Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de actualisering van VLAREM II met betrekking tot zwemmen in open water
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Jammer genoeg gebeurde er heel recent een dodelijk ongeval bij het zwemmen in open water, zoals we weten. Een jonge man kwam om het leven nadat hij van een brug in het Netekanaal was gesprongen om verkoeling op te zoeken. Uiteraard wens ik in eerste instantie mijn medeleven te betuigen aan de familie en de nabestaanden.
Telkens de temperaturen stijgen, wanneer het zomer is, wanneer het gezellig warm is, dat ook de nood om te zwemmen in open water toeneemt, en dat er een nood is aan meer zwemmogelijkheden in Vlaanderen. Minister, op woensdag 22 juni jongstleden hebben we uw collega-minister ondervraagd in de plenaire vergadering, in het actuele vragenuurtje, met betrekking tot zwemmen in open water, omdat het toch belangrijk is om dat debat open te trekken, en om toekomstgericht meer zwemrecreatie te voorzien in open water.
Momenteel stelt de Vlaamse regelgeving dat zwemmen in open water verboden is, tenzij het expliciet toegelaten is. Een vergelijkend onderzoek van Sweco over zwemmen in open water, waarin de huidige situatie, de regelgeving en andere aspecten van het beleid rond zwemmogelijkheden onder de loep werden genomen en vergeleken met de situatie in het buitenland, pleit voor een aanpassing en versoepeling van het huidig regelgevend kader.
Het meest duidelijke en ondubbelzinnige beleidsadvies luidt: ‘het is aangewezen om zwemmen, net zoals andere waterrecreatie, overal toe te laten, tenzij expliciet verboden.’ Uiteraard is het belangrijk dat we de aspecten van waterkwaliteit en veiligheid in het oog houden en garanderen.
De studie adviseert ook enkele passages van de VLAREM-wetgeving (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) aan te passen of te schrappen, zodat de praktische inrichting van een zwemlocatie minder omslachtig wordt. Een voorbeeld hiervan is het schrappen van de verplichting dat er stortbaden, toiletten, redders, kleedhokjes, enzovoort moeten voorzien worden. Dat moet nu allemaal voorzien worden, en het zou toch wel goed zijn mocht dat geschrapt worden, om zo soepeler te zijn, en meer zwemrecreatie te kunnen voorzien in Vlaanderen.
Ik had van u, minister, graag een antwoord gehad op de volgende vragen.
Hoe kijkt u naar de beleidsadviezen ten aanzien van de VLAREM-regelgeving die de desbetreffende Sweco-studie formuleert? In welke mate meent u dat een versoepeling van de regelgeving aan de orde is? Hoe wilt u ingrijpen om te voorzien in meer zwemmogelijkheden in open water in Vlaanderen? Welke knelpunten ondervindt u eventueel in de zoektocht naar geschikte locaties voor zwemmogelijkheden?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik heb inderdaad ook een vraag over zwemmen in open water. We hebben dat een aantal plenaire vergaderingen geleden besproken met minister Peeters, maar we kregen niet altijd een duidelijk antwoord op de vragen rond VLAREM-wetgeving.
Zwemplekken in open water inrichten, wordt bemoeilijkt door de huidige VLAREM-wetgeving. Dat was ook de conclusie van het eindrapport van Sweco over de zwem- en recreatieactiviteiten in oppervlaktewater en groenblauwe netwerken. Ik citeer enkele elementen uit dat rapport, bijvoorbeeld: ‘Enkele VLAREM-voorwaarden zijn gedateerd, bijvoorbeeld sanitair, stortbaden, vaste telefoons, eerste hulp voorwaarden.’ Daar verwees collega De Vroe ook al naar. ‘De strikte afbakening omtrent ‘wat is zwemmen?’ in VLAREM zorgt voor problemen.’ ‘Afwijkmogelijkheid voor lange afstandszwemmers in VLAREM II zorgt voor ‘apartheid’ in het water. Gewone zwemmers hebben minder mogelijkheden.’ ‘Te veel vereisten in VLAREM: hellingsgraad bodem of sanitair is op sommige locaties niet mogelijk, die nochtans perfect als zwemwater kunnen dienen.’
De publicatie van het rapport dateert van 12 oktober 2021. Mijn vraag is dan ook heel eenvoudig: zult u de bepalingen van de VLAREM II-wetgeving met betrekking tot zwemmen in open water actualiseren? Welke aanpassingen zult u concreet doorvoeren en tegen welke termijn?
Minister Demir heeft het woord.
De studie werd uitgevoerd in opdracht van het agentschap Zorg en Gezondheid en Sport Vlaanderen. Het is op mijn vraag dat ook de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) betrokken werd, gelet op haar ervaringen en haar rol als coördinator van het integraal waterbeleid. De beleidsadviezen werden op mijn vraag geanalyseerd door VMM en besproken met de zonet genoemde administraties. Zoals reeds eerder aangehaald zijn er een aantal fundamentele elementen in de wetgeving die maken dat, vanuit regelgevend oogpunt, zwemmen in open water niet altijd gemakkelijk is. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende regels rond voldoende sanitair, toegankelijkheidsvoorzieningen, toezichthouders … maar ook de exacte hellingsgraad van de bodem. Wat mij betreft gaan we daar vandaag de dag momenteel veel te ver in, en moeten we af van die betutteling.
Ik wil de mate van versoepeling in de regelgeving zeker bekijken. Het is moeilijk om nu al te zeggen hoe ver we daarin zullen gaan, aangezien het over veel en technische bepalingen in de VLAREM-wetgeving gaat. Ik wil zeker aan de administratie vragen om dat op een grondige manier te doen, zodat we naar de volgende zomer toe meer duidelijkheid hebben.
De bepalingen in VLAREM omtrent de veiligheid van de zwemzones en de noodzakelijke faciliteiten vallen onder de bevoegdheid van het agentschap Zorg en Gezondheid. Aanpassingen van de VLAREM wetgeving omtrent zwemmen moeten dus ook genomen worden door de betrokken bevoegde minister. Zoals gezegd is hierover overleg tussen de verschillende kabinetten, gelet op de rol van de VMM als coördinator. In onze opinie is het zeker mogelijk om bepaalde bepalingen in de wetgeving te schrappen.
Ik wil ook even benadrukken dat er jaarlijks een openbaar onderzoek georganiseerd wordt over de ontwerplijst van zwemwateren voor het jaar nadien. Op dat moment kunnen ook initiatieven, door lokale besturen bijvoorbeeld, aangemeld worden. Die mogelijkheid is er dus, waarbij ook afwijkingen van de VLAREM-bepalingen mogelijk zijn, mits overleg met de bevoegde instanties en mits voldaan is aan een aantal voorwaarden zoals waterkwaliteit. Maar via het opheffen van bepaalde restricties in de wetgeving wil ik het mogelijk maken dat er meer lokale initiatieven komen die zwemmen mogelijk maken.
Er zijn een aantal knelpunten, zoals bijvoorbeeld de waterkwaliteit, zowel de bacteriologische kwaliteit als de aanwezigheid van blauwalgen. Daarnaast zijn er veel locaties die niet geschikt zijn voor zwemmen wegens onveilige situaties. Dus dat moeten we zeker vermijden. Daarnaast zou het ook niet wenselijk zijn om zomaar overal zwemmen toe te laten.
Maar zoals gezegd: er is jaarlijks een aanbod in de vorm van een openbaar onderzoek waar lokale besturen op kunnen intekenen. Het aanbod is er, maar ik deel de mening dat we naar een structurele oplossing moeten gaan, vandaar dat ik er samen met de collega’s Crevits en Peeters, en de verschillende administraties, op een grondige manier wil naar kijken, en alle facetten meenemen. Ik ben het ermee eens dat we misschien met de kam door de vele regels moeten gaan die vervat zijn in de VLAREM-wetgeving, ook al waren die destijds misschien goed bedoeld.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Uiteraard moeten we bij de versoepelingen die ik bepleit altijd rekening houden met de waterkwaliteit, met die veiligheid, en met de gezondheid van de mensen tout court. Ik ben op zich wel tevreden dat u meegaat in het verhaal dat er versoepeld moet worden.
We hebben duidelijk gezien, ook in coronatijden, dat mensen echt nood hebben aan meer vrijheid, aan vrijer te kunnen zwemmen in open water. We moeten daar effectief werk van maken. We moeten de VLAREM-wetgeving goed aanpassen, zodanig dat dat veel soepeler kan, en dat we naar veel meer zwemzones, zwemrecreatie kunnen gaan. Het is toch belangrijk dat dat zo snel als mogelijk kan gebeuren.
U sprak van ‘naar de komende zomer toe’. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik als parlementslid de voorbije periode gewerkt heb aan een voorstel van decreet, dat ik aan de collega’s van de meerderheid, in eerste instantie, zal voorleggen, om hier snel stappen in vooruit te kunnen zetten. Ik kijk uiteraard uit naar de reacties van de collega’s, om dit zo snel als mogelijk te kunnen realiseren. Maar de bedoeling was sowieso ook, effectief, naar de zomer van volgend jaar toe, met ingang vanaf 1 april, om dan de lokale besturen tijd te geven om zich klaar te stomen naar volgende zomer toe.
Ik denk dat het belangrijk is, minister, dat we meedenken aan het meer toegankelijk maken van de waterlopen, de open wateren, en uiteraard – zoals ik al gezegd heb – rekening houdend met veiligheid en waterkwaliteit. Ik denk dat het nuttig zou zijn, minister, en dat is een extra vraag die ik wil stellen, om ook met de collega’s van Brussel en Wallonië in overleg te gaan, in de hoop dat ook daar het geheel kan worden versoepeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, de VLAREM-wetgeving is een omzetting van de Europese zwemwaterrichtlijn. Die geldt voor gans Europa. Het is duidelijk dat wij hier met een bijzonder strikte omzetting zitten, met heel veel regeltjes. Minister Peeters antwoordde in de plenaire – en dat was na advies van uzelf, had ik begrepen – dat er afwijkingen mogelijk zijn op die VLAREM-wetgeving na advies van het agentschap Zorg en Gezondheid. U hebt dat daarnet ook herhaald. Kunt u me vertellen hoeveel besturen op dit moment gebruik maken van een uitzondering of afwijking? Minister Peeters gaf ook aan dat er vlot afwijking wordt verleend. Dan is de vraag: wat is de zin van die bepalingen nog, als blijkt dat afwijkingen eerder regel zijn dan uitzondering?
Ook wij willen natuurlijk een vereenvoudiging van die regelgeving, en we zullen met veel plezier initiatieven in die zin steunen, of zelf initiatief nemen als die er niet snel genoeg komen.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord op de vragen. Ik sluit er graag bij aan. Het omkeren van de redenering, zodat zwemmen in open water toegelaten wordt tenzij het verboden is, is iets wat we ook vanuit onze fractie ondersteunen. We geven mensen wat verantwoordelijkheid terug. Ik denk dat het ook een goede wisselwerking zal geven wat betreft het gebruik van de natuur. Wanneer je de natuur kan gebruiken, zal je er ook op een andere manier naar kijken.
We hebben het ook al over veiligheid gehad, zowel in de plenaire als hier. Veiligheid is zeer belangrijk. We moeten te allen tijden proberen te vermijden dat iemand het leven laat op het water. We spiegelen ons altijd af aan Nederland, waar minder ongevallen gebeuren, maar we mogen niet vergeten dat ze daar met een hogere zwemvaardigheid zitten, dat ze de risico’s ook beter kennen en dat ze vaak ook beveiligd zwemmen, dat ze vaak ook een boei meenemen als ze gaan zwemmen. Dat soort dingen moeten we op andere niveaus ook meenemen.
Wat betreft VLAREM en het wegnemen van de drempels die daarin zitten voor het zwemmen in open water, heb ik een zeer specifieke vraag, minister. Op de hoorzitting die we enkele weken hebben gehad over zwemmen in open water, kwamen de blauwalgen, de cyanobacteriën, aan bod, die natuurlijk wat gezondheidsklachten kunnen veroorzaken. De spreker die hier was, vanuit Nederland, zei dat de klachten die je daarvan krijgt maar mild zijn. De maatregelen die wij hier in Vlaanderen nemen – ik zeg het wat kort door de bocht, maar daar komt het op neer – zijn eigenlijk overdreven voor de milde klachten die dit eigenlijk veroorzaakt.
De suggestie die u daar deed, om het verbod bij de aanwezigheid van blauwalgen te vervangen door een soort meldingsplicht aan wie gebruik maakt van het open water, is bij mij wat blijven hangen. U hebt ook verwezen naar een recent WHO-advies (Wereldgezondheidsorganisatie of World Health Organization) over blauwalgen, waarin zou staan dat er geen verbod nodig is wanneer die aanwezig zijn in open water.
Mijn concrete vraag, minister: hebt u toen verslag gehad van die hoorzitting? Kent u dat advies? Wat is uw reactie daarop?
Minister Demir heeft het woord.
Collega De Vroe, we kunnen inderdaad met de collega’s van Brussel en Wallonië in overleg gaan. We kunnen natuurlijk niet in hun plaats gaan beslissen, maar het lijkt me wel een goed idee om dat te doen.
Hoeveel besturen maken gebruik van de afwijking? Ik heb het antwoord niet bij de hand, dat moet ik nagaan. Maar als dat inderdaad te veel is, dan betekent dat inderdaad dat de regelgeving zeer breed is en te ver is gegaan. Vandaar dat we dat ook zeker moeten bekijken.
Wat de blauwalgen betreft: de gezondheidszorgen die hier naar boven komen, moeten we toch eens bekijken, samen met het agentschap Zorg en Gezondheid en met de Vlaamse Milieumaatschappij. Ik wil dat zeker bekijken met de diensten die daar ook bevoegd voor zijn.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik wil de minister bedanken dat ze zeker ook het overleg zal aangaan, zoals ik gevraagd heb, met de collega’s van de andere gewesten. Ik begrijp uiteraard dat u niet meer kan doen dan dat, maar ik denk dat dat een goede zaak is. Verder kijk ik natuurlijk uit naar de volgende zomer, om op vele plaatsen op een vrijere manier een duik te kunnen nemen. Ik kijk uit naar het voorstel, en naar hoe we dat samen met de collega’s verder kunnen finaliseren.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, als we echt willen dat mensen op fietsafstand kunnen genieten van zwemmen in open water, dan moeten we inderdaad die wetgeving aanpassen, vooral die VLAREM-wetgeving, maar eigenlijk moeten we gewoon de regels aanpassen zodat we overal zwemmen mogelijk maken, tenzij het te gevaarlijk is. In het buitenland hebben we gezien dat dat perfect mogelijk is, dus waarom in Vlaanderen niet. Laten we met zijn allen werk maken van die aanpassingen, zodanig dat elke Vlaming op fietsafstand kan genieten van een frisse duik in het water bij warm, en misschien ook wel bij minder warm weer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.