Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het OKAN-aanbod in het secundair onderwijs in Limburg
Vraag om uitleg over het aanhoudende capaciteitstekort in het OKAN-onderwijs en de aanbevelingen van de kinderrechtencommissaris
Verslag
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, we zitten met een tekort aan onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers, de zogenaamde OKAN-klassen. Honderden anderstalige nieuwkomers zitten daardoor thuis. Dat is niet oké, in de eerste plaats voor die jongeren zelf, want zij missen kansen om de taal te leren en zich te ontwikkelen. Zij lopen ook waardevolle sociale contacten mis, want veel nieuwkomers leggen hun eerste contacten in de OKAN-klas. In de tweede plaats is dat niet oké voor de ouders, want zij moeten dan voor die thuisblijvende kinderen zorgen. Ouders die een arbeidsvergunning hebben, kunnen daardoor niet aan het werk gaan. Ten slotte is het voor de samenleving een probleem. Voor jongeren die hier gaan blijven, wordt de eerste en belangrijkste aanzet tot integratie, namelijk het leren van de taal, op die manier gerateerd.
Er worden inspanningen gedaan om de anderstalige nieuwkomers zo goed mogelijk op te vangen door scholen, die hun best doen om zoveel mogelijk plekken te creëren, en door lokale besturen en jeugdorganisaties, die activiteiten voorzien voor jongeren die geen plek vinden. En ook u, minister, doet inspanningen, door de maatregelen die u nam en voorstelde in de commissie van 2 februari 2023.
Maar het is helaas niet voldoende, zo blijkt uit een onderzoek van de VRT, dat het heeft over enkele honderden jongeren die geen plaats vinden, louter en alleen in de Vlaamse centrumsteden. Dat blijkt ook uit een advies van het Kinderrechtencommissariaat van vorige week, 26 april. Het Kinderrechtencommissariaat krijgt al ruim een jaar signalen over tekorten aan plaatsen, en het klaagt over de gebrekkige opvolging van het probleem. Volgens het Kinderrechtencommissariaat kunnen de cijfers die de VRT naar voren schuift, zowel overschat als onderschat zijn.
De belangrijkste vraag vanuit het Kinderrechtencommissariaat is dan ook om te zorgen voor een gebruiksvriendelijk instrument voor de inschrijving van anderstalige nieuwkomers. Dat is goed voor de rechtszekerheid van die nieuwkomers, en het is goed voor de scholen zelf, die het overzicht veel beter kunnen bewaren. Daarbovenop zorgen we er zo voor dat de overheid wel weet hoe groot de capaciteitsnood is, hoeveel anderstalige nieuwkomers er juist aan het wachten zijn et cetera. Het Kinderrechtencommissariaat heeft ook een heel concreet voorstel klaar over dat nieuwe instrument: maak dat op basis van het bestaande Vlaamse aanmeldplatform.
Minister, hoe reageert u op de cijfers van het plaatsgebrek?
Hoe wilt u ervoor zorgen dat de jongeren op de wachtlijst zo snel mogelijk hun plaats kunnen krijgen?
Hebt u plannen om alternatieve oplossingen aan te bieden aan de jongeren die op de wachtlijst staan?
Hoe wilt u meer scholen aanmoedigen om OKAN-klassen in te richten?
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, in Vlaanderen staat de capaciteit van het OKAN-onderwijs onder druk, maar daar zeg ik niets nieuws mee. De oorlog in Oekraïne en het lerarentekort zijn hiervoor een mogelijke verklarende factor. Onder andere Limburgse OKAN-coördinatoren trekken nu aan de alarmbel: “Dit schooljaar is er geen plaats meer om nieuwe leerlingen in te schrijven in het OKAN-onderwijs”, luidt het vanuit verschillende Limburgse scholen. Momenteel zouden er over heel Limburg nog acht plaatsen beschikbaar zijn.
Scholen zijn van oordeel dat, gelet op hun specifieke context, de maximumcapaciteit bereikt is. Andere scholen geven aan dat ze te weinig nieuwe leerkrachten kunnen vinden om op een kwaliteitsvolle manier nog meer OKAN-onderwijs aan te bieden. Ook uit een artikel in Het Belang van Limburg (HBvL) van donderdag 20 april blijkt dat vele Limburgse scholen wel bereid zijn om bijkomende kwaliteitsvolle OKAN-plaatsen aan te bieden, maar dat ze stoten op organisatorische en infrastructurele problemen.
Tijdens het paasreces werd het plaatstekort in het OKAN-onderwijs ook al onder de aandacht gebracht. In de provincie Antwerpen is de nood het hoogst en in centrumsteden over heel Vlaanderen alleen al zouden een 550-tal jongeren op de wachtlijst staan. Al zouden dubbeltellingen hierbij wel mogelijk zijn. Ook begin dit jaar werden er al enkele vragen in deze commissie gesteld over capaciteitstekorten in het OKAN-onderwijs. Enkele initiatieven op korte termijn zijn dan ook nodig. Het is voor deze jongeren enorm belangrijk om zo snel als mogelijk onze samenleving beter te leren kennen en om het Nederlands op een zo rijk mogelijke manier te verwerven, waardoor ze kunnen doorstromen naar het reguliere onderwijs.
Minister, hebt u ook deze signalen over plaatsgebrek in het Limburgse OKAN-onderwijs ontvangen? Gaat u op korte termijn beleidsinitiatieven nemen om het OKAN-onderwijs te ondersteunen?
Staan er op lange termijn beleidsinitiatieven op til die dergelijke situaties in de toekomst kunnen voorkomen? Denk niet enkel aan het creëren van extra plaatsen via de capaciteitsmiddelen, maar vooral ook aan extra ondersteuning qua organisatie van OKAN-onderwijs.
Het Kinderrechtencommissariaat bezorgde inderdaad op 26 april een advies over het capaciteitstekort in OKAN. Wat zijn uw bevindingen, minister, over dit advies?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mijn vraag is uiteraard zeer gelijkaardig, collega’s. Sinds ruim een jaar, en vooral sinds het begin van de oorlog in Oekraïne, bereiken ons regelmatig berichten van een ernstig capaciteitstekort in onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers. Inderdaad, op 26 april bracht de Kinderrechtencommissaris een advies uit waarin de situatie nog eens wordt aangekaart, maar waarin ze ook aanbevelingen doet om een beter systeem uit te werken om een plek in OKAN te vinden en meer rechtszekerheid aan de betrokkenen te bieden.
De kinderrechtencommissaris gaat momenteel uit van enkele honderden anderstalige nieuwkomers tussen 12 en 18 jaar die thuis zouden zitten. Dit lijkt toch wel een problematische situatie die de goede integratie in de weg staat en de ontwikkeling van betrokken jongeren belemmert. Daarnaast stelt de kinderrechtencommissaris vast dat we eigenlijk niet zeker weten over hoeveel anderstalige nieuwkomers het eigenlijk gaat. We moeten werken op basis van lokale schattingen. Dit is het gevolg van de bestaande regelgeving. Het advies pleit er dan ook voor om de regelgeving wat aan te passen en om een meer gebruiksvriendelijke manier uit te tekenen om een plek in een onthaalklas te vinden.
Wat denkt u over deze problematiek, waarbij er duidelijk een capaciteitstekort is in het OKAN-onderwijs?
De kinderrechtencommissaris spreekt van enkele honderden jongeren die uit de boot vallen. Dat was dit jaar, omtrent maart. Hebt u hierover andere, meer exacte cijfers?
Hoe kijkt u aan tegen de aanbevelingen uit het advies? Welke zult u concreet opnemen? We verwijzen naar het advies, maar het gaat in wezen over het oprichten van een permanent Vlaanderenbreed digitaal aanmeldplatform, en over het decretaal mogelijk maken daarvan.
Zal dit nog meegenomen worden in Onderwijsdecreet (OD) XXXIII, zodat er geen tijd verloren gaat en zoals ook gevraagd door de kinderrechtencommissaris?
Wat zult u doen om het acute capaciteitstekort te verhelpen en om heel concreet de enkele honderden jongeren waarvan sprake is, op heel korte termijn toch in een onthaalklas te krijgen?
Minister Weyts heeft het woord.
Dit zijn vragen en een thematiek die mij ook nauw aan het hart liggen, maar waarbij we geconfronteerd worden met beleidsbeslissingen die worden genomen op een ander niveau. Het is gewoonweg een pijnlijke vaststelling dat de instroom via het asiel- en vluchtelingenbeleid nog nooit zo groot is geweest, en dat ons onderwijsveld dat maar moet opslorpen. Dat is niet eenvoudig, zeker niet als het gaat over de stroom vanuit Oekraïne, maar ook vanuit verschillende andere landen. We hebben echt ons uiterste best gedaan om maximaal extra capaciteit te creëren, en met succes – ik zal u straks wat cijfers geven – maar … ijzer kun je niet breken.
Wat hebben we gewijzigd sinds de Oekraïnedecreten, om alles zo flexibel mogelijk te maken in functie van capaciteit? We hebben ervoor gezorgd dat een anderstalige nieuwkomer aanvullende omkadering en werkingsmiddelen genereert vanaf dag 1. Aanvankelijk was dat enkel bedoeld voor Oekraïense vluchtelingen, maar ik heb die regel eigenlijk kunnen uitbreiden naar alle kinderen en jongeren die daarvoor in aanmerking komen via het vluchtelingen- en asielbeleid. Dat maakt eigenlijk dat een school al vanaf dag 1 wordt gefinancierd.
We hebben het ook mogelijk gemaakt dat er aanvullende middelen kunnen worden gegenereerd en omgezet in punten, zodat ook andere profielen kunnen worden ingeschakeld in onze scholen. Ook op dat vlak is er dus soepelheid. Als je de lesuren die ter beschikking worden gesteld niet ingevuld kunt krijgen door een leerkracht, dan kun je die omzetten in punten. Zo ben je dus vrij om een ander profiel, bijvoorbeeld Oekraïners, in te schakelen en te verlonen. We hebben ook afwijkingen toegelaten op de aanstellingsvoorwaarden om Oekraïense leerkrachten in te schakelen. Ook daar geldt dus een zekere souplesse, want normaal moet je dan blijk geven van kennis van het Nederlands en zo.
Er zijn ook gloednieuwe toelagen voor anderstalige kleuters. Elke anderstalige kleuter die erbij komt, genereert voor de school 950 euro.
De regels voor huisonderwijs zijn ook versoepeld. Dat is wel specifiek voor Oekraïense leerlingen. Zo kunnen ook alternatieve, nieuwe onderwijslocaties gefaciliteerd worden.
Er is mogelijkheid om anderstalige nieuwkomers in overcapaciteit in te schrijven.
Er mogen middelen voor vervolgschoolcoaching worden ingezet in OKAN-onderwijs. Men mag daar dus mee schuiven.
Een nieuwe OKAN-inrichting hoeft niet meer aangevraagd te worden. Ze moet enkel gemeld worden. We noemen dat de facto een vrije programmatie.
Er zijn verder ook subsidies voor extra lokalen en modulaire units of containers, er is onderwijs in nooddorpen voor Oekraïners. Waarschijnlijk is deze lijst niet eens limitatief.
We hadden in de schoot van de regering afgesproken dat alle maatregelen die we nemen in het kader van de Oekraïnecrisis, van kracht blijven zolang het specifieke statuut geldt dat Europa heeft toegekend. Ik heb dan wel gezegd dat we voor Onderwijs moesten afspreken dat die maatregelen zouden ophouden aan het einde van het schooljaar waarin de opheffing van het specifieke statuut geschiedt, zodat de kinderen die in dat schooljaar zitten, het ook kunnen afmaken en we de scholen ter zake niet financieel gaan straffen. We gaan trouwens ook decretaal nog enkele van die maatregelen moeten verlengen. Maar dat politieke principe is wel verworven.
Ik denk dat we vanuit de overheid alles gedaan hebben wat binnen onze mogelijkheden en bevoegdheden ligt om het onderwijsveld maximaal te ondersteunen in de context van capaciteitstekort in OKAN. Ter illustratie: in vergelijking met de vorige vraag om uitleg over OKAN, in de Onderwijscommissie van 2 januari, zijn er al opnieuw zeven extra vestigingsplaatsen met OKAN bij gekomen. Dat zijn er zeven boven op de twintig bijkomende vestigingsplaatsen sinds begin dit schooljaar. En dat blijkt ook uit de cijfers. Momenteel zijn er 7850 leerlingen ingeschreven met de Oekraïense nationaliteit of het tijdelijke statuut van ontheemden. Dat zijn er een kleine tweeduizend in het kleuteronderwijs, 3300 in het lager onderwijs en 2500 in het secundair onderwijs.
In totaliteit zijn er momenteel zo’n 8500 OKAN-leerlingen ingeschreven in het voltijds secundair onderwijs. Dat is een record. De Oekraïnecrisis en ons warme antwoord daarop heeft dus een zeer grote impact gehad op de capaciteitsproblemen die hier en daar rijzen. Dat wil zeggen dat er momenteel 2859 leerlingen meer in de OKAN-klas zitten in vergelijking met dezelfde periode vorig schooljaar. Dat is op één schooljaar 55 procent erbij, om maar te zeggen wat een immense uitdaging dat is.
Laat ons ook niet vergeten dat, los van de Oekraïnecrisis, het onthaalonderwijs ruim ondersteund wordt. Naast de gewone omkadering kunnen OKAN-scholen ook rekenen op specifieke omkadering en op vervolgschoolcoaching. Daarnaast is er ook een ondersteuning van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI), en waar nodig ook het faciliteren van lokaal overleg.
Ik maak even een bruggetje. We hebben natuurlijk de Vlaamse aanpak, maar we proberen ook op het terrein met lokale besturen zoveel mogelijk extra capaciteit te creëren. Zeker in den beginne was er een heel grote concentratiebeweging, en dan vooral in Antwerpen, omdat er daar al een sterke Oekraïense gemeenschap was. We hebben dan op Linkeroever een nooddorp voor Oekraïners geopend. Daarom heb ik ook van in het begin van de crisis zeer nauw contact gehad met de stad Antwerpen om de onderwijscapaciteit voor anderstalige nieuwkomers daar sterk op te trekken. We hebben daar met het lokale bestuur, zowel de burgemeester als de schepen van Onderwijs, goed samengewerkt. Zo zijn er dit schooljaar al meer dan 750 OKAN-plaatsen bij gekomen in Antwerpen alleen. En dat gebeurt eigenlijk ‘as we speak’ nog steeds. We verwachten daar dit jaar nog eens tweehonderd extra plaatsen bij te kunnen creëren, ook enkel daar. Maar we doen dat bijvoorbeeld ook in de regio van Lier. En ook in Limburg en Aalst zijn we in overleg met de lokale overlegplatformen (LOP’s).
Ik stel natuurlijk vast dat er in bepaalde regio’s helaas nog steeds jongeren zijn die wachten om te kunnen starten in het onthaaljaar. Dat hoeft ook niet te verbazen, gelet op de overdonderende instroom waarmee we geconfronteerd worden.
We zitten natuurlijk met het probleem dat de cijfers inzake OKAN heel sterk fluctueren, bijna op elk moment doorheen het volledige schooljaar. Daarnaast is een weigering van een leerling door een school een momentopname. Een volledig overzicht van alle weigeringen geeft dus nog geen scherp beeld van de wachtlijst. En je hebt ook het gegeven dat anderstalige nieuwkomers soms opnieuw naar het buitenland vertrekken, waardoor ze ook niet langer vragende partij zijn voor een plaats in een Vlaamse school. Je hebt dus op dat vlak alleen al een zeer grote vertekening. Die elementen en overwegingen zorgen ervoor dat mijn administratie niet op elk moment de exacte gegevens en een exact beeld kan schetsen van het aantal anderstalige nieuwkomers dat momenteel wacht op een plaats.
Ik weet dat de kinderrechtencommissaris ter zake voorstelde om te werken met een Vlaanderenbrede aanmelding, maar daarmee heb je nog altijd geen enkele plaats gecreëerd. Dat is onze eerste bezorgdheid: geen administratieve lasten, geen middelen en mensen gaan inzetten om brede bevragingen te organiseren, maar vooral het creëren van extra capaciteit. Daar zijn we vooral mee bezig.
Ik ben ook in overleg met partners om drempels die nog overblijven om OKAN te organiseren, ook te kunnen aanpakken. Ik denk dat mijn kabinet deze week nog heeft samengezeten met Vluchtelingenwerk Vlaanderen om de drempels die zij ervaren, te kunnen wegwerken. Er was enkele weken geleden ook nog het onderwijs-asieloverleg, heel breed, met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), maar ook met Fedasil, met onze diensten, met de koepels, met Vluchtelingenwerk Vlaanderen, met de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD's) en noem maar op.
Ik moet echter ook eerlijk zijn: er is ook een grens aan wat wij aankunnen en wat wij kunnen doen om extra capaciteit te creëren. Ik denk dat er zeker en vast nog wel wat winst is, daar waar men voordien nog niet de allergrootste inspanning heeft gedaan. Zeker met betrekking tot de Oekraïnecrisis zijn heel wat regio’s onmiddellijk in gang geschoten en hebben zij een groot deel van de instroom kunnen verwerken, maar ik kijk vandaag toch ook naar andere scholen en regio’s waar men nog ruimte zou moeten hebben. Ik zie dat er bijvoorbeeld in de regio Leuven gewag wordt gemaakt van een wachtlijst van 36 OKAN-leerlingen. Zeker in zo’n onderwijsregio met veel volk valt dat normaal gezien toch te verwerken. Voor 36 leerlingen moet er toch een oplossing kunnen worden gevonden.
Ik deel samen met u wel de bezorgdheden over de jongeren die moeten wachten op een plaats. Zij hebben er alle baat bij om zo snel mogelijk Nederlands te leren. We zullen daar alles voor doen, en we doen dat in de praktijk ook. Vanuit diverse hoeken worden er inspanningen geleverd om de wachttijd te beperken en op een zo zinvol mogelijke manier in te vullen. Het wachtaanbod kan natuurlijk nooit in de plaats komen van een volwaardig regulier onderwijsaanbod. Er zijn enkele lokale initiatieven die goed zijn, maar ook niet elke jongere kan daarvan gebruikmaken. Dat aanbod kan en mag dus geen alternatief zijn voor datgene waarop al die jongeren recht hebben, namelijk onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers.
We blijven echter voortwerken. Vanuit het overleg met de OKAN-partners bekijken we opnieuw welke initiatieven we kunnen nemen om extra capaciteit te kunnen creëren. Elke suggestie die ons ter zake wordt overgemaakt, nemen we altijd met beide handen aan.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, dank u wel.
Het is inderdaad een grote uitdaging voor ons onderwijs. Er komen heel veel vluchtelingen bij. Het klopt ook dat u al een resem maatregelen nam. Er zijn extra plekken bij gekomen, maar het is helaas niet genoeg. Dat is nu eenmaal de situatie. U onderschreef het: het gaat over de toekomstkansen van die jonge mensen, over de mogelijkheid van die ouders om actief te zijn op de arbeidsmarkt als ze een werkvergunning hebben, over de eerste stappen richting integratie. Wat ik ook hoor van OKAN-coaches, is dat er in een aantal scholen toch nog heel weinig inspanningen worden gedaan. De groei is immens op korte tijd, maar zoals u zegt, in verhouding tot de scholen die we hebben, zou er toch een oplossing moeten kunnen worden gevonden. Welke maatregelen wilt u dus nemen om die scholen specifiek te motiveren? Dat is mijn eerste bijkomende vraag.
In het Kinderrechtencommissariaatrapport staat een motivering voor die digitale procedure. Ik vind dat op zich wel interessant. Zij zeggen dat men dit via een digitale procedure veel meer up-to-date kan houden, met een soort permanent Vlaanderenbreed digitaal platform waar de inschrijvingen en de aanvragen worden bijgehouden, en men die aanvragen ook kan rangschikken – die school, die school, die school. Als de aanvrager een plaats krijgt, wordt hij automatisch afgemeld, ook bij de andere scholen, waardoor de verschillen waarnaar u verwees, ook verdwijnen. Mijn vraag is specifiek wat u daarvan denkt. Ik ben tegen extra planlast en zo voor de scholen, maar dit is iets wat de administratie zou kunnen opzetten, denk ik: een soort digitaal platform om de inschrijvingen veel strikter bij te houden en beter te monitoren.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het klopt natuurlijk wat u stelt, dat de uitdaging op het veld zeer groot is en dat er inderdaad al wat initiatieven genomen zijn.
Ik wil graag uw aandacht vestigen op een vraag die wij vanuit onze fractie al gesteld hebben. Collega Vandromme heeft het daar in het verleden ook al over gehad. Momenteel is het zo dat elke school recht heeft op aanvullende lestijden vanaf het aantal anderstalige nieuwkomers: vier voor een autonome kleuterschool of een lagere school met één vestigingsplaats, zes in een basisschool en twaalf in een scholengemeenschap van een school. Bij een stijging of een daling van het aantal anderstalige nieuwkomers kan men tijdens het schooljaar die lestijden herberekenen.
We willen de vraag herhalen of het eventueel mogelijk is om die norm te verleggen. Bijvoorbeeld een school van honderd leerlingen waar vier leerlingen OKAN-kenmerken hebben, kan geen beroep doen op de extra middelen, want ze komt niet aan het vereiste aantal van zes OKAN-leerlingen. Een andere school met bijvoorbeeld vierhonderd leerlingen die zes OKAN-leerlingen heeft, voldoet wel om die extra middelen te krijgen: twee lestijden per school en anderhalve lestijd per leerling extra. Dat zijn absolute cijfers. Op het veld merken we dat ze heel vaak botsen op die norm. Minister, bent u bereid om te onderzoeken of we eventueel met relatieve cijfers zouden kunnen werken? Daardoor zouden scholen die aan de kenmerken van een OKAN-leerling voldoen, ook de extra middelen kunnen krijgen op basis van de anderstalige nieuwkomers. Minister, het zou voor die scholen die niet altijd de expertise in huis hebben die andere scholen bijvoorbeeld in een eerder stedelijke context hebben, van groot belang zijn, want ze zijn zeker bereid om deze OKAN-leerlingen op te vangen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, mijn vraag ging vooral over het advies van de kinderrechtencommissaris om toch decretaal een aantal wijzigingen op te nemen om inderdaad het aantal wachtenden, het capaciteitstekort in kaart te brengen. En u vindt: “Nee, we zetten vooral in op plaatsen bij creëren. We hebben niet zo veel zin om die wachtlijsten in kaart te brengen.”
Minister, hoe kunt u beleid voeren als u niet precies weet waar de tekorten zich exact situeren, hoeveel er zijn? Het kan zijn dat bepaalde leerlingen inderdaad geprobeerd hebben, aangemeld zijn en een officiële weigering hebben in verschillende scholen, dat die dus dubbel geteld zijn. Anderzijds zijn er velen die de vraag stellen, maar geen officiële weigering hebben. Eigenlijk hebben we geen flauw idee hoeveel plaatsen er nu precies waar nodig zijn. U wilt dus maar in het wilde weg wat plaatsen bij creëren, zonder zicht te hebben op de exacte wachtlijsten.
Voor normale aanvragen als er een capaciteitstekort is en bij inschrijvingen, zijn scholen verplicht om met een aanmeldingsregister te werken, omdat dat logisch is omdat wij ook een zicht moeten krijgen op dubbele inschrijvingen en dat capaciteitstekort heel goed in kaart moeten brengen als Vlaamse overheid, maar voor OKAN vinden we dat blijkbaar niet nodig. Ik vind dat raar. De kinderrechtencommissaris heeft een heel gedegen en onderbouwd advies geschreven om aan te tonen dat door kleine decretale veranderingen die al in een verzameldecreet opgenomen kunnen worden, we echt wel op basis van cijfers beleid kunnen voeren en dat je een stuk rechtszekerheid gaat geven en dat – en dat geven ze ook als argument – je in feite de procedure gaat vereenvoudigen, zowel voor scholen als voor mensen die de aanvraag doen. Ik zie niet in waarom u niet zou ingaan op deze heel concrete vraag waarbij de pap u in de mond gegeven wordt en die ook niet heel veel centen kost. Minister, kunt u dat niet heroverwegen en grondiger bekijken en ingaan op de vragen van het Kinderrechtencommissariaat?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag even aan. Ik krijg altijd een beetje een dubbel gevoel als ik in de krant lees dat er plaatsen tekort zijn. U hebt terecht aangegeven, minister, dat er al enorm veel inspanningen zijn gebeurd, ik zal de voorbeelden niet herhalen. We mogen dat niet ontkennen. Er zijn extra middelen vrijgemaakt en extra plaatsen gecreëerd. Dat wordt gestimuleerd door de Vlaamse overheid en de lokale besturen. De stad Antwerpen is een mooi voorbeeld. Ze heeft enorm haar best gedaan en doet dat nog steeds om extra plaatsen te creëren.
Toch voelt het dubbel, omdat we lijken te dweilen met de kraan open. Ik durf toch insinueren dat de federale overheid en ook Europa een rol spelen. De instroom vormt een probleem; die moet in verhouding blijven. We moeten uiteraard elke leerling die hier toekomt, helpen, we moeten daar een plaats voor vinden, we moeten daar ons uiterste best voor doen en we doen dat, we moeten dat blijven doen. Maar bepaalde zaken moeten ergens toch in evenwicht komen. We zijn een landje met maar elf miljoen inwoners. Heel onze infrastructuur en organisatie zijn daarin ingebed. We hebben heel veel inwoners per vierkante kilometer. Dat komt er dan toch allemaal maar bij. We moeten ons best doen, maar soms stopt het ook wel ergens. Dat moeten we ons realiseren. We bekijken dat federaal en Europees.
Minister, in welke mate heeft de administratie zicht op het aantal OKAN-leerlingen dat plaatsen inneemt en waarvan we eigenlijk al weten dat ze op korte termijn ons land weer gaan verlaten? Ik weet niet of met zulke dingen rekening werd gehouden. Weten we dat? Weten we dat niet? Ik weet het niet, het is een open vraag. Het is een bedenking.
In februari hebt u gesteld, minister, dat u de flexi-jobs zou aankaarten bij de federale overheid. Misschien kan dat worden uitgebreid naar OKAN-leerkrachten en vervolgcoaches. De Federale Regering staat daar niet voor te springen, maar als we plaatsen creëren, hebben we mensen nodig. Daarom vraag ik u opnieuw om die gesprekken te blijven voeren.
Is er mogelijk een nieuw nooddecreet nodig voor de Oekraïense leerlingen? U hebt dat al geïnsinueerd in uw antwoord. Ik vermoed dat daar nog een vervolg op komt.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat sommige scholen nog weigeren om OKAN in te richten. Ik heb die vraag ook gekregen – die is ook wel eens politiek gesteld, maar ik weet niet meer uit welke hoek – om scholen te verplichten om een minimaal OKAN-contingent te voorzien. Daar ben ik geen voorstander van, omdat dit leidt tot een heel negatieve setting, omdat het moet, nog los van de vrijheid van onderwijs, en omdat ik niet weet of je dat wel zou kunnen.
Men vraagt naar meetinstrumenten en een digitaal platform. Ik vind dat absoluut geen prioriteit, omdat het nooit representatief en betrouwbaar zal zijn. Die kinderen en jongeren komen en gaan. Je weet niet wanneer ze gaan vertrekken. Ze zijn ook niet bezig met zich af te melden, ze hebben wel andere zaken aan hun hoofd. Dat wordt dan onmiddellijk een knoeiboel, dat wordt onbetrouwbaar.
Waar we wel mee werken, wat wel betrouwbaar is, is het zicht van de mensen met ‘boots on the ground’. Dat zijn onze LOP-deskundigen en de lokale besturen. Die kunnen dat wel wat inschatten en de vinger aan de pols houden. Die zien wat er binnenkomt en welke vragen worden geregistreerd. Daarmee willen we werken in plaats van onze energie te steken in de organisatie van zo’n digitaal platform. Ik snap dat dat met de beste bedoelingen tot stand komt. Dat wil ook zeker niet zeggen dat we in het wilde weg bezig zijn, neen, we hebben onze lokale antennes. Ik denk dat het veld enige waardering heeft voor onze inspanningen.
Dan was er de vraag naar het aanpassen van de norm. Daar was een beetje verwarring over. In dezen gaat het over OKAN. OKAN is secundair onderwijs, en daar geldt die drempel niet. Daar geldt geen drempel van zes; die geldt enkel voor het basisonderwijs. (Opmerkingen van Loes Vandromme)
Dat is niet OKAN, dat zijn anderstalige nieuwkomers.
Maar in het basisonderwijs meldt men mij ook geen grote problemen. En die kleine inspanningen worden wel opgenomen, geabsorbeerd. Dat gaat vrij goed, moet ik vaststellen. Daar meldt men mij ook niet de grote problemen. Prioritair verwijst men altijd naar het secundair onderwijs.
De verhouding ligt momenteel op 8500 in het secundair onderwijs, terwijl we 8300 anderstalige nieuwkomers in het basisonderwijs opvangen. Dat zijn er dus in totaal 16.800. Dat is toch immens, dat zijn verschillende scholen die we moeten opvangen.
Er is inderdaad nog meer vraag, en we proberen daar maximaal flexibel op in te springen. Ik weet niet welke flexibiliteit we nog meer aan de dag moeten leggen. Zonder in een scenario te komen van verplichting, wat ik absoluut niet wil, blijven we daar een luisterend oor hebben, en zijn we bereid om maximaal flexibel te zijn. Het zou helpen, mocht men ons inderdaad bijvoorbeeld met die flexi-jobs mee kunnen ondersteunen vanuit de federale overheid, want uiteindelijk worden er ook daar beleidsbeslissingen genomen. Ik wil niet de grote criticus spelen van het migratie- en asielbeleid, maar het zorgt er eenvoudigweg voor dat ons onderwijsveld daar wel de gevolgen van moet dragen. Als je dan ‘reciproque’ ook een beetje een inspanning vraagt, dan krijg je nul op het rekest. Dus daar staan we voor, maar we trachten maximaal te roeien met de riemen die we hebben.
De heer De Witte heeft het woord.
Mijn fractie is ook geen voorstander van een verplichting, want ik denk dat dat de zaken inderdaad eerder gaat verzuren, en dat is niet de bedoeling. Als je de cijfers ziet, die 16.000, dan is dat niet niks, maar we hebben in totaal 1,2 miljoen leerlingen. Het lijkt mij haalbaar om dat te doen. En we kunnen samen weer beginnen te discussiëren over het asielbeleid, dat al veertig jaar onder vuur ligt, maar de facto zijn die mensen hier, en heel veel mensen zullen blijven. Ik weet niet of er daarover cijfers zijn.
Mijn vraag is wel om er toch voor te ijveren dat er een oplossing komt voor die niet-ingevulde plaatsen of die kinderen die thuis zitten.
Ten tweede, rond het digitaal instrument zegt u dat dat een soep wordt als zij opnieuw vertrekken. Maar dat gaat allemaal over mensen die toch legaal aanwezig zijn in die OKAN-klassen, of toch voornamelijk, dus we weten toch ook wanneer die vertrekken? Ik begrijp niet goed waarom niet automatisch geregistreerd kan worden dat zij vertrekken, zodat je op die manier toch een beter overzicht hebt, en vooral ook voor de leerlingen een duidelijker recht op inschrijving hebt. Ik denk dat dat ook een manier kan zijn om die scholen te motiveren om daarmee aan de slag te gaan.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, u bent heel kort ingegaan op mijn vraag naar het verleggen van die norm. Voor zover ik weet, bestaat er wel degelijk OKAN-onderwijs in het basisonderwijs. Het is natuurlijk wel aan de school, die een grote autonomie heeft, om te bepalen op welke manier men dat OKAN-onderwijs inricht, misschien vandaar de verwarring.
Wij horen wel degelijk dat daar ook wel uitdagingen zijn. Er zijn verhalen van leerkrachten die in het lager onderwijs met Google Translate moeten werken, en die dat met veel enthousiasme en engagement doen, waarvoor natuurlijk onze grote waardering.
Ik denk dat het gewoon heel belangrijk is om ook te verwijzen naar het leerrecht van alle leerlingen hier op ons grondgebied. Ik begrijp zeer goed dat de uitdagingen groot zijn en dat er geen gemakkelijke oplossing klaar ligt, maar ik denk dat we dan zeker moeten gaan kijken naar die creatieve oplossing, waarbij we eventueel wel relatief met die norm omgaan, en waarbij echt elke leerling vanaf dag 1 vergoed kan worden.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik besef dat het inderdaad niet eenvoudig is. U hebt ook een reeks maatregelen genomen om een aantal zaken te versoepelen die zeer goed zijn.
Maar ik ben het eens met collega De Witte: in principe zou dit haalbaar moeten zijn. Op het moment van de start van de Oekraïnecrisis weet ik dat er bepaalde cijfers circuleerden, en dat er de vrees was dat het misschien wel om honderdduizend leerlingen zou kunnen gaan. We konden niet inschatten hoeveel mensen er zouden overkomen. Het zou op dat moment over een pak meer leerlingen gaan. Dat was de inschatting, dat waren de cijfers die de ronde deden. En iedereen moest zich daarop voorbereiden, of het nu de minister van Wonen was of iemand anders.
Het heeft een grote impact, maar we hebben beslist – en ik denk dat ook de N-VA daarachter stond op dat moment – om inspanningen te doen voor Oekraïne, en om de mensen die op de vlucht sloegen voor een toch wel vreselijke oorlog, te helpen. Ik denk dat elke partij daar op dat moment achter stond.
Uiteindelijk zijn de cijfers een pak lager uitgevallen dan initieel ingeschat voor die Oekraïnecrisis. Dus ik denk dat we inderdaad alle inspanningen moeten doen om ervoor te zorgen dat we dit toch wel aankunnen. De stroom is stilaan een beetje aan het stilvallen, we weten over hoeveel mensen het gaat. We weten dat die hier nog niet onmiddellijk weg zullen zijn, en dat er zullen blijven. Dus ik hoop dat er snel een oplossing gevonden zal worden, en ik zie wel heil in het bijhouden van correcte cijfers om het beleid te onderbouwen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.