Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, in het najaar van 2021 verscheen het rapport ‘Nulmeting naar de herkomst van leerkrachten in het Vlaamse onderwijs’. Dat was een goede zaak aangezien er voordien nog geen gegevens beschikbaar waren over de herkomst van onze leerkrachten. Uit het rapport blijkt dat in 2019 slechts 6,4 procent van de leerkrachten in het Vlaamse onderwijs van buitenlandse herkomst is. Dat is een stijging ten opzichte van 2016, maar ze is, zeker met het lerarentekort voor ogen, te beperkt. Meten is weten, dat hebben we al wel vaker gezegd hier in de Commissie voor Onderwijs. Nu we gestart zijn met het verzamelen van de gegevens over leerkrachten met migratieachtergrond, kunnen we gerichter gaan kijken waar we een tandje bij moeten steken om zo de samenleving weerspiegeld te zien in de leraarskamer.
In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat het lerarenkorps een betere weerspiegeling van de maatschappij moet worden. Het lerarenkorps dient diverser te worden als geheel, zowel op het vlak van geslacht als van achtergrond.
Eind 2021 stelde ik u een schriftelijke vraag naar aanleiding van de eerdergenoemde nulmeting. In deze vraag peilde ik onder andere naar cijfers over het aantal potentiële leerkrachten met buitenlandse herkomst die starten aan de lerarenopleiding, en daarnaast vroeg ik ook de cijfergegevens op van het aantal potentiële leerkrachten met buitenlandse herkomst die effectief de lerarenopleiding succesvol beëindigen. In uw antwoord gaf u mee dat de Databank Hoger Onderwijs (DHO) geen informatie bevat over de herkomst van de studenten, wel hun nationaliteit, wat natuurlijk een ander beeld weergeeft. Ik denk dat dat een gemiste kans is aangezien deze cijfers een mooie aanvulling kunnen vormen op de cijfers uit de nulmeting. De lerarenopleiding is immers het toegangsticket tot het beroep van leerkracht.
In de huidige context van het lerarentekort lijkt het mij een goed idee om specifiek in te zetten op diversiteit in ons onderwijs om zo meer mensen warm te maken voor een job in het onderwijs. Aanvullend hebben onze scholen ook nood aan een goed diversiteitsbeleid.
Daarom heb ik volgende vragen voor u, minister. Welke verdere monitoring van deze gegevens zal worden opgezet? Op welke manier wordt er voortgebouwd op deze nulmeting? Worden deze gegevens op een structurele en duurzame manier bijgehouden? Zal er frequent, jaarlijks of om de zoveel jaar, een rapport met de laatste gegevens opgemaakt worden? Zal er ook in het hoger onderwijs, meer specifiek in de lerarenopleiding, ook de herkomst van de leraren in spe in kaart worden gebracht? Op welke manier zult u de scholen ondersteunen in het opzetten van een goed diversiteitsbeleid? Ten slotte, op welke manier zult u de lerarenopleidingen ondersteunen in het opzetten van een goed diversiteitsbeleid?
Minister Weyts heeft het woord.
Eerst wat geschiedenis van de cijfers: in de nulmeting werd het aandeel leerkrachten van buitenlandse herkomst bekeken voor het laatste kwartaal van de jaren 2013, 2016 en 2019. De monitor met de resultaten verscheen in september van vorig jaar. Het is de bedoeling om deze monitoring verder te zetten met de toestand in het jaar 2022 als eerstvolgende focus. Ik denk dat, aangezien we over voldoende stabiele gegevens willen beschikken en opnieuw een koppeling zullen moeten maken met de databank van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ), het volgende rapport vermoedelijk pas in ‘24 beschikbaar zal zijn. Ook daarna is het de ambitie om driejaarlijks nieuwe data over de herkomst van leerkrachten in kaart te brengen. In het hoger onderwijs wordt buitenlandse herkomst ook gemonitord, maar daar is de operationalisering wel licht verschillend van die die wij gebruiken in de Vlaamse overheid.
Ten gronde is natuurlijk de ruimte om als minister in te grijpen op wie instroomt in het beroep, eerder beperkt. De scholen zorgen natuurlijk voor het aanwervingsbeleid en zijn daar autonoom in. Het huidige lerarentekort moedigt schoolbesturen natuurlijk wel in de praktijk al aan om met een meer open blik naar de arbeidsmarkt te kijken. Zeker in het kader van het lerarentekort is diversiteit niet mijn eerste doel an sich, maar ik wil gewoon extra leerkrachten kunnen bereiken, maar dan zijn natuurlijk per definitie je slaagkansen verhoudingsgewijs groter in de ondervertegenwoordigde groepen. Daar zit meer potentieel dat niet benut wordt.
Dan hebben we wel wat initiatieven die inspirerende praktijken inhouden voor het terrein. Maar ook bij onze beleidsinitiatieven besteden we daar toch ook in de imagocampagne voor het lerarenberoep wel wat aandacht aan. Ik denk dat er ook in de lerarenopleidingen een opportuniteit zit, en daarom subsidieer ik al verschillende jaren het project ‘Kleine Kinderen Grote Kansen’. Dat heeft net als doel om studenten, lerarenopleiders en leraren in het basisonderwijs beter uit te rusten om met armoede en diversiteit om te gaan.
Dankzij dit project is er ook een Vlaanderenbreed netwerk opgestart waarin niet alleen alle Vlaamse lerarenopleidingen kleuteronderwijs en lager onderwijs worden betrokken, maar ook de basisscholen en de pedagogische begeleidingsdiensten. Samen zetten ze in op grotere onderwijskansen voor alle kinderen. Ze doen dat door te werken met onderwijsprofessionals op het vlak van taalstimulering, diversiteit, executieve functies, kansarmoede enzovoort.
In het huidige werkjaar ligt de focus op sterk taalonderwijs en grote onderwijskansen, zoals ik ook gevraagd had. En nog maar net afgelopen week vond het tweede lerend netwerk plaats, waarbij ook een honderd deelnemers waren. Er is ook een website met heel wat materialen die scholen en leraren kunnen gebruiken.
Naast dat project subsidieer ik ook pilootprojecten ter versterking van de lerarenopleidingen. Vier van die pilootprojecten focussen ook op diversiteit: twee projecten richten zich op het versterken van de brede basiszorg en de verhoogde zorg, één project werkt rond andere culturen, en een ander project wil via onderzoeksscholen ook werken aan gelijke kansen in een diverse samenleving.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt zelf ook gezegd dat er een enorm potentieel is om ondervertegenwoordigde groepen nog toe te leiden naar het beroep van leerkracht, en u hebt gewezen op het belang van een goede monitoring. Ik was dan ook zeer blij met die nulmeting van 2019, want men kan pas over de kansen, de ontwikkelingen en de vooruitgang van groepen spreken wanneer men weet hoe groot die zijn en welke evoluties zij doormaken. Meten is weten.
Het is ook heel belangrijk – u hebt er impliciet naar verwezen – dat migratieachtergrond of buitenlandse herkomst op een goede en correcte manier wordt gemeten of bijgehouden. In de literatuur worden momenteel verschillende definities gehanteerd, wat het niet evident maakt om die cijfers te interpreteren. De definitie die in de nulmeting wordt gebruikt, heeft volgens mij wel een hoge dekkingsgraad. Men mag dus niet enkel kijken naar de nationaliteit, want dan verliest men natuurlijk heel grote groepen van jongeren met een migratieachtergrond, maar men moet inzetten op het vergroten van die groep binnen het leerkrachtenambt.
Ik heb nog een kleine vraag. Hebben we ook gegevens van leerkrachten met een migratieachtergrond of buitenlandse herkomst die uitstromen? Dat zou de cirkel volledig maken. Wanneer we in 2024 de cijfers krijgen van de meting in 2022, kan daar misschien ook aan gewerkt worden, zodat we ook de uitstroom in de lerarenopleiding mee kunnen meten.
Ik ben het er 100 procent mee eens dat diversiteit op school heel waardevol is en dat we dit zeker moeten benutten. Zoals mevrouw Yalçin al aangaf, wordt onze maatschappij steeds diverser en het lijkt me dan ook een goede zaak dat dit wordt weerspiegeld op school, zoals ook op andere werkvloeren. Men leert daar beter mee omgaan en men krijgt ook het vermogen om met mensen samen te werken van allerlei pluimage. Ik denk dat dit echt een troef is.
Waar ben ik het niet mee eens? Ik vind dat de vraag het debat enorm verengt. Het verengt de diversiteit tot een migratieachtergrond, tot buitenlandse herkomst: ben je Belg of niet-Belg? Voor mij is diversiteit een huis met veel meer kamers. Ook leeftijd is belangrijk. We moeten jonge mensen aantrekken, maar we moeten er ook voor zorgen dat ervaren mensen het onderwijs binnenkomen. Ook gender is belangrijk. We hebben echt veel meer mannen nodig, alsook mensen met een beperking, mensen met een verschillende religie, met een verschillende seksuele voorkeur, met een verschillende culturele of maatschappelijke achtergrond. Ik vind zelfs de zijinstromers een voorbeeld van diversiteit zijn. Zij brengen ervaring mee van op de werkvloer. Ik heb maandag nog met een aantal leerkrachten gesproken die bevestigden dat dit de schoolcultuur zeker ten goede komt en dus zeker niet nadelig is.
U zei net dat meten weten is, en daar ben ik het vaak wel mee eens, maar in dezen eigenlijk niet. Ik denk dat het weinig zinvol is. We gaan op iedereen een stempel drukken, en dat lijkt me echt minder relevant. Ik denk dat we vooral sterke profielen nodig hebben en dat we daarom ons onderwijs aantrekkelijker moeten maken voor die heel grote diverse doelgroep, en dat doen we eigenlijk decreet na decreet na decreet.
Minister Weyts heeft het woord.
Gelet op het lerarentekort en onze ambitie van een kwalitatief onderwijs, is het natuurlijk onze taak om de sterkste profielen in ons onderwijs te kunnen brengen, ongeacht de achtergrond. Ik bekijk dat nogal functioneel, in die zin dat het dan ook wel zo is dat bij ondervertegenwoordigde groepen het potentieel groter is. Het is dus interessant om daar onze aandacht op te richten omdat we daar verhoudingsgewijs meer kans maken om meer profielen te kunnen aanwerven.
Wat de uitstroom betreft, voor zover die relevant is als motief, loopt er momenteel een studie van de KU Leuven waarbij wordt gepeild naar uitstroom en naar motieven. Ik weet niet of de culturele achtergrond daarbij in kaart wordt gebracht, dat kan ik zeker niet uit het hoofd zeggen. Maar ik weet ook niet of dat een relevante factor zou zijn als motief om uit te stromen, dat betwijfel ik.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Collega Grosemans, ik denk niet dat ik het debat vereng, absoluut niet. Ik heb al heel veel vragen gesteld over diversiteit in de brede zin, bijvoorbeeld over leerlingen met een beperking. Ik denk dan ook dat het mijn volste recht is om nu even te focussen op migratieachtergrond. Ik vond de woorden die u hanteerde – ‘mensen van allerlei pluimage’ – niet echt heel goed gekozen.
Ik volg u wel wanneer u zegt dat diversiteit een realiteit is in onze samenleving en dat de leraarskamer effectief een weerspiegeling moet zijn van de samenleving. En daar hebben we nog wat stappen te zetten, in de brede zin maar ook in de enge zin, wanneer het over migratieachtergrond gaat.
Ik volg u ook wanneer u zegt dat we dit moeten omarmen, dat het een troef is, en dat de samenleving hiervan de vruchten kan plukken, ook in het onderwijs.
Vanuit mijn eigen ervaring wil ik ook zeggen dat elke leerling effectief een rolmodel verdient waarin hij of zij zich kan herkennen. Voor sommige leerlingen betekent dat misschien een leerkracht die een migratieachtergrond heeft, zeker in die regio's waar we een enorme diversiteit zien in onze samenleving. Vandaar dat het zo belangrijk is dat het lerarenkorps heel divers is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.