Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, sinds een jaar loopt er een proefproject bij het Family Justice Center Limburg omtrent eergerelateerd geweld. Het uitgangspunt dat hierbij gehanteerd wordt, is dat eergerelateerd geweld geen geweld is tussen individuen maar geweld dat zich afspeelt in een gemeenschap. Naar schatting heeft 1 tot 1,5 procent van de gevallen van intrafamiliaal geweld met die zogenaamde eer van de familie te maken.
In het proefproject worden er voor elk dossier twee verantwoordelijken aangesteld: enerzijds een casusregisseur/hulpverlener en anderzijds iemand binnen de politie. Ze volgen het dossier op in continu overleg en houden rekening met de wensen van het slachtoffer. Het duurt lang om tot de families door te dringen. Ik citeer een inspecteur: “De eerste keer dat we met de familie gaan spreken, is het standaardantwoord: ‘Er is geen probleem’. Het duurt maanden voor je daar nog maar doorheen breekt.”
Minister, u ging recent nog langs bij dit initiatief voor een stand van zaken. Verder konden we in de pers ook lezen dat het proefproject twee jaar loopt en nadien ook uitgerold zal worden naar de andere Family Justice Centers in Vlaanderen.
Minister, hoeveel slachtoffers heeft het project sinds zijn opstart al begeleid? Bent u bereid om, indien blijkt dat exact cijfermateriaal ontbreekt, de vereiste maatregelen uit te vaardigen die dit cijfermateriaal kunnen opleveren? Welke lessen trekt u momenteel al uit dit project? Op welk manier kan deze vorm van geweld volgens u voorkomen worden? Waar liggen de oorzaken en hoe zal u deze aanpakken? Hoe zal ervoor gezorgd worden dat slachtoffers tijdig gedetecteerd worden?
Uiteraard is het van belang om ook voldoende aandacht te hebben voor het slachtoffer in het verdere proces na aangifte. Daarnaast moet er echter ook een signaal worden gegeven aan de samenleving wat betreft dergelijke daden. Deelt u onze visie dat er toch kordaat opgetreden moet worden tegen deze daders?
Momenteel bestaat er geen exact cijfermateriaal over de prevalentie van deze vorm van geweld. Welke initiatieven neemt u om hier in de toekomst verandering in te brengen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, de problematiek van eergerelateerd geweld is reëel maar zit helaas al een hele tijd aan de oppervlakte. Dat is de reden waarom we, toen ik deze bevoegdheid kreeg, we daarmee aan de slag zijn gegaan. We weten immers dat dat gebeurt. Ogen dichtknijpen heeft geen zin, we gaan daar dus mee aan de slag.
Dan hebben we naar Nederland gekeken. Daar is onderzoek gebeurd en daar staat men veel verder. Uit Nederlands onderzoek weten we dat er jaarlijks zo’n drieduizend mensen slachtoffer zijn geworden. In België heeft men in het verleden geprobeerd om het fenomeen te meten, maar men strandde telkens op de realiteit van de verborgenheid en geslotenheid van het probleem. In België zijn er enkel politionele en justitiële cijfers voorhanden, maar die moeten we met een korrel zout nemen. Eerst en vooral is het sowieso een ondergerapporteerd fenomeen bij de politie, want zulke zaken komen helaas niet bij de politie aangezien slachtoffers vaak erg bang zijn voor de gevolgen van erover te spreken. Ten tweede moet politie of parket de situatie herkennen als eergerelateerd geweld. Ten derde moet het ook in de registratiesystemen van politie en justitie geregistreerd worden als eergerelateerd geweld en niet als slagen en verwondingen bijvoorbeeld.
Op deze drie zaken zet ik volop in. Zo wil ik met het project dat ik wil uitrollen over Vlaanderen slachtoffers laten weten dat we er zijn voor hen, dat ze bij ons terechtkunnen, dat we aan hun kant staan en dat we de expertise hebben om met deze problematiek om te gaan. Daarnaast zet ik sinds het begin van deze legislatuur volop in op opleiding voor professionals van politie, justitie, onderwijs, hulp- en zorgverlening. zodat ze dit geweld beter en sneller herkennen en leren welke stappen ze moeten zetten. Intussen zijn al meer dan 150 professionals binnen de Vlaamse Family Justice Centers en ketenaanpakken opgeleid. Ten slotte heb ik aan het College van procureurs-generaal gevraagd om het mogelijk te maken in de registratiesystemen via een contextveld aan te duiden wanneer het over eergerelateerd geweld gaat.
Dossiers van eergerelateerd geweld vereisen inderdaad een kordate aanpak van daders maar vooral een andere, gespecialiseerde aanpak naar slachtoffers toe. Heel wat slachtoffers van eergerelateerd geweld zijn, zoals ik net zei, bang om met hun verhaal naar buiten te komen vanuit de angst dat de situatie gaat escaleren als mensen buiten de familie het te weten komen. Dit soort geweld komt immers vooral voor in gemeenschappen waar het groepsgevoel primeert op het individuele. Daardoor zijn slachtoffers niet alleen niet veilig binnen hun familie maar binnen hun hele gemeenschap. Het is heel moeilijk voor hen en ook voor de professionals om daarmee om te gaan. Wat doe je bijvoorbeeld als een minderjarig meisje zich aanmeldt omdat ze gevaar loopt? Ga je dan meteen met de ouders spreken of ga je toch via een andere weg? Dat is niet altijd evident. Dat geven de professionals toe. Over elke stap die je neemt, moet je goed nadenken want het slachtoffer mag allesbehalve in gevaar komen. Dat maakt het voor de hulpverleners heel moeilijk om daarmee om te gaan.
Met het project van het FJC in Limburg zijn we grote stappen aan het zetten om de rode vlaggen ook binnen de families te herkennen. Eerst moeten de situaties correct worden ingeschat. Er moet in deze dossiers ook intersectoraal worden samengewerkt. Sinds de start hebben we twintig Limburgse meisjes en vrouwen kunnen helpen. De hele familie wordt telkens in kaart gebracht, zodat we kunnen nagaan waar het gevaar zit, of er ook eerdere gevallen van eergerelateerd geweld zijn geweest, of er andere dochters zijn die in gevaar komen, en of er familieleden zijn die kunnen bemiddelen. Drie dossiers zijn net opgestart en dertien dossiers worden op dit moment nog actief begeleid.
Er wordt onder andere ook meer gewerkt aan duidelijke veiligheidsafspraken en aan een hulpverlenend traject. Indien mogelijk wordt ook het contact met de ouders hersteld. Maar dat is niet overal wenselijk of mogelijk. We werken ook aan het opbouwen van een eigen netwerk en van zelfstandigheid.
De belangrijkste les die we op basis van de tussentijdse evaluatie hebben geleerd, is dat eergerelateerd geweld enkel effectief kan worden bestreden als professionals de handen in elkaar slaan vanuit een goede kennis van de problematiek en ook van de aanpak ervan. Voor elk dossier stelt het FJC Limburg, zoals u al aangaf, twee verantwoordelijken aan: een casusregisseur en een politiemedewerker. Zij nemen samen het dossier op en overleggen continu want de situatie kan snel veranderen of escaleren. Het gaat om een aanpak op maat waarbij we de risico’s telkens heel goed moeten inschatten, zonder dat we het slachtoffer in het gedrang brengen.
Persoonlijk vond ik het heel belangrijk om eergerelateerd geweld in het beleid op te nemen. Om die slachtoffers, soms zijn het minderjarigen, te helpen en te ondersteunen, en om duidelijk te maken dat wij aan hun kant staan, maar ook om aan de families het signaal te geven dat dat hier in Vlaanderen niet kan. Dat is echt een ‘no pasarán’. We zitten daar bovenop, en we weten hen te vinden. Ik vond dat als signaal even belangrijk.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik volg u daar volledig in. Ik heb hier een artikel bij waarin de coördinator van het FJC zegt: “Als een slachtoffer het contact wil herstellen, zullen we haar ook adviseren om rekening te houden met de gevoeligheden en bijvoorbeeld niet op de eerste afspraak in een crop top op te dagen. We zullen ook met de ouders het gesprek over waarden en vrijheid aangaan.”
Ik stel mij toch wat vragen bij die uitleg. Ik ben zelf geen fan van crop tops. Ik zal u dat zicht besparen. Maar blijkbaar is het tegenwoordig hip. Als jonge meisjes vandaag een crop top willen dragen, moeten ze dat kunnen. Dan denk ik dat het FJC een verkeerd signaal geeft als het adviseert om het bij een eerste afspraak niet te dragen en om zich aan te passen aan die familie. U zei het duidelijk: ‘no pasarán’ hier in Vlaanderen.
Minister, hoe wordt de veiligheid van het slachtoffer concreet gewaarborgd, zeker nadien, wanneer het slachtoffer op lange termijn opnieuw bij de familie zou gaan wonen? Maar ook als het contactherstel tussen de ouders en een minderjarig slachtoffer helaas niet mogelijk blijkt? Blijft dat dossier dan binnen het FJC? Wordt het dan opgevolgd? Hoe zit dat concreet in elkaar?
Minister Demir heeft het woord.
Het FJC kijkt in eerste instantie naar de veiligheid van het slachtoffer. Indien men opnieuw naar de ouders gaat – indien, want het is niet altijd het geval, soms wordt er voor een externe opvang gezorgd – blijft er sowieso een langdurige opvolging om ervoor te zorgen dat de situatie niet escaleert. De opvolging stopt niet als het slachtoffer naar de ouders of de familie terugkeert. Ik heb ook al eerder gezegd dat er ook een politionele opvolging is. In sommige gevallen, als er echt gevaar is voor het leven van het slachtoffer, gaat zij niet terug naar de ouders. Dan wordt voor haar een externe plek gezocht. Dan wordt ook uitgekeken naar zelfstandigheid enzovoort. Dan wordt het slachtoffer begeleid. In Nederland wordt het slachtoffer begeleid naar een vluchthuis. We hebben dat nu in Limburg opgezet. In Nederland staat men daar veel verder in. Ik vind dat ongelooflijk, hoe de Nederlanders het probleem aanpakken. Ik heb het wel voor die stijl. Ik heb dat misschien ook wel een beetje. Maar ik ben een Vlaming. Wij zijn daar nu ook mee gestart. Wij lopen wel wat achter, maar wij kunnen de ervaring van de Nederlandse onderzoeken gebruiken. In Limburg is er nu dat proefproject. Het is de bedoeling om het daarna uit te rollen in de andere grote steden.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het is zeer duidelijk dat dergelijke zaken zich in Vlaanderen niet moeten voordoen. We weten hen wel te vinden. Dat is een mooie slogan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.