Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Het gaat om het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) over het voorontwerp van decreet over open scholen. De Vlaamse Regering heeft een principiële goedkeuring gegeven voor de principiële verplichting voor openstelling. Dat betekent eigenlijk dat je alle ruimte en gebouwonderdelen, die zich in alle redelijkheid kunnen lenen tot openstelling na de schooluren – bijvoorbeeld sporthallen en polyvalente zalen – openstelt. 62 procent van de schoolgebouwen wordt op dit moment al opengesteld.
De Vlor stelt in zijn advies dat een openstelling van de schoolinfrastructuur niet altijd vanzelfsprekend is. Hij vindt dat wel een goed principe, maar een verplichting daartoe zal volgens hem contraproductief werken. Want er blijven immers nog heel wat financiële, fiscale en organisatorische drempels die het voor schoolbesturen moeilijk maken of die hen verhinderen om infrastructuur open te stellen.
Financieel gaat het dan om extra investeringen die moeten worden gedaan in delen van het gebouw die niet toegankelijk mogen zijn op bepaalde ogenblikken. Als je gaat verhuren, dan kan dat er op fiscaal vlak voor zorgen dat het schoolbestuur gemengd btw-plichtig wordt en geen aanspraak kan maken op vrijstelling voor kleine ondernemingen. Schoolbesturen moeten ook vermijden dat ze niet meer kunnen genieten van het verlaagde btw-tarief van 6 procent bij infrastructuurwerken bij intensief buitenschools gebruik. Het verhuren van schoolinfrastructuur geeft ook extra administratieve en logistieke taaklast.
Er kunnen problemen komen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning en/of extra klachten van buren bij hinder door extra intensief gebruik. Dan zijn er ook wat schoolbesturen die de gebouwen die ze gebruiken niet in eigendom hebben. Die hebben dan eigenlijk een akkoord van de eigenaar nodig om aan deze verplichting te kunnen voldoen, maar in bepaalde aktes wordt een dergelijk gebruik zelfs niet toegestaan.
De Vlor vraagt dus aan de Vlaamse Regering om geen verplichting in te voeren, maar wel om scholen te faciliteren door die drempels weg te werken.
Graag had ik dus antwoord op een aantal vragen.
Hoe evalueert u de bezwaren en argumenten in dit advies van de Vlor tegen de algemene principiële verplichting tot openstelling?
Zoals gezegd is de verplichting principieel. Artikel 3 van het voorontwerp zegt duidelijk dat “er tijdelijk of permanent kan afgeweken worden van de principiële verplichting tot openstelling als kan worden aangetoond dat openstelling onmogelijk is omwille van objectieve factoren.” Dat kan dus, maar dan moeten scholen hiertoe een aanvraag tot afwijking indienen. Deze afwijking kan worden toegestaan op basis van een gezamenlijk beoordelingskader. De kwestie is natuurlijk wat er in dit beoordelingskader zal zitten. Zult u dat strikt toepassen, of zal men dat beperkt toepassen, en zo verder. Kunt u enige toelichting geven rond de stand van zaken hierover? De Vlor zegt trouwens dat dit kader nog niet werd opgesteld. De vraag is: kan die verplichting al van kracht gaan zolang dat niet het geval is?
Hoe evalueert u de aanbevelingen van de Vlor om financiële, fiscale en organisatorische drempels bij het openstellen van infrastructuur weg te werken? Zijn die aanbevelingen al besproken met de onderwijspartners, uw collega-ministers binnen de Vlaamse Regering of met relevante ministers uit, bijvoorbeeld, de Federale Regering? Als dat het geval is, wat zijn dan de argumenten voor of tegen deze aanbevelingen? Indien dat nog niet gebeurd is, zult u hier dan verder overleg over plegen?
Tot slot geeft de Vlor ook opmerkingen over onduidelijkheden over het toepassingsgebied van dit decreet. Er wordt immers nergens nader bepaald voor welke termijn deze verplichting geldt. Ook wordt niet vastgelegd voor welke ruimtes en door welke investeringen de verplichte openstelling geldt. Kunt u hieromtrent nog een beetje verduidelijking geven? Geldt de verplichting tot openstelling ook bijvoorbeeld bij subsidies bij kleinere renovaties, of als een school een ruimte die totaal niet geschikt is voor openstelling renoveert?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, het is natuurlijk goed dat de Vlor het principe onderschrijft, namelijk scholen openstellen na de schooluren. Het is een goede zaak voor de samenleving.
De Vlor heeft verschillende aandachtspunten gesignaleerd. Ik begrijp dit en zal er ook op antwoorden. Tegelijk denk ik dat de reactie misschien ook nog steeds een koudwatervrees illustreert, omdat de praktijk juist leert dat openstelling al vrijwillig gebeurt in maar liefst 62 procent van de schoolgebouwen.
Waarom een principiële verplichting tot openstelling? De vraag voor meer openstelling is ook absoluut niet nieuw. Dit kwam al veel eerder aan bod wanneer er vroeger gesproken werd over schoolgebouwen en de investeringen hiervoor, met belastinggeld. Ik heb dit dan ook meegenomen in het Masterplan Scholenbouw 2.0. Deze regeerperiode wordt er 3 miljard euro geïnvesteerd in schoolinfrastructuur, 0,5 miljard euro meer dan in de vorige regeerperiode, en toen was er al een serieuze inhaalbeweging gestart. We moeten dan ook zorgen voor een maximaal rendement van elke euro die we investeren in infrastructuur. Het maakt het mij ook iets makkelijker om daarvoor in de schoot van de regering en in dit parlement extra middelen te verwerven: elke euro die wordt geïnvesteerd in een school, heeft eigenlijk een hefboomeffect en een groot civiel effect. Het bevestigt bovendien nog meer de rol van de scholen als spil van het lokale gemeenschapsleven, voor en na halfvier. Is dat in de praktijk altijd even eenvoudig? Neen, dat onderschrijf ik volledig, maar we gaan wel uit van het principe. Dat algemeen uitgangspunt is: als we investeren in nieuwe schoolinfrastructuur, zullen we er in beginsel voor zorgen dat die ook openstaat voor de rest van de gemeenschap.
Het is een redelijk en billijk kader. We vertrekken hierbij vanuit het principe van ‘comply or explain’. Het is niet in marmer gebeiteld, men kan ervan afwijken op grond van een gedegen verantwoording. Dat is een gezond principe. Men kan altijd een aanvraag indienen voor een tijdelijke of permanente afwijking als men aantoont dat men op basis van objectieve factoren niet in de mogelijkheid is om de schoolinfrastructuur open te stellen. Bijvoorbeeld dat je, door de inplanting in een stedelijke kern, niet kunt voorzien in een aparte toegang of dat je niet alle gebouwen kunt compartimenteren en de toegang tot het ene gebouw toegang geeft tot alle andere. Dat is iets op grond waarvan men kan worden vrijgesteld. Het leek ons evenwel nuttig om dit mechanisme toe te voegen om ervoor te zorgen dat het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) en het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!) bij hun beoordeling met dezelfde bril naar de toepassing van dit decreet kijken. Dit beoordelingskader zal dus geen nieuwe inhoudelijke elementen bevatten die niet in het decreet vervat staan, maar vormt louter een intern handvat om de beoordeling te doen. Dit kader zal pas worden opgemaakt als het parlement instemt met het ontwerp van decreet dat voorligt.
De Vlor heeft enkele concrete opmerkingen gemaakt over het toepassingsgebied. De Vlor geeft aan dat het voor hem onduidelijk zou zijn wanneer deze verplichting van toepassing wordt. In het voorontwerp van decreet staat nochtans letterlijk dat de principiële verplichting enkel geldt voor aankoop, nieuwbouw en grote renovaties, dus niet voor de renovatie van een dakgoot.
Er wordt trouwens ook geen invulling opgelegd van hoe deze openstelling moet gebeuren naar gebouwoppervlakte, aard van lokalen, frequentie en intensiteit van de openstelling. We leggen daarover niets vast. Er wordt aan de schoolbesturen de kans geboden om hier zelf verder invulling aan te geven, maar het is van belang dat men er in de vroegste fase van de voorbereiding rekening mee houdt dat men de gebouwen kan openstellen zodat er een ruimer gebruik kan zijn.
Omtrent fiscaliteit kan ik aangeven dat er met betrekking tot de vrijstelling van onroerende voorheffing voor de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) alvast geen probleem is, zolang de hoofdbestemming uiteraard onderwijs blijft. Dat is evident.
Het verlaagde btw-tarief van 6 procent voor schoolgebouwen is natuurlijk een federale bevoegdheid. Er is vanuit ons niveau bij de federale minister van Financiën voor gepleit om in het kader van Vlaams beleid van openstelling het verlaagde btw-tarief te behouden. Men is zich bewust van die bezorgdheid, en ik vertrouw er ook op dat dat punt niet voor problemen zorgt. Ik denk dat minister Van Peteghem deze zaak ook genegen is.
Wat de bijkomende kosten betreft, wijs ik er wel graag op dat wij effectief extra investeringen doen. Dat is dus een half miljard euro erbij. We weten ook dat er mogelijk wel extra kosten gepaard gaan met de openstelling, al zal dat in de praktijk natuurlijk wel wat beperkt zijn. Het is nu al zo dat bepaalde ingrepen, zoals beveiliging en toegangscontrole, ook in aanmerking komen voor subsidie. De openstelling van schoolinfrastructuur hoeft niet per definitie meer werk of hogere kosten met zich mee te brengen. Als men van bij de vroegste fase van het nadenken over toekomstige schoolgebouwen al aandacht heeft voor het toekomstige gebruik met openstelling en dat ook meeneemt in de projectdefinitie en er rekening mee houdt in de aanbesteding van het bouwproject, dan blijkt in de praktijk bij AGION-dossiers de bouwkost ongeveer dezelfde te zijn.
Tot slot is er de betrokkenheid van lokale besturen. Ik denk dat die suggestie terecht is. Net daarom voorzien we dat er ook altijd een consultatie van het lokale bestuur gebeurt. Dat is bij uitstek een goede partner om de spil te kunnen zijn van het lokale gemeenschapsleven. Daar zit absoluut een win-winmogelijkheid in, waarbij het lokale bestuur misschien soms ook wel een duit in het zakje kan doen, omdat bepaalde investeringen die het lokale bestuur beoogt, mogelijk via die weg zouden kunnen worden gerealiseerd. Daar kan dus effectief een win-win in zitten. Ook wat betreft de operationele aspecten van de openstelling kunnen lokale besturen en het verenigingsleven ter zake een uitstekende gesprekspartner zijn.
We zien dat het merendeel van de schoolbesturen al aan de slag is met die openstelling. Ik sta daarover ook in contact met de onderwijsverstrekkers. Niet elke school staat al even ver. Daarom willen we ook een leidraad voorzien voor de scholen om ze daarbij te helpen. We hebben gelukkig ook tal van goede voorbeelden vanop het terrein om ons op te baseren. Ik vertrouw erop dat de schoolbesturen op een zorgvuldige manier, van in het begin, de openstelling van hun nieuwe schoolgebouwen verrekenen en voorzien.
We investeren substantieel in schoolgebouwen. Laat ons ervoor zorgen dat elke geïnvesteerde euro ook een zo maximaal mogelijk civiel effect heeft. Dat kan alleen maar bijdragen tot de verankering van de rol van ons onderwijs en onze scholen als spil van dat lokale gemeenschapsleven.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. We hebben hier al eerder over gepraat. Wij steunen als fractie zeker het principe van die openstelling, en we vinden dat ook goed. Ik heb daar voorbeelden van gezien, bijvoorbeeld bij de sporthal in Asse, in Relegem, dat op het PIVO-terrein (Provinciaal Instituut voor Vorming en Opleiding) gebouwd is. Zowel het PIVO als de gemeente Asse, voor hun voetballers, maken daar gebruik van. Dat is inderdaad een win-winsituatie. Maar ik vind het wel goed dat de Vlor grondig nadenkt over hoe dat allemaal concreet moet lopen. Daar zijn wel een aantal obstakels, en zij lijsten die op, en daardoor wordt wel een beetje aandacht geschonken aan de mogelijke hinderpalen.
U zegt dat afwijking mogelijk is. U zegt dat het beoordelingskader, dat nog gemaakt moet worden, geen nieuwe elementen zal bevatten. Maar dat wordt pas later gemaakt, nadat we dat ontwerp van decreet goedkeuren. Ik vind het wel belangrijk dat daar bezorgdheid rond is, en dat dat geen hinderpalen meer met zich mag meebrengen.
Ik vind het goed dat u zegt dat het enkel bij grote renovaties is, dus niet voor een kleedkamer die wordt aangepast. Toch moet men daar misschien ook een bedrag op gaan plakken, want groot en klein zijn relatieve begrippen.
Wat de fiscaliteit betreft noteer ik dat u dat al aangekaart hebt bij de federale overheid, dat het lager btw-tarief bepleit is, en dat minister Van Peteghem dat genegen is. Dat is allemaal mooi, maar ik vind het wel belangrijk dat het op papier staat, want sta me toe om wat sceptisch te zijn over de federale overheid, na de toestand van gisteren. (Opmerkingen. Gelach)
Goed, ik hoop dat we toch een klein beetje blijven luisteren naar de bekommernissen, en dat er niet te licht omgesprongen wordt met de bezwaren van de Vlor hierover.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, wij staan ook principieel heel erg achter de openstelling van de scholen, en in feite zelfs ook achter een vorm van verplichting. Ik denk dat we ons niet meer kunnen permitteren, wetende dat de ruimte zo beperkt is, dat er zo veel noden zijn, om gebouwen leeg te laten staan ’s avonds en in het weekend, of stukjes speelplaats en open ruimte, die voor de buurt een beetje een groene long zouden kunnen zijn. Op zich hebben we daar dus geen probleem mee.
Ik snap ook wel dat men bezorgd is, en dat men het gevoel heeft dat het toch wel een onevenwichtig verhaal is, met veel plichten, maar zonder veel rechten of zekerheden die daartegenover staan. Ik denk dat het belangrijk is dat daar meer rond gewerkt wordt, dat er heel duidelijk aangegeven wordt, bijvoorbeeld aan lokale besturen, wat het kader is, wat de leidraad is, wat er verwacht kan worden qua ondersteuning, tegenover zaken die voor een lokaal bestuur nuttig zijn en voorzien worden, voor de scholen, eerder dan echt te gaan inzetten op een kader dat er dan voor zal zorgen dat er veel uitzonderingen mogelijk zouden zijn. Dan ben je eigenlijk een molen aan het maken van gewoon planlast, waarbij je er dan op zou rekenen dat scholen uitzonderingen zullen vragen. Dat moeten we niet beginnen te stimuleren. Dat heeft ook weinig zin. Daar zou ik niet al te veel in investeren.
Ik vind het veel belangrijker om aan een echt ondersteuningskader te gaan werken, en te zeggen wat scholen kunnen verwachten en wat ertegenover staat als ze dit doen. Daar moet nog wat denkwerk rond gedaan worden, zodanig dat er tegenover die plichten, die er misschien zullen zijn, ook wel een aantal rechten staan qua ondersteuning voor beveiliging, of voor het bouwen van infrastructuur enzovoort. Op zich zijn we dus het idee genegen, maar ik denk dat er nog wat werk is om scholen ook de nodige ondersteuning te geven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, collega Coel van onze fractie had hierover ook een vraag ingediend, maar hij is afwezig wegens ziekte. Als ik hier in de commissie sommige geluiden hoor, denk ik dat er nog zullen volgen. Collega Vandromme, minister, ik wens u al proactief beterschap.
Voor de N-VA-fractie is de openstelling van schoolgebouwen cruciaal. Wij zeggen dat eigenlijk al heel lang. Het is eigenlijk onverantwoord om dergelijke gebouwen, die ofwel volledig ofwel met heel veel publieke middelen zijn gebouwd en worden onderhouden, enkel tijdens de schooluren open te houden. Dan zijn die meer dan de helft van de tijd dicht. We zijn dus heel blij dat open scholen, die kunnen worden gebruikt voor de buurt, voor sportclubs en noem maar op, mogelijk zijn. Dit is voor ons dus een belangrijk ontwerp van decreet. Die leidraad is inderdaad een must. Men moet het warm water niet weer overal uitvinden.
Ik sluit me wel aan bij de oproepen van de collega’s. Ik wil hier ook namens collega Coel nog eens luid en duidelijk herhalen dat het btw-probleem moet worden opgelost. Als er wordt gezegd dat we de planlast moeten terugdringen, dat we ervoor moeten zorgen dat directies en leerkrachten met de essentie bezig kunnen zijn, dan wil dat zeggen dat zij niet bezig moeten zijn met uitrekenen of ze boven die 25.000 uit artikel 18 gaan, met wie wel en wie niet mag. Daar moet men dan gewoon duidelijk in zijn. Als men dat genegen is, dan neem ik aan dat men dat ook oplost, al vrees ik dat dat opnieuw een Vlaams probleem is, want in Vlaanderen is men daar heel sterk mee bezig en in Wallonië wat minder. Het zou weleens kunnen dat dit opnieuw eindigt zoals altijd: “Pour les Flamands, la même chose.” In Wallonië heeft men het niet nodig, dus in Vlaanderen ook niet. Ik wil daar dus echt wel heel sterk op aandringen.
Gezien wat in Sint-Pieters-Leeuw is gebeurd, misschien voor alle duidelijkheid dit: het is niet de bedoeling dat scholen worden ingezet als opvangplaats voor asielcentra, mocht iemand dat al overwegen. Dat is dus níet de bedoeling. Niet, ik herhaal het.
Minister, ik heb wel nog een bijkomende vraag. Er was een tweede oproep inzake het naschools openstellen van sport- en bewegingsinfrastructuur door AGION en Sport Vlaanderen. Dat was 2,3 miljoen euro voor 31 projecten. Dat was een zeer goed initiatief. Lanceert u eventueel nog een derde oproep ter zake? Tot wanneer zou die lopen? Is daar een zicht op of nog niet?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor de vraag. Minister, dank u wel voor de antwoorden. Het delen van infrastructuur is voor onze fractie ook altijd al een belangrijk punt geweest, en een zeer goed idee. Ik kan opnieuw vanuit de lokale context getuigen dat het als stadsbestuur fijn is om te kunnen samenwerken met lokale scholen inzake schoolinfrastructuur om doelstellingen samen te halen.
Over het voorontwerp van decreet wordt niet onderhandeld. Dan krijgt het Vlor-advies dus nog een groter gewicht. Minister, ik denk dat het belangrijk is om in te gaan op een aantal issues. Ik wil toch aangeven dat er al belangrijke stappen zijn gezet, namelijk het feit dat de planlast werd gereduceerd, dat de boeteclausules werden geschrapt en dat het toezicht bij de onderwijsinspectie wordt geplaatst. Dat zijn goede aanpassingen geweest, maar ik denk dat er toch nog een aantal drempels zijn, financieel, fiscaal en organisatorisch, die we zeker moeten verkennen, die het openstellen van de schoolinfrastructuur voor schoolbesturen en vooral directeurs moeilijk maken en bijna verhinderen.
Ik weet ondertussen dat federaal minister Van Peteghem er inderdaad voor openstaat om inspanningen te doen om de schoolinfrastructuur open te stellen en de fiscale drempels ter zake weg te werken. Ik heb dat in het verleden hier ook al bevestigd. Ik denk dat er daarnaast ook wel nog een aantal organisatorische drempels zijn. Het is belangrijk dat schoolbesturen weten dat de mensen en middelen die ze kregen van de overheid, ook mogen worden ingezet om deze verplichting te realiseren. Ik denk dus dat er nog een aantal issues zijn die moeten worden uitgeklaard, maar voor onze fractie is het in elk geval een zeer goed idee om in te zetten op het delen van infrastructuur.
Minister Weyts heeft het woord. (Minister Ben Weyts hoest.)
U ziet, mijnheer Daniëls, mevrouw Vandromme en ikzelf komen onze laatste levensadem uitblazen in deze commissie. Dat getuigt van enige overtuiging, nietwaar. U hebt voor de grafrede al een aanzet. (Opmerkingen van Koen Daniëls en Loes Vandromme)
Ja, het begint al. Ik stel voor dat jij eerst gaat. Zie je wel, Elisabeth, dat wij goed overeenkomen? (Opmerkingen. Gelach.)
Ik behandel de punctuele vragen.
Ik denk dat ik wel tegemoetkom aan de bekommernissen, ook wat de omvang van de werken betreft. Dat is niet op grond van het bedrag, maar wordt er onder andere ingeschreven dat het enkel gaat om grote renovaties, wanneer het gaat over 400 vierkante meter. Dat is toch al een interessante toetssteen.
We gaan ook zorgen voor ondersteuning via een leidraad en goede praktijken. Het tweede zit natuurlijk vervat in het eerste.
En wat betreft de onzekerheid met betrekking tot het btw-tarief van 6 procent: het is inderdaad zo dat we daarover van minister Van Peteghem ook een schrijven gekregen hebben. Daarin erkent hij dat als het hoofdzakelijk gebruik – en dat definieert hij als meer dan 50 procent van de tijd – voor onderwijs is, dat normaliter geen probleem kan vormen voor de toepassing van rubriek XL, in de veronderstelling dat een sporthal wordt opgericht door de onderwijsinstelling zelf. Gelet op de doelstelling van de maatregel gaat de administratie er in dat geval van uit dat het gebouw gebruikt zal worden voor het verstrekken van diensten inzake onderwijs. Bij twijfel zal de administratie het aantal uren dat de onderwijsinstelling de sporthal buiten de schooluren ter beschikking stelt van derden, vergelijken met de tijd dat de onderwijsinstelling als eigenaar het gebruiksrecht heeft van de sporthal – dus niet het effectief gebruik, maar het gebruiksrecht. Wanneer het gebruik van de sporthal door derden beperkt is tot een deel van de sporthal, zal ook daarmee rekening gehouden worden. Ik denk dat dat een goed uitgangspunt is, waarmee we verder aan de slag kunnen.
Ongetwijfeld denk ik dat de ratio van ‘comply or explain’ met enige soepelheid en empathie moet worden toegepast. Dat is evident.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik heb eigenlijk geen bijkomende vragen of opmerkingen. Ik hoop dat het de goede richting uit gaat, en men eventuele problemen nog tijdig kan uitklaren, samen met de administratie of het kabinet, de Vlor enzovoort. Zo moeten scholen zich inderdaad, collega Daniëls, geen zorgen maken over bepaalde zaken die onduidelijk zijn. Ik hoop dat dat dus wordt opgelost.
De vraag om uitleg is afgehandeld.