Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hebben het in onze commissie al vaker gehad over de ondersteuning van de schooldirecteurs. Hun takenpakket is veelzijdig en uitdagend, maar mentaal ook sterk belastend. Juist door hun grote gedrevenheid en verantwoordelijkheidszin lopen ze een groter risico op bijvoorbeeld een burn-out.
Net als startende leerkrachten hebben ook startende directeurs nood aan begeleiding en intervisie. Ondertussen werden al wat stappen gezet, minister. Ik denk onder andere aan de beleidsondersteuning in het basisonderwijs en het meelooptraject voor kandidaat-directeurs, dat eind dit jaar weliswaar vroegtijdig zal worden stopgezet.
De vzw Vereniging Leidinggevenden Vlaams Onderwijs (VLVO) startte een aantal jaar geleden het project DiCoM op met Erasmus+-middelen. Recent gepensioneerde directeurs stellen hun ervaring ter beschikking van startende collega’s. Via een aantal begeleidingssessies delen ze hun knowhow en expertise en fungeren ze als klankbord voor startende directeurs. Het project wordt als heel waardevol geëvalueerd, zowel door de mentoren als de mentees, die zeer enthousiast zijn over de vorm van ondersteuning.
Vandaar heb ik een aantal vragen, minister.
Hoe zult u de resultaten en bevindingen uit het project rond de meelooptrajecten, dat eind dit jaar afloopt, borgen? Hoe zult u de geleerde lessen uit het project verder verspreiden?
Op welke manier zult u startende directeurs nog meer ondersteunen in hun functie? Hoe past het mentorschap voor directeurs hierin?
Hoe kijkt u naar het project DiCoM van de VLVO? Ziet u voor het project een plaats in het eigen beleid en bent u bereid om het mee te ondersteunen?
Hoe zult u scholen de nodige ruimte geven om te werken met een directieteam? Daarbij moet dan de link worden gelegd naar gedeeld leiderschap, waarbij niet alleen de directeur dé post is, maar waar eigenlijk het hele team en de andere functies de school maken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb deze week de Ronde van Vlaanderen afgewerkt. Er waren 6 haltes waarop ik alle directeurs van het basis- en secundair onderwijs heb uitgenodigd. Ik denk dat ik er zo’n 2500 heb gezien. Het was 6 keer zo’n beetje De Zevende Dag, maar dan met een groter publiek. Ik heb er altijd een woord en wederwoord van gemaakt; er was een dialoog. Ik heb ook gezegd dat men vragen mocht stellen, suggesties mocht doen en mij bloemetjes mocht gooien, met of zonder pot, en men heeft zich echt niet ingehouden.
Een van de vragen was dan ook de quid met de meelooptrajecten. Ik heb naar waarheid geantwoord dat ik keuzes heb moeten maken. In het kader van de cao-besprekingen vond ik het essentieel dat we werk zouden kunnen maken van een loonspanning. Als we echt willen zorgen voor enerzijds waardering van de job van directeur, maar anderzijds en daarmee gepaard gaand, ook het aantrekkelijker maken om in te stromen – want het is wel een knelpuntberoep bij uitstek –, dan moeten we echt gaan voor een geloofwaardige loonspanning. We zijn geland op 31 procent, maar dan heb ik wel middelen moeten inbrengen die ik had voorzien voor de meelooptrajecten. Anders was ik maar geëindigd op ongeveer 25 procent, en wat mij betreft is dat alleszins geen afdoende loonspanning. Ik heb dus een keuze moeten maken. Ik heb ook besproken met de sociale partners of we niet beter resoluut voor die 31 procent gingen. Dat is de politieke keuze die ik heb gemaakt, omdat die volgens mij het grootste verschil maakt.
Daaraan gekoppeld, hebben we de ervaring die we hebben opgedaan uit de meelooptrajecten gebundeld in een inspiratiegids. De Karel de Grote Hogeschool heeft dat gedaan, net in aansluiting op dat project. Die gids is ook ter beschikking gesteld van het onderwijsveld. De gids biedt schoolbesturen heel wat inspiratie en ankerpunten voor de selectie, maar ook voor de aanvangsbegeleiding van directeurs. Ik kan dus zeggen dat de meelooptrajecten effectief hun vruchten hebben afgeworpen.
Ik moet ook erkennen dat het soms wel werd gebruikt voor wat engineering, namelijk om bestaande leerkrachten of andere leerkrachten in het meelooptraject extra te kunnen financieren. Dat werd ook wel erkend, er waren verschillende directeurs die dat beaamden in de zaal, in momenten van openheid en eerlijkheid.
Dat is een keuze die we gemaakt hebben, en uiteindelijk hebben we de praktische ervaring van de meelooptrajecten kunnen bundelen in een inspiratiegids die we kunnen aanbieden aan alle scholen.
Ik ben op de hoogte van het project DiCoM. Ik ontving zowel vorig jaar als dit jaar een subsidieaanvraag vanuit de VLVO voor dit project. Ik denk dat zulke initiatieven waardevol zijn, maar het is natuurlijk niet de enige organisatie die voor financiële ondersteuning komt aankloppen bij de overheid.
Vanuit onze begroting investeren we in de schoolleiders en hun professionalisering; dat heb ik ook al aangegeven in enkele schriftelijke antwoorden. Deze regeerperiode nemen we toch ook stapsgewijs een reeks maatregelen die zich specifiek richten op de schoolleider. Ik had het al over het pecuniaire verhaal, namelijk de loonspanning van 31 procent. Dat gebeurt voor alle duidelijkheid in twee fasen. We hebben nu de eerste fase doorgevoerd. Begin volgend jaar wordt de tweede fase doorgevoerd, en dan moet iedereen aan een minimale loonspanning van 31 procent zitten. Voor alle duidelijkheid: sommigen zitten daarboven, en dat is maar goed ook.
Dat is één gegeven. Daarnaast zijn we ook bezig met de ontwikkeling van een profiel voor schoolleiderschap en met professionaliseringstrajecten voor schoolleiders, net met het oog op het versterken van leiderschap voor herstel en veerkracht in het onderwijs, ook op het vlak van personeelsbeleid. Dat wil ik ook nog eens beklemtonen. In een open dialoog, of soms in een debat met de zaal als het ging over de maatregelen die we hebben genomen in het kader van een vaste benoeming, zei men dat men opzag tegen de evaluatie die men al na één jaar moest maken van startende personeelsleden. Ik heb hun wel diets gemaakt dat dat goed personeelsbeleid is. Het zou eigenlijk een evidentie moeten zijn. Het is gewoon feedback geven, want tot op heden is het altijd zo geweest dat men zich vaak verstopte en uiteindelijk de boodschap gaf dat het voor iemand stopte zonder eigenlijke feedback of verantwoording. Nu zeggen we al dat leerkrachten, zoals het hoort te zijn in een goed personeelsbeleid, al na één jaar feedback krijgen. Op dat moment moet men nog niet beslissen over een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD), of dat men instroomt in een vaste benoeming. Men kan het uitstellen, zelfs tot en met tweeënhalf jaar. Het vergt natuurlijk wel wat inspanning.
Ik stel vast dat de retentiegraad van scholen niet afhankelijk is van het feit of ze in een stad liggen, of van andere omgevingsfactoren of van hun leerlingenpopulatie, maar dat de determinerende factor personeelsbeleid is. Als je je leerkrachten wilt werven en vooral wilt houden, moet je er echt op inzetten, en het loont. Het gaat niet zonder inspanningen; het vergt inspanningen. Voor sommigen is het een novum – dat moeten we erkennen – om er tijd voor vrij te maken. Maar het loont op het vlak van het retentiebeleid. Ik ben volledig aan het afwijken.
Dat zijn dus de initiatieven die we nemen. Vandaag geeft de regelgeving al heel wat ruimte om te werken met een directieteam waarbij het school- of centrumbestuur en de instelling de nodige autonomie hebben om binnen de diverse ambten een leidinggevend team samen te stellen. Ik moet wel erkennen dat het creativiteit vergt en dat je het ook moet weten. Het is niet eenvoudig. Ik bekijk of we wat meer tools kunnen aanreiken voor wat mogelijk is, want er is veel mogelijk, maar het is niet zo voor de hand liggend. Ook dat blijkt uit debatten die we voeren met directeurs. Ze zeggen dat ze graag dit of dat zouden willen doen, maar eigenlijk kan het. Soms moet je een andere weg volgen. Een bestuur kan bijvoorbeeld via de functiebeschrijving specifieke opdrachten en taken toewijzen aan elk personeelslid. In het basisonderwijs kan een directeur zo’n team vormen met de beleidsondersteuners – een nieuwe opportuniteit die is ingevoerd voor het basisonderwijs – en zorgcoördinatoren, iets wat we trouwens in de praktijk al vaststellen.
Ik denk dus niet dat er nood is aan het creëren van extra regelgeving. Ik ben het er wel mee eens dat we soms beter moeten duiden wat vandaag mogelijk is en via welke wegen. Soms zijn het, toegegeven, alternatieve wegen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Misschien nog wat duiding omtrent het DiCoM-project. Dat zijn recent gepensioneerde directeurs die mentoren zijn en maandelijks overleg hebben met de mentees. Ze zijn ook doorlopend beschikbaar voor ondersteuning en zo. Dat is een jaar gratis. Het kost 800 à 1000 euro per directeur die wordt begeleid om dit op poten te zetten. Wat zijn dan de kosten? Dat zijn de vrijwilligersvergoedingen voor die directeurs en de kilometervergoedingen.
Ondertussen is duidelijk – want dit was een Europees project – dat Ierland dit volledig overneemt. Ik denk dat we daar misschien ook wel nog eens naar moeten vragen als we daar op bezoek zijn: hoe gaan ze daarmee om, waarom precies? (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ja, Ierland neemt dat volledig over. Vooral met het oog op het borgen van de kennis die er is bij al die directeurs, lijkt het me dat we het kind niet zomaar met het badwater mogen weggooien. Vandaar mijn vraag om toch nog even te bekijken hoe we die goede praktijk misschien kunnen meenemen, want dit gaat niet alleen over dat DiCoM-project.
Minister, ik volg u wat de directieteams betreft. Ik heb in het verleden ook al gevraagd om daar aandacht voor te hebben, omdat ik heel sterk geloof in dat gedeeld leiderschap en ik ook wel hoor van zeer creatieve schoolbesturen en directeurs die aan de slag gaan met de mogelijkheden die ze hebben, maar die dan toch plots botsen op zaken die onverwachts komen. Dan wil ik verwijzen naar de loonspanning. Het is immers toch wel schrijnend als bijvoorbeeld in een directieteam een directeur en een adjunct-directeur dat onderling mooi verdelen en zeer creatief zijn, en de directeur met het nieuwe verhaal qua loonspanning dan wel extra loon krijgt en de adjunct niet. Dat is maar een klein, maar toch zeer belangrijk voorbeeld van hoe dat soms contraproductief werkt. Trouwens, een directeur die ik tamelijk goed ken, zei me dat het fijn is dat hij 30 euro meer krijgt, maar dat hij nu overal wordt aangesproken om te trakteren omdat hij nu meer verdient. Daarmee wil ik maar zeggen dat het soms meer moet zijn dan enkel loon. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ik denk dat het belangrijk is dat men gaat netwerken om als ambassadeur net dat positieve van het onderwijs te verkopen. Mijn pleidooi is in elk geval niet om meer regels op te leggen, maar net om de regels te beperken, om dat telefoonboek van de rechtspositieregeling wat te versoberen, om meer autonomie te geven aan schoolbesturen om hun eigen directieteam te kunnen vastleggen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, aansluitend, ik had begrepen dat u een tijd geleden een werkgroep hebt aangesteld om het competentieprofiel van directeurs vorm te geven. Wat is de stand van zaken wat dat betreft?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan eerlijk gezegd niet uit het blote hoofd zeggen hoe het staat met het uittekenen van dat profiel en de timing ter zake. Ik zie heel veel van die sociale partners op regelmatige basis, maar dikwijls zijn dat andere gespreksonderwerpen. Ik moet dat nagaan, maar dat staat alleszins op de radar.
Wat die loonspanning betreft, ongetwijfeld gaat het over een directeur in het basisonderwijs. Neen? Voor het basisonderwijs is, door de inspanningen die in de vorige regeerperiode zijn gedaan, de loonspanning in de praktijk immers al veel groter. Toen heeft men de hervorming doorgevoerd met de verschuiving bij A en D. Dat heeft een grotere impact gehad. De operatie in dezen heeft vooral een impact op bijvoorbeeld de directeurs in het secundair onderwijs, maar zeker ook op die van het deeltijds kunstonderwijs. Sommigen kunnen 400 euro netto erbij krijgen. Dat lijkt me zeker een belangrijk signaal van waardering te zijn, zij het dat in vele zalen inderdaad zeker de directeurs van het basisonderwijs door iedereen werden aangesproken en gefeliciteerd met hun opslag, ook al was die soms gering.
Maar goed, we maken reclame voor onze winkel met die positieve maatregelen. Men kan ons dat niet verwijten. Dat is ook mijn pleidooi overal: laten we verdorie allemaal samen reclame maken voor onze winkel, want wij voeren een concurrentieslag met andere sectoren. Of we dat nu graag hebben of niet, het is zo. We vissen allemaal in één vijver en moeten proberen elkaar vissen afhandig te maken. Dat kunnen we enkel doen door positief te highlighten welke stappen vooruit we hebben gezet.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik denk dat het duidelijk is dat de ondersteuning van onze directeurs op allerlei vlakken hoog op de agenda staat. U weet dat er een aantal organisaties zijn die directeuren van alle netten samenbrengen, die de krachten als het ware bundelen en ook hun grieven op tafel leggen. Ik denk dat we daar ook de nodige aandacht voor moeten blijven hebben, al was het maar omdat die specifieke doelgroep heel vaak van onderuit de vinger op de wonde kan leggen en van onderuit mooie trajecten kan laten groeien. Ik ben zeer benieuwd naar de redenering van Ierland om te kiezen voor dit traject, maar volg u als u zegt dat we onze directeurs, zeker bij het begin van de vakantie, want voor hen is het nog even doorwerken, toch een hart onder de riem mogen steken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.