Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, toen ik cijfers zag over drop-out van jongeren in de sportclubs, was ik enerzijds ook niet verbaasd. Als ik kijk naar ons sportlandschap: we investeren niet alleen enorm veel middelen maar ook heel veel tijd en energie in het promoten van sport bij jongeren, bij kinderen. Jongeren starten dan en we kennen onze sportpiramide met finaal die topsport. Ik denk niet dat het abnormaal is dat jongeren op een bepaald moment uit hun club stappen, zoals ik al aanhaalde. Ze gaan studeren, men gaat op kot, noem maar op. E zijn tal van redenen.
Desalniettemin denk ik dat dit gegeven toch wel onze aandacht mag hebben. Het is inderdaad zo dat uit cijfers die opgevraagd zijn, blijkt dat we, ook in dezen collega's, een onderscheid kunnen maken tussen drop-out bij jongeren tussen jongens en meisjes, waarbij het aandeel van de meisjes die stoppen met sporten meer dan 20 percent bedraagt en bij jongens iets meer dan 14 percent. Als we naar de 19-jarige leeftijd kijken, dan is dat enerzijds 20 percent, bij de meisjes al bijna 29 percent. Ik denk dat we daar wel aandacht voor mogen hebben. Wat is de reden voor die drop-out?
Anderzijds is het ook zo dat jongeren die eenmaal in een club actief zijn geweest, de eerste zijn die in aanmerking kunnen komen of als het ware bevoorrecht zijn om binnen die club, ook al zijn ze geen actieve sporters meer, toch wel een taak kunnen opnemen, op alle mogelijke vlakken, als toekomstige trainers, bestuursleden – gezien het grote aandeel drop-out bij dames, collega Lambrecht, is hier een enorm groot potentieel om aan de andere bekommernis tegemoet te komen – en vrijwilligers, tout court.
Nu is het zo dat op basis van die analyse het project 'Geef tieners een stem' op poten gezet is door Sport Vlaanderen. Dit project moet ervoor zorgen dat er ook met jongeren op een constructieve wijze gesproken wordt in plaats van over hen, dus met hen in plaats van over hen. Op die manier kunnen tieners ook aangeven wat er goed of net niet goed loopt tijdens trainingen, in de clubwerking hun betrokkenheid vergroten enzoverder. Alleen als je weet wat er leeft bij de tieners in je club, kan je er als begeleider ook op inspelen en de jongeren aan je club binden. Daarom denk ik dat het project dat opgestart is door Sport Vlaanderen, een maatschappelijke functie te vervullen heeft.
Gezien deze cruciale maatschappelijke rol, heb ik toch nog een aantal vragen voor u, minister.
Bevat het project 'Geef tieners een stem' nog extra maatregelen naast de vier tools die ik ken: bijscholingen, promotiemateriaal enzoverder? Op welke manier wordt dat eigenlijk ingezet?
Werden er ook doelstellingen afgesproken? En wat is de timing?
Welke stakeholders waren allemaal betrokken bij het samenstellen van dit project? Waar hebben we onze mosterd gehaald? Zijn er al dan niet ook buitenlandse voorbeelden?
Is er ook tussen het soort sportclub en het type federatie een groot verschil te merken? Kleine sportclubs hebben een drop-outcijfer dat bijna 10 percent hoger ligt dan bij grote sportclubs. Ook kleinere sportfederaties lijken grotere drop-outcijfers te hebben.
Ten slotte, is er wat heel dit project betreft – en dan koppel ik ook een beetje terug naar de vraag over de timing –, een evaluatie gepland en zo ja, wanneer?
Minister Weyts heeft het woord.
Medio september hebben we het project gelanceerd. Het is eigenlijk het resultaat van toch een intensieve piloot- en testfase in samenwerking met verschillende partijen. In het voortraject zijn 34 sportfederaties betrokken om te bepalen welke tools we zouden kunnen ontwikkelen.
Er is ook een project- en klankbordgroep opgericht met een vertegenwoordiging van drie sportfederaties, met de Vlaamse Sportfederatie, met het Netwerk Lokaal Sportbeleid en met KU Leuven. Deze instelling zorgde ook voor de wetenschappelijke onderbouw. Niet op zich, want het maakte eigenlijk deel uit van een internationaal onderzoek in het kader van het Erasmus+-project. Dat werd onder ander ook getrokken door de Nederlanders, maar daar waren ook nog andere landen bij betrokken. Het was het project ‘Keep Youngsters Involved’.
De tienertalkmethodieken werden ontwikkeld door praktijkexperts en ook getest door tienertrainers, samen met hun tieners in de sportclub. Er werkten ook twee tienerambassadeurs, Roos en Joram, mee aan dat project.
Er zijn al vier methodieken beschikbaar die ook al op het web staan. Die worden aangevuld met twee extra methodieken, onder andere de methodiek tienerdynamiek, waarbij het de bedoeling is om positieve en negatieve connecties tussen tieners binnen een trainingsgroep in kaart te brengen en mogelijk potentiële drop-outs te gaan identificeren. Deze methodiek is ook ontwikkeld in samenwerking met KU Leuven en staat nu klaar voor publicatie. Daarnaast is er een nog te ontwikkelen methodiek voor trainers om met ouders in gesprek te gaan. Daarnaast werden er ook gedetailleerde interactieve drop-outdashboards op federatie- en clubniveau ontwikkeld.
Elke gesubsidieerde sportfederatie krijgt inzage in de eigen drop-outcijfers, krijgt van Sport Vlaanderen uitleg over de info en komt zo te weten of er bepaalde knipperlichten zijn.
Elke sportclub kan zijn eigen drop-outdashboards opvragen en zien op welke leeftijd het hoogste drop-outpercentage van tieners voorkomt. De sportclub kan ook benchmarken, zich vergelijken met andere clubs binnen dezelfde discipline, binnen dezelfde sportfederatie.
Sport Vlaanderen zit niet stil, want het plant nog een bijkomende tool met handvatten voor trainers in functie van de focusgroep tienermeisjes. Daar is de drop-out rate het allergrootst. Dit zal gebeuren in overleg met tienermeisjes en met betrokkenheid van de twee ambassadeurs.
U vroeg of het project een rol kan spelen voor kleinere sportclubs en sportfederaties die een hoger drop-outpercentage vertonen. Dat is zeer zeker zo. We bieden inzicht in de eigen drop-outcijfers. Er is bewustmaking, maar we reiken ook tools aan om de clubwerking tienervriendelijker te maken en de drop-out te vermijden. Binnen kleinere sportclubs en sportfederaties zijn er doorgaans ook minder trainers, vrijwilligers en bestuurders die de clubwerking dragen. Als er dan iemand wegvalt, is het verlies verhoudingsgewijs nog groter. Die tieners zijn van cruciaal belang, want als je ze verliest, win je ze meestal niet terug. Als je hen bij de club kunt houden of op de club kunt blijven betrekken, worden zij de toekomstige bestuurders, de toekomstige coaches en vrijwilligers. Zij zijn essentieel voor de continuïteit van de club.
U vroeg naar de doelstellingen en de evaluatie. We hebben nu een goed onderbouwde piloot- en testfase achter de rug. Elke tool werd grondig geëvalueerd en op basis daarvan ook verbeterd. Met dit project willen we het drop-outpercentage bij tieners van 10 tot 19 jaar significant doen dalen ten opzichte van de nulmeting in 2019, vooral bij meisjes. Dat is ambitieus. Het project loopt tot 2025. We plannen dan zeker ook een grondige evaluatie.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, ik ben zeer tevreden met uw antwoord. Ik begrijp ook dat het probleem aan de basis moet worden aangepakt. U kunt niet in dialoog gaan met al die tieners, maar op deze manier hebt u wel de nodige insteek en de wetenschappelijke onderbouw om tools aan te reiken, zodat zowel de federaties als de clubs aan de slag kunnen. Ook de timing en de evaluatieperiode lijken mij zeer goed. Het is goed dat u daar de tijd voor neemt.
Het is wel belangrijk dat we de federaties en de clubs ertoe kunnen aanzetten om ervoor te zorgen dat dit geen steekvlambeleid wordt, maar dat dit iets is waar ze aandacht voor moeten hebben en dat duurzaam moet zijn. Hopelijk zal de evaluatie positief zijn.
Dank u voor uw antwoord. Ik wens al diegenen die hieraan werken heel veel succes toe.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Collega, dank u voor uw vraag. Dit zeer interessante item moet jongeren aan het sporten houden. Het is bewezen dat als je jong sport, je dat vaker ook later blijft doen. Ik pleit ervoor, in samenhang met mijn eerdere vraag, om naast de vrouwen in de raden van bestuur ook jongeren in de raden van bestuur te hebben. Zij kunnen beter meedenken over hoe jongeren op moeilijke leeftijden van uitgaan en studies en dergelijke toch ook kunnen blijven sporten.
Minister Weyts heeft het woord.
We hadden in zowel de vraag als het antwoord misschien wat theoretische beschouwingen. Maar wat wel interessant is, is dat we de boodschap moeten meegeven aan de clubs om zeker voor tieners een en ander toch wat anders te organiseren. Bijvoorbeeld op het vlak van structuur en hiërarchie. Tieners zitten van half negen tot half vier in een strak georganiseerde, schoolse structuur. Zij hebben er geen nood aan om ook in hun vrije tijd nog eens datzelfde te beleven, met ook een strakke hiërarchie en een vaste structuur. Wij moeten daarom wat meer inspraak mogelijk maken, om jongeren meer te betrekken en een iets andere rol te geven. Wij moeten hen ook zelf eens verantwoordelijk maken, ook zelf eens een training laten geven. Wij moeten hen betrekken bij het geven van trainingen voor de jongeren. Ik zie in mijn eigen sportclub dat dat ongelooflijk werkt. Wij kunnen hen op die manier ook aantrekken tot de cursussen van de trainersschool. We moeten hun niet alleen verantwoordelijkheid geven, maar wij moeten hen ook waarderen. We moeten dat niet beperken tot de sportactiviteit op zich. We moeten ook ruimere groepsactiviteiten aanbieden, bijvoorbeeld, als dat even kan, uitstapjes of gezellige momenten. De ‘derde time’ is ook voor jongeren belangrijk.
Er is dus wel een hele stroom aan instrumenten en tools die we kunnen aanbieden, die heel praktisch van aard zijn en waarvan je denkt dat ze een beetje voor de hand liggen. Als je die inspiratiegids leest, kan dat een beetje confronterend zijn. Hij bevat nuttige ‘tips and tricks’ voor sportclubs, om er concreet mee aan de slag te gaan.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, wat u zegt is zeer pertinent. Ik moest denken aan het opschrift in Camp Nou: ‘Més que un club’, meer dan een club. Jongeren, ouders en begeleiders moeten zich daar goed thuis voelen. Dat moet breder zijn dan ‘de’ voetbal of ‘den’ basket of dit of dat. Daarom denk ik dat dit een goed project is en dat we van alle clubs méér kunnen maken dan enkel sportclubs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.