Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, dat het leven een stukje duurder wordt, weten we ondertussen allemaal. Dat is uiteraard ook voor de studenten het geval: het hoger onderwijs en al wat daarbij komt kijken, is voor hen duurder.
Vlaanderen wil studenten alle kansen geven om hun talenten te benutten, en daarom voorzien we het systeem van studietoelagen. Steeds meer Vlaamse studenten komen in aanmerking. Zo waren er tijdens het academiejaar 2020-2021 258.000 studenten ingeschreven in een financierbare opleiding. 61.000 studenten ontvingen effectief een studietoelage. Dat komt neer op 23,7 procent van de studenten, bijna 1 op de 4. In 2019-2020 was nog sprake van 58.000 studenten op 246.000 studenten in financierbare opleidingen, een aandeel van zo’n 23 procent. In absolute aantallen zien we de studenten die een studietoelage nodig hebben, stijgen, en dat al voor het vierde jaar op rij.
Het toont aan dat die studenten de financiële steun nodig hebben. Het is daarom belangrijk dat de toelagen ook voldoende snel worden uitbetaald. We moeten dat dus doen op het moment dat het nodig is, aan het begin van het academiejaar. Dan moet je je boeken kopen, dan moet je misschien een laptop of een tablet kopen of moet je de waarborg voor je kot betalen. Het is op dat moment dat de financiële nood het hoogst is.
Om dat sneller te laten verlopen, zijn er heel wat waardevolle initiatieven genomen, zoals de automatische opstart van de onderzoeken voor hernieuwers. De gemiddelde doorlooptermijn neemt ook al jaren af. In 2020-2021 bedraagt die voor alle onderzoeken 45,9 dagen. De mediaan doorlooptermijn komt op 12 dagen. Dit jaar zijn die termijnen nog korter, korter dan ooit tevoren.
Toch zijn we er niet, minister. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt dat op 31 januari 2022 de aanvraag van nog 33.566 studenten hangende was. We kunnen zeggen dat het de schuld van de studenten is omdat ze een aantal documenten niet hebben ingeleverd, maar dat lijkt niet helemaal waar te zijn, integendeel zelfs. In 5.640 onderzoeken, 17 procent, werd nog gewacht op essentiële informatie van de student. In 5.537 onderzoeken, 16 procent, werd bijkomende informatie opgevraagd. In 22.389 onderzoeken, 67 procent, moest nog een eerste behandeling plaatsvinden. En daar knelt natuurlijk het schoentje, want de cijfers tonen ook aan dat het gros van het studenten in het begin van het jaar hun aanvraag indienen. Het duurt dus een tijdje vooraleer men de studietoelage toegekend krijgt. Het neemt dus tijd vooraleer de administratie een dossier in handen neemt en de doorlooptijd kan starten.
Een tweede vaststelling is, minister, dat studenten me melden dat ze, hoewel hun persoonlijke situatie niet gewijzigd is, financiële steun verliezen als ze van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs gaan. Dat komt omdat de voorwaarden voor de schooltoeslag – nu geïntegreerd in het groeipakket – anders zijn dan die voor de studietoelage. Er zijn bijvoorbeeld andere maxima voor de inkomensgrenzen, of worden de inkomsten van alimentatiegeld bijvoorbeeld in aanmerking genomen bij studietoelagen en bij de schooltoeslag niet.
Minister, hoe apprecieert u de cijfers? Welke initiatieven zult u nemen om de start van een onderzoek nog te versnellen? Kunnen er extra personeelsleden worden ingezet aan het begin van het academiejaar? Ziet u andere mogelijkheden?
Hoe kijkt u naar verschillen tussen de schooltoeslag en de studietoelage? Vindt u die gerechtvaardigd?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben het met u eens dat een en ander onderhevig is aan een heel positieve evolutie, maar in een ideale wereld worden de studietoelagen bij de start van het academiejaar aan de studenten toegekend. Het is dan dat de grootste kosten gemaakt worden.
Zoals gezegd, denk ik dat we een hele tijd geleden al een proces naar verbetering zijn gestart. Ik heb ook aan mijn administratie gevraagd om een plan op te maken voor meer automatisering en digitalisering van de studietoelagen. Dat plan zijn ze volop aan het uitrollen, met een tijdspad over meerdere jaren. We hebben concrete doelstellingen voor ogen, met een timing. De laatste fase is in het jaar 2023.
Zoals u zelf zegt, merkt u elk jaar verbetering op, zeker in vergelijking met de situatie tijdens de vorige legislatuur. Concreet streef ik naar de uitbetaling van de studietoelagen veertien dagen na afronding van de inschrijving van de student in het hoger onderwijs, maar ik weet dat dit zeer ambitieus is.
In totaal pakken we deze legislatuur vijf pijnpunten aan. Ten eerste, het wegwerken van de administratieve last voor de student. Heel concreet zorgen we dat de student zijn dossier voor de studietoelage maar één keer tijdens zijn studies moet opstarten. Daarmee zijn we heel wat studenten ter wille die vaak vergeten of niet weten waar ze recht op hebben, en dus geen aanvraag indienen, die te laat doen of betrekkelijk laat doen.
Ten tweede optimaliseren we het proces en komen we tot een systeem van voorbehandeling. Mijn administratie start het onderzoek proactief op en vervroegt dit elk jaar, om dan uiteindelijk te schakelen naar een systeem van ‘voorbehandeling’ van de dossiers. Op die manier krijgen studenten heel snel duidelijkheid of ze recht hebben op een studietoelage, eventueel zelfs nog voor ze zijn ingeschreven.
Ten derde automatiseren we het proces nog verder. Door de voorbehandeling van de dossiers kunnen beslissingen worden genomen net na de inschrijving van de student aan een hogeschool of universiteit. Dit is een van de belangrijkste maatregelen om te komen tot de meest wenselijke situatie waarbij studenten binnen de veertien dagen na afronding van hun inschrijving aan de hogeschool of universiteit al hun studietoelage ontvangen.
Ten vierde versterken we de privacy van de student. Een student is meestal volwassen en is dan ook de persoon die de aanvraag indient. De student kan wel zelf de toegang geven tot het eigen dossier aan de ouders of aan iemand anders, via het digitale loket
Tot slot werken we aan de betrouwbaarheid voor de student. Enkel de student zal na digitale authenticatie kunnen bepalen aan wie de studietoelage wordt uitbetaald, conform de decretale bepalingen.
Concreet werken we in vier fases. De eerste fase was in 2020-2021, de laatste fase zal voltooid zijn in 2023.
Ik overloop nog even wat we al concreet hebben gedaan. Sinds 2020-2021 is de behandeltermijn echt aanzienlijk versneld door twee ingrepen. Er is de vereenvoudigde aanvraagprocedure: je vraagt nog maar één keer aan en vervolgens is het een automatisme. En er is de nieuwe behandelvolgorde: hoe groter de kans op een studietoelage, hoe sneller je dossier wordt behandeld. Dat is ook wel een goed principe.
We hebben vervolgens ook de datum waarop de administratie van start mag gaan met de dossiers vervroegd naar een paar maanden voor het academiejaar.
We hebben vooronderzoek mogelijk gemaakt. We hebben ook de automatische opstart van een dossier mogelijk gemaakt en we hebben het mogelijk gemaakt dat een student zijn aanvraagdossier kan intrekken, bijvoorbeeld als de student zijn studies heeft stopgezet.
We hebben ook verschillende acties gedaan om de studenten beter te informeren. Elke leerling in het zesde jaar secundair onderwijs kreeg vorig jaar in juni een informatiebrochure over de studietoelagen. Ik denk dat dit voor het eerst is gebeurd.
Sinds vorige maand is er een digitaal een-op-eengesprek mogelijk met de dossierbehandelaars van mijn administratie om de studenten bij hun aanvraag te helpen. Mijn administratie gaat binnenkort ook een ronde van Vlaanderen doen, waarbij ze elke studentenstad gaan bezoeken om de studenten te gaan helpen hun aanvraag in te dienen. We doen echt het maximaal mogelijke om te ondersteunen. We kunnen dit natuurlijk niet voor elke student, en dat zal ook in de toekomst niet lukken.
Heel concreet streven we ernaar dat twee op de drie rechthebbende studenten in de toekomst twee weken na inschrijving hun studietoelagen hebben ontvangen. Dat is echt een heel ambitieus doel, op het gevaar af hierop te worden afgerekend. Maar samen met de administratie moet je natuurlijk wel wat doelen voor ogen hebben. We willen dat negen op de tien uiteindelijk rechthebbende studenten hun toelage ontvangen tegen eind december na de start van het academiejaar.
Er zijn meerdere redenen waarom dit niet mogelijk is voor 100 procent van de rechthebbende studenten. Ik noem er een paar. Het is zo dat studenten tijd krijgen tot op het einde van het academiejaar om hun aanvraag voor het tegen dan afgelopen academiejaar aan te vragen. Als een student geen aanvraag doet, kunnen we natuurlijk ook geen uitbetaling doen. Mijn administratie kan helaas niet tijdreizen. De Vlaamse ombudsman vindt dat studenten zelfs daarna nog hun studietoelagen moeten kunnen aanvragen, ook al is het doel van de studietoelagen om de studenten financieel te ondersteunen bij hun studies en niet na de studies. Ik vind het toch een beetje te zeer opgerekt dat je nog een subsidie geeft als de studies zijn afgerond. Dat lijkt me toch niet de meest prioritaire doelstelling van studietoelagen.
Soms ontbreekt er echt informatie. De aanvrager heeft niet alles of niet alles goed ingevuld. Er worden fouten gemaakt bij de dossiers, soms bij het manueel inbrengen. Dat gebeurt bij alle formaliteiten. In dat geval kan mijn administratie niet anders dan wachten op de correcte informatie, en dat duurt soms ook nog even. Dat krijgt ook nog een statistische verwerking.
Kan het dus nog beter? Ja, daar werken we aan. We werken deze legislatuur echt aan een nieuw dienstverleningsmodel.
Is het vandaag al een optimaal systeem? Ik durf toch te stellen dat we hier al een goed model van studietoelagen hebben om kansen te geven aan onze studenten en dat we al – het is niet suboptimaal – een vrij performant systeem hebben.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, dank u wel. U stelt scherpe doelstellingen. Een daarvan, die ik met stip noteer – en ik vind vooral de manier waarop u die formuleert belangrijk –, is het toekennen van studietoelagen veertien dagen na de afronding van het inschrijven in het hoger onderwijs. Het is een andere manier van ernaar te kijken want nu spelen we soms een beetje met: ‘de doorlooptermijnen zijn korter’, wat uiteraard goed is. Een doorlooptermijn is een termijn tussen wanneer de administratie het dossier vastpakt en wanneer het afgehandeld is. Je weet natuurlijk niet hoelang het duurt vooraleer de administratie het dossier vastpakt.
Ik zie in de cijfers dat 77.000 van de 100.000 aanvragen die binnen waren op het moment van mijn schriftelijke vraag in februari, eigenlijk in augustus, september en oktober gebeuren. Dat is wel een stortvloed voor de administratie. Is het soms ook niet gewoon een probleem dat er in het begin van het academiejaar een piek is die eigen is aan studietoelagen en dat het soms lang duurt vooraleer de administratie de tijd heeft om dat dossier vast te pakken? Is het dan niet logisch om tijdelijk wat extra personeel in te zetten om dit onmiddellijk te kunnen doen?
Ik denk dat ik geen antwoord op mijn laatste vraag heb gehoord over het verschil in voorwaarden tussen schooltoelagen en studietoelagen. Is dat iets wat u ook onderzoekt? Er zijn wel verschillen, en het lijkt me niet gerechtvaardigd dat als je situatie als student in het secundair onderwijs niet verandert in het hoger onderwijs, je eigenlijk studietoelagen kunt verliezen. Het hoger onderwijs is gewoon duurder, en als er een financiële nood is in het secundair onderwijs, dan zal die er zeker en vast ook zijn in het hoger onderwijs.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik denk dat we al een hele weg hebben afgelegd en dat er enorme stappen vooruit werden gezet. De afdeling Studietoelagen krijgt elk jaar meer en meer dossiers te verwerken. Toch slaagt men erin om die doorlooptermijn jaar na jaar te verkorten. Sinds kort kunnen onderzoeken nog vroeger in het jaar worden opgestart, zelfs nog voor de start van het academiejaar, maar ook de automatische herstart van bekende dossiers kon worden versneld. Bovendien moeten studenten die voor het eerst een studietoelage aanvragen, dit zelfs nog maar één keer doen.
Minister, u wees er terecht op dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij de individuele student om haar of zijn dossier zo snel en zo correct mogelijk te vervolledigen. Ook op dat vlak levert de administratie grote inspanningen om de student zo maximaal mogelijk te ondersteunen. Alle lof daarvoor.
Ook dit academiejaar heeft de administratie opnieuw een versnelling hoger geschakeld. Ik heb het even op de website Studietoelagen opgezocht: eind november van dit academiejaar werd een recordaantal studietoelagen toegekend. Maar liefst de helft van de rechthebbende studenten kreeg de toelage eind november al op de rekening.
Collega's, het kan inderdaad nog beter en nog sneller, daarover zijn we het allemaal eens. Aan het begin van het academiejaar zijn de kosten inderdaad het hoogst. Collega Warnez wees erop, de minister beaamde dit. Daarom zijn we als N-VA-fractie dan ook enorm tevreden met de doelstelling om de uitbetalingstermijn te beperken tot twee weken na de inschrijving, en dit voor twee op de drie rechthebbende studenten. Een zeer, zeer ambitieuze doelstelling, minister – u wees er ook op. Daarom: alle succes vanwege onze fractie voor de administratie. Dank u wel.
De heer Danen heeft het woord.
Ik neem aan dat het een heel huzarenstuk is om de schooltoeslag automatisch uit te betalen voor kinderen in het leerplichtonderwijs en hbo5 Verpleegkunde blijkbaar ook. Wat ik dan wel raar vind – of wat toch kansen geeft –, is dat als je schooltoeslag kunt geven aan studenten binnen hbo5, die per definitie ook volwassenen zijn, je dit toch ook kunt doen voor studenten aan de hogeschool of de universiteit. Er zullen zeker bijkomende complexiteiten zijn, die ik vandaag misschien te weinig inschat, maar voor iemand die hbo5 Verpleegkunde doet, kan het wel. Waarom zou het dan niet kunnen voor iemand die een bachelor Verpleegkunde doet, of voor iemand die een andere bacheloropleiding of universitaire opleiding volgt?
Minister, bent u van plan om ook stappen vooruit te zetten voor die automatische rechtentoekenning zonder dat men het ook echt zelf moet aanvragen of zelf stappen moet zetten? Dat was mijn vraag. Maar ik besef dat het niet evident is en dat er al heel wat werk is gebeurd. Het ultieme is natuurlijk dat er een automatische rechtentoekenning gebeurt voor mensen die er recht op hebben.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb nog wel enkele elementen van antwoord.
Wat is de stand vandaag? Op dit ogenblik heeft 85 procent van alle aanvragers voor dit academiejaar een beslissing van de administratie ontvangen. 85 procent. Ongeveer 7 procent wacht nog op een behandeling, maar het gros daarvan – zelfs meer dan twee derde van deze dossiers – zijn aanvragers waarvan de kans op effectieve toekenning van een studietoelage lager is. Het heeft te maken met het systeem dat we de dossiers van diegenen die het meeste kans maken op de toekenning van een studietoelage, ook eerst behandelen. De resultante daarvan is natuurlijk dat de aanvragen van diegenen die minder kans maken – en in veel gevallen zijn dat diegenen die voorheen al een negatief antwoord hebben gekregen bij eerdere aanvragen – pas later worden behandeld. Als je prioriteiten stelt, wil dat ook zeggen dat de ene sneller wordt behandeld en dat de andere een beetje later wordt behandeld.
Uiteraard heeft de inzet van meer personeel een positief effect op de doorlooptijd. Mijn administratie wordt natuurlijk ook wel uitgedaagd – ik denk dat dat een doelstelling is die we allemaal voor ogen hebben – om zo efficiënt en zo rationeel mogelijk op te treden. Er is ook een koppenbesparing die we met zijn allen moeten realiseren. Toch slaagt men er in om jaar na jaar vooruitgang te boeken. Chapeau daarvoor. Het is ook zo dat het recht op onderzoek toch wel een heel specifieke expertise vereist. Er gaat wel wat complexiteit mee gepaard. Zelfs indien we geen rekening moeten houden met een koppenbesparing en integendeel extra koppen zouden mogen ‘intanken’ om vervolgens sneller geld te kunnen uitgeven in het kader van de studietoelagen, is het niet zo eenvoudig om extra personeel even kort te gaan opleiden om toch een serieuze verantwoordelijkheid ter harte te nemen, namelijk beslissen of iemand al dan niet een studietoelage krijgt. Ik denk dat het sowieso al enkele maanden zou vergen om zo'n behandelaar op te leiden.
De administratie heeft op het vlak van automatisering van de studietoelagen grote stappen vooruit gezet. Bijna 40 procent van de beslissingen die werden genomen in het huidige academiejaar, is volledig geautomatiseerd. Ook in het komende academiejaar zetten we daar nog meer op in.
We werken ook nauwer samen met de studentenvoorzieningen. Die studentenvoorzieningen kunnen ook een voorschot toekennen.
Ik spring naar de discussie over de vergelijking tussen het secundair onderwijs en het hoger onderwijs. Dat is heel duidelijk een beleidskeuze die men met z’n allen heeft gemaakt tijdens de vorige regeerperiode. Het systeem van schooltoelage naar schooltoeslag is toen herzien. Vanuit een efficiëntieperspectief is ook besloten om verschillende concepten en voorwaarden voor die nieuwe schooltoeslag af te stemmen op die van het groeipakket. Nu het tegenovergestelde gaan doen, lijkt me toch een fundamentele herziening van beleidskeuzes die zijn gemaakt. De ratio was dat, door het afstemmen op het groeipakket, er maximaal kon worden ingezet op automatisering van die beslissingen. Dat houdt in dat vanaf dan ook een ander inkomensbegrip wordt gehanteerd bij de schooltoeslag en dat bepaalde voorwaarden werden versoepeld. De automatische toekenning en de wijziging in de voorwaarden heeft trouwens geleid tot een sterke toename van het aantal schoolgaande leerlingen met schooltoeslag. Bijna de helft van alle leerlingen in het secundair onderwijs ontvangt vandaag een schooltoeslag. Bijna de helft.
Het klopt dat de studietoelagen voor het hoger onderwijs selectiever zijn. De voorwaarden zijn onveranderd gebleven en zijn daardoor wel fijnmaziger dan bij de andere onderwijsniveaus. We hebben toen ook heel duidelijk de keuze gemaakt om zo'n wijziging niet door te voeren voor de studietoelage in het hoger onderwijs. Een grondige hervorming van de studietoelage in het hoger onderwijs hebben we ook niet opgenomen in het Vlaams regeerakkoord.
Ik denk dat we nu een alsmaar performanter systeem hebben. Als ik me niet vergis, geniet ondertussen een op de vier studenten een beurs. Dat maakt ook dat we ervoor kunnen zorgen dat dit een serieuze financiële ondersteuning is. Je kunt natuurlijk twee wegen bewandelen. Ofwel zeg je dat je nog voorwaarden gaat versoepelen en drempels gaat verlagen, en als je dat doet met gesloten beurzen, zal dat ertoe leiden dat diegenen die er meer nood aan hebben, minder zullen krijgen. Het alternatief is dat je zegt dat je er extra middelen bovenop gooit. Dat is de gemakkelijkste oplossing. Het eerste scenario lijkt me alleszins niet zo wenselijk. Op het tweede scenario kunnen we allemaal hopen, maar ik weet niet of de algemene budgettaire toestand van dien aard is dat we daar enige realistische hoop op mogen vestigen.
De heer Warnez heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: ik weet zelfs niet of dat gaat over het aanwerven van extra personeel. Het gaat erover dat als er capaciteit is voor 100 over een heel jaar, er in dit geval misschien beter 120 worden ingezet tijdens de eerste twee maanden en 80 tijdens de rest van het jaar. Ik weet dat dat niet zo flexibel kan, maar in het kader van outsourcen of het tijdelijk inhuren van mensen lijkt me dat nu toch niet zo onoverkomelijk, maar goed.
U zei ook dat 85 procent vandaag een antwoord heeft gekregen. We zijn natuurlijk ook half mei, ik vind het nog altijd geen heel hoog cijfer, zeker als de ambitie die u in uw eerste antwoord gaf, 90 procent in december is.
Verder gaf u ook aan dat u nauw samenwerkt met studentenvoorzieningen, dat wij voorschotten kunnen geven, maar dat is natuurlijk ook dubbel werk. Dan zegt u eigenlijk tegen die studentenvoorzieningen dat ze moeten bekijken of die mensen een studietoelage of een voorschot op een studietoelage nodig hebben, en dan moet u het zelf als administratie ook nog een keer gaan bekijken. Dat lijkt me dubbel werk. Het lijkt me veel verstandiger om ze zelf in eerste instantie of onmiddellijk te kunnen toekennen.
Tot slot, wat de schooltoeslag betreft zijn er in de vorige regeerperiode verbeteringen gebeurd. De essentiële vraag is echter altijd: heeft men financiële steun nodig, ja of neen? Als het antwoord is dat men die nodig heeft in het secundair, dan is die ook wel nodig in het hoger onderwijs, denk ik, tenzij de financiële situatie is veranderd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.