Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Recent heeft Noorwegen een verbod aangekondigd op het fokken van Engelse buldogs en Cavalier King Charles-spaniëls. Deze rassen krijgen dikwijls te kampen met ernstige erfelijke gezondheidsproblemen ten gevolge van zogenaamde schoonheidsidealen die de mens het ras oplegde. Zo sukkelen spaniëls vaak met chronische hoofdpijn, oogziektes, gewrichtsproblemen en holtes in het ruggenmerg veroorzaakt door een te kleine schedel. Engelse buldogs hebben vooral problemen met hun ademhaling door hun korte snuit, maar daarnaast is het ras gevoelig voor huidaandoeningen, omgekeerde wimpers en ontwrichtingen van de knie en heup.
Ook in Nederland geldt een verbod op het kruisen van honden met te korte snuiten, omdat uiterlijke kenmerken die als ‘schattig’ of ‘mooi’ worden omschreven vaak de gezondheid van het dier schaden. De nieuwe criteria in Nederland schrijven voor dat de snuit van een hond minstens een derde van de kop moet zijn. Het fokken van klassieke mopshondjes is daar al langer stopgezet door de rasvereniging.
Vanaf 1 januari is het Vlaanderen verboden om Schotse vouwoorkatten, de gekende Scottish Fold, te kweken of te verkopen. Minister, daarvoor legde u een lijst aan met dieren die niet meer gekweekt of verkocht mogen worden omdat hun erfelijke aandoening voor te veel gezondheidsleed zorgt. Voorlopig staat de Schotse vouwoorkat als enige op deze lijst.
In de media kondigde u aan dat u nog voor de zomer naar de Vlaamse Regering zou trekken met een nieuw Fokkerijbesluit. U stelde dat heel die dierenfok nog niet zo goed geregeld is en dat een belangrijke doelstelling van dat Fokkerijbesluit is – naast de boel beter te regelen – ook de gezondheid van de raspopulaties van katten en honden te versterken en de genetische diversiteit te beschermen.
Minister, hoe evalueert u het verbod op Schotse vouwoorkatten?
Hebt u plannen om ook in Vlaanderen het verkopen en het kweken van Engelse buldogs, mopshonden en Cavalier King Charles-spaniëls te verbieden?
Zult u eventueel nog andere dieren of rassen op de verbodslijst plaatsen?
Is er contact geweest met Nederland en Noorwegen over deze maatregelen?
Vreest u niet dat bij een verbod in Vlaanderen toekomstige eigenaars zich alsnog tot het buitenland zullen wenden?
Kunt u meer toelichting geven bij het nieuwe Fokkerijbesluit? Wat is de timing en de inhoud hiervan?
Minister Weyts heeft het woord.
De huidige regelgeving stelt dat enkel de rassen met erfelijke aandoeningen die een negatief effect hebben op het welzijn van de dieren en die niet verholpen kunnen worden via oordeelkundige paringscombinaties tussen twee ouderdieren binnen de raspopulatie, verboden kunnen worden. Deze bewoording is wat ingewikkeld, weet ik, maar ze is wel heel bewust gekozen. Ze is tot stand gekomen na een grondig debat met de experten, met dierenartsen en met fokkers.
Er zijn wel wat erfelijke aandoeningen: heupdysplasie, hartaandoeningen, oogproblemen, syringomyelie – dat is een holtevorming in het ruggenmerg –, ademhalingsproblemen ingevolge kortsnuitigheid, enzovoort. Dat zijn allemaal aandoeningen bij hond en kat die via verantwoorde paringscombinaties verholpen kunnen worden.
Eenvoudig gezegd: mogelijk kun je dat eruit fokken door goede combinaties te maken.
De rassen die u opsomt, liggen momenteel in het buitenland onder vuur vanwege erfelijke aandoeningen, maar dat zijn zeker niet de enige rassen waar voornoemde problemen voorkomen. Denk maar aan heupdysplasie, die bij de meeste populaire grotere rassen voorkomt en die een meerderheid vormt van de rechtszaken die puppykopers aanspannen tegen de fokkers bij wie ze die hond hebben aangekocht. Syringomyelie, oftewel holtevorming in het ruggenmerg, komt intussen tien keer meer voor bij chihuahua’s dan bij de Cavalier King Charles-spaniels.
Als we alle rassen met erfelijke aandoeningen op de verbodslijst willen plaatsen, dan blijven er wellicht geen rassen meer over. Om die reden is de keuze voor een kweekverbod van rassen niet de aangewezen keuze.
Meer nog, we zien in Nederland dat rassen zoals de mopshond, waarmee niet meer onderling mag worden gefokt vanwege zijn korte snuit, worden gekruist met andere rassen, in de hoop in het geval van de mops een langere snuit te verkrijgen. Niemand kan voorspellen met welke aandoeningen deze nieuwe combinaties te maken zullen hebben. Misschien kan er een aandoening die bij beide rassen momenteel recessief, zeg maar sluimerend aanwezig is, plots wel zichtbaar worden.
Gesteund op een advies van wetenschappelijke experts en de fokkers kiezen we dus niet voor een verbod, tenzij, zoals bij de Scottish Fold, het probleem niet door een doordacht fokbeleid kan worden uitgeschakeld. We kiezen wel voor het formuleren van een fokbeleid per ras om de gezondheid en het welzijn te verbeteren.
Het is een probleem dat in vele landen wordt onderkend en waar een grote variatie bestaat in aanpak. Dierenwelzijn Vlaanderen heeft hierover recentelijk nog overleg gehad binnen de Vughtgroep.
Uw vrees dat er bij een verbod voor een bepaald ras in het buitenland geshopt zou kunnen worden om alsnog een hondje van een verboden ras aan te schaffen, is terecht en een reden temeer om voor een andere aanpak te gaan.
In Vlaanderen hebben we gekozen voor een duurzame en wetenschappelijk gebaseerde oplossing, die zich vooral situeert op de lange termijn. Ik heb aan het begin van deze legislatuur de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn opdracht gegeven om een wetenschappelijk onderbouwd fokkerijbeleid uit te werken en mij hierover te adviseren. Tussen haakjes: ik ben maar sinds kort bevoegd voor de fokkerij. Voorheen zat dit onder Landbouw.
Er werd vervolgens een wetenschappelijke expertengroep opgericht, voorgezeten door de vicevoorzitter van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn, wiens specialisatie de dierlijke genetica is. Daar zijn onder andere dierenartsen, fokkerijkenners, hondengedragsdeskundigen, een etholoog, experts wetenschappelijke dierengenetica en mijn eigen afdeling Dierenwelzijn in vertegenwoordigd.
Gelet op de omvang, de mate van vereiste expertise en het belang van deze opdracht, hebben we die uitbesteed aan een universitaire dienst. Er werd een consortium van twee universiteiten, namelijk KU Leuven en UGent, aangeduid door middel van een openbare aanbesteding.
Het wetenschappelijk project heeft als doel te werken aan een alomvattend fokkerijprogramma voor alle honden en katten in Vlaanderen. Dat is verschrikkelijk ambitieus en het heeft als doelstelling om op lange termijn de problemen die worden gemeld, die erfelijke aandoeningen uit te fokken. Het is een omvangrijke opdracht. Het project wordt begeleid door een stuurgroep, en de ambitie is om een databank te ontwikkelen die model kan zijn voor een fokkerijbeleid, ook buiten Vlaanderen, en een portaalsite die toegankelijk is voor fokkers, dierenartsen, verenigingen en het grote publiek.
Het gaat over een internationale handel, dus proberen we op lange termijn te denken. We starten in Vlaanderen, maar we hebben natuurlijk ook de ambitie om, als we slagen in ons opzet, dit in de eerste plaats te delen met de buurlanden en misschien ook op Europees niveau.
Fokkerij gaat in essentie over het centraal verzamelen, verwerken en certificeren van diergegevens en het volgen van fokmethoden om tot nakomelingen te komen met welbepaalde kenmerken. Fokkerij is, ook in andere diersoorten, een goed functionerende aanpak om populaties te verbeteren. Ook voor honden en katten is fokkerij een geschikte aanpak om de genetische diversiteit binnen bepaalde populaties te verhogen en om pups en kittens voort te brengen die niet lijden aan erfelijke aandoeningen.
Het fokkerijprogramma, waarvan binnenkort een eerste versie aan de stuurgroep van het project zal worden voorgesteld, werkt op basis van wetenschappelijk verantwoorde combinaties en het vergroten van de genetische diversiteit om de erfelijke aandoeningen terug te dringen. Het programma is bedoeld voor alle honden en katten in Vlaanderen, dus ook voor die zonder stamboom.
Het eindresultaat zal een geboortecertificaat zijn, dat de koper duidelijk zal aantonen welke inspanningen de fokker heeft gedaan om te fokken met een wetenschappelijk verantwoorde combinatie van ouderdieren. De erkende fokkerijverenigingen zullen hierin een zeer belangrijke rol spelen. Op die manier wil Vlaanderen het voortouw nemen om honden en katten op een wetenschappelijk verantwoorde manier te fokken, en niet zomaar lukraak bepaalde rassen verbieden.
Het nieuwe Fokkerijbesluit is in de maak en zou het kader moeten bieden voor die wetenschappelijke aanpak van de fokkerij. Het zal dus moeten zorgen voor het verzamelen van de genetische gegevens van de fokdieren, het opleggen en bijhouden van genetische testen die verschillend zullen zijn voor de verschillende rassen en uiteindelijk voor het certifiëren van de verkregen resultaten. Gelet op de complexiteit van die oefening met een heel hoog ambitieniveau, gebeurt de opstelling met zorgvuldigheid en veel overleg, maar ik vertrouw erop het Fokkerijbesluit nog dit jaar te kunnen publiceren.
De wetenschappelijke oefening is natuurlijk van langere adem, maar sinds ik die bevoegdheid heb gekregen, is het tijd om daar gedegen werk van te maken. Ik hoop dat we ook op dat vlak een voortrekkersrol zullen kunnen spelen op Europees niveau.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, het is heel duidelijk dat u alvast veel ambitie hebt op dit vlak en dat Vlaanderen hier ook het voortouw wil nemen. U kiest duidelijk niet voor een verbodsbeleid, heb ik goed onthouden, maar wel voor het formuleren van een fokbeleid per ras met de focus op gezondheid en welzijn van het dier. Het is duidelijk dat de oplossingen voor deze problematiek niet in een mooi pakketje klaarliggen. Verschillende landen zijn bezig daarop verder te werken. Er is ook geen voorbeeld ter beschikking dat we in Vlaanderen kunnen gebruiken.
Zoals u zelf aangaf, gaat u in overleg met de Vughtgroep in het buitenland om na te gaan hoe we het welzijn van de dieren en het fokkerijbeleid kunnen verbeteren. Dat is ook nodig.
Minister, wat ik ook heb onthouden, is dat u kiest voor een duurzame en wetenschappelijke oplossing. U kiest niet voor een kortetermijnvisie, wel voor een langetermijnvisie, en dat is ook nodig.
U zei dat er een wetenschappelijke werkgroep werd opgericht. Ook in uw beleids- en begrotingstoelichting stelde u dat de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn een advies heeft uitgebracht om een wetenschappelijk onderbouwd fokkerijbeleid te bekijken.
Op grond daarvan werd dat consortium van twee universiteiten, KU Leuven en UGent, aangeduid door middel van een openbare aanbesteding. Het wetenschappelijk project heeft als doel te werken aan het fokkerijprogramma voor alle honden en katten in Vlaanderen. Hoelang duurt dit onderzoeksproject, die samenwerking tussen KU Leuven en UGent? Hoe verloopt de samenwerking tussen die twee entiteiten, en met de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn? Zullen ze eventueel nog andere projecten nader onderzoeken of iets doen in het kader van die samenwerking?
De ambitie van heel dit programma is om een databank te ontwikkelen die een model kan zijn voor het fokkerijbeleid buiten Vlaanderen, en een portaalsite die toegankelijk is voor fokkers, dierenartsen, verenigingen en het grote publiek. Wat is daarvan de stand van zaken? Kunt u al een timing geven van hoe dit verder zal worden uitgewerkt?
Minister Weyts heeft het woord.
Dat is inderdaad een werk van lange adem. De opdracht die we hebben gegeven aan het consortium, de samenwerking tussen KU Leuven en UGent, loopt van 2021 tot 2025, de maand weet ik niet exact. Dat is inderdaad een lange termijn, maar dat is omdat het ambitieniveau zo hoog ligt. We willen ervoor zorgen dat we alle honden en katten, dus alle rassen, daarin zouden kunnen vatten. Dat is dus een werk van zeer lange adem. Het in de markt zetten van de studieopdracht heeft ook wel wat gevergd. We gaan proberen te werken met tussenstappen, maar daarover heeft het consortium zich nog niet uitgesproken.
Ik zou graag hebben dat we tussentijdse informatie kunnen meegeven, ook al is die onvolledig – die disclaimer zullen we dan wel toevoegen –, ook al is de databank niet volledig, ten aanzien van meer populaire rassen via de databank die publiek toegankelijk is. Dat is alleszins mijn ambitie, maar ik weet niet of die beantwoordt aan wetenschappelijke inzichten. Dat moet ik nog aftoetsen.
Men heeft in de offerte wel een heel stappenplan uitgewerkt met een flowchart, met als eerste werkpakket een inventarisatie van de beschikbare gegevens over alle aspecten die met de fokkerij van honden en katten te maken hebben. Daarbij heeft men drie belangrijke domeinen voor ogen. Het oplijsten van informatie die de basis moet vormen voor de centrale databank en het fokbeleid, erfelijke afwijkingen per ras en tests en onderzoeken daaraan gekoppeld om die te inventariseren, het inventariseren van alle onderdelen op tentoonstellingen en competities die aanleiding kunnen geven tot het verkleinen van de genetische diversiteit van de rassen, het verhogen van de inteelt, het fokken van ongewenste eigenschappen, het fokken van dieren met erfelijke aandoeningen of die in strijd zijn met dierenwelzijn.
Een tweede werkpakket gaat over het verwerven van data, afstammingsinformatie en genotyperingsinformatie. Een derde werkpakket gaat over de analyse van de gegevens verzameld in de twee vorige pakketten, en dat moet leiden tot het nemen van beslissingen inzake verantwoord fokken. Hier ligt de focus specifiek op het fokkerijbeleid per ras, de analyse van een centrale databank en een portaalsite. Een vierde werkpakket ten slotte voorziet in de overgang of de vertaling naar de praktijk, het communiceren van gestandaardiseerde lijsten naar de verenigingen – die zijn heel groot in aantal –, de fokkerij gericht op het vermijden van erfelijke afwijkingen en het uitwerken van regels en criteria waaraan verenigingen moeten voldoen, en het uitwerken van een erkenningsprocedure.
Het is een omvattend werk om al die verenigingen bij onze werkzaamheden te betrekken, en er ook voor te zorgen dat ze zich daarnaar zullen gedragen en schikken.
Een vijfde werkpakket gaat over de ontwikkeling van de online databaseapplicatie.
Dat zijn de vijf werkpakketten die consecutief lopen, maar ik hoop dat we tussentijds of vervroegd al kunnen starten met een databank met publiek toegankelijke informatie, maar daarover moet ik nog dialogeren met de betrokkenen. Daar moeten we nog een slag om de arm houden.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik hoor dat er nog heel wat werk op de plank ligt en dat er nog heel wat stappen moeten worden gezet om tot een finaal besluit te komen. Ook de databanken moeten verder worden uitgewerkt. Ik kijk alvast uit naar de uitwerking en naar het besluit, dat hopelijk dit jaar kan worden voorgelegd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.