Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de verplichting voor werkloze sociale huurders om zich in te schrijven bij VDAB
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we zijn vandaag met twee om vragen te stellen over de strengere maatregelen die u invoert voor sociale huurders. Dat betekent dat uw beleid op zijn minst is opgevallen en dat is een zeer goede zaak. Vanaf dit jaar zijn sociale huurders verplicht om zich in te schrijven bij VDAB en moeten ze een hoger taalniveau behalen. Op die manier wilt u ervoor zorgen dat mensen een job vinden en uiteraard op termijn ook kunnen doorstromen naar de private huurmarkt. Ik heb begrepen dat indien men dit weigert, er boetes kunnen volgen.
Als we in Vlaanderen willen werken naar 80 procent werkzaamheidsgraad, dan vind ik het maar correct dat ook deze doelgroep wordt aangeboord. Iets waar we in andere commissies al heel vaak over gediscussieerd hebben en waar we het over eens zijn, denk ik, is dat een goede kennis van het Nederlands de huurder alleen maar ten goede zal komen want dat zal de integratie in onze samenleving alleen maar vergemakkelijken.
Minister, ik heb een aantal vragen ter verduidelijking. Hoe zal die kennis van het Nederlands getest worden? Is dat mondeling of ook schriftelijk? Welke verwachtingen hebt u zelf van deze maatregelen sinds deze zijn ingevoerd? Indien de geldboete niet zou volstaan om mensen er effectief toe aan te zetten om zich in te schrijven bij VDAB of het hogere niveau van taalkennis te behalen, waar ik voor alle duidelijkheid niet van uitga, denkt u dan nog aan andere maatregelen die u kunt nemen om hen daartoe te verplichten? Welke stappen moet u nog ondernemen voor de verdere uitrol van deze maatregel?
De heer Veys heeft het woord.
Eind 2022 besliste de Vlaamse Regering dat sociale huurders vanaf 1 januari 2023 verplicht zijn om zichzelf in te schrijven als werkzoekende bij VDAB. De verplichting geldt zowel voor sociale huurders die reeds een sociale woning huren, als voor nieuwe sociale huurders na een toewijzing van een sociale huurwoning.
De minister kondigde aan dat alle sociale huurders die onder de voorwaarde vallen, in totaal honderdduizend, een brief krijgen om hen te verwittigen dat ze aan die verplichting moeten voldoen, ook wie werkt. Wie werkloos is, krijgt drie maanden de tijd om zich in te schrijven. Voor wie al werkt, moet de brief volgens de minister vooral dienen als een verwittiging, mochten ze ooit werkloos worden. Vanaf 1 april zullen de woonmaatschappijen hun huurders moeten controleren. Als die niet in orde zijn en herhaaldelijk weigeren om zich in te schrijven, kunnen ze een administratieve boete riskeren die tot 5000 euro kan oplopen.
Het is de zoveelste maatregel van de minister om te proberen ingrijpen op de vraagzijde van de nood aan sociale woningen, terwijl we vandaag vaststellen dat het aanbod nog altijd niet sneller toeneemt.
Minister, kunt u ons toelichten voor wie de verplichting precies geldt en voor wie niet? Hoe zal een individuele huurder weten of hij onder de verplichting valt, wanneer blijkbaar alle sociale huurders worden aangeschreven? We krijgen heel veel vragen van mensen of zij daaronder vallen, zoals huismoeders, mensen die op brugpensioen zijn enzovoort. Klopt het dat ook mensen die al op brugpensioen of in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) zijn, zich zullen moeten inschrijven bij VDAB? Er zijn veel vragen op het terrein en de periode om zich in orde te brengen is relatief kort. Komt er een specifieke informatiecampagne? Hoe zult u vragen van sociale huurders beantwoorden? Moeten ze daarvoor de huisvestingsmaatschappij aanschrijven? Kunnen ze daarvoor bij Wonen in Vlaanderen terecht? Hoe ziet u dat? Kortom, hoe gaat u ervoor zorgen dat alle sociale huurders effectief goed op de hoogte zijn van de maatregel en zich tijdig in orde kunnen brengen? Ik verwijs hierbij ook naar de huurpremie, waarbij we het vaak over de non-take-up hebben. In dat kader is er ook een brief van Vlaanderen die aankomt bij sociale huurders. We stellen ons soms de vraag of dat het beste systeem is omdat we zien dat niet iedereen tijdig reageert. Hebt u over deze maatregel overlegd met uw collega-minister bevoegd voor Werk, Jo Brouns? Zijn er plannen om ook VDAB een informatiecampagne te laten opzetten, om een roadshow te organiseren? Ik hoor dat dat binnen de raden van bestuur van verschillende huisvestingsmaatschappijen wordt geopperd. Wat hoopt u concreet met deze maatregel te bereiken? Hebt u een concrete doelstelling? Hebt u zicht op het aantal sociale huurders dat nu al ingeschreven is bij VDAB en hoe zich dat verhoudt tot het totale aantal werkloze sociale huurders die zonder werk zitten? Wat is het percentage? Hoe volgt u dat verder op?
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega’s, dank voor de vragen, ik zal er met plezier op antwoorden.
Ik zal eerst de vragen die specifiek over de VDAB-verplichting gaan, beantwoorden, vervolgens die over de taalkennisvereiste en daarna nog een paar zaken die over de beide verplichtingen gaan.
Ik beantwoord eerst de eerste en zesde vraag van de heer Veys. Het is inderdaad zo dat vanaf 1 januari 2023 niet-beroepsactieve huurders met arbeidspotentieel verplicht zijn om zich in te schrijven bij VDAB. Er wordt hiermee een minimale inspanning van inactieve sociale huurders gevraagd om aan het werk te gaan en op die manier hun maatschappelijke bijdrage te vergroten en natuurlijk vooral hun eigen positie in onze samenleving te versterken.
Deze verplichting is van toepassing op zowel zittende als nieuwe sociale huurders. Het klopt dat sociale huurders breed zijn aangeschreven – in totaal zo’n 130.000 –, om op de hoogte te worden gesteld van deze nieuwe huurdersverplichting. Maar lang niet iedereen zal moeten voldoen aan de verplichting. Het exacte aantal en ook hoeveel sociale huurders momenteel al zijn ingeschreven bij VDAB, weten we momenteel niet omdat de connectie tussen de authentieke bronnen en databanken nog finaal gemaakt moet worden. Zodra dit kan, zal ik hierover meer gedetailleerde informatie kunnen aanleveren. Op dit moment hebben we er dus geen wetenschap over.
Maar dus niet iedereen moet voldoen aan de verplichting. Zo worden personen die arbeidsongeschikt of invalide zijn of een ernstige handicap hebben, vrijgesteld. Dat lijkt me evident. Daarnaast kunnen ook uitkeringsgerechtigde huurders wegens billijkheidsredenen worden vrijgesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om huurders die een leefloon ontvangen en waarbij het OCMW heeft bepaald dat zij zich niet moeten inschrijven wegens billijkheids- of gezondheidsredenen. Een ander voorbeeld zijn huurders jonger dan 65 jaar die een pensioenuitkering ontvangen. Dat is al heel belangrijk.
Huurders die niet zeker zijn of zij moeten voldoen aan de huurdersverplichting, kunnen terecht bij de sociale verhuurder. Deze zal kunnen nagaan of zij zich moeten inschrijven bij VDAB. U weet dat sociale huisvestingsmaatschappijen heel benaderbaar zijn. Als er onduidelijkheid is, zou ik zeker aanraden dat mensen zich daar gaan bevragen.
Omdat de uitzonderingssituatie van huurders kan wijzigen, waardoor zij zich na verloop van tijd wel moeten inschrijven, vind ik het belangrijk dat huurders worden geïnformeerd over de nieuwe huurdersverplichting. Vandaar ook dat we iedereen hebben geïnformeerd, zonder te zeggen dat iedereen zich moet inschrijven. Maar iedereen is geïnformeerd, de situatie van mensen kan ook veranderen doorheen de tijd.
Dan is er de tweede vraag van de heer Veys. Dat brengt mij tot de vraag of sociale huurders met een brugpensioen ook onder de verplichting vallen. Het brugpensioen is een regeling waarbij oudere werknemers na ontslag een bedrijfstoeslag krijgen, naast hun werkloosheidsuitkering. Om hiervoor in aanmerking te komen, moet men aan strenge leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voldoen. Het is dus geen pensioen in de strikte zin van het woord, maar behoort tot het stelsel van werkloosheid. Personen in dit stelsel zijn in principe verplicht om zich, weliswaar aangepast, beschikbaar te houden voor de arbeidsmarkt tot en met 64 jaar. Dat is zeer belangrijk, mijnheer Veys. Het systeem van brugpensioen vraagt reeds zelf dat bruggepensioneerden zich ter beschikking houden van de arbeidsmarkt. In die zin wijzigt onze regeling er niets aan. Het houdt onder meer in dat men zich ook moet inschrijven als werkzoekende bij VDAB. Onder bepaalde voorwaarden kan men een vrijstelling aanvragen van deze aangepaste beschikbaarheid bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). In dat geval hoeft men zich dus niet in te schrijven bij VDAB en ook niet onder onze regeling. Men heeft een vrijstelling en voor ons is dat dan oké.
Dan is er de derde vraag van de heer Veys. Wat het informeren van de huurders betreft, kan ik het volgende meegeven. Het zijn in eerste instantie de sociale verhuurders die de nodige informatie aan de huurders bezorgen en die hun vragen beantwoorden.
Wonen in Vlaanderen voorzag een modelbrief die de sociale verhuurders aan hun zittende huurders konden bezorgen. Zoals u zelf al aangaf, is die ruim verspreid geweest. Verder is een widget voorzien die de verhuurders op hun website kunnen plaatsen met de nodige informatie. Als je antwoordt, ga je onmiddellijk naar de volgende vraag zonder een heel document te moeten lezen. De nieuwe huurdersverplichting werd toegevoegd aan de modelinschrijvingsdocumenten en de informatie is beschikbaar op de website van Wonen in Vlaanderen.
Als de sociale verhuurders verdere vragen of ondersteuning nodig hebben – bijvoorbeeld naar aanleiding van een vraag van een huurder –, dan kunnen zij de helpdesk van Wonen in Vlaanderen altijd contacteren. Veelgestelde vragen zullen zoals gewoonlijk in een FAQ worden gegoten, die beschikbaar is voor alle verhuurders.
U vraagt of er overleg is geweest met collega Brouns. Zowel bij de voorbereiding van de maatregel als bij de praktische uitwerking ervan is er meermaals overleg geweest, zowel met het kabinet als met VDAB. Het informeren van de sociale huurders over deze nieuwe huurdersverplichting en hen stimuleren om zich daadwerkelijk in te schrijven, vallen onder de bevoegdheid van Wonen.
VDAB van zijn kant voorziet een landingspagina specifiek voor sociale huurders. Op deze manier kunnen huurders zich online inschrijven en beschikken ze meteen over de benodigde informatie. Vervolgens zal VDAB de huurder kunnen helpen in de zoektocht naar werk via informatie, advies en begeleiding op maat. We hebben trouwens hierover ook samen met minister Brouns gecommuniceerd.
Goed, dan ga ik nu naar de vragen in verband met de taalkennisvereisten. Dat is de eerste vraag van mevrouw Sminate.
De verstrenging van het taalkennisniveau van A1 naar A2 is van toepassing op hen die sociale huurder worden vanaf 1 januari van dit jaar. Om te voldoen aan de taalkennisvereiste krijgt de sociale huurder een termijn van twee jaar. Na twee jaar wordt enkel de mondelinge taalvaardigheid getest. Dat was ook al zo bij de taalkennisvereiste van niveau A1. Dus op dat vlak is er niets gewijzigd.
In de reglementering wordt bepaald dat de huurder aan de taalkennisverplichting voldoet als bij de inschrijving of de toelating tot de sociale huurwoning een van de volgende voorwaarden vervuld waren: ten eerste, omdat het voldoen aan de taalkennisvereiste voor de verhuurder manifest vaststaat en er dus, met andere woorden, geen enkele twijfel mogelijk is. Ofwel: op basis van de gegevens uit de Kruispuntbank Inburgering (KBI). Als dat niet het geval is, zal de verhuurder de taalkennisverplichting aftoetsen twee jaar nadat men sociale huurder is geworden.
De verhuurder zal daarvoor eerst de KBI raadplegen. Als organisaties die belast zijn met de uitvoering van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, hebben vastgesteld dat de huurder in kwestie voldoet, zullen ze een bewijs van het taalniveau A2 Nederlands uitreiken. Dit wordt vermeld in de KBI.
Ik wil hier nog even bij opmerken dat de verhuurder bij twijfel niet langer via de zogenaamde sneltest kan vaststellen dat een huurder aan de taalkennisvereiste voldoet. We hebben geopteerd om net zoals bij inburgering het taalniveau A2 op een gestandaardiseerde, uniforme en centrale manier te testen. Bovendien kan die beoordeling door de invoering van een hoger niveau nog moeilijk overgelaten worden aan de verhuurder. Vandaar dat we daarin iets verder gaan.
Als de raadpleging van de KBI niets oplevert, is er nog de mogelijkheid voor de huurder om te bewijzen dat hij voldoet met een van de volgende documenten: bijvoorbeeld een diploma van een Nederlandstalige onderwijsinstelling of een taalcertificaat van Selectie en Oriëntatie (Selor).
Er waren ook een paar vragen die op beide verplichtingen betrekking hebben, namelijk de tweede vraag van mevrouw Sminate en de vijfde vraag van de heer Veys.
U vroeg allebei welke verwachtingen ik heb ten aanzien van de genomen maatregelen. Maatregelen worden inderdaad altijd genomen met een bepaalde doelstelling voor ogen. Mijn verwachting is dan natuurlijk ook dat de doelstellingen beoogd met deze maatregelen worden bereikt.
Die doelstelling is hier glashelder: de positie van de sociale huurders in onze Vlaamse samenleving versterken en hen meer zelfredzaam maken.
Wat de verstrengde taalkennisvereiste betreft, verwacht ik dat het een stimulans zal zijn voor de sociale huurder om een minimum aan Nederlands onder de knie te krijgen waardoor een vlottere communicatie mogelijk wordt met de verhuurder en medehuurders. Het gevoel van betrokkenheid en de sociale cohesie worden vergroot als sociale huurders beschikken over een gemeenschappelijke taal. Sommige sociale huurders begrijpen hun rechten en plichten op dit moment onvoldoende en geraken achtergesteld omdat ze hun verzoeken niet kenbaar kunnen maken. Een betere kennis van het Nederlands moet hier een oplossing bieden. Ik geef ook grif toe dat ik er heel gelukkig mee ben dat het Grondwettelijk Hof een aantal jaren geleden – tweeënhalf of drie jaar geleden? – een uitspraak heeft gedaan die dat heel uitdrukkelijk bevestigd heeft. Ik ben er ook van overtuigd dat niemand iets kan hebben tegen het principe dat het goed is om taalkennis te hebben om deel te nemen in onze samenleving.
Wat de VDAB-verplichting betreft, is de concrete doelstelling, die ook in de memorie van toelichting bij het decretale initiatief is opgenomen, om complementair te zijn aan de versterkte inspanningen die VDAB levert om de werkzaamheidsgraad te verhogen. Daarnaast willen we de sociale huurders vooral emanciperen en een minimale bijdrage laten leveren als ze effectief arbeidsgeschikt zijn. Hieruit zullen bovendien hogere huurinkomsten vloeien voor de verhuurders. Die extra-inkomsten kunnen dan weer worden geïnvesteerd in meer sociale huisvesting.
Ik was zeer blij met de vox populi na dat interview op VTM. Daar waren ook een aantal sociale huurders, en ik heb zelf ook met een aantal mensen gepraat. Zij waren daar positief over. Zij vonden dat ook goed. Ik heb natuurlijk niet met iedereen gepraat, maar ik heb een paar mensen gesproken en ik was daar tevreden mee. Ik ben er ook echt van overtuigd dat we op die manier mensen sterker gaan maken. Het wordt dikwijls weggezet als een pestmaatregel, maar daar wil ik mij heel uitdrukkelijk tegen verzetten. Dat is het niet! Werk is een meerwaarde voor iedereen, om twee belangrijke redenen: eerst en vooral voor de samenleving. Solidariteit is daarop gebaseerd. Je kunt die solidariteit alleen houden als je aan mensen effectief kunt uitleggen dat zij die kunnen bijdragen ook effectief moeten bijdragen. Dit instrument helpt daarbij.
Ten tweede: ook individueel, voor de mensen zelf, betekent het hebben van werk een positieve bijdrage aan hun leven en aan hun eigenwaarde. Ik weet dat van werk de laatste tijd – of misschien al langer – gezegd wordt dat je er een burn-out van kunt krijgen en dat het slecht en moeilijk en zwaar is, en dat het moeilijk te combineren is met je privéleven. Maar het geeft je ook de mogelijkheid om een inkomen te verwerven, om welvaart op te bouwen, om vooruit te gaan in het leven, om een sociaal leven uit te bouwen, voor je eigenwaarde. Werk heeft ook zeer veel positieve bijdragen. Ik vind dat we dat ook af en toe moeten durven onderlijnen. Dit is dus geen pestmaatregel, integendeel, dit is een ladder die we aanbieden aan de mensen, om vooruit te gaan in de sociale mobiliteit.
Dan de vraag over de administratieve geldboete.
Ik ga ervan uit dat die als sluitstuk van het niet naleven van deze verplichtingen voldoende is. De toezichthouder zal een administratieve geldboete opleggen als de huurder, na ingebrekestelling en aanmaning om zijn verplichtingen binnen de opgelegde termijn na te komen, verzuimt om dat te doen. Het is ook zeker niet zo dat men de verplichtingen met het betalen van de boete kan afkopen. De verplichtingen blijven gelden en de huurder in kwestie zal verder worden opgevolgd door de toezichthouder. Er zullen desnoods nieuwe en hogere boetes volgen bij verdere weigering van het naleven van de verplichtingen.
Tot slot wordt er geïnformeerd naar de volgende stappen in de uitrol van deze maatregelen. Wat de taalkennisverplichting A2 betreft, verandert er inzake opvolging niets in vergelijking met de huidige opvolging van de taalkennisverplichting A1. Het eerstelijnstoezicht op deze huurdersverplichting ligt bij de actor, waarbij de toezichthouder voor de sociale huisvesting in het kader van een globaal onderzoek nagaat of dit eerstelijnstoezicht naar behoren wordt uitgevoerd door de actor. Daarbij kan de toezichthouder aanvullend optreden om sociale huurders aan te zetten tot voldoende taalkennis via het in gebreke stellen van dergelijke huurders en tot het opleggen van een administratieve geldboete. Dat is maximum 5000 euro, maar dat begint – heel mild – ergens op 25 euro, als ik mij niet vergis.
Voor de VDAB-verplichting zal Wonen in Vlaanderen een webdienst ter beschikking stellen van de sociale verhuurders. De sociale woonactoren zullen deze webdienst kunnen inbouwen in hun software, maar ze kunnen de dienst ook via een VMSW-toepassing (Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen) opvragen. De toezichthouder zal binnen het globaal onderzoek nagaan hoe de sociale woonactoren met deze huurdersverplichting omgaan, in eerste instantie wat betreft nieuwe toewijzingen waarbij de toezichthouder verwacht dat de sociale woonactor elke nieuwe huurder individueel aftoetst in de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ). Zittende huurders krijgen drie maanden de tijd om alles in orde te brengen met betrekking tot deze nieuwe verplichting. Vanaf dan zullen de verhuurders hen hierop controleren.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel, minister. U maakt het ons natuurlijk niet gemakkelijk om na zo’n uitgebreid antwoord nog iets toe te voegen, maar ik ga toch proberen.
In deze commissie hebben wij al vaak gediscussieerd over het feit dat we vaststellen dat er andere problematieken spelen bij sociale huur. En uiteraard kunnen wij er binnen dit beleidsdomein niet op ons eentje voor gaan zorgen dat de werkzaamheidsgraad in de doelgroep gaat verhogen. Maar ik ben er wel van overtuigd dat wij daar op deze manier toch wel ons steentje aan kunnen bijdragen. En, u hebt het ook gezegd, iedereen hier zal het er toch op z’n minst over eens zijn dat, als we die mensen aan een job kunnen helpen, ze beter af zijn. Dus ik denk dat we ook echt wel de plicht hebben om dat te doen.
Ik voel aan de vraagstelling van de collega dat er toch wat ongerustheid is over deze maatregel, misschien eerder naar de praktische kant. Maar ik denk toch dat het inderdaad een geruststelling moet zijn dat het Grondwettelijk Hof zich hier ook heel positief over uitlaat en dat zij zeggen dat dit geen verlaging van de bescherming van de huurder is. Ook zij zeggen dat dit de huurder enkel maar ten goede kan komen.
Twee, dat hebt u ook gezegd, denk ik, is dat uitkeringsgerechtigden vaak al verplicht zijn om zich in te schrijven bij VDAB. Een groot deel van die doelgroep gaat dus automatisch al aan die verplichting voldoen. Ik hoop dus dat de bezorgdheden van collega’s alleen over de praktische kant van de zaak gaan en dat we wel allemaal achter dat principe kunnen staan.
Ik heb een bijkomende vraag. Ik denk dat het belangrijk zal zijn om een goede gegevensuitwisseling te hebben. Ik meen uit uw antwoord op een vraag van collega Veys begrepen te hebben dat dat nog niet helemaal op punt staat. Klopt het en hebt u zicht op de timing daarvan? Want idealiter is het natuurlijk zo dat dat in orde is tegen het moment dat alle huurders in orde moeten zijn. Dus dat had ik graag nog geweten.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u, minister, voor de antwoorden.
Mijn vragen gaan inderdaad over de goede beleidsuitvoering. Het stond al aangekondigd in het regeerakkoord dat dit eraan zat te komen. Maar ik stel vast dat er toch telkens … Er komt bijna ieder jaar een maatregel. Bon, het staat u vrij om maatregelen te nemen. We hebben daar dan een discussie over, we spreken ons daar dan over uit. Maar ik stel mij toch een beetje de vraag hoe het gelopen is, omdat het principe voor Vooruit duidelijk is: elk zijn deel is niets te veel. Wie kan werken, moet werken in dit land. Wij staan daarachter. Ik denk dat dat ook geen verrassing is, als het gaat over het Nederlands. Dat is absoluut belangrijk. We moeten daarin ook investeren. Goed Nederlands spreken is de sleutel om goed mee te draaien in Vlaanderen. Ik denk niet dat dat hier in deze commissie door iemand ook ter discussie wordt gesteld.
Maar als het dan natuurlijk gaat om de modaliteiten om dat te kunnen doen, als we dan kijken naar het bredere Vlaamse beleid – dat gaat wat breder dan uw bevoegdheden soms –, dan zien we dat er nog steeds wachtlijsten zijn voor inburgering, voor lessen Nederlands, dat er zaken betalend worden gemaakt, dat die drempels worden verhoogd. Als het gaat over VDAB – dat is mijn collega Verbeurgt die zich daarmee bezighoudt in de commissie Werk – zien we ook dat die begeleiding niet 100 procent goed loopt. We zien dat twee van uw coalitiepartners tot gisteren toe nog serieuze discussies hebben over VDAB: wat is de rol van het lokale bestuur daarin? Doet VDAB het tout court goed? Zijn die cijfers oké?
De vraag is dus: uw maatregelen die ingevoerd zijn, zijn die effectief en zijn die efficiënt? Als ik hier vaststel – en dank u daarvoor, voor uw antwoorden – dat heel wat mensen aangeschreven worden, die eigenlijk toch geen bijkomende initiatieven moeten nemen, dan wil ik u daar toch voor waarschuwen. Dat komt wel wat vreemd over. Als het gaat over jobkorting of de jobbonus – stel dat je iedereen aanschrijft die werkt, en achteraf blijkt dat niet iedereen in aanmerking komt –, daarin zouden jullie veel voorzichtiger zijn. Er is natuurlijk een verschil: dat is iets krijgen van de Vlaamse Regering, hier is het een verplichting die wordt ingevoerd. Ik vind het dus wat vreemd dat het hier nog niet gebeurt. Ik heb dat ook gehoord van collega Sminate: je zou verwachten dat dat op voorhand geregeld zou zijn.
En dan tot slot. De doelstellingen ‘sociale huurders emanciperen’ en ‘mensen sterker maken’, daar staat Vooruit achter, dat is zeer belangrijk. Maar ik stel vast dat in de manier waarop er vaak gecommuniceerd wordt over de sociale huur, dat niet altijd gebracht wordt alsof dat er is om deze mensen te helpen. Heel vaak wordt er een suggestie gegeven. De Open Vld-fractie is daar in deze commissie bijvoorbeeld goed in, om te suggereren dat er geen enkele sociale huurder is die werkt. Ja, quod non, dat klopt gewoonweg niet. Dus als we daarop willen inzetten en een betere activering doen, dan denk ik dat we ook moeten kijken of die data goed ingezameld zijn, of er ook een niet-digitale optie is. Want er zijn nu landingspagina’s, widgets en een weblink – ik denk dat dat het laatste was waar u het over had. We weten natuurlijk wel dat de digitalisering bij mensen die minder inkomen hebben, wat moeilijk is. Dus hoe gaan we daarmee om?
Ik heb nog een specifieke concrete bijvraag, minister. De connectie tussen authentieke bronnen en de cijfergegevens is nog niet gemaakt. Kunt u daar wat meer inzicht geven: hoe zit dat precies in elkaar? Bijkomend, vanaf 1 april zullen woonmaatschappijen huurders controleren op een VDAB-inschrijving. Als ze niet in orde zijn en herhaaldelijk weigeren zich in te schrijven, kunnen ze een administratieve boete riskeren, die kan oplopen tot 5000 euro. Kunt u daar nog iets concreter in zijn? Ik denk dat het belangrijk is om heel wat sociale huurders die zich onterecht zorgen maken, toch wel wat gerust te stellen. Ook dat is uw taak als minister van sociaal wonen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik heb vooral een aantal praktische vragen bij hetgeen er nu gebeurt. Mensen krijgen op dit moment de tijd om zich in te schrijven bij VDAB, en vanaf april worden dan de controles uitgevoerd door de sociale huisvestingsmaatschappijen. Zijn die controles continu, eenmalig, of beslissen de sociale huisvestingsmaatschappijen dat zelf? En controleren zij of er ooit een inschrijving is gebeurd, of controleert men of de persoon in kwestie op dit moment is ingeschreven?
Een andere vraag gaat over de boetes. De boetes kunnen oplopen tot 5000 euro, maar u zegt dat het begint met 25 euro. Hoe gaat dat dan concreet? Loopt het op en kun je verschillende boetes krijgen na elkaar? Want een boete van 25 euro lijkt me weinig indruk te maken. Gaat het bedrag snel omhoog? Hoe wordt dit concreet en praktisch aangepakt? Wat is hierin de zeggenschap van de sociale huisvestingsmaatschappijen? Welke zaken kunnen zij vrij beslissen en welke zaken liggen decretaal of via een besluit reeds vast?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Als liberaal vind ik de sociale mobiliteit zeer belangrijk. Ik denk dat de maatregelen die u neemt, ook op vraag van onze partij opgenomen zijn in het regeerakkoord. Want eigenlijk moet een sociale woning dienen voor iemand die het tijdelijk moeilijk heeft, en iemand die gezond is, moet aan de slag gaan. Dat is heel duidelijk. Ik denk dat dat belangrijk is voor de huurder, voor de betrokkene. Zoals u stelt, is het in een samenleving waar rechten en plichten heersen, belangrijk dat je aan de slag gaat. Het is een goede zaak dat huurders zich moeten inschrijven en dat zij naar werk moeten zoeken. Werken is inderdaad emancipatorisch, en ook taal leren. Dat hoort nu eenmaal zo, als je wilt integreren in de samenleving, als je wilt communiceren, als je een goede band wilt hebben met leraren, als je een goede band wilt met overheden, als je solidariteit wilt ten aanzien van de mensen die eigenlijk de lage sociale huur financieren. Als ik vandaag zie dat er één huurder is voor dertig kandidaten en dat de gemiddelde huurprijs 887 euro is en de huur van een sociale woning gemiddeld 337 euro, dan is dat een bedrag van 550 euro dat wordt bijgelegd voor iemand die recht heeft op een sociale woning. Dan kun je daar niet in blijven vastzitten en zeggen dat je niet aan de slag kunt.
Minister, ik vind dat er toch nog een beetje werk aan de winkel is om van uw verhaal ook een succes te maken. Mijn eerste vraag is: tegen wanneer denkt u dat er een overzicht zal zijn, een studie van het profiel van de sociale huurder die werkt of niet werkt? U zegt het eigenlijk zelf: u hebt honderdduizend mensen moeten aanschrijven omdat die cijfers nooit in kaart zijn gebracht. Via een databank zou dat perfect moeten kunnen. U zou zelfs ook kunnen nagaan, minister, hoeveel huurders de laatste vijf jaar meer betaalden op basis van een stijging van de inkomsten. Dan zou u eigenlijk op een heel goede manier kunnen zien wie er vooruit gaat qua inkomen bij de huurders van sociale woningen.
Ten tweede, er is ook iets mis in het systeem. Ik heb altijd in de politiek gestaan met en opgekomen voor het idee dat wie werkt, vooruit moet gaan. Ik vind dat belangrijk, minister. Maar een huurder van een sociale woning die aan de slag gaat, wordt ermee geconfronteerd dat zijn huur zal worden verhoogd. En dat is eigenlijk een rem op vooruitgang: als je huur hoger wordt omdat je werkt, dan heb je naast een werkloosheidsval ook een huisvestingsval. De systemen en de manier waarop de huur wordt bepaald, zitten dus niet zo goed in elkaar om wie werkt vooruit te laten gaan. Hetzelfde geldt voor de huurpremie: wie boven een bepaald niveau gaat verdienen, verliest de premie. Ik zie dus heel vaak dat die twee systemen een rem zijn om aan de slag te gaan. En die remmen moeten ook worden weggewerkt.
Mijn vraag is ook, minister, naast die performante cijfers over wie werkt en wie niet in een sociale huisvesting onder de 65 jaar … (onverstaanbaar) … aan de slag kan. Wanneer zullen die ter beschikking zijn? En wat is eigenlijk uw visie, minister, om ook de steden en gemeenten een meer proactieve rol te geven in het kader van arbeidsbemiddeling? Want als je je gewoon inschrijft bij VDAB, waarom komt daar niet meer actie van? Dan denk ik toch dat men wel met een administratief gegeven zit, maar eigenlijk niet uw beleid volgt.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen.
Mevrouw Sminate, de heer Veys heeft dat uitdrukkelijk gezegd en ik denk dat we daar inderdaad op hetzelfde spoor zitten zowel wat betreft taalkennisvereisten als wat betreft het hebben van en op zoek gaan naar werk. Hoe je dat in beleid omzet en hoe je mensen daartoe aanspoort, daarover kunnen we van mening verschillen. De vragen gaan voornamelijk daarover, als je het mij vraagt. Ik denk dat het goed is dat we die principes in elk geval delen.
Wat betreft die gegevensuitwisseling weet ik niet of dat het juiste antwoord is op uw vraag, mevrouw Sminate, maar we hebben daarover praktische voorbereidingen gehad met VDAB. We hebben er in elk geval voor gezorgd dat het heel gemakkelijk is om bij VDAB je inschrijving te regelen. We hebben ervoor gezorgd dat er geen drempels of problemen zijn, ook als je dat niet online regelt. Het is inderdaad zo dat niet iedereen even goed met het internet overweg kan, maar dan zijn er de werkwinkels, dan kan men via het OCMW doorverwezen worden. Die hulp is er altijd. Die datakoppeling zou eind februari of in maart moeten gebeuren, dus dan gaan we daar meer zicht op hebben.
Als ik ga naar de vraag van de heer Veys: er is niets verkeerd met het feit dat we iedereen informeren. Ik denk dat het een vraag is die in deze commissie regelmatig gesteld wordt: hoe ga je mensen op het terrein – huurders, verhuurders – op alle mogelijke manieren op de hoogte brengen? Op alle mogelijke domeinen wordt die vraag gesteld, heel terecht als je het mij vraagt. Ik denk dat er niets mis mee is om die brieven zo ruim mogelijk te verspreiden. Het is natuurlijk ook zo dat die verplichting blijft bestaan. Men moet dat niet alleen nu doen, maar ook als er in de toekomst individuele situaties wijzigen, kan het zijn dat men zich nog moet gaan inschrijven. Als er vandaag iemand werkt en die brief krijgt, maar morgen zijn werk verliest, dan moet hij ook weten dat hij die verplichting heeft. In die zin denk ik dat dat wel een goede zaak is.
U hebt naar een paar andere bevoegdheden verwezen. Ik ga daar niet te veel op antwoorden omdat dat natuurlijk de bevoegdheid is van de collega’s. Maar wat betreft die wachtlijst voor taallessen en dergelijke, daarvan is al heel veel weggewerkt, als ik goed geïnformeerd ben, dus ik denk dat dat beter meevalt dan u het schetst.
Wat die boetes betreft, hoop ik uiteraard dat we die nooit moeten vragen. Ik denk dat we ook meer dan voldoende aanbod doen om ervoor te zorgen dat mensen met alle gemak aan die verplichting kunnen voldoen. Ik denk dat we daar ondersteunen zoveel we kunnen. Je kunt zo’n systeem niet opzetten als je ergens op het eind van de rit niet zegt dat het een verplichting is, dat het moet gebeuren, dat we dat echt verwachten. Je moet er een systeem op zetten – dat je hoopt nooit te moeten toepassen – waarbij boetes gebruikt moeten worden. Het zal de sociale verhuurder zijn die dat controleert en pas bij hardnekkig weigeren zal dat in gang schieten. In die zin is het alvast niet de bedoeling dat dat veel gaat gebeuren.
En dan mevrouw Jans, ik heb het daarnet al gezegd: het feit dat we de mensen verplichten die inschrijving te doen … Maar uw vraag was eigenlijk concreet: hoe gaat een sociale verhuurder dat controleren nadien? Wel, als het inkomen wijzigt, dan gaat men dat ook doorgeven aan de sociale verhuurder, want zijn huurprijs wijzigt daardoor. Als iemand zijn werk dus verliest en de werksituatie wijzigt, gaat men dat doorgeven aan de sociale verhuurder, die op dat moment kan controleren of aan de inschrijving bij VDAB voldaan is. Sowieso gaan we om de drie jaar een algemene controle doen en die databanken algemeen dus kruisen.
Uw tweede vraag moet u eens herhalen, als dat mag van de voorzitter. Die heb ik niet genoteerd.
Mevrouw Van Volcem, over de vraag naar het voorstel van collega Somers gisteren ga ik me niet uitlaten. Dat is iets wat in dit parlement besproken wordt en wat wij ook intern moeten bekijken. De werksituatie van mensen is inderdaad iets waarop we beter zicht proberen te krijgen en waartoe we ook nog initiatieven gaan nemen, denk ik, maar dat zal voor de komende maanden zijn. We zijn in elk geval nog niet rond.
Mevrouw Jans, stel gerust uw tweede vraag nog eens kort.
Mijn vraag ging over de praktische uitvoering van de boetes. Ik lees dat ze kan oplopen tot 5000 euro; u sprak over 25 euro … Gaat dat dan in schijven? Want 25 euro maakt natuurlijk weinig indruk. Hoe werken die boetes dan concreet in de praktijk?
Ik denk dat we u de stappen kunnen doorgeven, maar eerst en vooral: die 25 euro – want ik denk dat dat wel indruk maakt, voor alle duidelijkheid, ik denk wel dat dat al de moeite is – het mag ook niet zijn dat je meteen iemand onderuithaalt. Het is dat je het voelbaar maakt, en dan denk ik dat die 25 euro goed is, maar ook dat zal niet onmiddellijk zijn. Er zal al zijn aangedrongen, er zullen al verscheidene pogingen zijn ondernomen om mensen zich in orde te laten brengen. Ik denk dat die 5000 euro vooral iets is dat gebruikt kan worden als waarschuwing, om te tonen dat het zo ver kan oplopen. Maar laat ons hopen dat het nooit zo ver gaat, want dat lijkt me niet goed te zijn. Het is niet de bedoeling om die boetes te innen, het is de bedoeling om mensen zich te laten inschrijven bij VDAB of te wijzen op de taalkennisvereisten.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel. Ik was eerlijk gezegd een beetje verwonderd over de kritiek van collega Veys dat het beleid niet effectief zou zijn omdat er andere beleidsdomeinen niet mee zijn, bijvoorbeeld als het gaat over de wachtlijsten Inburgering. Ik hoor constant in dit parlement zeggen dat de wachtlijsten Inburgering sinds de nieuwe minister verdwenen zijn als sneeuw voor de zon. Er zijn altijd wachtenden geweest. Dat zijn mensen die maatschappelijke oriëntatie volgen en die dat willen volgen in een bepaalde taal die niet zo evident is, of op een moment van de dag dat niet zo evident is. Dat zijn de wachtenden. Die waren er de vorige legislatuur en die zijn er deze legislatuur ook. Maar dat gaat over maatschappelijke oriëntatie, dat gaat niet over NT2 en over de lessen Nederlands. Het volgen van een cursus MO is geen maatregel die hier genomen wordt voor sociale huurders. Als er dan wachtlijsten zouden zijn voor de NT2-cursus, dan is dat nieuws wat hier verteld wordt. Maar ik denk dan toch dat het fake news is. Dat moeten we echt relativeren. Verder ben ik wel blij dat u bevestigt dat u niets hebt tegen het principe zelf dat hier wordt ingevoerd, dus dat we daar allemaal wel achter kunnen staan.
De heer Veys heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende antwoorden, minister. Het laatste wat u zei, was dat we nog niet rond zijn met de volledige uitwerking van deze maatregel. Ik stel hier vast dat velen die er niet onder vallen, werden aangeschreven en dat die koppeling digitaal er nog niet is. U zegt eind februari, begin maart. We zullen dat dan verder opvolgen. Ook rond dat controlesysteem: vanaf 1 april is dat verplicht. Zijn dat geleidelijke stappen die daar worden gezet? Iedereen vindt sociale promotie heel belangrijk. Mensen emanciperen is essentieel. Maar de sleutel tot de emancipatie en het ondersteunen van mensen zodat ze vooruit kunnen, zeker voor mensen met een lager inkomen, dat is het sneller en meer bouwen van sociale woningen. Er is een wachtlijst van 180.000 gezinnen in Vlaanderen. Daar zien we nog steeds geen beterschap. Zolang dat niet opgelost raakt, zal al de rest mogelijk wel een impact hebben, maar niet het grote verschil maken.
En dan wil ik ook nog eens op mijn collega van Open Vld reageren. Sociale promotie is absoluut belangrijk, maar de manier waarop is essentieel. Ik ben nog niet vergeten dat het haar fractie was die een jaar geleden voorstelde om alle sociale huurders na negen jaar uit de sociale huurwoning buiten te gooien. Ik heb verder niets meer gezien van dat voorstel, dus ik denk dat dat puur voor de bühne was. Maar goed, ik denk dat de Open Vld-fractie zich het best nog eens beraadt over hoe zij naar sociale promotie kijken.
Ten slotte heb ik nog een oproep in verband met hoe we omgaan met sociale huurders. Dat is ook de reden dat ik vooral over die praktische uitvoeringen vragen heb gesteld. Dat is belangrijk. Er is al heel veel op hen afgekomen. De Vooruitfractie steunt u als u fraude wilt aanpakken, maar het moet efficiënt en effectief zijn. Dat wil zeggen dat het een fundamenteel verschil moet maken en dat het op een goede manier wordt aangepakt en we mensen zich niet nodeloos zorgen laten maken. De nieuwe huurprijsberekening was de eerste deze legislatuur. Inkomens van mensen met een handicap werden meegeteld. Ik denk dat we zulke debacles moeten vermijden. Het is dan rechtgezet na vragen vanuit onder andere de oppositie. Er komt nog heel wat meer op hen af: de bankrekeningen zullen ingezien worden, die onderbezettingsregels … Ik denk dat we ons toch eens moeten beraden over hoe die begeleiding van sociale huurders in zijn werk gaat. Je weet dat de huisvestingsmaatschappijen daar geen extra middelen voor krijgen, dat er velen weinig huurinkomsten krijgen en daarop moeten kunnen inzetten. Dus ik stel vast dat als we echt willen dat mensen die het wat moeilijk hebben, echt sociale promotie maken, dat we op alle beleidsdomeinen van de Vlaamse Regering een tandje kunnen bijsteken en dat vooral de uitvoering ervan een heel stuk beter kan. Maar dat wordt verder vervolgd, neem ik aan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.