Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, net voor het kerstreces keurden we het voorstel van decreet goed om bijkomende coronasteunmaatregelen voor de jeugdsector mogelijk te maken om in 2022 de negatieve gevolgen van de pandemie op de financiële draagkracht van de meerjarig gesubsidieerde jeugdorganisaties te compenseren. Dit voorstel van decreet maakte het mogelijk om de bestaande steunmogelijkheden te verlengen. Concreet zorgen deze subsidies bij de ernstig getroffen meerjarig gesubsidieerde jeugdorganisaties voor een buffer, wanneer het stilvallen of ernstig beperken van de activiteiten de continuïteit van de verenigingen en de werkingen in het gedrang brachten. Deze bijkomende financiële steun kan een deel van het onevenwicht tussen kosten en opbrengsten bij jeugdorganisaties compenseren en is voor veel organisaties een grote hulp om hun werking te kunnen verderzetten.
Dit zogenaamde noodsteundecreet gaf alle structureel ondersteunde jeugdwerkorganisaties de kans om hun verliezen aan te tonen. Daarbij zijn er drie elementen.
Eén, organisaties die erkend en gesubsidieerd worden op basis van artikel 9, artikel 10 of artikel 11 van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, in casu verenigingen landelijk georganiseerd jeugdwerk, verenigingen informatie en participatie en cultuureducatieve verenigingen, verder landelijke jeugdorganisaties genoemd.
Twee, organisaties die gesubsidieerd worden op basis van artikel 4, artikel 5 en artikel 6 van het decreet van 22 december 2017 houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, in casu geprofessionaliseerde jeugdhuizen die inspelen op prioriteiten van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleid, jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren en jeugdwerk met kinderen en jongeren met een handicap, verder de bovenlokale organisaties genoemd.
Drie, organisaties die gesubsidieerd worden op basis van artikel 12 en artikel 13 §2 van het decreet van 6 juli 2012 houdende subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor jeugdtoerisme.
Minister, ik wil u enkele concrete vragen stellen over de uitvoering van dit voorstel van decreet.
Welke financiële verliezen ten gevolge van de pandemie hebben de organisaties reeds gerapporteerd in hun werkingsverslag 2021?
Hoe gaan organisaties een beroep kunnen doen op die bijkomende noodsteun en hoe moeten ze concreet hun verliezen ten gevolge van de pandemie aantonen?
Wanneer zullen de voorziene subsidies toegekend en uitbetaald worden?
Hoe schat u de globale financiële gezondheid van de jeugdorganisaties in na twee coronajaren?
Minister Dalle heef het woord.
Collega Rombouts, dank u wel voor de vraag.
De Vlaamse Regering heeft vorige week een nieuwe beslissing genomen rond de ondersteuning van de jeugdsector in uitvoering van het decreet van 23 december 2021. Het besluit heeft als beleidsdoelstelling om door middel van bijkomende financiële steun het onevenwicht tussen kosten en opbrengsten bij jeugdorganisaties, veroorzaakt door de coronacrisis te compenseren. Het is een vervolg op reeds eerder toegekende maatregelen. Het gaat over de periode tussen 28 oktober 2021 en 28 januari 2022, de periode waarin er nog coronabeperkingen waren.
Eerder werd er al gelijkaardige steun verleend. In 2020 ging het over een bedrag van 3,1 miljoen euro. In 2021 werd er een totaalbedrag van iets meer dan 1,2 miljoen euro toegekend. Het huidige besluit dat de regering vrijdag goedkeurde, gaat uit van een bedrag van 1,7 miljoen euro. In het totaal brengt dat dus een steun voor de jeugdsector – buiten de jeugdverblijven en de jeugdhostels want die zijn nog op een andere manier ondersteund – van 6 miljoen euro.
Het besluit dat nu goedgekeurd werd, hanteert dezelfde berekeningswijze als bij de vorige steunmaatregelen. Er worden vijf groepen van organisaties onderscheiden op basis van vier factoren: het geboekte verlies in 2021 op basis van de jaarrekening 2021, het geschatte verlies van 1 tot en met 28 januari 2022 op basis van de cijfers 2021, de liquiditeit bij het sluiten van het boekjaar 2021 en de solvabiliteit bij het sluiten van het boekjaar 2021.
Op die manier wordt er niet alleen rekening gehouden met de dringende financieringsbehoeften op basis van reële financiële cijfers, maar ook met welke organisaties de hoogste nood hebben. Zo worden een vijftal verschillende groepen onderscheiden.
Eén: de steun wordt in eerste instantie toegekend aan organisaties met een verlies en een ongunstige liquiditeit en solvabiliteit.
Twee: als er middelen resten, dan wordt er ook steun toegekend aan organisaties met een verlies en een ongunstige solvabiliteit, maar met een betere liquiditeit dan die eerste groep.
Drie: vervolgens wordt er steun toegekend aan organisaties met een verlies en een ongunstige liquiditeit, maar met een betere solvabiliteit dan de eerstgenoemde groep.
Vervolgens, als er nog middelen resten, dan wordt er ook steun toegekend aan organisaties met een verlies die niet tot de vorige groepen behoren.
Er wordt geen steun toegekend aan organisaties die geen verlies verwachten of waarvan het verlies in verhouding tot de begrote eigen inkomsten lager is dan vijf procent. De categorisering wordt ook verder toegelicht in het besluit.
U hebt ook gevraagd naar het rapporteren over de werkingsverslagen in 2021. Het is zo dat in 2021 er 97 jeugdverenigingen op het Vlaamse niveau werden erkend en gesubsidieerd. De administratie ontving op 31 maart 2022 het financieel verslag en het werkingsverslag van die jeugdverenigingen, zoals ook decretaal is vereist. De administratie rondt momenteel het toezicht op de verantwoording van de werkingssubsidies af. Daarna maakt ze ook een analyse van de financiële data.
De jeugdverenigingen die een beroep doen op bijkomende steun, moeten in 2021 een nettoverlies hebben geleden. De administratie verzamelt die informatie op basis van de financiële verantwoording van die werkingssubsidies. Ook zal de administratie nakijken of de jeugdverenigingen al dan niet een negatief eigen vermogen hadden. Op die manier wordt er vermeden dat jeugdverenigingen waarvan het financieel beheer op structurele wijze tekortschiet, onterecht meegenieten van bijkomende steun.
Bij de aanvraag moeten de jeugdverenigingen kunnen aantonen dat ze in 2021 stappen hebben gezet om de activiteiten te laten plaatsvinden conform de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Ze moeten ook kunnen aantonen dat ze de verliezen hebben beperkt door solidariteit van de deelnemers te vragen, en door opbrengsten die hoger waren dan begroot voor de activiteiten ook in te zetten.
Ik wijs er ook op dat de geprofessionaliseerde jeugdhuizen en geprofessionaliseerde jeugdwerking met kinderen en jongeren met een handicap, en met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren die door de overheid op het bovenlokale niveau worden gesubsidieerd, ook voor de bijkomende steun in aanmerking kunnen komen. Dat is toch een belangrijk nood.
De uitbetaling is als volgt: de administratie zal begin september aan de jeugdverenigingen toegang verlenen tot de digitale applicatie om hun dossier in te dienen. De jeugdverenigingen kunnen dan tot 30 september hun aanvraag indienen. De administratie verwerkt de aanvragen vervolgens in oktober, en deelt halverwege oktober aan de jeugdverenigingen mee of ze in aanmerking komen. De betaling volgt na ondertekening van het subsidiebesluit en wordt normaliter eind oktober dan ook uitgevoerd. In elk geval zal die uitbetaling er dit jaar komen.
Tot slot, de financiële gezondheid van onze organisaties. Het is nog wat vroeg om alomvattende conclusies te trekken over de financiële gezondheid van de sector, maar we werken op basis van het toezicht en de analyse van de ingediende werkingsverslagen van 2021. We gaan dat grondig nagaan. In elk geval denk ik dat we met die 6 miljoen euro coronanoodsteun toch een stevige ondersteuning hebben gegeven aan onze jeugdorganisaties in moeilijke tijden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Dank u wel, minister, om een duidelijke stand van zaken te geven. Zoals u duidelijk onderstreept, denk ik inderdaad ook dat in moeilijke jaren, waar inkomstenbronnen soms wegblijven en er extra maatregelen en extra kosten bijkomen, de steun die gegeven is ook goed besteed moet worden, en dat die moet worden besteed op basis van stevige dossiers en een goede controle. Nauwlettend kijken wie welke rechten heeft, en dat heel zorgvuldig vormgeven, dat is heel belangrijk, denk ik.
Ten tweede is het belangrijk een goede analyse te maken van de toestand van onze verenigingen. Daar was natuurlijk wel een bezorgdheid over: gaan we een doorstart kunnen maken, gaan er mensen uit de boot vallen, gaan er problemen opduiken rond verenigingen? Ik denk dus dat de verdere analyse van de dossiers zeker belangrijk is, maar dat er vandaag daarover nog geen onrustwekkende signalen zijn. Met de steun die wordt gegeven zouden we normaal gezien op de goede koers moeten zitten, maar verdere opvolging is toch belangrijk. Daar kijken we verder naar uit. Alleszins dank om dit, ook dit jaar, op een goede manier verder op te volgen en de uitbetaling te garanderen.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik wil alleen nog meegeven dat wij op dit moment geen verontrustende signalen hebben opgevangen, maar we volgen dit natuurlijk op de voet op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.