Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
De centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) maakten op 31 maart hun jaarverslag voor 2020-2021 bekend. Daarin stonden zeer verontrustende cijfers betreffende het mentale welzijn van onze jongeren en over verontrustende opvoedingssituaties. De cijfers zijn helaas een bevestiging van de maatschappelijke tendens die al meermaals in deze commissie is aangehaald.
In het schooljaar 2021 is er een stijging te merken in de studentenpopulatie die een vraag stelt aan een CLB. Bijkomend zijn er per leerling binnen de vraaggestuurde werking meer interventies nodig. Dit laatste aantal zit al enkele jaren in stijgende lijn, wat erop wijst dat de zorgzwaarte binnen de dossiers ook blijft toenemen.
Ook uit de cijfers van de CLBch@t blijkt duidelijk dat onze jongeren zich niet goed in hun vel voelen. In de top tien van de onderwerpen waarover er gesprekken zijn gevoerd, komen ook de thema’s zelfmoordgedachten, depressie, pesten, zelfverwonding en interactie met het gezin voor.
Ook het aantal meldingen bij de CLB’s omtrent het mentaal welzijn is sterk toegenomen. Het aantal meldingen rond angstproblemen stijgt met 76,5 procent. Het aantal meldingen over stemmingsproblemen, waaronder depressieve gedachten, zelfverwonding en suïcidepogingen, stijgt met 90 procent. Het aantal meldingen over persoonlijkheidsproblemen is gestegen met 112 procent. Het aantal begeleidingen voor depressieve gedachten stijgt van 2238 naar 4361, dat voor zelfverwonding van 624 naar 1308, en dat voor suïcide van 264 naar 461. Opvallend is wel dat meisjes bij deze problematieken steeds de grootste groep uitmaken, behalve bij gedragsproblemen. Jongens externaliseren hun problemen duidelijk vaker dan meisjes.
Ook wat betreft verontrusting en problemen thuis is er een stijgende tendens. Voor het schooljaar 2021 stijgt het aantal unieke leerlingen waarvoor een opdracht in het kader van verontrusting opgenomen wordt met 28,5 procent. Daarnaast zijn er ook 50.722 interventies rond verontrusting. Voor 1253 leerlingen werd een M-document aangemaakt om een gezin aan te melden voor hulpverlening, onder andere bij een ondersteuningscentrum jeugdzorg (OCJ). Voor 115 leerlingen werd een melding gemaakt bij het parket, wat een verdubbeling is ten opzichte van het vorige schooljaar.
Dat zijn allemaal verontrustende cijfers, onder meer omdat de CLB’s in het jaarverslag ook aangeven dat de normale werking wat stilgevallen is vanwege de bijkomende werklast door de contactopsporing van de coronabesmettingen en het voorzien van testen.
Hoe reageert u, minister, op de cijfers van het jaarverslag? We weten al langer dat de coronamaatregelen een impact hebben op het mentale welzijn van de bevolking, niet het minst op dat van onze jongeren. Er zijn de voorbije jaren ook al stappen genomen om de hulpverlening te versterken, maar de cijfers die naar buiten blijven komen, tonen toch aan dat het huidige aanbod onvoldoende blijkt. Welke acties zult u in de toekomst ondernemen om de hulpverlening verder te ondersteunen?
Het aantal interventies rond verontrusting haalt opnieuw een triest record. Welke interventies ondernemen de CLB’s hieromtrent precies? In welke mate wordt er doorverwezen naar de gemandateerde voorzieningen?
Bij verontrusting is het, tot slot, belangrijk dat er snel opgetreden kan worden. Gebeurt dit voldoende? Hoe wordt hierop toegezien?
Minister Beke heeft het woord.
Corona heeft een enorme impact gehad op de kinderen en jongeren, dat blijkt opnieuw uit het jaarverslag van de CLB’s. Wat ook in het verslag staat, is het belang van samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn, en de cruciale rol van het onderwijs voor kinderen om kansrijk op te groeien.
De onderwijscontext is natuurlijk cruciaal om preventief aan de slag te gaan, snel signalen te detecteren, escalaties te vermijden en kinderen, jongeren en gezinnen laagdrempelig te bereiken.
U weet dat wij bij de start van de coronacrisis al beslist hebben om één gezin - één plan versneld uit te rollen. Dat gaat over een recurrente investering van 9 miljoen euro, een investering die vanaf 2022, als alle initiatieven hun doorstart hebben kunnen maken, ten volle zal renderen. Dat betekent een extra begeleidingscapaciteit van gemiddeld 1800 gezinnen. En u wijst er terecht op dat we intussen via het actieplan Zorgen voor Morgen – ik ga de acties hier niet meer allemaal overlopen – ook in 2021 vanuit de Vlaamse Regering, nog extra investeringen hebben gedaan, onder meer op vraag van de CLB’s, die zagen dat ze met heel ernstige casussen werden geconfronteerd. Zowel de vertrouwenscentra als de OCJ’s, alsook de sociale diensten van de jeugdrechtbanken werden versterkt. Ook vanuit de Vlaamse relance werden belangrijke opstappen gerealiseerd. Ik verwijs in dat verband graag naar de OverKophuizen.
De voorbije twee jaar hebben we ook ingezet op het opzetten van lerende netwerken Onderwijs-Welzijn. Een lerend netwerk zorgt ervoor dat scholen, CLB’s en jeugdhulppartners uit de regio vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid zorg dragen voor de kinderen en jongeren die het moeilijk hebben. Er is al heel wat mooi werk verzet, maar de noden zijn nog steeds hoog.
We zullen nu vooral kijken hoe we deze investeringen de komende jaren kunnen borgen, en welke prioriteiten we in het uitbreidingsbeleid nog kunnen leggen. Veel zal daarbij afhangen van de accenten die we zullen leggen vanuit de oefening ‘Vroeg en nabij’.
Ik wil er ook op wijzen dat collega Weyts in de aanloop van het schooljaar 2021-2022 de CLB’s gevoelig heeft versterkt, zodat ze opnieuw sterker kunnen inzetten op onder meer leerachterstand en psychosociaal welzijn. Het is immers niet zo – maar dat weet u – dat elke vraag om ondersteuning bij een CLB automatisch tot een hulpvraag bij Welzijn moet leiden. Minister Weyts heeft die investering gedaan precies omdat de CLB’s aangaven vanwege corona een aantal kernopdrachten minder ter harte te hebben kunnen nemen.
De cijfers van 2021 tonen dat de aanmeldingen vanuit de CLB’s bij de gemandateerde voorzieningen gestegen zijn. In 2021 was 28 procent van alle aanmeldingen bij het OCJ afkomstig van het CLB. Concreet ging het om 1529 meldingen tegenover 1195 in 2020. Bij de vertrouwenscentra waren er 97 aanmeldingen via de CLB’s in 2021, in 2020 waren het er nog 77.
Het grootste deel van de aanmeldingen vanuit de CLB’s wordt ook ingeschat als maatschappelijk noodzakelijk om in te grijpen. Dat betekent dat de CLB’s een goede risico-inschatting maken. Het merendeel van deze dossiers kan op niveau van het OCJ of het vertrouwenscentrum kindermishandeling (VK) worden opgenomen.
De kernopdracht van het OCJ en de VK’s is om ervoor te zorgen dat gerechtelijke stappen vermeden kunnen worden. Toch zien we dat een groter aantal van de aanmeldingen in 2021, namelijk 307 vanuit het OCJ, ook werden doorverwezen naar het Openbaar Ministerie. In 2020 waren dat er 207. Er is dus geen indicatie dat men hier zou talmen; dat zou alleszins ook niet in het belang van het kind zijn.
Ik ben er wel van overtuigd dat we nog vroeger signalen van verontrusting moeten proberen op te vangen en ook de expertise verontrusting nog sneller moeten kunnen inschakelen, waarbij we de gezinnen zelf ook veel sterker moeten responsabiliseren en tegelijk ondersteunen. Kort gezegd: we moeten het gedrag van de volwassenen veranderen om het voor de kinderen beter te maken, en dat doen we het best op een moment dat de emmer van deze gezinnen nog niet overloopt. Ook dat is een van de kerngedachten achter ‘Vroeg en nabij’.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben iemand die in debatten of een vraagstelling niet snel op de man speelt, maar wat ik ook niet wil doen is dingen verbloemen of pijnpunten niet aankaarten.
Minister, ondanks de investeringen die de Vlaamse Regering heeft gedaan – en er zijn echt wel heel veel investeringen gebeurd in de jeugdhulp – is de realiteit dat de cijfers maar niet lijken te verbeteren. Ook de engagementen die zijn genomen in het Vlaams regeerakkoord en in uw beleidsnota: de situatie lijkt te verslechteren.
Ik moet ook eerlijk zijn, er is een pandemie geweest. We moeten daar rekening mee houden want die heeft heel veel invloed gehad, maar ik heb wel het gevoel dat meer van hetzelfde, niet gaat helpen. Meer van hetzelfde gaat volgens mij ook alle wachtlijsten niet oplossen. Ik denk dat we alvast op dezelfde lijn zitten. Hoe we de invulling minder van hetzelfde zien, moet nog duidelijk worden. Ik wacht met spanning – u hebt het net aangehaald – op het plan ‘Vroeg en nabij’ en wat dat zal geven. In de beleidsnota staat ook als expliciet voornemen om de bruggen tussen Welzijn en Onderwijs te versterken. Ook hier ben ik zeer benieuwd hoe u dit gaat realiseren.
Minister, ik had nog graag een aantal vragen gesteld. Op welke manier gaat uw plan of een luik ervan volgens u een antwoord bieden op deze schrijnende situatie? Op welke manier wordt er naar het buitenland gekeken en wordt de sector geraadpleegd? Wanneer mogen we uw plan verwachten dat ook nog eens in decretaal werk wordt omgezet? Dank u wel.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Verheyen, ik moet eens navragen wanneer het precies zal gebeuren. We hebben gisteren nog met collega Weyts overleg gehad over de problematiek van de vroegtijdige schooluitval. Ik denk dat Onderwijs en Welzijn samen de zaken nog kunnen versterken.
Vroegdetectie en vroeginterventie op school in een versterkte samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn zijn natuurlijk de sleutels. Ik denk dat we het daarover eens zijn. Ik hoop dat we na de zomer de conceptnota rond kunnen krijgen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik kijk ernaar uit.
Ik wil nog zeggen dat ik weet dat het allemaal heel gecompliceerd is en dat we het van vandaag op morgen niet opgelost krijgen. Het is een verontrustende situatie, maar ik weet zelf ook dat het zeer gecompliceerd is.
Ik kijk uit naar de conceptnota. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.