Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Ik heb een korte maar interessante vraag over de stijgende werkdruk. We hebben het hier heel vaak over mensen die uitvallen op het werk, mensen die hun job heel graag doen, hard willen werken om resultaten te halen, maar vaak op een muur botsen omdat het te veel is. Het is een ziekte van deze tijd.
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) voerde een nieuwe analyse uit van de cijfers van de meest recente werkbaarheidsmeting, helaas al van 2019. Ze zijn nu bezig met nieuw onderzoek. Veertigduizend bevragingen zijn de deur uitgegaan. Uit de meting van 2019 blijkt dat bijna vier op de tien werknemers kampen met hoge werkdruk. Dat is een stijging met een vijfde tegenover 2004. Te veel werkstress zorgt voor werknemers die gezondheidsproblemen krijgen, onvoldoende recupereren en minder gemotiveerd zijn. Dat is niet goed voor de werknemers, niet voor de ondernemingen, niet voor onze samenleving en arbeidsmarkt. Daarom is het belangrijk dat ondernemingen een omvattend preventiebeleid uitwerken. Een all-inaanpak op bedrijfsniveau is de beste strategie en de SERV doet in zijn rapport een voorzet voor een effectief werkstresspreventiebeleid. Ik kan me voorstellen dat een van de voorstellen zou luiden: vergader niet van 6 uur ’s avonds tot de ochtend of middag nadien. U bent het ongetwijfeld met me eens, minister.
Deze cijfers zijn een belangrijk knipperlicht. Werkbaar werk is nog geen evidentie in verschillende sectoren.
Hebt u kennisgenomen van de werkdrukanalyse? Wat zijn uw bedenkingen en bevindingen?
Op welke manier ondersteunt de Vlaamse overheid bedrijven in hun werkstresspreventiebeleid?
Welke concrete resultaten kunt u al voorleggen op dat vlak?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Annouri, ook ik heb het rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid (StIA) over de evolutie van de werkdruk bestudeerd. In Vlaanderen is net als in Europa een trend van een stijgende werkdruk waarneembaar. Dit is een signaal dat we niet mogen negeren. Volgens de wetenschappelijke literatuur heeft werkdruk van alle risicofactoren immers de grootste impact op de werkbaarheid van werknemers.
Eerst en vooral wil ik opmerken dat de cijfers waarover we vandaag spreken, reeds dateren van een meting in 2019. Ze tonen een bepaalde tendens aan, maar we mogen deze vier jaar later niet één-op-één vertalen naar de situatie op de werkvloer vandaag, hoewel ik ervan overtuigd ben dat ze alleen maar zullen toenemen. Een nieuwe meting die dit jaar wordt uitgevoerd, zal meer duidelijkheid bieden.
Hoe dan ook zie ik enkele belangrijke elementen in het onderzoek. In alle deelgroepen bijvoorbeeld naar gender, leeftijd, sector is er een grote groep respondenten die een hoge werkdruk rapporteert. Toch zijn er ook enkele verschillen tussen de doelgroepen. Zo rapporteren vrouwen, directie- en middenkaderfuncties en de financiële sector de meeste werkdruk. Binnen sectoren wordt de grootste stijging opgetekend bij zorg- en onderwijsfuncties. Aan de hand van deze info kunnen we maatregelen en instrumenten gerichter naar bepaalde sectoren of doelgroepen brengen.
Het rapport ging ook na hoe ondernemingen een effectief werkstresspreventiebeleid kunnen opstarten. Ze benadrukken hierbij het belang van een risicoanalyse om gerichte acties te kunnen formuleren, een geïntegreerde en langlopende aanpak, draagvlak van het management enzovoort. Dit zijn elementen die deel uitmaken van de werkbaarheidscheque en tonen dus aan dat de focus van het instrument alvast de juiste is.
Collega, u stelde daarnaast ook de vraag hoe de Vlaamse overheid bedrijven ondersteunt in hun werkstresspreventiebeleid. Dit kwam in deze commissie al héél vaak aan bod. Ik verwijs naar een aantal recente vragen: in januari van dit jaar van collega Verbeurgt en andere. Mochten daar nog verdere concrete vragen over zijn, beantwoord ik ze uiteraard graag.
Voor de werkbaarheidscheque 2022 hebben 650 ondernemingen een aanvraag ingediend, ook een stijging met het jaar voordien. Daarnaast werd de interprofessionele stuurgroep rond werkbaar werk in het kader van het Werkgelegenheidsakkoord (WGA) opgestart. Er waren reeds twee bijeenkomsten en het is de bedoeling om nog dit voorjaar de eerste projecten te lanceren. Daarbij zal uiteraard aandacht zijn voor het aanpakken van de werkdruk.
Tot slot hebben ook de sociale partners, bedrijven en sectoren een belangrijke verantwoordelijkheid op het vlak van het beperken van de werkdruk. Ik moedig hen aan om deze verantwoordelijkheid meer dan ooit op te nemen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. De werkbaarheidscheques ondersteunen wij zeker, maar ik begin soms ook wel het gevoel te krijgen dat dat een soort silver bullet is, die als antwoord naar voren wordt geschoven op de meest belangrijke vragen. “De werkbaarheidscheques zullen het wel oplossen.” U stelt terecht dat de kans zeer groot is dat uit de nieuwe meting die op dit moment gaande is, zal blijken dat de werkdruk groter is, dat er meer mensen zijn die daar last van hebben en ook dat de werkbaarheid niet per se is gestegen tegenover de jongste meting van 2019. U verwacht dat dit voorjaar de eerste concrete stappen worden gezet of pistes worden uitgerold. Ik heb echter niet goed begrepen waarover dat juist gaat. Kunt u dus even teruggrijpen naar uw antwoord om dat kort toe te lichten?
Wat als uit de volgende meting blijkt dat de werkstress is verhoogd? Ik denk dat u het wel met mij eens bent dat die kans niet ondenkbaar is. Gaat u dan gewoon blijven volhouden dat men de werkbaarheidscheques populairder moet maken, dat men ervoor moet zorgen dat meer mensen daarop kunnen intekenen? Of bent u nu al preventief aan het voorbereiden hoe u daarop extra kunt inzetten, om ervoor te zorgen dat de zeer waarschijnlijke resultaten die op ons af komen, ook meteen zullen worden beantwoord met extra beleidssporen om ervoor te zorgen dat dat wordt opgelost? Dit is immers, ik herhaal het, een van de grootste problemen op onze arbeidsmarkt vandaag de dag.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, ik denk dat het duidelijk is dat... (Opmerkingen van Björn Rzoska. Gelach)
Het is toch belangrijk dat u leert onderhandelen en leert akkoorden maken als u ooit deel wilt zijn van een regering. (Gelach. Opmerkingen van Björn Rzoska)
U ziet wat dat doet met een mens. Wat werkbaar werk betreft, daar zijn we hier nog ver van verwijderd.
Heel ernstig nu, want werkbaar werk is inderdaad een uitermate ernstig en heel belangrijk thema. Daarom ook is het een van de vier pijlers van het meest recente werkgelegenheidsakkoord. In de komende jaren zal daar inderdaad meer aandacht naar gaan omdat die problemen toenemen. Ik maak me ook sterk dat elke overheid, elke onderneming daar in de toekomst meer werk van zal maken, daar meer aandacht voor zal hebben.
Ik denk ook niet dat de werkbaarheidscheque het enige zaligmakende instrument is. 650 ondernemingen, dat is op zich misschien niet veel, maar ik ga ervan uit dat dit zich enigszins als een olievlek zal verspreiden. We gaan daar dus wel verder op inzetten. De concrete resultaten, daar heb ik naar verwezen. De interprofessionele stuurgroep rond werkbaar werk is opgestart. Die vond haar oorsprong in het werkgelegenheidsakkoord van afgelopen zomer. Daar zal natuurlijk worden voortgewerkt hierover. Er waren reeds twee bijeenkomsten. Het is de bedoeling om daar nog dit voorjaar de eerste projecten, die dus verder gaan dan puur de cheque, te kunnen lanceren, waarbij er dus ook heel specifiek aandacht zal zijn voor de problematiek van de werkdruk.
De heer Annouri heeft het woord.
Nu begrijp ik het. Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is onmiskenbaar dat wij in deze legislatuur meer discussies hebben over werkbaarheid en werkbaar werk en de stappen die ter zake moeten worden gezet dan in de vorige legislatuur. Ik denk dat dat is omdat het probleem ook gewoon veel acuter is en we zien dat dat een gigantische impact heeft. In onze gesprekken hier hebben we het er heel vaak over dat we mensen moeten toeleiden naar de arbeidsmarkt, maar ik blijf erbij dat het weinig zin heeft om dat te doen als de kans groot is dat ze daarna tegen een muur botsen. Die arbeidsmarkt moet echt gezonder worden, moet meer ontspannen zijn, en dat staat niet haaks op productiviteit. Dat staat niet haaks op ervoor zorgen dat er betere resultaten worden geleverd. Au contraire zelfs, denk ik.
Ik sluit af met een persoonlijke noot. U zei het daarnet, deels gemeend, deels als mop, maar ik denk dat wij als politici daadwerkelijk ook een voorbeeldfunctie hebben. Ik verwijs naar zaken zoals nachtvergaderingen enzovoort. We kunnen politieke discussies voeren over zaken waarover we het niet eens zijn, en dat mogen lange en scherpe discussies zijn, maar ik denk dat dat soort zaken verheerlijken dat als je maar hard genoeg doorgaat, er goede resultaten komen. Dat is niet het geval, au contraire. Ook dat is afgelopen week bewezen, vrees ik. Dat soort verheerlijking van nachtwerk en dat soort dingen om het dan toch maar te doen lukken, dat is symbolisch. Ik denk dat we als politici ook het voorbeeld moeten kunnen geven dat dat niet meer van deze tijd is. Dat wilde ik toch ook gezegd hebben.
Ik ben het daar helemaal mee eens.
De vraag om uitleg is afgehandeld.