Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, u kondigde aan 500.000 euro te investeren om meer meisjes en vrouwen te activeren binnen de sport, en dit zowel als sporter, begeleider, coach als clubbestuurder. Dit budget gaat naar projecten die op het terrein tot concrete resultaten moeten leiden.
Dat initiatieven nodig zijn, is zeer duidelijk, want de cijfers zijn zeer bedroevend. Vrouwen maken 41 procent van alle sporters uit, maar slechts 33 procent van het aantal trainers is een vrouw. Van alle bestuursleden in de Vlaamse sportclubs is amper 26 procent een vrouw. Nog schrijnender is dat nauwelijks 16 procent van de bestuurders in de Vlaamse sportfederaties vrouwelijk is.
75 Vlaamse sportfederaties kunnen tot 1 november 2022 een project indienen om daar – gelukkig maar – verbetering in te brengen. In januari 2023 zult u dan bekendmaken welke vernieuwende projecten rond de participatie van meisjes en vrouwen concreet ondersteund en op het terrein uitgewerkt kunnen worden.
Er zijn in het verleden al voorstellen gedaan om meer vrouwen toegang te laten vinden tot sportorganisaties. Het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) heeft in 2018 de taskforce Women & Sports opgericht, met de medewerking van Gwenda Stevens en Dominique Monami. In 2020 hebben enkele Belgische topatletes, waaronder Kim Gevaert, Tia Hellebaut, Evi Van Acker en Ann Wauters, hun schouders gezet onder het initiatief ‘Empowering Women in Sports’, dat als doel heeft de gendergelijkheid in sport te verbeteren. Zij pleitten onder meer voor genderquota in de raden van bestuur van onze sportfederaties.
Minister, investeren in projecten om meer vrouwen toegang te laten vinden tot sport en sportbesturen is zeer positief, maar waarom verplicht u de gesubsidieerde sportfederaties niet gewoon met quota om een bepaald percentage vrouwen in hun bestuur op te nemen?
Er is vandaag geen maximumtermijn voor bestuursmandaten in Vlaamse sportfederaties. Lijkt het u geen idee om daar een plafond op te zetten, zodat sportbestuurders niet eeuwig kunnen blijven zitten en er meer ruimte is voor diversiteit en nieuwe ideeën in onze sportbonden?
We weten dat er 16 procent vrouwelijke sportbestuurders zijn in onze sportfederaties, maar hoeveel vrouwelijke voorzitters van sportfederaties zijn er vandaag? Hoeveel van die vrouwelijke voorzitters zijn er bij de 51 gesubsidieerde sportfederaties en hoeveel bij de 20 erkende sportfederaties?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben het natuurlijk eens ben met de insteek en de geest van uw vraag. Ik wil ook een evenwichtige, competente en moderne samenstelling van de bestuursorganen. Er kunnen zeker nog stappen worden gezet op dit vlak. Alleen komen we elkaar, zoals voor het reces, nogal eens tegen in de discussie over quota. Op dat punt verschil ik fundamenteel met u van mening.
Ik zal u toelichten welke indicatoren we opnemen in het gewijzigde decreet over de sportfederaties.
Sport Vlaanderen organiseerde in maart nog een rondetafel over meer vrouwen in de sport, met een duidelijke focus op vrouwen in sportbesturen. In de week ‘Ethiek in de sport’ stond dit thema op de agenda, met specifieke sessies rond hoe je als federatie aan de slag kunt gaan om meer vrouwen aan te trekken in het bestuur van je federatie en van je sportclubs. We bieden de sportclubs heel concrete ‘tips and tricks’ aan, over hoe ze meer vrouwen kunnen betrekken in hun besturen.
De Vlaamse Sportfederatie, het Centrum Ethiek in de Sport (ICES) en Sport Vlaanderen organiseerden vorige week nog een themadag rond goed bestuur, met als voornaamste insteek opnieuw: een evenwichtige samenstelling en een positieve cultuur binnen het bestuur. De themadag werd gestoffeerd met goede praktijken uit federaties, in combinatie met uitwisseling en discussie.
We zijn natuurlijk voorstander van een diverse samenstelling van besturen. Maar ‘divers’ heeft betrekking op verschillende elementen: niet alleen geslachtelijk, maar ook de leeftijd, sociaal-culturele diversiteit, type sporters, type kennis. Het is altijd wel aangewezen om enige expertise of ervaring uit de social profit of uit het bedrijfsleven aan te trekken, alsook kennis uit verschillende domeinen.
Het leek me bij de wijziging van het decreet dan ook niet verstandig om enkel een cijfer te plakken op het aandeel vrouwelijke of jonge bestuurders. We hebben om die reden en op basis van het onderzoek zeer bewust gekozen om een indicator toe te voegen aan de code goed bestuur met de titel ‘Het bestuursorgaan is evenwichtig, competent en toegankelijk’. Daar zijn drie subindicatoren voor.
Een eerste subindicator is het oprichten van een adviserend comité dat hiaten identificeert op het vlak van de vaardigheid, deskundigheid en de gedifferentieerde samenstelling van het bestuursorgaan. Dit comité bestaat uit minstens twee personen waarvan één persoon geen bestuurder of personeelslid is. Het komt minstens samen bij het opmaken van een vacature. Deze indicator werd gekozen op basis van internationaal onderzoek naar goed bestuur. Er is aangetoond dat deze methodiek een fundamentele praktische impact kan hebben.
Dan twee specifieke subindicatoren rond externe en onafhankelijke bestuurders. De statuten of het intern reglement van de organisatie bepalen dat externen kandidaat-bestuurder kunnen zijn. En de statuten of het intern reglement van de organisatie bepalen dat het volledige bestuursorgaan kan bestaan uit personen die geen ander mandaat hebben binnen de organisatie.
Met andere woorden, het zetelen in het bestuursorgaan is niet expliciet gebonden aan een ander mandaat binnen de Vlaamse Sportfederatie. Zo wordt het bestuursorgaan niet automatisch samengesteld uit de voorzitters of andere afgevaardigden van bepaalde afdelingen of geledingen of commissies binnen die organisatie. Zo stappen we een beetje af van die getrapte structuur die in sommige federaties wel nogal nefast is.
We weten uit ook onderzoek en uit gesprekken met sportfederaties en vrouwelijke bestuurders, dat die ingreep wel cruciaal is. Vooral vrouwen geven aan initieel niet de ambitie of de wil te hebben om deel uit te maken van een provinciale afdeling of een welbepaalde commissie, als voorwaarde om kandidaat-bestuurder van de sportfederatie te kunnen worden.
U haalt aan dat er op vandaag geen maximumtermijn voor bestuursmandaten in sportfederaties is. Ik kan u meegeven dat in de indicatoren ‘Goed bestuur van sportfederaties’ daar wel aandacht voor is. Er staat ook opgenomen en ik citeer letterlijk: “De organisatie beperkt de mandaten van de leden van het bestuursorgaan in de tijd en zorgt ervoor dat de maximale aaneengesloten zittingsperiode niet langer is dan twaalf jaar.”
Zoals u weet, zijn deze indicatoren niet verplicht, eraan voldoen levert wel meer subsidie op. 73 procent van de gesubsidieerde sportfederaties voldoen aan deze indicator. Dat is toch niet weinig. Anderzijds moet je toch ook geen al te strak carcan opleggen, het gaat hem over vrijwilligers en mensen die echt hun bereidheid tonen. Dan kan je toch niet gaan zeggen dat het op 12 jaar zonder pardon gedaan is. Ik denk dat ook ervaring en expertise ook wel hun nut hebben.
Concrete cijfers dan: In 2021 was bij het bestuur van de 71 erkende Vlaamse sportfederaties 16 procent een vrouw. Als we enkel de 51 gesubsidieerde sportfederaties in 2021 in beschouwing nemen, was het percentage vrouwelijke bestuurders 17 procent, het percentage vrouwelijke voorzitters 4 procent, dat gaat dan heel concreet over 2 sportfederaties. Bij de 20 louter erkende Vlaamse sportfederaties in 2021 was er 1 vrouwelijke voorzitter, wat een percentage van 5 procent geeft. Zoals ik in het begin stelde, kunnen er nog stappen gezet worden op dit vlak. U kent mijn standpunt in zake de quota, ik ben daar geen voorstander van, dat is hier al enkele keren aan bod gekomen.
Ik vrees immers voor een tegenovergesteld effect: dat vrouwen niet op basis van hun verdiensten, bekwaamheid en talenten maar gewoon op basis van hun geslacht dreigen te worden opgenomen in een bestuur. Dat lijkt me nogal een sterk stigma en een label. De vrouwelijke bestuurders die we dan net wel vanwege die kwaliteiten zouden binnenhalen, krijgen een ander label opgekleefd. Dat hypothekeert heel de nobele doelstelling waarvan ik denk dat we ze wel met zijn beiden delen.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, inderdaad, ik ben al blij dat u het eens bent met de geest van de vraag. Maar ik zou ook blij zijn als er toch een beetje voortschrijdend inzicht was. U geeft een heel lang verhaal en eindigt dan met te zeggen dat er 4 à 5 percent vrouwen voorzitter zijn. Maar het is zeer goed en positief dat u nu opnieuw geld voorziet voor projecten die misschien gaan helpen om die sportbestuurders wat te vervrouwelijken en daar niet eeuwig soms zeer oude mannen te laten zitten. Het zou goed zijn dat er binnen die bestuurders toch een op de drie een vrouw is. Dat is een minimum. En als er duidelijke lijnen worden getrokken, dan is er ook mogelijkheid voor vernieuwing.
De huidige samenstelling van die sportfederaties – u hebt het aangetoond met de cijfers – vertegenwoordigt helemaal niet de sector en het aantal sportende vrouwen. Meer dan 40 percent van de vrouwen sport en dan zie je dat nog geen 20 percent van de vrouwen een zitje heeft in de besturen van federaties, dus niet mee beslissen over tal van zaken. Dat is eigenlijk een scheefgetrokken situatie. U bent net minister om dat te veranderen en u hebt daar heel veel hefbomen voor. U hebt hefbomen opgenoemd waarvan u zegt dat ze zeer goed zijn. Maar op het einde zegt u dat dat ze niet verplicht zijn. Wij vinden dat je soms een keer moet verplichten, misschien tegen de zin van mensen, voor een betere toekomst.
Ik heb nog een vraag voor u, minister: wat is uw doelstelling qua aandeel vrouwen in die raden van bestuur voor sportfederaties? Tegen wanneer wilt u eigenlijk wat bereiken?
De heer Muyters heeft het woord.
Mevrouw Lambrecht, ik vind dat minister Weyts wél duidelijk voortschrijdend inzicht aan de dag legt. Die Code Goed Bestuur werd ondertussen al een heel aantal jaren geleden opgesteld. Hij heeft een enorm effect gehad. Ik heb nog met schriftelijke vragen het resultaat ervan opgevraagd. In het begin haalde 20 procent niet de helft. Ik heb de laatste cijfers nog niet gekregen, maar vorig jaar was er één federatie die nog niet de helft haalde op die Code Goed Bestuur. Ik zie dan dat de Code Goed Bestuur voor een aantal indicatoren een extra dimensie krijgt, onder meer voor wat betreft de vragen die u stelde, zoals minister Weyts heeft toegelicht. Dan denk ik dat dat alleen maar kan stimuleren.
Voor de rest moet ik eerlijk zeggen dat ik natuurlijk een grote voorstander ben van een gedifferentieerd bestuur, en niet alleen wat betreft de aanwezigheid van vrouwen. Een van de problemen in veel clubs is bijvoorbeeld dat ze vooral uit oudere mannen bestaan en uit weinig jongeren, en dat er ook mensen van allochtone afkomst bij zouden moeten zijn, en dergelijke meer. Wat hier staat is veel ruimer dan enkel het aspect man-vrouw. Dat vind ik de goede aanpak. Uiteindelijk moet het bestuur van een club of een federatie de weerspiegeling zijn van de leden die het voorwerp uitmaken van het beleid dat die federatie voert. Wat hier wordt geboden, schenkt daar aandacht aan en biedt ook mogelijkheden om daar extra inspanningen voor te leveren.
Laat ons er vooral van uitgaan dat elk bestuur er in eerste instantie voor zorgt dat hij die bekwaamheden en competenties van mensen heeft die nodig zijn om een goed beleid te voeren voor de leden van die federatie of club.
Minister Weyts heeft het woord.
Los van de principiële stellingname ten aanzien van quota geloof ik ook niet in de effectiviteit ervan. Ik denk ook niet dat ze het bereiken van de doelstellingen van de organisatie dichterbij zullen brengen. We moeten vandaag de sportfederaties absoluut overtuigen van het nut van bijvoorbeeld de vervrouwelijking van hun besturen. Maar we moeten hen ook wel diets maken wat de methodieken zijn om dat te bereiken. We moeten hen de goede praktijken aanreiken. We moeten ervoor zorgen dat ze de deuren en ramen opengooien.
Er zijn de maatregelen die ik daarnet heb vernoemd, waarbij men af moet van het getrapte systeem, de brede piramide waarbij je enkel kunt doorstromen naar een volgende laag in de piramide door eerst in de lagen eronder verantwoordelijkheid te hebben opgenomen: dat zorgt natuurlijk wel voor een vernauwing. Daar hebben we heel wat besturen van kunnen afbrengen. Dat is nefast voor de instroom van vrouwen. Wij zeggen dat je op elk moment op elk niveau kunt instromen.
Idealiter gaan we naar een vertegenwoordiging van een derde. Ik zal daar geen deadline op plaatsen. Ik zou wel gek zijn! Al was het maar omdat ik hier niet alles in handen heb. We doen er zoveel mogelijk aan om in die richting te evolueren, in de wetenschap dat we werken met sportfederaties waar een en ander meestal wordt georganiseerd op grond van vrijwilligheid en van belangeloze en centenloze inzet, met veel overgave. Ik heb absoluut niet de wil en ambitie om hen in het carcan te forceren. Dat wil ik absoluut niet. Maar we doen wel het maximaal mogelijke om met stimulansen en met de uitwisseling van goede praktijken en natuurlijk ook met extra financiering ervoor te zorgen dat we die doelstelling zo snel mogelijk kunnen bereiken.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u, minister. Uiteraard moeten het competente vrouwen zijn. Daar zullen we niet over discussiëren. Maar ik ben ooit schepen in Brugge geweest. De Sportraad was een en al mannen. We hebben quota ingesteld: een derde. We zijn die vrouwen actief gaan zoeken. Sindsdien zit daar meer dan een derde zeer bekwame vrouwen. Dat heeft voor een veel betere dynamiek gezorgd.
Uw collega, die bijna altijd zegt wat u zegt, zegt dat het bestuur van de federatie de leden moet weerspiegelen. Maar het is niet zo! Ongeveer 40 procent vrouwen sporten en 16 procent beslist mee. Dat is geen weerspiegeling.
U geeft geen deadline en u noemt niet echt een doelstelling. Ik vind dat heel erg jammer. Ik vind het ook niet goed dat die oude mannen blijven zitten. Ik ben niet tegen oude mannen, maar ik vind dat er een goede mix moet zijn. Hier hebben we het over mannen en vrouwen, en er is wat dat betreft geen goede mix. Als het niet spontaan lukt, moeten we toch eens overwegen om die quota in te stellen.
Ik zal het elk jaar opnieuw vragen. Wie weet, komt het ooit goed. In Brugge ging dat ook eerst niet, en plots lukte het wel. In Brugge, dat gisteren getoond heeft dat ze daar wel iets waard zijn! (Opmerkingen van Kris Van Dijck)
De vraag om uitleg is afgehandeld.