Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, de overstap van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs is voor vele leerlingen uitdagend: voor leerlingen uit een algemeen vormende richting, maar zeker ook voor leerlingen die doorstromen uit de dubbele finaliteit. Het naamloze leerjaar volgt op een beroepsopleiding. Leerlingen die voor dit naamloze leerjaar kiezen, doen dit vaak vanuit de interesse om het volgende schooljaar te starten aan een graduaats- of bacheloropleiding. In een artikel in het belang van Limburg las ik recent dat de ervaringen in Limburg alvast positief zijn. De Hogeschool PXL engageert zich namelijk binnen dit kader als bruggenbouwer om specifiek leerlingen uit dit naamloze leerjaar te laten kennismaken met het hoger onderwijs en zo de stap naar het hoger onderwijs te verkleinen.
De Hogeschool PXL speelde al snel in op de mogelijkheid tot het inrichten van een naamloos leerjaar. Ze bracht scholen die een naamloos leerjaar organiseren samen en ging in gesprek over de afstemming van het aanbod. Omdat het naamloze leerjaar als doel heeft om leerlingen vanuit de dubbele finaliteit te laten doorstromen naar het hoger onderwijs, werd er bekeken welke basiscompetenties de leerlingen nodig hebben om voorbereid te starten aan een graduaats- of bacheloropleiding. Op basis van deze competenties werkte de Hogeschool PXL sessies en workshops uit. Vier Limburgse scholen en een school uit Diest, die dus het naamloze leerjaar aanbieden, nemen deel aan dit project.
Minister, dit project is mijn inziens een goed voorbeeld van samenwerking tussen hogescholen en het secundair onderwijs om de overstap van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs vlotter te laten verlopen. Ook in het regeerakkoord kunnen we de ambitie lezen om via het naamloze leerjaar of een schakeljaar leerlingen uit het secundair onderwijs voor te bereiden op het hoger onderwijs. Uit uw antwoorden op reeds gestelde vragen over dit thema blijkt dat tegen de start van het schooljaar 2025-2026 dit hele gegeven van onder andere naamloze leerjaren op punt moet staan.
Minister, wat zijn uw bevindingen over dit project en de samenwerking tussen Hogeschool PXL en de Limburgse secundaire scholen?
Wat zult u concreet ondernemen om leerlingen te stimuleren om, ongeacht uit welke finaliteit of onderwijsvorm ze komen, de stap te zetten naar het hoger onderwijs of vormen van levenslang leren? Op welke manier zult u het onderwijsveld hierin ondersteunen?
Mijn voorganger hier in de commissie, collega Jo Brouns, vroeg op 11 februari 2021 naar een stand van zaken over de invulling en uitbouw van de naamloze leerjaren als sterke schakels naar het hoger onderwijs. Meer dan een jaar later stel ik u deze vraag graag opnieuw. Welke stappen zijn er al ondernomen richting 2025, wanneer de naamloze leerjaren op punt zouden moeten staan? En welke stappen zult u in de toekomst nog nemen?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Weyts heeft het woord.
Ja, ik ben op de hoogte van dat project tussen Hogeschool PXL en vijf secundaire scholen, vier Limburgse en één Vlaams-Brabantse, en ik juich dat ten zeerste toe.
Ik wil wel even meegeven dat niet elke jongere moet gaan voortstuderen. Die boodschap wil ik duidelijk maken. Onze samenleving heeft baat bij verschillende profielen. Het is voor mij belangrijk dat we de jongeren toewijzen naar wat voor hen het beste is: de arbeidsmarkt dan wel het hoger onderwijs.
Het is vooral onze job om hen bij te staan in die keuze: jongeren wijzen op alle verschillende mogelijkheden om direct te gaan werken of een studie in het hoger onderwijs aan te vatten. Ik zie daar vooral een kerntaak voor de secundaire scholen, in het kader van hun beleid op leerlingenbegeleiding, en voor de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s).
Vanuit mijn administratie proberen we dat te ondersteunen. Wat doen wij? We hebben een brochure ‘Wat na het secundair onderwijs?’, maar vooral de organisatie van de SID-in’s (studie-informatiedagen) moet jongeren toeleiden naar een goede keuze. Ik verwijs ook naar de subsidiëring van www.onderwijskiezer.be, waar je een heel laagdrempelig en bevattelijk overzicht krijgt van de mogelijkheden die er zijn.
In dat keuzeproces is er ook de verdere ontwikkeling en verfijning van de oriëntatietool Columbus. We hebben dat hier al enkele keren ter sprake gebracht. Het is een heel zinvol instrument, dat zijn meerwaarde heeft bewezen en ook steeds voorwerp van voortschrijdend inzicht en aanpassingen allerhande is.
Een mooie realisatie op dat vlak is dat er sinds vorig jaar een nieuwe vorm van feedback werd toegevoegd aan die Columbus, namelijk ‘Mijn doorstroomprofiel’. Daarbij wordt er een inschatting gemaakt over hoe leerlingen zullen doorstromen in het eerste jaar hoger onderwijs, op basis van hun antwoorden op de verschillende onderdelen van Columbus. Sinds kort krijgen leerlingen daarbovenop een lijst met studiegebieden die aansluiten bij dat profiel. Leerlingen die benieuwd zijn naar de concrete opleidingen van elk studiegebied kunnen in de feedbackmodule doorklikken naar de website van Onderwijskiezer. Die zijn met elkaar gelinkt. Die feedback kan zeker een stimulans zijn om een opleiding in het hoger onderwijs te starten.
Tot slot zitten we nog met een probleem. We boeken vooruitgang, maar het zijn vooral de secundaire scholen zelf die met Colombus aan de slag moeten gaan. Zij moeten dat zeker aanbieden in hun oriëntatietools en dat is nog niet overal doorgedrongen. Binnenkort zit we samen met de experten van Columbus om te bekijken hoe we Columbus op termijn meer kunnen openstellen naar de graduaten en eventueel ook naar de arbeidsmarkt. Dat is natuurlijk niet eenvoudig, aangezien de hele tool werd ontwikkeld om toe te leiden naar het hoger onderwijs. Dat zou dus een fundamentele hertekening met zich meebrengen. Ik kan daar dus nog niet echt een uitspraak over doen.
Voor de participatie aan vormen van levenslang leren hebben we het Partnerschap Levenslang leren en het actieplan ‘Koers zetten naar een lerend Vlaanderen’. Naast acties uit de Vlaamse Veerkracht, zoals de Edusprong en het Voorsprongfonds, zijn er verschillende nieuwe initiatieven om de opleidingsdeelname aan levenslang leren te verhogen, bijvoorbeeld op het vlak van ondersteuning en begeleiding. Het onderwijsveld is vertegenwoordigd in het partnerschap via de onderwijsverstrekkers waaronder de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA). Ik zal de uitrol van het actieplan samen met mijn collega Crevits mee opvolgen. Ook in het nieuwe ESF-programma (Europees Sociaal Fonds) zal hier aandacht voor zijn.
Ik stel vast dat steeds meer leerlingen hun weg vinden naar het naamloos leerjaar – dat zijn nog niet de grote aantallen, voor alle duidelijkheid. Het was meer dan een verdubbeling vorig schooljaar, en dan spreken we over 324 leerlingen. Ook het aantal secundaire scholen dat het naamloos leerjaar aanbiedt, is sindsdien sterk gestegen: van 6 in het schooljaar 2019-2020 naar 30 dit schooljaar. Sinds 1 september 2019 kunnen secundaire scholen immers het naamloos leerjaar vrij organiseren zonder een programmatieprocedure te doorlopen.
In het kader van de modernisering van het secundair onderwijs wordt het naamloos leerjaar ‘het voorbereidend leerjaar op hoger onderwijs’, want dat is het gewoon. Je kunt maar beter zorgen dat de vlag de lading dekt. Toen ik pas aantrad als minister van Onderwijs dacht ik ook: ‘Wat is een naamloos leerjaar, wat moet dat in godsnaam betekenen?’ (Gelach)
Ik had al associaties met die bond. (Gelach)
Maar ik zat er weer naast.
Die naamsverandering is een aanleiding voor de inhoudelijke versterking van deze opleiding. Zo kunnen we ervoor zorgen dat het studierendement van deze opleiding versterkt wordt en het aantal leerlingen dat een bachelordiploma behaalt, stijgt.
De invulling daarvan volgt het tijdspad van de ontwikkeling en de implementatie van de nieuwe eindtermen. De modernisering rolt in het derde leerjaar van de derde graad uit vanaf 1 september 2025. Zoals ik eerder al heb meegegeven, is het niet de bedoeling om voor het voorbereidend leerjaar op hoger onderwijs nieuwe eindtermen te ontwikkelen, maar die eindtermen voor de tweede en derde graad te selecteren die nodig zijn voor een goede doorstroom naar het hoger onderwijs. De voorbereiding is ook een beetje recapitulatie van specifieke eindtermen die gunstig zijn voor doorstroming naar het hoger onderwijs. Dit zal gebeuren volgens de procedure omschreven in het kaderdecreet, door een ontwikkelcommissie met vertegenwoordiging van leraars, onderwijsverstrekkers en experten hoger onderwijs. Mijn administratie is bezig met de voorbereidingen van die invulling, dat zit op schema.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
U weet dat ik hier vrij nieuw ben. Toen ik het artikel over het ‘naamloze leerjaar’ las, vond ik dat een afschuwelijke naam – ik volg u daar volledig in. Als ik de parlementaire stukken lees, volg ik volledig de collega’s Helsen en Daniëls. We moeten daar absoluut een nieuwe naam voor vinden, want als leerling kun je niet trots zijn om een naamloos leerjaar te volgen. Dat klinkt afschuwelijk.
U hebt volledig gelijk om het een nieuwe catchy naam te geven. Dan ga je dat wat meer in the picture zetten. Dan krijg je misschien meer leerlingen die de stap willen wagen en gemakkelijker de toegang vinden tot dat traject. Ik geloof er sterk in, ik vind het een heel mooi project. Ik ben zeer blij dat ik toch contact had met PXL en hoorde dat ze er zelf ook heel blij mee zijn. We zien dat de leerlingen er ook veel aan hebben. Ik ben absoluut gewonnen voor dit traject, op voorwaarde van een nieuwe naam. De collega’s zullen dit wel allemaal beamen.
Ik heb nog één klein vraagje. Er is inderdaad een gestage toename van het aantal leerlingen dat in het traject zit, een driehonderdtal. Het aantal scholen zit momenteel op een dertigtal. Hebt u een vooropgesteld streefdoel voor het aantal scholen?
Ik geef het woord aan de godfather van het naamloos jaar.
De heer Daniëls heeft het woord. (Gelach)
Uit de mond van een christendemocraat ‘godfather’ worden genoemd ... (Opmerkingen)
Collega’s, dat naamloos jaar is echt een belangrijk jaar. Ik ben er jarenlang pleitbezorger van geweest, omdat we in het secundair onderwijs jongeren hebben die om weet ik veel welke reden in het tso en bso zijn terechtgekomen en die dat wel graag hebben gedaan, maar eigenlijk wel naar het hoger onderwijs willen maar een stuk algemene kennis missen. Die reden kan van alles zijn. Ik heb er vroeger zelf in mijn klas gehad die letterlijk door de ontploffing van hun hormonen gedurende jaren andere interesses hadden, alles behalve de leerstof, en dan op 17 of 18 jaar tot de conclusie kwamen dat ze verdorie niet verder geraakten. Dan kwamen ze tot het besef dat ze te veel leerstof hadden gemist.
Dat leerjaar is inhoudelijk belangrijk. Ik merk in scholen dat men er de sterkte en waarde van inziet. Ik denk echt dat het een goede zaak is, ook voor de aantrekkelijkheid van het tso en bso. Men kan dan zeggen dat men de mogelijkheid heeft om weer, versneld, verder te studeren. Ik vraag al jaren om de naamgeving te wijzigen. Dat is ooit in de tekst geraakt tussen vierkante haken omdat er nog geen naam was. Die vierkante haken zijn weggevallen en het ‘naamloos leerjaar’ is blijven staan. Nu krijgen mensen hun diploma van het naamloos leerjaar. Stel u dat voor op een proclamatie: de zaal schiet in de lach, natuurlijk. Ze denken dat het een mopje is, maar dat is niet zo.
Minister, in het onderwijs moet je altijd eerst een afkorting hebben voor je een naam hebt. (Gelach)
Ik dacht dan: het moet iets met springen zijn. Ik dacht aan een ‘VLHO-jaar’. Een vlo springt ver, gigantisch ver. Dat zou dan staan voor het ‘voorbereidend leerjaar voor hoger onderwijs’. (Gelach)
Het ‘VLHO’ dus, met een ‘h’. Of, minister, om in de traditie te blijven: het ‘sprongjaar’ waarmee men effectief verder kan springen. In elk geval, alles is beter dan wat het nu is. Daar zijn we zeker van.
Maar de inhoud is ook belangrijk. We moeten dat goed monitoren. De leerlingen die het leerjaar volgen en daarna de starttoetsen doen in het hoger onderwijs, doen dat goed. Het is echt een goede voorbereiding. Dat is het inhoudelijke, en dat is minstens even belangrijk.
Minister, het is belangrijk om te zorgen voor nabijheid, voor een regionale spreiding van die opleiding. Hoe ziet u dat?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat die regionale spreiding betreft: vanzelfsprekend gaat het om een vrij initiatief. We gaan niet contingenteren of bepalen dat er per onderwijszone, per regio, per provincie een minimaal streefdoel ter zake is. Ik vind het goed dat de samenwerking vooral ontstaat met hogeronderwijsinstellingen en secundaire scholen. Dat is de belangrijkste dynamiek die er kan bestaan.
Wat betreft de vlag van een en ander en een sexy naam, moet ik bekennen dat ik misschien wat tekortgeschoten ben. Maar laten we gewoon uitgaan van het gezonde principe dat een vlag ook een lading dekt. In dezen is dat een voorbereidend jaar op het hoger onderwijs. Als het blaft als een hond, klinkt als een hond en eruitziet als een hond, dan is het een hond. Noem het dan een hond. Dat is misschien gewoon een gezond principe.
Ik denk zelfs dat er in het regeerakkoord ook sprake is van een schakeljaar. Het is gewoon een voorbereidend jaar, punt, waarbij je probeert om de leerlingen uit het bso en het tso te laten schakelen naar een graduaats- of bacheloropleiding.
Ik wil daar geen doelstelling aan koppelen. Want waarom zou dat ook moeten? Dan lijkt het opnieuw alsof je ervan uitgaat uit dat de keuze voor de arbeidsmarkt een foute keuze is, quod non. Dat zou ik dus niet doen. Maar ik denk wel dat we wat meer ruchtbaarheid moeten geven aan de mogelijkheid. Vooral daar schieten we tekort, ook secundaire scholen die niet echt op de hoogte zijn van dat zevende jaar.
Zodra het op punt staat, neem ik dat zeker mee naar de VLHORA. Want misschien is het in eerste instantie zinvol en opnieuw een aanleiding voor hogeronderwijsinstellingen om de stap te zetten naar secundaire scholen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er is eensgezindheid over een andere naam. Hopelijk kunnen we daar in de toekomst wel iets op plakken.
Heb ik u daarnet horen antwoorden dat u een aantal eindtermen zult selecteren die ertoe doen? Mag ik daaruit afleiden dat er een aantal eindtermen zijn die niet echt een minimum zijn? Heb ik dat nu juist gehoord? Ik vond het een vreemde opmerking.
Ik bedoelde: de eindetermen die het meest zinvol zijn, die er het meeste toe doen in functie van de voorbereiding op het hoger onderwijs. Want de eindtermen zijn ofwel gericht naar de arbeidsmarkt ofwel naar een dubbele finaliteit ofwel naar een doorstroming, maar sommige eindtermen zijn het belangrijkste in functie van de doorstroming naar een hogeronderwijsopleiding. Maar goed, ik moet mij niet uitspreken over het werk dat de betrokken ontwikkelcommissie in dezen moet doen. Ik wil daar geen richting aan geven. Maar ik bedoel maar dat je geen nieuwe eindtermen moet uitvinden: je kunt je bedienen van de eindtermen van de derde graad van het secundair onderwijs, daar een selectie uit maken en daarop voortwerken.
Ik zal hierin berusten, want ik denk dat ik de procedure in verband met vragen en replieken al heb overschreden. Ik zeg graag dat ik hier een nieuwe collega ben en dat ik dat soms niet helemaal doorheb.
Geen probleem.
De vraag om uitleg is afgehandeld.