Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Dat is een heel mooi thematisch bruggetje met de vraag van collega De Vreese, want deze vraag gaat ook over uitbuiting, iets waar ik me vorige legislatuur in heb vastgebeten, door het parlementair werk van Jan Hofkens, die vroeger trouwens nog commissievoorzitter was, maar een tijdje geleden al uit het parlement is verdwenen, en nu nog steeds in de advocatuur actief is.
In ieder geval: au pairs zijn jongeren tussen de 18 en 25 jaar, uit Europa, maar ook uit de rest van de wereld. Zij verblijven bij een gastgezin om de taal te leren en Vlaanderen te leren kennen. De finaliteit van het au-pairschap is om een cultuur te leren kennen door bij locals te verblijven, en zo je kijk op de wereld te verbreden. Wat hebben we echter gezien? Systematisch, jaar na jaar, zijn er meer misbruiken. Bij een op de drie dossiers zijn onregelmatigheden vastgesteld, en dat zijn niet de minste. Mensen met inbreuken op het zakgeld van de au pairs, mensen die au pairs acht tot twaalf uur per dag laten kuisen. We zien dat ze, in sommige gevallen, op een heel crapuleuze manier, als zeer goedkope dienstbodes, thuis ingezet worden. En dat zijn vaak meisjes die zeer onmachtig zijn, want ze weten totaal niet waar ze terechtkunnen. Dat is echt verborgen uitbuiting achter mooie gevels van herenhuizen.
Het ergste van al is: de Organisatie voor Clandestiene Arbeidsmigranten (ORCA) – nu heet dat FAIRWORK, en dat is een organisatie die zich bekommert om mensen uit derde landen en hun sociale rechten – is hier in het parlement op mijn bureau geweest, en ze hebben een presentatie gegeven van de informatie op websites van agentschappen die bemiddelen voor au pairs. En daar zaten een aantal zeer malafide organisaties tussen, waarbij de informatie over het statuut en wat men kan verwachten van een au pair totaal niet strookt met wat wettelijk is. Daar zat ook al een probleem.
We hebben dan een initiatief genomen, en eigenlijk kamerbreed links en rechts verzameld, om daar iets rond te doen. Dit parlement heeft veel kennis in huis, maar het is altijd nuttig om eens buiten het huis de vraag te gaan stellen. We hebben de vraag gesteld aan drie instanties. Eén: het Rekenhof. We hebben hun gevraagd hoe het zit met die au pairs, en wat de opties zijn om daaraan tegemoet te komen. Twee: de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), en drie: een instantie wiens naam ik nu vergeten ben, maar het gaat om een instantie die de cultuurwereld verenigt. Ik ken de naam niet meer, maar het was ook een afkorting, een van de vele die in dit huis worden gebruikt. Een van de redenen waarom ik hun naam vergeten ben, is dat hun advies ook bijzonder kort en irrelevant was, maar de twee andere hadden wel een zeer grondig advies, zowel het Rekenhof als de SERV.
De SERV heeft eigenlijk gezegd om het statuut van die au pairs te hervormen, want eigenlijk is er een heel groot probleem, vooral bij de Europese au pairs. De derdelanders staan op de kaart, want die passeren via heel de machinerie die Maaike De Vreese goed kent, met kaarten en attesten en weet ik wat. We weten dat. Maar de Europese au pairs hoeven dat niet te doen, want die hebben hier vrij verkeer van personen. We weten niet dat zij au pair zijn. Dus adviseert de SERV om daar een apart statuut van te maken, met dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als inwonend huispersoneel. Laat de tewerkstelling verlopen via een uitzendbureau, zodanig dat je weet dat alles correct verloopt, via het derde-betalersysteem, en verplicht ook een afdwingbaar cultureel opleidingsprogramma voor au pairs. Dat was eigenlijk het SERV-advies, en we zijn het daar in dit parlement over eens geraakt, ook kamerbreed.
Dan waren er verkiezingen, en is er helaas niets meer gebeurd rond dat thema. Maar na de verkiezingen hebben we dat opnieuw opgerakeld, en in februari 2021 heeft het Rekenhof, minister, een brief geschreven naar de voorzitter van het Vlaams Parlement met een hele inventaris van vragen waarop men een ministerieel antwoord verwacht, en heeft men ook verwezen naar het au-pairstatuut. Het Rekenhof heeft gezegd dat wij in Vlaanderen helaas niet volledig autonoom zijn om dat te doen, om dat statuut te veranderen. Dus u bent, minister, helaas niet bevoegd om dat te doen, anders was het al gebeurd. En dat zou ter sprake moeten worden gebracht op het overlegcomité.
Minister Crevits zou daar al een initiatief voor genomen hebben. Ze heeft een brief geschreven naar minister Dermagne, een van de zovele. In maart 2021 gaf ze zelfs aan dat ze juridische mogelijkheden aftoetst en verder pistes uitwerkt. In de tussentijd wordt er in Vlaanderen een soort van informatieve folder naar au pairs gestuurd, waarmee we ze minstens al een beetje meer proberen te informeren over hun rechten en plichten. Maar eigenlijk is dat op dit moment niet de goede manier van werken.
Vooral: ik vraag jaarlijks via een schriftelijke vraag cijfers over controles, en we zien eigenlijk dat er geen verbetering in zit, en erger nog: voor 2022 waren er geen cijfers, omdat de Vlaamse Sociale Inspectie zei dat ze overschakelde op een nieuw registratiesysteem. Dus: de cijfers bleven slecht, nu hebben we er geen meer, omdat ze naar een nieuw registratiesysteem gaan.
Daarom heb ik een aantal vragen.
Eén: wat verandert er aan het nieuwe registratiesysteem? Wanneer zal het operationeel zijn?
Twee: hoe zit het met het dossier van de au pairs? Hebben we ondertussen al antwoord van minister Dermagne? Heeft hij ja gezegd? Kunnen we naar een deftig statuut, waarin we hen sociaal kunnen beschermen tegen uitbuiting?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Ronse. De vorige registratietool van de Vlaamse Sociale Inspectie was in gebruik sinds 2010, en na twaalf jaar was dit systeem aan vervanging toe. Temeer omdat ik radicaal de keuze wil maken voor een inspectiedienst die datagedreven werkt. Daar hebben we het juist nog over gehad.
Voor het nieuwe systeem werd gekozen voor een zogenaamd ‘investigative case management system’. Waar het vorige systeem voornamelijk registratie en rapportering tot doel had, biedt het nieuwe systeem meer ondersteuning voor de inspecteur om verbanden en netwerken bloot te leggen tussen entiteiten. Bovendien biedt het systeem ook een mobiele toegang zodat de inspecteurs op het terrein toegang zullen hebben tot dossiergegevens, en gegevens uit authentieke bronnen zullen kunnen raadplegen. Op termijn wordt het ook mogelijk om tijdens het inspectiebezoek al bepaalde gegevens te registreren, en zo efficiënter te kunnen werken.
Maar geen nood. In het voorjaar van volgend jaar zal kunnen worden gerapporteerd over de onderzoeken die dit jaar daarrond gevoerd zijn.
Collega Dermagne en onze brieven … Hij heeft via brief van 12 februari 2021 zijn standpunt met betrekking tot het au-pairdossier meegedeeld. Op basis van de huidige regelgeving die dateert van 1999 hebben niet-EU au pairs vandaag een toelating tot arbeid, een arbeidskaart, nodig voor hun prestaties bij het gastgezin. Dit doet volgens collega Dermagne niets af aan het feit dat voor au pairs het zwaartepunt ligt bij culturele uitwisseling: dit is het hoofddoel van hun verblijf bij een gastgezin. Het is correct dat het statuut van au pair in het leven is geroepen om aan de jongeren de kans te geven om kennis te maken met de cultuur en de taal van het land.
De praktijk wijst echter uit dat de Vlaamse Sociale Inspectie bij een van de drie au-pairdossiers onregelmatigheden vaststelt. Dat is de harde werkelijkheid. Het verrichten van huishoudelijk werk kan en mag niet het hoofddoel zijn van een au pair. Het is positief dat de Vlaamse Sociale Inspectie kan optreden in deze dossiers, maar aangezien de arbeidskaarten enkel worden afgeleverd aan niet-Europese au pairs, heb ik tot op vandaag geen zicht op mogelijke misbruiken bij EU au pairs gezien, zij die op basis van het vrij verkeer van diensten hun prestaties kunnen leveren zonder een arbeidskaart. Het is en blijft mijn ambitie om eenvormigheid en duidelijkheid te creëren in het au-pairdossier voor EU en niet-EU au pairs voor het werkaspect – voorwaarden inzake huishoudelijke taken – en het culturele aspect – voorwaarden inzake integratie en taallessen – zodat mogelijke misbruiken vroegtijdig kunnen worden vastgesteld.
Minister Dermagne reikt in zijn brief een mogelijke oplossing aan en dat is om een statuut voor EU en niet-EU au pairs te ontwikkelen. Een eventuele piste die bewandeld kan worden is om EU en niet-EU au pairs verplicht te laten plaatsen door een derde partij, een bureau of uitzendbureau, dat vooraf erkend wordt door het Vlaamse Gewest binnen het kader van private arbeidsbemiddeling.
Ik kan dus een decretaal initiatief nemen waarbij niet-EU au pairs verplicht geplaatst moeten worden door een au-pairbureau of een uitzendkantoor. Maar dit kan niet op dit moment omdat au pairs zich niet in een arbeidsrelatie bevinden – daar knelt het schoentje, zoals u weet – hetgeen een voorwaarde is om als uitzendkracht te werken. Maar collega Dermagne sluit dit dus in zijn schrijven expliciet uit.
Zoals u weet is er een interministeriële conferentie (IMC), waarin ik ook zetel omdat arbeidsmigratie en de arbeidsmarktpositie van migranten een belangrijk thema is. Werk zal het thema van de volgende IMC zijn. Ik heb alvast het au-pairdossier op tafel laten agenderen.
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral, over dat registratiesysteem: de naam kan ik niet meer uitspreken, ‘invested-case-kweetniewa’, maar ik heb begrepen dat het mobiel kan worden gebruikt en dat het verbanden legt en slim is, dus dat zal ontzettend goed zijn. We hebben daar goede hoop in.
Maar ter zake over de au pairs zelf. Als ik het goed begrijp, heeft minister Dermagne u een brief gestuurd waar hij geen neen zegt. Dus dat is al een unicum. Maar hij zegt toch neen, omdat hij op het einde zegt dat hij het uitsluit. Dus hij zegt ‘oui et non’. Als ik het goed begrijp, zegt Dermagne dat je om de problematiek op te vangen – waarbij je de EU’ers hebt die volledig onder de mat zitten, en de derdelanders met die kaarten waarvan enkel Maaike het attest weet – naar een derde partij moet gaan, zijnde een uitzendkantoor dat hen tewerkstelt. Dat is ook wat de SERV zegt, en dat is ook wat dit parlement heeft gezegd. Dus als ik u goed begrijp, zegt ook Dermagne dat, maar zegt Dermagne tegelijk dat hij dat niet zal doen, omdat wij vragen om daar een culturele component aan toe te voegen, en dat hij die combinatie niet wil.
Ik vind dat vrij absurd, want arbeidsrechtelijk kan het. Het Rekenhof heeft dat ook bekeken in het werk dat ze voor dit parlement gedaan hebben naar aanleiding van de motie. Dus begrijp ik eigenlijk niet goed wat er mis is. Ideologisch is het geen probleem, want Dermagne erkent zelf dat het een oplossing is. Misschien kunt u dat nog wat meer uitleggen, minister, zodat ik goed snap waarom Dermagne toch finaal neen zegt.
Minister, waarom zegt minister Dermagne neen?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik kan niet in zijn hoofd kijken, maar ik stel vast dat hij het culturele aspect benadrukt, en dat wij uitgaan van de arbeidsrelatie. Ik denk dat dat ook de insteek zal zijn van de interministeriële conferentie, wat ons betreft. Laat dat duidelijk zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Ja, ik snap het nog altijd niet. (Gelach)
En ik vind het jammer ook. Want ik heb voor alle duidelijkheid absoluut geen kritiek op u of minister Crevits, of op minister Muyters. Maar dit is nu een dossier dat niet ideologisch is. Dat gaat niet over dop in de tijd beperken, of meer of minder belastingen. Dat gaat over uitbuiting van zeer, zeer kwetsbare mensen, waar we in dit parlement van links tot rechts een consensus hebben dat we die mensen gaan helpen. Hier is electoraal niemand de winnaar van, want het zijn allemaal mensen die hier niet kunnen stemmen. Het zijn ofwel mensen uit derde landen buiten de EU, of van binnen de EU.
Dus dit gaat puur over een altruïstisch iets, dat we van links tot rechts delen, waarvan we zeggen dat er een oplossing voor is. Het is een oplossing die niet eens door politici is uitgewerkt, maar door de SERV, door de sociale partners. We zeggen: laat ons dit doen! We hadden die oplossing al op het einde van de vorige legislatuur. Ik ben zelf een beetje beschaamd dat we die niet hebben kunnen doorwerken. Nu, deze legislatuur zijn we al bijna 2023, en gaan we er ook bijna niet zijn. Als we zelfs voor zulke dossiers in dit land – en ik ben hier ook geen communautair verhaal aan het maken – geen regeling vinden, wat zitten we hier dan nog te doen? Hoe onmachtig machteloos zijn we dan nog?
Dus ik hoop echt, minister, dat het in het volgende overlegcomité op 11 februari zal lukken, en dat er een oplossing kan komen, want ik zie echt op geen enkele manier dat daar een agenda of wat dan ook kan achter zitten. Als ik kan helpen of bijstaan, wil ik dat zeker doen, maar laat ons dat alsjeblieft doen lukken.
Bij deze terechte en hoopvolle oproep komen we op het einde van alle vragen om uitleg, collega’s.
De vraag om uitleg is afgehandeld.