Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Vanuit verschillende kleuterscholen bereikten ons noodkreten over de problematische wachttijden – dat gaat over verschillende maanden tot bijna drie jaar – in de centra voor ontwikkelingsstoornissen (COS'en) om kinderen te laten diagnosticeren op een ontwikkelingsstoornis.
Uit antwoorden van minister Crevits op een schriftelijke vraag van Suzy Wouters, nummer 633 van 3 juni 2022, en van mijzelf, nummer 436 van 17 februari 2023, blijkt dat er van alles schort aan de COS-werking. Ten eerste beschikt men niet over de correcte cijfers over het aantal wachtenden per centrum – er zijn maar vier centra –, noch over het aantal aangemelde kinderen per COS. Blijkbaar is de registratie hiervan overal verschillend en niet accuraat. Maar hoe dan ook is de wachttijd overal veel te lang. Ondanks extra middelen slaagden de centra er niet in om die wachtlijsten weg te werken.
In elk centrum zijn de resultaten over de gestelde diagnoses anders, met zeer grote verschillen die nauwelijks verklaarbaar zijn. Zo betroffen in 2021 37 procent van de diagnoses in Brussel een taalontwikkelingsachterstand of taalstoornis. In Leuven was dat 28 procent, in Antwerpen 44 procent, en in Gent slechts 8 procent. Daar praat iedereen blijkbaar perfect.
Het wordt de hoogste tijd om tussen die centra meer eenvormigheid te creëren, maar helaas liet minister Crevits vorige week nog weten, in antwoord op vraag 445 van Suzy Wouters, dat er momenteel geen werk gemaakt wordt van de uniformisering van de rapportage van die verschillende centra voor ontwikkelingsstoornissen.
Je kunt dan wel zeggen dat dat over welzijn gaat, maar wanneer kleuterleerkrachten worden geconfronteerd met dergelijke kinderen, en er maar geen uitzicht is op snelle hulp, dan leidt dat sowieso tot stress, en soms tot ziekte en burn-out. Dat is dan weer nefast voor de collega’s en het lerarentekort. Vanuit Onderwijs hebben we er dan ook alle belang bij dat de ondersteuning van het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) en het COS veel vlotter, accurater en eenvormiger kan verlopen.
Minister, bent u het ermee eens dat de wachttijd voor kleuters op een gepaste diagnose veel korter moet?
Welke wachttijd acht u redelijk en waarom?
Bent u het ermee eens dat een nauwkeurige en eenvormige registratie, zowel van wachtlijsten als van gestelde diagnoses, noodzakelijk is voor onze kleuters, maar ook voor hun ouders, de leerkrachten en het beleid? Dat is eigenlijk het begin van wat we straks gaan bekijken: het Leersteundecreet. Als het in het begin al misloopt, hebben we toch een probleem.
Kunt u zeggen hoe de samenwerking verloopt tussen het CLB en het COS wat kleuters betreft? Hebt u hier met uw collega van Welzijn al overleg over gepleegd? Zo ja, met welk resultaat? Zo neen, wanneer bent u dat van plan?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is zo dat de CLB’s en de centra voor ontwikkelingsstoornissen begin 2015 een samenwerkingsovereenkomst hebben opgemaakt, met een beschrijving van hun respectievelijke opdrachten, het begeleidingsaanbod van het CLB en een aantal algemene samenwerkingsmodaliteiten.
Specifiek met betrekking tot doorlooptijd of wachttijd zijn er geen afspraken gemaakt, maar is er wel het engagement dat het CLB en het COS jaarlijks overleggen, waarbij de samenwerkingsovereenkomst kan worden geëvalueerd. Er zijn CLB’s en centra voor ontwikkelingsstoornissen die meer specifieke samenwerkingsafspraken gemaakt hebben.
Op dit moment capteer ik geen zorgwekkende signalen over de concrete samenwerking tussen de centra in kwestie, maar het is inderdaad wel zo dat we signalen krijgen van wachttijden en de impact die dat dan heeft op het jonge kind zelf, de ouders en de school.
U weet dat de centra voor ontwikkelingsstoornissen inderdaad onder de bevoegdheid vallen van mijn collega, minister Crevits. Daarbij bekijk ik wel hoe we in overleg kunnen gaan. Enerzijds ga ik zelf in overleg met de CLB-sector om meer zicht te krijgen op hun samenwerking, anderzijds gaan we in overleg met Welzijn, om te kijken hoe we samen met die COS de wachttijden kunnen reduceren, en welke registratie er ter zake noodzakelijk wordt geacht.
Ik wil dat wel absoluut opnemen, maar als het gaat over de samenwerking tussen de centra onderling, krijg ik geen onrustwekkende signalen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar u hebt de eerste vragen ontweken. U zegt dat de wachttijd korter moet en dat is goed. Maar welke wachttijd is dan redelijk en waarom? Dat vind ik belangrijk. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Stel dat zoiets wordt vastgesteld in een eerste kleuterklas, dat de leerkracht na enkele weken vaststelt dat er iets mis is met een kind, dat het niet lukt in de klas, dat het kind de klas overhoop zet. De leerkracht krijgt geen hulp, omdat er niet voldoende mensen zijn om te helpen, aangezien die ergens anders worden ingezet. Als de wachttijd twee jaar bedraagt, dan zit zo’n kind al in de derde kleuterklas. Het kan echt niet dat het zo lang duurt vooraleer er actie wordt ondernomen. Dat zou binnen een trimester moeten worden opgelost. Maar misschien hebt u daar een ander idee over?
Ik begrijp niet waarom men bij Welzijn niet overgaat tot eenvormigheid, zodat we weten wat dat kind heeft en wat daaraan moet worden gedaan. Er moet toch een logische opeenvolging van stappen zijn om de schoolcarrière van dat kind op een goede manier te laten verlopen. Ik blijf erbij dat het zeer veel problemen geeft voor kleuterjuffen, die aangeven dat ze het niet zien zitten met dat kind, maar die geen hulp krijgen, omdat het CLB hen niet ernstig neemt. Ik vind dat dit ontbreekt en ik weet niet waarom. Bij mijn weten is er nergens in dat hele Leersteundecreet sprake van de kleuters, tenzij hier of daar een woordje. De beginaanpak is echter heel belangrijk, dus wil ik toch benadrukken dat er iets aan moet gebeuren, minister.
Minister Weyts heeft het woord.
We moeten het niet onderschatten. Eén, in het beleidsdomein Welzijn kampt men op verschillende vlakken met de problematiek van wachttijden. Onderschat ook niet dat de centra in kwestie ook verantwoordelijk zijn voor de groep van 0 tot 3 jaar, nog vóór het kleuteronderwijs. Maar goed, ik neem dat mee op. U vraagt welke wachttijd dan wel te verantwoorden is. Tja, geen. Maar goed, de realiteit is wat ze is. Ik toon volledig begrip voor de werkdruk en de toename van het aantal casussen waarmee men kampt. Ik tracht dit op te nemen met mijn collega van Welzijn.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ja, dan rest mij niet meer dan te hopen dat er deze legislatuur toch iets van zal komen, in het belang van onze kleuters, onze kleuterleidsters, de kinderen zelf en ook de ouders die er het slachtoffer van zijn, want zo kan het niet verder. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.