëring. Enerzijds is het zo dat we niet voor elke aparte dotatie een aparte inspectie gaan opzetten, maar het is wel zo dat de onderwijsinspectie dat meeneemt bij de doorlichting.
We hebben ons ook afgevraagd hoe we op de een of andere manier het effect, de impact van de remediëring kunnen meten. Daarvoor organiseren we vanaf volgend schooljaar met de onderwijsinspectie een bevraging van de leerkrachten in het eerste leerjaar, wat hun bevindingen zijn, pre- en post-KOALA. Dan kunnen we ook in de diepte gaan. Dat is opgezet.
Tot slot mogen de leerkrachten natuurlijk meer doen. Dat is vanzelfsprekend. Elke inspanning ten voordele van het Nederlands is absoluut welbesteed, heeft altijd een groter rendement. We vinden het heel fijn om te vernemen dat heel wat scholen zelfs verder gaan en niet alleen diegenen in oranje en rood nog extra gaan bijspijkeren en stimuleren, maar ook de kinderen in de groene zone. Dat is prima. Dat moedigen we heel duidelijk aan met dit beleid en deze regering.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik stel vast dat de definitie van vertrouwen onder ons wat verschilt. Maar goed, als er geremedieerd wordt en er worden taalintegratietrajecten opgezet, dan weet u dat ik niet diegene ben die extra controle gaat inroepen, maar dat ik net een pleidooi hou om middelen te ontkleuren en scholen maximaal de kans te geven om in eigen autonomie te kiezen hoe ze dat allemaal opzetten.
Trouwens, als het over taalontwikkeling gaat: dat is iets wat door alles heen loopt. Een school moet doorspekt zijn van taalontwikkeling. Zie ook het verhaal van de doorgaande lijn. Maar ik onthoud vooral dat u bereid bent om op zoek te gaan naar hoe de kosten gereduceerd kunnen worden. Ik hoop dat ik u nog kan meegeven om toch de vinger aan de pols te houden, om goed bij te houden wat de tijdsinvestering is van de KOALA-test en hoe we scholen en kinderbegeleiders, kleuterleidsters nog sterker kunnen maken in het taalrijk maken van hun klasuren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik ben uiteraard blij dat we blijven inzetten op dat taalbeleid omdat het zo belangrijk is dat iedereen met een goede basis van het Nederlands aan dat eerste leerjaar kan beginnen.
Ik wil even ingaan op de opmerking van de remediëring, want dat was ik daarjuist vergeten te vragen. Ik hoor wel van scholen die inzetten op die remediëring dat ze soms graag weten van bepaalde leerlingen hoe ze het nu gedaan hebben tegenover de startafname. Zij gebruiken de KOALA-test dan op het einde van het schooljaar nog eens opnieuw. Ik vind het oké dat ze dat doen, maar vanuit de ontwikkelaars van de KOALA-test is blijkbaar aangegeven dat dat niet echt mag, omdat de test daar niet voor bedoeld is en dat dat testonderbouwend en wetenschappelijk – ik ben daar niet helemaal in mee –, een verkeerd beeld zou geven, want daar ga ik dan van uit. Maar misschien kan er toch eens gekeken worden of dat door een paar kleine aanpassingen wel zou mogen van de ontwikkelaars. Dan kan dat nog een bijkomend voordeel zijn voor die scholen en die leerkrachten die daar echt op willen inzetten en toch iets objectiefs in handen willen hebben om hun vooruitgang en de beloning van hun inzet te kunnen zien.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.