Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, u herinnert zich ongetwijfeld nog het zeer goede rapport met aanbevelingen van de Onderzoekscommissie PFAS-PFOS. Een van de aanbevelingen daarin is het oprichten van een sectorfonds om mensen te vergoeden die medische gevolgen of gezondheidsschade ondervinden door PFAS-blootstelling en verhoogde PFAS-waarden in hun bloed.
Daarnaast zou er ook werk moeten worden gemaakt, zo wordt aanbevolen door de onderzoekscommissie, van de oprichting van een sectorfonds, gespijsd door de vervuilers of gebruikers van PFAS-stoffen, om de gezondheids- en milieuschade daaraan gelinkt, te vergoeden. We denken daarbij natuurlijk aan medewerkers van 3M of mensen die in de buurt van 3M wonen, maar ook aan brandweermensen, mensen die in de buurt van een brandweerkazerne wonen en dergelijke meer.
Waar staan we met de uitwerking van deze aanbeveling?
Op welke manier zouden mensen met ziektebeelden die aan PFAS-blootstelling gelieerd zijn, geïdentificeerd kunnen worden?
Op welke manier zouden mensen een beroep kunnen doen op zo’n systeem ter vergoeding van hun medische kosten?
Hoe denkt u dat zo’n fonds gefinancierd moet worden en door wie?
In welke mate is de vervuiler gekend, bijvoorbeeld bij brandweerkazernes? Hoe zal die geïdentificeerd of omschreven worden?
Zou zo’n fonds eventueel, aangezien ook milieuschade wordt aanbevolen als een van de te vergoeden factoren, kunnen dienen voor de sanering van bepaalde sites?
In de aanbevelingen stelden we ten slotte voor om dit fonds uit te werken om om te gaan met de gevolgen van PFAS, maar PFAS zijn natuurlijk niet de enige zwaar vervuilende stoffen. Er is heel veel regelgeving rond algemeen gevaarlijke stoffen. Is het eventueel een optie om een dergelijk sectorfonds uit te breiden naar andere zeer risicovolle stoffen?
Minister Demir heeft het woord.
Ik ga mij in mijn antwoorden vooral beperken tot mijn bevoegdheden. Sommige vragen gingen over volksgezondheid, dus dat is voor collega Crevits.
Er was uw vraag in welke mate de vervuiler eenvoudig te achterhalen is, bijvoorbeeld bij brandweerkazernes. Dat is sowieso een interessante vraag, dus we gaan dat onderzoeken. Ik denk dat we op z’n minst daar een onderzoek op moeten zetten. Soms kan dit ook al uitgeklaard worden in een verkennend bodemonderzoek, zegt men ons. In veel gevallen is de brandweer als exploitant, eigenaar of gebruiker zelf aansprakelijk voor de verontreiniging die ze op haar brandweerterrein heeft veroorzaakt. De vraag is natuurlijk of we brandweerterreinen die opnieuw zullen worden verontreinigd, moeten saneren op kosten van de belastingbetaler.
We zijn momenteel ook in overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om na te gaan of we een onderzoeksplicht kunnen invoeren bij de overdracht van een brandweerterrein, waarbij voorzorgs- en monitoringsmaatregelen kunnen worden genomen om verspreiding naar waterlichamen en naburige percelen te voorkomen.
De Vlaamse Regering heeft uit de schadevergoeding van 3M ook 8 miljoen euro vrijgehouden voor de financiering van de bodemsaneringsonderzoeken en de bodemsaneringsprojecten die brandweerzones moeten uitvoeren ten gevolge van een vermoedelijke PFAS-verontreiniging.
Een sectorfonds kan nuttig zijn voor de financiering van verontreiniging waarbij geen eenduidige vervuiler aan te wijzen is. Dus ik hecht ook belang aan deze aanbeveling van de PFAS-onderzoekscommissie, en ik heb dit voornemen ook herhaald in het saneringsverbond van 29 oktober 2022. Dat is ook actie 35 van het PFAS-actieplan. Momenteel zijn we aan het bekijken welk instrument zich daar het beste toe leent, een Vlaams of een Europees financieringsinstrument. De gesprekken zijn lopende, ook met verschillende actoren, om te kijken hoe we dat gaan aanpakken. Maar ik ben daarmee aan de slag gegaan, want het was ook een aanbeveling van de commissie.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, in uw antwoord stelt u het probleem natuurlijk heel scherp: dat brandweerkazernes en de uitbaters daarvan de verantwoordelijken zijn en de kosten moeten dragen voor een sanering van het gebruik van een product. Maar wat dat betreft hebben we net met de onderzoekscommissie vastgesteld dat er een grote verantwoordelijkheid ligt bij de producenten van PFAS. Om dat kluwen van aansprakelijkheden en eigenaarschap en wie wat heeft gebruikt en wie wat kon weten net te vermijden, en om te vermijden dat de burger en de belastingbetaler daar de dupe van zou zijn, wordt gevraagd om een sectorfonds op te richten, gespijsd door alle producenten van dergelijke stoffen.
U maakt er werk van, en dat is goed. Ik kijk dan uit naar het vervolg. Maar alleszins denk ik dat we niet te lang kunnen talmen. Met 3M is een dading gesloten. Je zou kunnen zeggen dat dat een soort minisectorfonds is, alleen voor 3M op zichzelf, maar dat is natuurlijk niet de enige producent. Wanneer in de haven van Antwerpen ook PFAS in de Schelde terechtkomt, en er daardoor problemen met Nederland ontstaan en dergelijke meer, wanneer we vergunningsproblemen krijgen, wanneer er in de landbouw problemen opduiken, die niet per se een op een causaal terug te leiden zijn tot één specifiek bedrijf, dan vissen we letterlijk en figuurlijk achter het net.
Daarom vraag ik opnieuw met aandrang om van dit sectorfonds werk te maken. Ik geef u meteen een persoonlijke aanbeveling mee, die trouwens ook in het rapport werd meegenomen, voor wanneer u dit met de regering bespreekt. Ik zal de vragen ook nog aan minister Crevits richten. Trap alstublieft niet in de val van het Asbestfonds, waar we ten eerste veel te breed gesolidariseerd hebben. Ten tweede zijn de mensen die er aanspraak op willen doen, de dupe, omdat ze verzekeringstechnisch in de miserie komen. Dus ik geef de grote waarschuwing om niet twee keer dezelfde fout te maken, en voor een adequaat systeem te zorgen, zodat het heel eenvoudige, maar wat ons betreft heel rechtvaardige, principe tot zijn recht komt: de vervuiler betaalt.
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben het eigenlijk eens met collega Schiltz.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik verheug mij erin dat de minister het helemaal met mij eens is, en ik reken er dan ook op dat zij gezwind en onverwijld actie zal ondernemen om van deze intentie ook daden te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.